AANBREIEN „De Bonneterie", Breestr. 128. DE ZIEKE FRANC. Begrafenis-Onderneming KEERËWEER L0NDENSCHE BRIEVEN. van Kousen en Sokken MIJN REIS BOOR CANADA (Van onzen Parijsclir-o Correspondent). (Nadruk verboden). Parijs, 7 December. Heel wat narigheid zou uit de wereld zijn ale de landen van West- en Midden-Europa (en met name Frankrijk) het weer -zoover konden brengen dat de wisselkoers van hun geld geen noemenswaardige fluctuaties meer onderging. In Frankrijk is m«n daarop al sends lang aan het etudeeren, en vooral sinds de za lenman Herriot het roer in handen kreeg, zint men ernstig op maatregelen om den frames te stabiliseeren. Op het eerste gezicht schijnt bet zoo iets als zoeken naar den steen der wijzen te zijn. Men heeft getraöht (bet middel was van Poincaré) den koers op peil te houden met beihulp van een „pak"( dollars, waarvan men er op de markt gooien kon wanneer de franc daalde en die men dan kon terugkoopen ais hij al te sterk steag. Eén keer hikte het prachtig, do baisse- spekulanten in francs zullen zdch nog lan gen tijd de les heugen. Doch ai epoedig moest men bemerken dat zelfs de Framsobe Staat rich verarmt, als bij voortdurend op de beur» koopen en verkoopen wil. Boven dien, zooais het gaat met alle geneesmid delen, waartoe men vaak zijn toevlucht neemt, bet middel verloor aan kracht. Het bad dén eerateD keer gewerkt voornamelijk door suggesties en paniek. Om in de arbi trage uitwerking te hebben zou men moeten beachikken niet alleen over een paar mdl- Hand dollar. maar ook over een handjevol ponden, guldens en peseta's. En dan nog zouden de beursmenschen en de speculan ten weten, dat straks de op de markt ge gooide niet-Franeohe speciën weer tegen francjes zouden worden teruggekocht, zoo dat da francs dan immers toch weer tot bet ïude niveau zou moeten terugvallen. Thans zoeken wij in Frankrijk het mid del dan ook weer in een andere richting. Vooral het dagblad L'Oeuvre heeft zich daarvoor gespannen, en uit zijn enquête hadden wij reeds opgemaakt niet alleen dat d« oplossing gevonden was, maar zelfs dat lij zoo eenvoudig was, als het ei van Co lumbus. „Stel sileen maar den gouden muntstan- daard weer Inl" zoo predikten de geleer den. „Het heele geheim bestaat hierin: een goudstuk te maken, dat niet alleen nomi- xoaal, doch ook aan goud-inhoud tien of twintig franca op gestempeld staat), en dat in omloop te brengen. Dan is de truc ge speeld! Geen sterveling kan dan de waarde van den francs veranderen, tenzij de waar de van het goud zelf verandert. Over de heele wereld zullen twintig francs de waar de hebben van, den prijs kosten van twin tig francs goudl Het leek mooi, doch helaas blijkt ook dit middel niet te verwezenlijken. De eerste moeilijkheid bleek deze: men moest over genoeg goud beschikken. En goud is nu juist oen van de dingen waarvan Frankrijk niet veel heeft. Wel zou er, ging men tot den maatregel over, nog heel wat goud voor den dag komen dat zich thans nog niet-patriot- lisch doch wijselijk, schuw verborgen houdt in wollen sokken of aarden potten (want de bezitters van dat goud zouden hun rijkdom dan in eens verdrievoudigd zien) doch liet is wel zeker, dat men alles bij elkaar iocli nog niet genoeg zou hebben om zooveel van de nieuwe twintig francsstukjes aan te mun ten dat dit den zieken franc voldoende steun in den rug geven zou. In maar weinig landen is de munt-cireu- lafle geheel door goud-reserve gedekt. Dat hoeft ook niet, zoolang men vertrouwen