VOOR DE JEUGD
LEIDSCH DAGBLAD
No. 51.
Zaterdag 27 December
Anno 1924
Nan in Schotland.
4)
Wat Reintje al zoo hoordo, en
wat hij daarna deed.
Naar het Engelsch van M. MACKNESS.
Vrjj bewerkt door C. H.
Vervolg van Hoofdstuk IV.
De kinderen klauterden aan wal en maak
ten de boot aan een treurwilg vast. Vol ver
langen keken zij rond.
„Wat zullen we eerst ontdekken?" vroeg
Christoffel aan Columbus op een toon voi
ingehouden vreugde.
„Eerst moeten we een plaats zoeken om
te kampeeren," antwoordde Columbus da
delijk „Dat is altijd het eerste, dat ontdek
kers doen we moeten beginnen met eten
en slapen en daarna ontdekken."
De beide „ontdekkers" liepen moedig
waar zij hun kamp konden opslaan.
Het eiland was weelderig begroeid met
boomen en struiken en erg moerassig, het
geen Lizzy angstig om zich heen deed kij
ken, terwijl zij zich een" weg baande
I door het riet.
ziet ér hier wel naar kikvorschen
uit, vindt je ook niet, Nan?" vroeg zij ze
nuwachtig. Lizzy had een afschuw van
kikvorschèn enpadden en zou liever een
kwartier omloopen, dan er één tegen te
komen. „O, wat was dat?" gilde zij, terwijl
er iets'vlak naast haar in het riet sprong
Ikgeloof niet, dat het iets was,' zei
Nan moedig. ,,Maar we moeten toch die-
per-in gaan voor voor de krokodillen",
zei zij levendig, want 't zou natuurlijk niet
staan voor een Christoffel Columbus, als
hij uit vrees voor kikvorschen op de vlucht
gedreven' werd.
Zij baanden zich een weg door het kreu
pelhout en probeerden dieper -in het eiland
door te dringen. Over het algemeen stelde
Ihef „ontdekken" hen echter te leur
De ,^kust" van het Vlucht-Eiland waa
niets ander6 dan een heel vuil moeras en
het „binnenland", dat een aantrekkelijk
bosch Had geleken, bleek een wildernis te
zijn, waarin zij niet eens rechtop konden
staan. Toch vonden zij eindelijk- een plek
bi; een half verganen boom, waar zij ten
minste konden gaan zitten. Hier maakten
de ontdekkers hun knapzakken open co
verorberden'zij hun maal, dat bestend uit
wilde druiven en ge.droogd vléesch,, d.w.z
uit rozijnen en koekjes. Ook atqn zij stukken
gedroogde kangeroe en granaatappels, het
geen voor hen, die geen ontdekkers' waren,
heel veel lijkehis had met chocolade en
sinaasappels.
Ik vind, dat we nu met ontdekken moes
ten beginnen," zei Nan, terwijl, zij het
laatste'stukje "gedroogde kangoeroe in haar
mond stak, ,,en de plaats vaststellen, waar
we-onze hut zullen bouwen. Misschien' zijl)
er wel wilde boesten en zou het dus raad
zaam zijn het terrein te verkeönen."
De knapzakken werden weer omgehan
gen en.de ontdekkers kwamen met stijve
kuiten en bedekt met dennennaalden, uit
hun kamp te voorschijn en begonnen het
geheele eiland af te zoeken.
„Het ontdekken is niet zoo .interessant
als het vanuit de boot scheen, vindt je
wel?" zei Lizzy, zich een weg baned door
een doornige haag van wilde rozen. Er
is niet eens een goede plaat-s om een hut
bouwen of behoorlijk te spélen eerst
zouden al die akelige, prikkelende takkeD
afgesneden en het gras gemaaid moeten
worden."
Nan bleef staan, om haar kous van een
b^aamtak los te maken.
j,Kijk, hier zijn we weer bij de wilgen!"
riep zij verbaasd uit, toen zij door het
kreupelhout gedrongen waren, waar zij
geland waren en bij de wilgen en bet moe
ras kwamen,waar zij geland waren.
„Ik zit vol akelige klissen1" riep Lizzv
boos, terwijl zij treurig naar haar vuile
jurk en geschcurden mantel keek Maar
Nan hóórde haar niet, want zij staarde
met open mond naar de plek, waarbij de
boot hadden achtergelaten.
„O, Lizzy!" riep zij verschrikt, „waar
is de boot gebleven
De^kinderen staarden wanhopig naar de
groep wilgen, waaraan zii hun boot vast
gelegd hadden Hét bleek maar al te dui-
deliik. dat het vaartuig verdwenen wa?.
hoewel het touw. waarmee zii het aan den
diksten boom gebonden hadden, nog even
stijf ^daaromheen zat als zij het va6tge-
knoont hadden
..O. Nan. waar re de boot zijn?" sta-
mfldc Lizzy, eindeliik.
"pe beide meisies naderden langzaam het
meer en Nan bukt oyer den oever heen
en keek in het water
..Ik zie d<» boot. Lizzy!" riep zii plotse
ling uit ..Zij is heelemaal gezonken en
ligt in den modder kok!"
