BINNENLAND. heeft het spr. teleurgesteld, dat de heercu Brsutigam en Schaper nog getracht hebben £ea fcffcCieréii d®el van do schuld daaraan i'n de schoenen te schuiven. Spr. vraagt nu: Wie heeft het contact met de organisaties verbroken? De Minister, die niet langer wenscht te onderhandelen met leick-rs, dio ver over de schreef zijn ge gaan oï de organisaties, die neg langer deze leiders handhaven? Het is aan het personeel het contact te herstellen en spr. deelt nog mede, dat liet niet alleen hem, doch ook zijn ambtge- nocten daarbij bitteren ernst is. De replieken. De heer BK ACT IG AM (S.-D.) repliceert. Spr. deelt mede, dat geen enkel marine man het bestaande verbod tot deelneming aan een demonstratie heeft overtreden. Men heelt er zich ten slotte alleen toe bepaald, om naai den optocht tt kjjken, hetgeen niet Yerb^&o is. Overigens vraagt spr. waaioin bet eigenlijk San marinepersoneel verboden is aan een demonstratie deel te nemen. De lieer DRESSELHUYS: Omdat het mi litairen z^n! De heer BRAUTIGAM maakt nog eenige opmerkingen, maar de VOORZITTER merkt op, dal zijn spreektijd om is en dat hij een volgenden keer meer lean zeggen. (Gelach;. De beer OUD (V.-D.) repliceert eveneens. Spr. had van den Minister gaarne verno men of een politievloot goedkooper zou zijn /Jan hetgeen we thans hebben. De MINISTER schudt ontkennend. •De heer OUD: Dus u acht een politie vloot niet coedkooper? De MINISTER: Dal zal ik u slraks wel vertollen. De heer OUD. Ja, mijnheer de Voorzitter, op deze wijze kan ik niet debatteeren. De VOORZITTER: De heer Oud heeft maar 10 minuien om te spreken en dan gaat het toch niet aan, dat de Minister daarvan nog tijd afneemt. De heer OUD aal dan gaarne slraks oen antwoord van den Minister -ontvangen op de vraag of een pfelitie riool al dan niet goed- kooper is. De heer DRESSELHUYS (V. B.) deelt de opvattingen van de beeren Brautigam en Oud over de tucht voor het personeel geens zins. De houding van de marinemannen, die telkens op eea andieren hoek gingen slaan, om de optocht te laten p&sseeren, aehl spr. aecr zeker in strijd met de krijgstucht en de bestaande reglementen. Ook het meedragen van doeken van de C. A. M. B. O. in den optocht is ongeoorloofd. Spr. vraagt ten aanzien van de Vlootwet, of hij uit hetgeen in de Memorie van Ant woord hieromtrent is geschreven, moet op mak#*., dat de Minister zoo spoedig mogelijk een nieu\ye Vlootwet zal indienen, in hoofd taak in de lijn van het verworpen Vlootwel- onliwerp. Wanneer dat zoo is dan begrijpt spr. niet, hoe de Minister tihans in dit ver band aankomt met den Volkenbond. De gedachte van den Volkenbond is ge heel in strijd met hetgeen in de Memorie van Antwoord staat. Ook spr. is van oordeel, dait wij voor onze nationale veiligheid en de voided'.'ing van Ind'ië een vloot noodig heb ben. Spr. kan echter een Minister van Marine 'alleen dan met warmite steunen, wanneer hij ons aanbiedt een plan en ons dat plan duidelijk maakt vorens heiwerk wij krijgen een vloot, dat voor ons land in hel kader van den Volkenbond past. Volgens de Memorie van Antwoord maakt 'de Minister zieli echter los van den gedach- lengang van dien Volkenbond en wil hij ons nu een vloot brengen, welke niet in hel ka der van den Volkenbond past. De heer VAN DE BILT (R. K.) repliceert. De heer VAN RIJCKEVORSEL (R.