heeft in het crediet van het land. Als ieder een, die een papieren of zilveren gulden, een bankbiljet of een staats-papier heeft, dat zou willen inwisselen voor gouden tien tjes, zou men ook in normale lijden en in een lend meit wat man r.oemt gezonde goud- politiek, handen en tientjes tekort komen. In normale tijden doet echter alleen een en kele maniak hei nu en dan en de papieren guldien blijkt op gnvdwaarde, omdat ieder een weet dat men hem elk oogenblik kan omwisselen en het juist daarom niet doet, doch vertrouwen beeft. Volkomen gezond is deze toestand natuurlijk niet, doch zij is in overeenstemming met de moderne zaken- opvatting. Elke bank, elke handels onder neming van beteckenis leeft bij de gratie van verkeer. Houdt dat crediet, dat vertrou wen op, dan komt de krach. Het eene noodige is dus dal vertrouwen, en dat ontbreekt in hebgeva! van.Frankrijk. Wel 'heeft vrijwel de gebeele wereld ver trouwen in de economische toekomst van dat land, en ook zijn rijkdom, arbeids kracht en productievermogen laat men cm- bètwisl. Doch over de finaneieele toekoirtst kan men zich geen positieve denkbeelden vormen, omdat eigenlijk niemand een hel der inzicht heelt hoever .-Frankrijk in de schulden zit. Ik behoef in dit verband slechte te herinneren aan de kwestie der ontzagifjke ooglogschulden (30 milliard goud franc liefst) welke liet in Engeland en Ame rika heeft. Niemand weel tg zeggen in wel ken' geest deze kwestie geregeld .zal wor den Het is mogelijk dat Frankrijk niels ca deau zal krijgen, het geld of althans de rente er van, untill the bitter end" zal moeten betalen. liet is evenzeer mogelijk dat er dank zij een o! ander politiek, di ploma lick ot économisch ruil-object een schikking zal komen waardoor de schuld in haar geheel wordt uilgewischt. En tusschen deze beide uitersten liggen nog tal van nuances. Eik oogenblik zien wij in de pers een proef-ballonnetje opduiken. De situatie verontrust de gemoederen in Frankrijk zeer. zoolang er op dit punt geen zekerheid is liever de ergste zekerheid dan deze onzeker heid] roepen alle verstandige lieden zoo lang gevoelt men zich k la merci van Enge land en Amerika. Telkens wanneer Enger tand reden heeft of meent te hebben om ontstemd te zijn, telkens wanneer het „change de gouvernement", komt het met die schuldvordering voor den dag. Het is als Sen zwaard van Damokles. Dat is de voornaamste reden er zijn ook andere, maar om deze aan te gevn zou te zeer moeten afdalen in technisch nnancieele details waarom de wereld en zelfs de Franschen zieir eén oordeel voor behouden over de waarde van den franc in nabije ol meer verwijderde toekomst. En daarom zou Frankrijk, wilde hel do munt- pariteit geheel redressecrem, het eenrge land van Europa moeten zijn waar al hel grid in omloop, alle vorderingen op den Staat ol op cte Banque de France tot de Jaalsto cen time met goud zouden zijn gedekt Dit ideaal, dat als gezegd tegenwoordig niet eens een particuliere onderneming verwe zenlijkt en dat zelfs door de voorspoedigste landen reeds lang opgegeven is, zou zeker in het aan goud zoo arme Frankrijk niet te bereiken zijn. Dus zou het aanmunten van een goudstuk met de werkelijke waarde van 10 of 20 frs. aan goud alleen dit tengevolge hebben; allereerst een rush om deze goud stukjes te bemachtigen en aan de circulatie te onttrekken en vervolgens een nieuwe da ling ter waarde van de papieren franc te genover het goudgeld. Juist het omgekeerde dus van