„O. wat zullen we doen jammerde
Lizzv We kunnen nooit meer thuisko
men1"
..We hebben de boot niet goed génóee
gemaakt." *zei Nan eeheel uit het veld ge-
geslagpn Zii heeft al dien tiid water door
gelaten en terwn] wii bezig waren met
kaïDDeeren en verl-ennen. is zii vol water
geloopen en gezonken
De beide moedige ..ontdekkers" keken
elkaar wanhonend aan Dit was nu werfec-
liik een avontuur On de kust van -een verT
laten eiland geworpen, niemand, die wist,
waar ze waren, theetiid reeds lang voorbij
en de zon al achter de boomtoppen dit
alles was te veel zelfs voor een dapperen
ontdekker als Christoffel Columbus om
zonder tranen onder de oogen gezien tc
wórden.
De kinderen zaten op den bcmosten
oever en keken naar de gezonken boot.
„Zouden wé haar niet aan wal' kunnen
trékken?" vroeg Lize somber ..Als wij
samen eens zoo hard mogelijk trókken,
zouden we haar dan niet uit de modder
kunnen halen V'
Nan schudde haar krullebo). ,,Dat zóu
niet geven Er is een groot gat in dé boot
en we hebben gpen gereedschap om het te
malven;." zei zij.
Lizzy keek droomerig naar het heldere.
knhbp|ppde water, waarover de laatste
zonnestralen een rooden gloed wierpen.
..Zouden wii er doorheen kunnen baden.
Nan vrper? zii langzaam. ..Het .water
ziét er niet diep uit."
Nan keek weifelend. „Tk geloof niet,- dat
het veilig is." zei zij. ..TVnlc eens aan de
modder poehen Nan rilde alleen
reeds bij de gedachte We zouden er
misschien nooit weer uitkomen
„Maar wat zullen we dan doen jam
merde Lizzy luid bij de gedachte aan den
ereeselijken toestand, waarin zij verkeer
den.
,,We zullen wel iets bedenken, Lizzy,-
verlies den moed maar niet," zei Nan, ter
wijl zij haar arm om den hals vah haar
vriendinnetje slóeg. „Ik ik weet zek'et
dat er iets gebeuren zal. Het het is
nogal grappig, vin-je niet Een zwakke
glimlach gleed over Christoffel's gezicht.
„Laten we ons verbeelden, dat we hier deti
geheelen nacht moeten blijven en naar een
plekje uitzien om te kampeeren, alleen
maar verbeelden, zie je, want er zal na
tuurlijk wel redding komen."
„Maar als er eens geen redding komt?"
vroeg Christoffel.
„Ja, dan zullen we in de toppëD van de
boomen moeten blimmeD en zoo hard mo
gelijk roepen."
„O, wat koud om een heelen nacht in
een boom te zittenzei Lizzy rillend.
Maar Nan gaf het nog zoo spoedig niót
op ..We zullen eerst beelemaal om het
eiland heen loopen," zei zij blijmoedig. ..en
zien, wat er aan den anderen bant is Mis
schien is er nog een tweede boot of is het
water ergens ondiep genoeg om er door
heen te waden. Waarom zouden we geen
groote steenen kuffnen zoeken en van den
één op den ander springen
Lizzy begon den toestand wat minder
donker in te zien trachtte haar angst te
overwinnen en Nan's plannen te declen.
Met een laatsten blik on de onbruikbare
boot. gaven de meisjes elkaar een arm en
zij waren juist op het punt het eiland om te
loopen. toen zö plotseling stemmen dicht
bij hoorden. Zii bleven verschrikt staan
en hielden elkaar stijf vast. De stemmen
werden dnideluker en zij hoorden gekraak
in de struiken. Zii wisten niet wat tc doen:
roepen of zich verstoppen.
(Slot volgt).
Muisstil zat kleine Reintje in het kreu
pelhout. daéx kon hü duidelijk ieder woord
verstaan, dat oom Beer en neef Wolf met
elkander spraken.
„Nu is mijn; geduld ten 'einde," begon
oom Beer. „Moeten we ons nóg langer
door dien sch^vpit laten beetDemcn Is 't,
niet meer dan erg, hoe hij ons beiden heeft
behandeld? Is het niet schandelijk mij zoo
te foppen met die- teerton? En hoe was
het met jouw afgeloopen, als ik niet toe
vallig hier langs was gekomen Dan was
je dood, neef Wolf. goo dood al een rpierV'
y,Ja, oom Beer. 't alles waar, wat u daar
zegt," zei neef Wolf. „En daarom is 't ook
maar het beste, dat, zoodra Reintje in
onze pooten valt, we hem onmiddellijk
doóden."
Natuurlijk moeten we hem dooden,"
brulde oom Beer.
„Of denk je soms, dat ik van plan ben
nog eens door. hem gefopt te worden?
Maar het moeilijkste is. hoe hem tc pakken'
te krijgen. Hij is zoo heel slim. 't Is alsof
hij het ruikt, dab men op hem loert. Wist
ik maar iets, waardoor ik hem uit zijn hol
kon krijgen. Want daar zit hij nu in, da*
'begrijp je, neefje."