-K.) repliceert en doet den heer Dresselhuys op merken, dial we met onze sloot niet kunnen wachten, totdat het protocol van Genève geheel zijn beslag gekregen heeft. Wij mo gen niet wachten met liet onderhoud van de bestaande vloot. De beer VAN DER VOORT VAN ZIJP (A.-RO repliceert eveneens. Spr. vindt hel bedenkelijk, dat de minister geheel heeft ge zwegen over de nieuwe Vlootwet en deze kwestie helft verwezen naar het algemeen Regeeringsbeleia. Spr. kan de vrees niet onderdrukken, dat het nieuwe ontwerp zal luiden naar het oude recept. De MINISTER dupliceert. Wat de Regeering thans doet, is dat zij vervangt het materieel zoodanig, dat hot past in het algemeen verband. Spr. kan geen tog en strijdigheid zien in den zin als door den heer Dresselhuys is aangegeven. Eerst is de algemeene richting aangege ven, zonder dat gesproken is van eenige sterkte, terwijl daarna de mogelijkheid wordt opengelaten bij die algemeene "rich ting ook rekening te kunnen houden met de richting van hiet protocol, van welke rich- tang we thans nog niet weten, hoe zij zich zal ontwikkelen. Spr. blijft er bij, dat het optreden bij de Haagsche demonstralie in strijd is met hel reglement van de krijgs tucht. De algemeene beraadslagingen worden gesloten. Behandeling der artikelen. Dij art. 16 verdedigt de heer BRAUTIGAM (S.-D.) een amendement, om dezen post te verminderen met 11.200.000, zijnde de aan gevraagde eerste termijn voor den bouw van 2 torpedobootjagers. De heer VAN SCHAIK (R.-K.) is van meening. dat de minister gisteravond de on vermijdelijkheid van de torpedobootjagers ccnigszins meer plausibel heeft gemaakt. De 4 torpedobootjagers zouden ook passen in het kader van den Volkenbond. Waar we tweeërlei standipunt kunnen in nemen, of de vloot afschaften, of aanschaf fen, wat noodzakelijk is, acht spr. het amen dement-Brautigam dubbelzinnig en half slachtig. De heer DRESSELHUYS (V. B.) is van meening, dal we goed zullen doen dit type van jagers als aanvankelijk het beste te aanvaarden. Daarom zullen spr. en de zijnen tegen het amendement stemmen. De heer MARGHANT (V.-D.) is van mee ting dat dieie jagers vormen de oogen van pe vloot. Waar er onafscheidenlijk verband beslaat tusschen de oogen en bet lichaam, en wij dit lichaam in h: l geheel niet kennen, v r- klaarl spr. zich voer het amendement. De MINISTER acht het amendement destructief en daarom is het voor de Regee ring onaannemelijk. De heer BRAUTIGAM repliceert. De stemming over het amendement wordt bepaald op Do-ndenlag I uur. De heer TER HALL (V. B.) merkt op, dal liet personeel van de marinewerven wordt gepasseerd bij hel toekennen van onder scheidingen wegens langdurigen mensL Spr. hoopt, dat dergelijke geringschalling niet meer zal voorkomen. Dc .MINISTER zal deze kwestie onder zoeken. Bij arl. 30 bespreekt de heer TER HALL de benoeming van een kapelmeester bij hel muziekkorps der Kon. Marine. In d'e eerste plaats is het reeds vreemd, dat een stafmu zikant direct kan worden bevorderd lol ka pelmeester, doch daarnaast staat, dat er een van de vroeger afgevloeide kapelmeesters zich voor de vacature bij de marine beschik baar stelde. De ze werd echter niet eens op geroepen, hetgeen spr. oen groole nalatig heid acht. De MINISTER merkt op. dol dez* kwvstie alleen gaat om bet verschil in wachtgeld tusschen eten kapelmeester en een stafmu zikant. De benoeming is geheel geschied volgons de vastgestelde voorwaarden. Bij art. 41 vraagt de lieer VAN DER BILT (r.