hetgeen men hoopte te bereiken. Op zichzelf is dit al voldoende reden om niet over te gaan tot de gevaarlijke proef neming, waardoor bovendien het weinige goud waarover de Staat nog beschikt, ook a! weer den weg naar de particuliere kous of spaarpot zou nemen. Ten overvloede zijn er nog andere rede nen. De houders van staatsfondsen, bons du trésor, bons de la défense nationale, enz., enz. zouden met één slag bun hoop zien vervliegen om dit geldpapier nog eens tot de nominale waarde te zien terugkeeren. Zwaar weegt dit argument niet, want wie eventjes nuchter nadenkt eD tant soit peu op de hoogte is van de feitein begrijpt dat déze hoop praotisch niet méér waard is don een luchtkasteel. Vergelijk slechts deze twee cijfers: het gezamenlijk inkomen van alle Franschen bij elkaar bedroeg vóór den oor log 30 milliard francs, en de noodzakelijke uitgaven van dein Franschen Staat bedra gen over 1925 volgens de begrooting (waar op ai besnoeid is tot het uiterste) 33 mil liard francs. Wanneer de franken weer hun waarde kregen van vó5r den oorlog, zouden dus alle Franschen hun geheele inkomen moeten als aan ais directe belastingen en nog zou de Staat dan zijn verplichtingen niet kunnen nakomen. Ge ziet van hier den absurden toeslandl Salarissen aan de rijks ambtenaren, officieren, enz., enz., zouden eenvoudigheidshalve maar niet eens wor den uitbetaald en niemand zou een cent overhouden om zich te klnoden of te voedenl Gelukkig zijn de 33 milliard van thana niet méér dan 10 milliard van vóór den oorlog, hetgeen toch al een aardig bedrag is, vergo kken met het cijfer van het totaal inkomen, dat door het groot aantal mannen dat Frankrijk in den oorlog verloren heeft (aan dooden en geheel verminkten) niet naar ver houding is toegenomen. Hoop dat de franc ooit weer tot zijn vóór- oorlogsche waarde zal terugkeeren jian er dus niet bestaan. Integendeel ieder welden kend Franschman moet den Hemel bidden dat dit niet zal geschieden. Stel u voor dat alien die geld geleend hebben of geld schul dig zijn, het gewicht van hun schuld zagen toenemen lot drie viermaal zoo zwaar!. We behoeven met zulk een dwaze hoop geen rekening te houden, en zij zou de regeering niot beletten den franc ook oflic'ieel en no minaal.ie devaloriseercn. Ook aan de waar- de-vormindering der vorderingen van bui- tenlandsclie schuldeischcrs zou men zioh desnoods weinig kunnen laten gelegen lig gen. DochFrankrijk heeft 60 milliard Vlottende schuld aan Fransche burgers, waarvan hei grootste deel remboursabel op korten termijn. Stel u voor, dat al deze cre diteuren hun vorderingen kwamen presen- iceren in rail voor goudl Het nieuwe Fran sche geid zou al heel spoedig weer in dis- crediet zijn. De voorstanders van terugkeer tot de goudparitei! in Frankrijk halen maar al te graag het voorbeeld van Duilschland, Oos tenrijk en Hongarije aan. Zij vergeten daar bij echter, dat al deze landen, alvorens het gouden geld weer in le stellen, begonnen zijn met hun binnenlandsche schuld te sup- primeeren met behulp van eein buitenspo rige inflatie, en dat hetzij te Londen dan wel te G-cnève het bedrag van hun bui- tenlandsche schuld eens en voorgoed is vastgesteld. Schacht, de schepper van de rentenmark heeft gezegd: „De eerste condi tie voor hel succes van de rentenmark was hel complete bankroet van ons papier-getó" Zoover zijn wij in Frankrijk gelukkig nog niet. Hot uur van den terugkeer tot den franc-or te dekroteeren zal niischien eenmaal slaan. Vóór alles moet men de financiën, van het land duidelijk kunnen overzien. Het zou uiterst gevaarlijk zijn zich te overhaasten en te vroeg een besluit te nemen, waarop men later weer zou moeten terugkómen (en" ten kostt van welke teleurstellingen 1). Men denke cons aan liet voorbeeld van Zweden, dat, na den gouden standaard te hebben in gevoerd, opnieuw zijn toevlucht heeft moe ten nemen tot een ander geneesmiddel, erger dan .de kwaal: den gedwongen koers. Er is voor dergelijke expediënten een psychologisch oogenblik. Men moet even min te vroeg er foe overgaan al3 het laten voorbijgaan. Of het mogelijk zal zijn, de koorte van den franc langs anderen dan na tuurlijken weg te bestrijden, ik waag het te betwijfelen. In elk geval is liet niet vol doende den gouden franc in te voeren. En ook wanneer men op een of andere manier een stabilisatie zou bereiken, zou den wij daardoor nóg niet eens een einde aan al onze narigheid z|en. Ja, het is waar schijnlijk, dat zij zou vergezeld gaan van een algemeene prijsverhooging, een stijging der levensduurte tot een punt als nog niet werd bereikt. Maarca c'esl une autre histoirei LEO FAUST. RECLAME. CREMATIE, AUTO-TRANSPORT OPGERICHT 1871 AALMARKT 16 TELEF. 861 7797 (Van onzen Londenschcn Correspondent). Londen, 0 December 1924. Een volk en zijn bezigheden. Een brief van getallen. Van cijfers ie bekend, dat ze droog zijn en dat men ermee kan"goochelen. Statistiek ia wonderlijk in haar helderheid, haar waar heid en haar bedriegelijkheid. Zo bewijst alles en niets. Wanneer ge cijfers aanhaalt om een stelling te bewijzen, zal uw tegen stander die ook kan goochelen, dezelfde* cij fers op zijn eigen wijs groepeeren om üe ledigheid en nietswaardigheid van uw stel- lixfg te bewijzen. Het is misschien deze gril ligheid en onzekerheid van cijfers, die som mige menschen zóó aantrekt, dat zij zich met iets van lyrische vervoering op de sta tistiek werpen. Van die menschen, uit wre de beroepsstatistaci naar ik moet aan nemen worden gierecruteerd, moeten wij het hebben. Zij en zij alleen zijn hot die de zuivere rede in de cijfertaal hebben loeren bedwingen. Zij rijn de mannen van den exacten geest, die ook de geringste in vloeden en factoren, di^ op de hoegroot- beid van. het getal invloed hebben uitge oefend, weten te peilen, te wegen en uit te drukken in cijfers. Zij zijn de opzichters in het labyrinth der statistiek, de men schen, die nooit aarzelen bij een spiegel of bij een blind hoekje maar den weg weten sonder verwijl naar den kern of, als de omstandigheden het vragen, naar den uitgang. Zij diepen uit het moeras van cij fers de lichtende, opgelegeexde waarheid voor u op. Een statisticus is volgens mijn mening dat moet al reeds zijn gebleken niet een droog en emotieloos man. Geest drift en liefde moeten in zijn gemoed onuit puttelijk zijn Krachtiger nog dan de oude Grieksche rekenmeesters, die rekensommen opgaven in den vorm van veelvootigo ver zen, moet hij do poëzie van het getal voe len. En hoe groot moet zijn voldoening zijn, wanneer hij u een beeld van de gemeen schap voorlegt, een forsch, kloek," expres sief schilderij van indrukwekkende cijfers, monumentale kolommen, welsprekende nul len en decimalenen punten op de eenig juiste plaats. Het is nu bijna vier jaar geleden, dat in Engeland een volkstelling is gehouden. Het eerste, ruwe resultaat van die telling was, dat Engeland en Wales 37.885.000 inwoners hadden. Maar toen zijn de statistici aan het