-k.) voor hos lang hel contract wel de gemeente Helder voor de verpleging geldt. De MINISTER merkt naar aanleiding hierover op, dat hel contract geen nadeel brengt voor de marine. Bij art. 71 (subsidiën voor de militaire tehuizen )merkl mevr. Bronsveld op. dat deze tehuizen medewerken aan de cultivce- ring van het godsdienstig leven. Spr. be treurt de vermindering van dezen post en vraagt de subsidie op het vroegere bedrag terug te brengen. De heer VAN DER VOORT VAN ZIJP sluit zich hierbij aan. Dc MINISTER verklaart zich gaarne be reid de aandacht van den minister van Financiën op deze kwestie te vestigen. Een verdere toezegging kan spr. thans niet doen. Het artikel en de overige artikelen wor den aangenomen. De stemming over de begrooling wordt bepaald op Donderdag na de pauze. WATERSTAATSBEGROOTING 1925. Aan de orde is daarna behandeling van de Waterstaatsbegrooting 1925. De algemeene beraadslagingen worden voortgezet. De heer DE MONTé VERLOREN (a.-r.) komt terug op het antwoord van den mi nister, gegeven op de vragen van den beer Kersten over de Zondagstreinen. De minister houdt daarbij alleen rekening met de financieele kwestie en niet met de belangen van het personeel. Voorts wijst spr. op eenige in de Memorie van Antwoord voorkomende onjuistheden, en de onwelwillende bejegening, welke de Bezuinigingscommissie van den minister ondervindt O.a. zegt de minister, dat hij van de commissie over zeker punt geen antwoord had ontvangen, doch daarbij wordt ver zwegen en brief van de commissie, waarin zij de reden daarvoor mededeelt Ook keurde spr. af, dat de minister de Commissie-Rink door vreesaanjaging had bedreigd, teneinde haar te weerhouden van publiceering van haar rapport. De minister heeft genris aan oordeel getoond en spr. is van meening, dat de portefeuille van Water staat in geheel onbevoegde handen i9 ge raakt. Wanneer het geen stagnatie in het regeeringsbeleid zou geven, zou spr. zijn stem aan de begrooting moeten onthouden. Wat de werkwijze der commissie-Rink betreft, merkt spr. op, dat zoolang zij blijft binnen het terrein harer bevoegdheid, zij aan niemand hiervoor eenige verantwoor delijkheid schuldig en zij geheel vrij is, haar werkzaamheden te verrichten. De heer VAN BRAAMBEEK (S. D.) merkt op, dat de wijze, waarop de minister op treedt, tot gevolg heeft, dat de Kamer één zee van wantrouwen is tegen Waterstaat. De MINISTER VAN WATERSTAAT, de heer VAN SWAAIJ merkt op, dat geklaagd wordt over zwakheid in zijn algemeen be leid. Op dit punt zal spr. thans niet verder ingaan, doch hij verwijst naar de Memorie van Antwoord. De conclusie van liet beloog in het Voor- loopig Verslag zou zijn, dat. wanneer een amendement dat door den Minister ontraden wordt, aangenomen wordt, hierin ligt een zwakheid van het beleid van den minister. Een dergelijke opvatting is onjuist. Waar de heer Oud heeft gezegd, dat de Minister zou gezegd hebben dat hij de quaestio van de haven te Vlissingen bij. supplctofre begrooting zou worden geregeld, noemt spr. deze voorstelling onjuist. Spr. heeft gezegd, dal hij de quaeslie ter over weging in den Ministerraad zou brengen en dan zoo noodig met een suppletoire begroo ting zou komen. De overweging in den Ministerraad beeft echter tot geen resultaat geleid en wanneer de heer Oud daarover aanmerkingen had willen maken, had hij dit bij hoofdstuk I moeten doen, omdat het hier betreft een zaak van algemeen Regeeringsbeleid. Op de vraag van den heer Oud, waarom spr. de