werk gegaan, met die liefde voor cijfers, die de hunne is. En zij zijn aan het werk gebleven tusschen alle stakingen, oorlogen, bolsjewistischo bedreigingen, aardbevingen en duizend andere rampspoeden door, dio wij de laatste jaren hebben meegemaakt. Nietë was machtig genoeg hen van hun cij fers vandaan te halen. En zij zullen zeker - nog een paar jaar onverdroten voortgaan met de verwerking van het volkstelling-ma teriaal, totdat over zes jaar (volkstellingen zijn hier tienjaarlijks) de gegevens van de nieuwe telling weer om hun analyse en de tectie vragen. Deze week heeft ,,His Ma jesty's Stationary Office" (dat is de naam van de staatsuitgeverij van officieele ge schriften, rapporten en me-dedeelingen) oen deel van de uit de volkstelling van 1921 vor kregen gegevens gepubliceerd. Ze geven een leerzaam en helder beeld van de positie van de Engolsche maatschappij van vier janr geleden, een positie, die waarschijn lijk inmiddels niet noemenswaard is ver anderd. Bij een bevolking van 37.885.000 zijn er 17.178.000 werkers, verdeeld in 12.113.000 mannen cn 5 085.000 vrouwen. Do werkende bevolking van het land bedraagt dus iets meer dan 45 percent van het totaal. De andere 55 percent bestaat uit kinderen beneden twaalf jaar, oudere schoolkinde ren, studenten en getrouwde vrouwen, dio het ropport maar wat kan men andere verwachten van mannen, die hun liefde aan het cijfer hebben verpand zeer onloffclijk en ondankbaar kenschetst als ,,onvoordeelig werkzaam". Met deze onheusche kwalifica tie hebben zich de statistici zeker den eeuwi gen toorn van de flinke Britsche huismoe ders op den hals gehaald. Het is te hopen, dat zij rekening houden mét de verzachten de omstandigheid, dat een. statisticus on vermijdelijk zijn uitdrukkingsvermogen ve?- uésfc, wanneer hij den letter in de plaats van het cijfer, het woord in de,plaats van het getal moet stellen. In de 55 percent niet of j.onvoordeelig'- werkenden zijn ook nog vervat 465.008 gepensionneerdën en rustende burgers en nog iets meer dan 1.300.000 mannen, die noch zich uit het werk zamo leven terug hebben getrokken, noch „voordeclig" werkzaam zijn. Dat zijn waar schijnlijk de ,,werkloozen", tcsaam met ver oordeelden, beroepsbedelaars en ander maatschappelijk bezinksel. In de werkende gemeenschap is het aan tal bazen 836.900, hetgeen een niet onbe langrijk aantal is, gezien het feit, dat zoo veel groote bedrijven in dit land in een en kele hand zijn vereenigdmaar het getal omvat uiteraard ook het gansehe leger van kleine bazen, winkeliers cn alle onderne mers, die het met'één knecht of een paar man personeel stellen. Het aantal „voor- deelige" werkers bedraagt 15.464.800, zoo-' dat men gemiddeld op eiken patroon 25 weaklieden aantreft. De metaalnijverheid heeft de grootste groep geclassificeerde vakken. Niet minder dan 1.694.000 menschen voor het meerendeel vakmannen ver dienen in deze industrie hun brood. De han del komt tweodcDs met een totaal van 1.065.000 en de textielnijverheid derdens met een tdtaal van 981.000. Indien men ech ter kleermakers modisten, e-d. als een tak van het textielbedrijf zou beschouwen, zou het aantal werkers in dit veld van mensche- lijke werkzaamheid dat van alle andere overtreffenwant met die categorie er bij gerekend is het totaal 1.817.000. Het aantal beroepsmen8cben (hersenwerk) bedraagt 007.000. Hierbij neemt men het verrassen de verschijnsel waar dat de vrouwen de mannen met meer dan 50.000 overtreffen. Het aantal menschen, dat werkzaam is voor het openbaar bestuur bedraagt niet minder dan 514.000, terwijl de sport een broodwinning verschaft aan 05000. Zou er nog een tweede land in do wereld zijn, dat zooveel menschen loonend werk geeft in dienst van de sport! De cijfers verklaren waarom men hier op straat zoo vaak pre dikanten ontmoet. Er zijn tweemaal zoo veel predikanten als advocaten, n.l. 35.000 in de eerste en een kleine 18 000 in de twee de groep. In de groep onderwijzers over treffen de vrouwen de mannen. Het totaal aan onderwijskrachten is 256.000 (bijna driekwart is vrouwen). Het land bezit 24.218 dokters (onder wie 1253 vrouwen), 13.000 schrijvers en journalisten, 12.000 schilders en beeldhouwers, 17.600 tooneelspelers en -speelsters en 22.500 musici. Het aantal ver pleegsters is 94.000 en in verband met do bittere klachten, welk» men hier hoort ovor het tekort aan werkkrachten voor het huis, is het opvallend, dat niet minder dan 1.148.000 vrouwen zich bij de telling hebben opgegeven als dienstmeisjes. En bovendien wordt melding gemaakt van 119.000 weik vrouwen. Dan ia er nog een categorie van werkers ondergebracht onder het hoofd „persoonlijke diensten", omvattend allerlei bezigheden voor huisgezinnen en hun leden. Het totaal onder die rubriek is het respec tabele getal van 2.016.000. Indien men bij dit aantal voegt de tien en een half mil- lioen huismoeders, wier ,,onvoordeelig" werk het is een huis én zijn bewoners pro per en goed en gezond te houden, dan blijkt ook uit deze oijfers weer eens op nieuw, dat het huisgezin de meeste werk krachten eischt; hetgeen ook duidelijk en goed is, want het huisgezin en het „home" rijn de grondslag, wakrop de samenleving rust. RECLAME. zoowel lijii als (jrol nette afwerking PARNENTIER's Wolmagazijn 1213 Door Mevr. VEEXSTRA—HEIDSTRA. De boot waarmee ik reisde was te groot om op te stoomen naar Montreal en landde in Quebec, de laatste haven voor Montreal. Quebec is de hoofdstad van dc provincie Quebec, een oude Fransche stad (voor Ca nada oud), prachtig gelegen op hoogo heu vels. Op een berg boven de stad int, verheft zich het trotschc kasteel Frontenac, dat thans een schitterend ingericht hotel van de Canadian Pacific Stoomvaart- en Spoor wegmaatschappij is. Van Quebec naar Mon lieal is vijf uren sporen. Het land is heuvelachtig en soms bergach tig met hier on daar bouwland, afgewisseld door boBSohen en struikgewas. Dë boerderijen zien er over het algemeen niet mooi uit en het landschap geeft geen indruk van groote welvaart. Set vee, dat, zooals trouwens in vele streken in Canada los door het struikgewaa loopt en rijn kost je wel opzoekt, ziet er slecht uit in verge lijking met onze Hollandsche praehtkoeieil. Later bleek mij dat men in andere deelen van Quebec veel welvarender streken vindt. Mijn oordeel over de koeien was ook niet geheel juist, wat mij duidelijk werd, toen ik can paar weken in Canada had rondge reisd. Een mensch is zoo licht geneigd in een vreeand land alles te vergelijken met wat men in het vaderland heeft en trekt zoo doende verkeerde conclusies. Hoo langer men in een land is hoe beter men inziet, Tsaaroin iets zoo is en niet anders cn dit is ook de reden, dat velen in het tweede jaar van hun verblijf in Canada geheel an-# dere brieven naar huis schrijven dan in den beginne. Men leert begrijpen, waarom ver schillende dingen die men in den aanvang zoo vreemd, zoo Icelijk en zoo onnoodig vond, zoo zijn. Het is dan