reorganisatie van den girodienst zoo lang heeft stoepende gehouden, merkt spr. op. dat dc reorganisatie in den aanvang juist is opgezet in den zin, zooals de heer Oud wenschte, doch deze pogingen hebben niet lot het gewenschte resul(aat geleid. Eerst na de benoeming van een commissie en eenige deskundigen heeft men resultaten kunnen bereiken Den heer Krijger antwoordt spr. dat hij aanvankelijk meende, dat de dienst eerder zou geopend kunnen worden, doch deze meening was alleen gebaseerd op gegevens, door den toenmaligen directeur verstrekt Eerst op 22 Juli beschikte de minister over de noodige gegevens eto onmiddellijk daarna heeft spr. dan ook een beslissing genomen. In een onderhoud met den voor zitter dezer Kamer op 26 Juli heeft spr. zich beïvid verklaard met de Kamer over deze quaeslie van gedachten le wisselen. Spr. gelooft daarom, dat hem in dit opzicht geen verwijt trcic. Wat de Bozuinigingscómmtosic aangaat, bestrijdt spr. de opvatting van den heer Oud dat de houding van den Minister tegenover dc commissie een gevolg zou zijn van dc vrees van dc hoogerc ambtenaren voor pu- bliccering van liet rapport. Er is echter geen sprake van een houding van do ambtena ren, noch van den Minister, doch wc heb ben hier alleen een verzoek van don voor zitter van den Ministerraad. Ook de geuite veronderstelling, dal dc Regeering aan de commissie oen werkwijze zou wilton voorschrijven, acht spr. onge grond Spr. is van meaning, dal een onbe vredigend resultaat van het onderzoek der commissie voorkomen ware, wanneer over leg was gepleegd. Er is voorts, evenmin sprake van vrees bij de ambtenaren voor bezuiniging. Alleen verzet bet instinct der ambtenaren zich togen onredelijke voorstellen, welke niet lot de gewenschte bezuiniging kunnen leiden. Op do vraag, of het getypte rapport af wijkt van het gedrukte verslag antwoord spr. bevestigend. In de eerste plaats is de terminologie op verschillende plaatsen ver zacht. Voorts zijn gedetailleerde beschou wingen weergegeven door samenvattingen. Spr. zou echter wilton vragen de aan dacht te wijden aan het algemeen karakter van hel rappor!dat in aangenamen loon is gesteld. Spr. acht het zijn plicht zich schrap te zetten tegeh een nieuwe onrust wekkende publicatie, aangezien deze bij het niet-eonlroleorend publiek een verkeer den indruk wekt. Het verzoek aan de Commissie, om haar onderzoek nog wal uil te stollen, hield ver band mei een in gang zijnde reorganisatie. Het hoofdmotief der Commissie was ech ter, dat deze reorganisatie te veel lijd zou vorderen en dat de bezuiniging noodzaakte om niet langer met het onderzoek (e wach ten. teneinde den toestand aan hel Hoofd bestuur te toeren kennen. Dit had tengevolge dat de commissie on juist en onfeitelijk rapporteerde., waarvan spr. cijfers geeft. Spr. betreurt, dat de commissie niet mei de bevoegde autoriteiten overleg heelt ge pleegd, over verschillende voorstellen: dan ware een dergelijk onjuist rapport achter wege gebleven. De meeste voorsteilen der commissie werden door deskundigen afgekeurd. Wel kan spr. nog mededeel en, dat hij niet za' nalaten eenige goede voorstellen van de commissie over te nemen. De commissie kon, gezien de op handen zijndo verandering, eigenlijk geen nuttig werk doen. O.a. wenschte de commissie de formatie van de 7e afdeeïïng t-c weten. Deze af deeling was echter reeds opgeheven. Ten slotte merkt spT. op, dat er wel een heid van wilton was bij departement en com missie, doch dat dc methode verschillend was. Wat het reizen op Zondag betreft, kan spr. zich heel goed indenken In het stand punt van de tegenstanders, maar het is dc vraag, of we die Zondagsrust wel tot een algemeene verplichting kunnen maken. Wel is spr. bereid zoover mogelijk te gaan in de bevordering van de Zondagsru6b. De heer OUD (V.