ook best moge lijk dat ik in mijn brieven die ik naar huis zond en die zonder mijn weten zijn gepu bliceerd, wel eens iets heb beweerd,, dat later bleek, toch nog iets anders te zijn dan ik eerst meende. Het is zoo echt menschc- lijk om gauw met ons oordeel klaar te we zen en ik kan me dan ook best voorstellen dat sommige emigranten in den beginne on tevreden zijn en heimwee krijgen. Wie echter volhoudt en doorzet, is daar voor in latere jaren dankbaar. Op Vrijdag middag 2 uur kwam ik in Montreal aan. Een enorm groot station, dat prachtig ge bouwd is en van buiten wel iets lijkt op oen kasteel uit de middeleeuwen. Het is er zeer druk, maar niemand overhaast zich. Wie niet met een trein mee moet, mag niet op de perrons, die met mooie hooge openschuivende hekken zijn afgesloten van een reusachtig groote en prachtvolle hall, waartoe iedereen vrijen toegang heeft.Boven ieder hek staat welke treinen van dat per ron vertrekken en er aankomen, en wie iemand moet afhalen, kan bij het hek blijven staan. Op deze hall komen ook alle wachtkamers en de zalen met de loketten voor het nemen van reisbiljetten uit, benevens de af deel in- gen voor bet in bewaring geven of bevrach ten van bagage. Op vertoon van een reisbiljet kan men zijn bagage gratis bevrachten naar de plaats van bestemming dio op het biljet staat. Al moet men 5 dagen ver reizen dan behoeft men zich niet om rijn bagage te bekomme ren, deze is er bij aankomst van den trein ook. Over do bevrachting van bagage moet ik a.a. emigranten nog dit zeggenbij aan komst met de boot moet de bagage door de douane worden nagezien. Daartoe worden alle groote koffers aan bet dek gebracht. Ook de handbagage kan men daar bij zet ten. Op het dek worden groote letters op-» gehangen op afstanden van ongeveer 3 mo tor en de bagage van iemand die b.v. Pie- terso heet, staat onder letter P. Men moet er natuurlijk xeh bij rijn om de koffers te openen en na het nazien weer sluiten. Te gelijk met de douaneambtenaar komt een beambte van de boot, die op aanwijzing van den eigenaar de koffers voorriet van e«i kaart waarop de naam van het station waar een of ander heen moet. Men krijgt dan een recu waarop dezelfde naam staat en behoeft er niet meer naar om te tien voor men aan zijn eindbestemming ia en krijgt daar zijn bagage tegen inlevering van het recu. Sommigen meenen dat zij als de koffen in Rotterdam geladen zijn, er niet moe te maken hebbendat is waar tot aan de har ven van aankomst in Canada, maar daar moet men zelf doen wat ik hier aangaf.; Doet men dit niet dan blijft de bagage soms lang weg en veroorzaakt men zichzelf en anderen veel onnoodige moeite en last. Bij aankomst van iederen trein staan gtf- uniformde negens met roode petten op. Deze zijn in dienst bij de spoorwegmaat schappij en doen het werk wat bij ons dö zoogenaamde witkielen doen. Voordat men in Montreal het station uit is, passeert men een soort kiosk waar boven staat Travellers-Aid. Daar binnen rit een dame, soms twee, die bereid zijn allen dié dit vragen, maar inzonderheid all eenre izen- ue vrouwen en meisjes, hulp en raad té geven bij het zoeken naar hotel of pension', of wat dan ook. Deze Travellers-Aid wat beteekent Reizigers-Hulp, gaat uit van de Young-Womans Christian Association (Chr. Ver. van Jonge Vrouwen) een niot genoeg to prijzen instelling met vertakkingen over heel Canada. Later kc ilc hieTop nog wel terug. Montreal is eon zeer groote stad met prachtige winkels en breede