-D.) repliceert. Spr. merkt op, dat de minister de volledige ver antwoordelijkheid draagt voor het besluit van den ministerraad inzake de Ylissing- Bche haven, omdat hij zich bij dat besluit heeft neergelegd. Wanneer de minister zich niet met dat besluit had kunnen vereeni gen, had hij als minister moeten heengaan. In verband met hetgeen de minister heeft gezegd over de reorganisatie van den giro dienst, merkt spr. op, dat deze wijze van reorganisatie juist het tegengestelde io van hetgeen spr. zou wenschen. De he or VAN" DER WAERDEN (B.-D.) merkt op, dat ten aanzien van de Bezuini gingscommissie de Regeering. geheel dekt hetgeen door den minister van Waterstaat in de Memorie van Antwoord is gezegd. Spr. zou gaarne vernemen, hoe de heer Do Monté VerLoren het mogelijk acht door zijn betoog tot dezen minister de Regeering er toe te brengen, 'terug te nemen, wat zij in de stukken omtrent de commissie heeft ge zegd. Waarom is deze zaak niet bij hoofd stuk I ter sprake gebracht? De heer KRIJGER (0.-H-) repliceert en maakt nog eenige onverstaanbare opmer kingen. De heer DE MONTE VERLOREN <A\- R.) beroept zich naar aanleiding van de op merking van den heei v. d. Waerden, op den gerantsoeneerden spreektijd per fractie bij dc algemeene beschouwingen. Wanneer voorts de minister eerder aan cle Zondagswet had gedacht, zou naar spre kers oordeel zijn antwoord op de vragen van den heer Kersten inzake het reizen op Z-ondag wel anders zijn geweest. De MINISTER dupliceert. Spr. wil niets afdoen aan het recht der commissie, om haar eigen oordeel te hebben. Het gaat al leen om de kwestie, dat de commissie heeft nagelaten overleg te plegen en dat zij daar door tot een onjuist ooideel is gekomen. De algemeene beraadslagingen woTden ge sloten. Bij art. 3 verdedigt de heer OUD (V.-D.) een amendemeAfc, om den hoofdcommies, chef van de secretarie, filet tot een hooge- ren rang te bevorderen. De heer FRUYTIER (R.-K.) maakt een opmerking naar aanleiding van dö aanstel ling van een referendaris aan een afdee- Ling welke thans kleiner is dan bij den over gang van deze afdeeling van een ander de partement naar het departement van Water staat, hoewel de vroegere ohef-referenda- ri3 van deze afdeeling op wachtgeld ie ge steld. De MINISTER merkt op, dal de ambte naar, waar de heer OUD over sprak zich zeer verdienstelijk heeft gemaakt en dat hij reeds verschillende bezuinigingen beeft weten in te voeren. Voor een dergelijk amb tenaar voelt spr. veel, en daarom acht de bevordering ge wenscht, temeer omdat ook zijn voorganger referendaris was. De heer VAN DER WAERDEN (S.-D.) kan zich niet voorstellen, dat we bij aan neming van het amendement een principi- celc beslissing zullen krijgen, dat we voor dergelijk werk geen referendaris wenschen. Spr. geeft den heer Oud daarom in over weging, zijn denkbeeld in oen algemeene motie om te zetten. Dc heer BONGAERT3 (R.