straten dié meestal bloksgewijze zijn gebouwd evenals in de Vereenigde Staten. Dit maakt het voor ons, die gewend zijtf aan mooie stedenbouw niet mooi. Als men veel voelt voor het historische en het prachtvolle van oude gebouwen zoo als ik, mist men in de nieuwe wereld veel wat men hier misschien niet *ltijd ten voilé heeft gewaardeerd, doch die men zooals veïo dingen in het leven eerst moet missen om ?e op hun waarde te schatten. Hot was heet toen 'k in Montreal aan kwam en het was een genot voor mij, dien avond na mijn drukke bezigheden van den eersten dag een weinig te rusten in con mooi parkje vlak bij mijn hotel. Dc tweede dag was een Zaterdag. Dei morgens moest ik me haasten om allerlei personen te spreken, die met emigratie té maten hadden er om 6é uur sluiten do kantoren, 's Middags nam ik een plaats op een sightsceingcardit zijn groote opeü wagens van trams, die naar achteren hoo- gor' op loopen, zoodat de achberzittenden over de hoofden van de voorsten heen kijken. Men betaalt 25 dollarcenten (62Vi cent Holl. geld) en maakt een rit van 2 uren door de stad en de buitenwijken. De laat ste zijn zeer uitgebreid en wel mooi ook. Alle huizen hebben rondom een groote tuin, of een mooi voortuintje dat meostal be staat uit een keurig onderhouden grasveld met bloemperkjes en randen. Zeer aange naam is het, dat men geen hekken of eeni- ge andere afscheiding heeft. Het geheel maakt den indruk van een groot park, waar in overal midd-m op grasvelden villa's zijn neergezet. Hoewel orer heel Canada de wo ningen van hout zijn, met uitzondering van de gebouwen in de steden, ziet mon hier vele groote steenen huizen. De houten hul zen hebben allen een groote veranda waar op eenige schommelstoelen, waarin men op warme dagen zooals deze bewuste Zater dag, oud en jong ziet zitten lezen of naaien, steeds zachtjes heen en weer wiegende. Men zegt, dat deze stoelen oorspronkelijk ge maakt zijn opdat men zich in de hceto da gen al schommelende wat koelte kan toe wuiven. Hoe bet zij, men ziet ze veel, ook op de faims. In dc stad teruggekomen, stapte ik bij vergissing in een verkeerde straat uit en raakte verdwaald. Gelukkig zag ik na eenig zoeken een politieagent, die mij terecht wees. Tegen den avond ging ik nog even wan delen en zag dat er vele beschonken mannen op straat waren. Men zegt-, dat sedert de Ver. Staten drankverbod hebben, velo Ame rikanen op Zaterdag en Zondag naar Mon treal komen om in de gelegenheid te zijn, naar hartelust te drinken. Quebec is de provincie in Canada waar geen prohibi tion is. Dc eerste Zondagmorgen ging ik naar dtr St. James Methodist Church. Een prach tige kerk met wel duizend zitplaatsen. Zeef kil deed het aan dat er geen honderd men schen waren. De prediking was prachtig, het koor zong heel mooi, maar het gezang van de gemeen4-was treurig. Als men gewend is aan volle en somt overvolle kerken zooals in Den Haag, doet het onaangenaam aan te zien, dat er geen belangstelling i i. De kerk was van binnen geheel met vast» kleeden belegd en ieder kwam geruischloos binnen. Men vertelde mij toen ik er naar vroeg, dat de oorzaak van zoo weinig toehoorders hierin wa^ ge legen, dat dc meeste gemeenteleden gedu rende den .zomer naar buiten gingen. Daar het dien d ur- zeer heet was, bleef ilr thuis. Ik vei trok den volgenden morgen naar Ottawa, waarvan ik u in een volgend, schrijven ieté hoop mede té deelen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1924 | | pagina 11