-K.) is van oor dcel, dat de bclooningen van ambtenaren op verschillende wijze kan geschieden. Spr vraagt den minister, of de minister van oordeel is, dat het werk waarvoor de per soon, waarom het gaat, is aangewezen, in het algemeen den rang van referendaris vereischt, of dat de rang van hoofdcommies voldoende is. Wanneer de Kamer bcüuil de litulaluur niet le veranderen, beteekent dit dus geens zins een gebrek aan wanrdecring voor dc-n betrokken ambtenaar. De heer de MONTé VER LOREN is het inot den heer Oud eens en hij is van mee- ning dat de kamer naar deze verhooging van rang geen gelden moet toeslaan. Wanneer dc ambtenaar werkelijk zoo verdienstelijk is, zal hem wel spoedig een andere werkkring worden aangewezen, waar in hij den rang van referendaris kan be- klceden. De lieer OÜ'l5 repliceert. Spr. gaat mee met het denkbeeld van den heer v. d. Waerden, doch hij kan er geen gevolg aan geven, om dat anders deze benoeming toch zou door gaan, want een beslissing over een motie, waarbij toch de geheele Regeering is betrok ken, zal eerst in den loop van het volgend jaar kunnen volgen. De MINISTER dupliceer 1. Spr. antwoord de vraag van den heer Bongaerls of het werk een referendaris' eischt ontkennend. De stemming wordt bepaald op Donderdag Da de pauze. Bij de 2e afdeeling (Waterstaat) betoogt de heer LEENSTRA, dat de Regeering de beschermend^ band had moeien uitsteken in de quaeslie van het waterschap OoSlerzee. Aan dit waterschap was door God. Staten een windmolor voor de bema ling van den polder geweigerd, omdat de be langen van bet provinciaal electrise h bedrijf zich daartegen verzetten. Het tegen dit be sluit ingestelde beroep werd door de kroon ongegrond verklaard. Een dergelijk besluit kan zeer verstrek kende gevolgen hebben. De heer VAN SASSE VAN I.ISSELT (R.K.) besluit beteugeling van de Beer9che Maas en verzoekt den minister de plannen dien aangaande mede te deelen. De heer SMEENK (AR.) merkt op, dat de Minister heeft toegegeven dat de verhouding in de hoeveelheid waterkin Rijn, Waal en IJssel, welke vroeger was 6:2:1, thans is gewijzigd ten nadeele van den Rijn. Daar door wordt dc Rijn minder goed bevaarbaar hetgeen in 't nadeel is van handel en indu strie. Spr. waagt spoedige maatregelen. De heer FRUYTIER (R.-K.) is het niet eens met de meening van den minister, dat het initiatief tot het graven van kanalen moet uitgaan van de belanghebbenden zelf. Van belang acht spr. ook voltooiing van het kanaal AkelHulst, waarvan nog 12 K.M. moet worden gegraven en spr. dringt aan op totstandkoming binnen niet al te lan gen tijd. De heer KNIGGE (R.-K.) betuigt den mi nister dank voor de beantwoording van zijn vragen betreffende de droogmaking van plas sen bij Aalsmeer. Daaruit blijkt, dat ook de minister het be lang van deze drooglegging erkent Spr. acht deze droogmaking dezer West- einderplassen zeer urgent De heer DECKERS (R.-K.) dringt aan op verbetering van den onhoudbaren toestand tusschen Esehgaren en Grave door de gron dt n in beter waterschapsverbaud te brengen Waar deze gronden elk jaar door het water worden overstroomd, is hulp dringend noo dig en moet de regeering niet verwijzen naar de bevoegdheid van God. Stalen inzake de waterschappen. Ten aanzien van de Beersche Maas sluit spr. zich bij dén heer v. IJsselt aan. De heer DUYMAER VAN TWIST (AR.) komt op tegen het denkbeeld om heffingen in te voeren op waterwegen. Voorts dringt spr. aan op de verbrceding van de Mallegatsluis in het belang van het scheepvaartverkeer. Spr. is erkentelijk voor den steun aan de verbetering van de haven van Harderwijk, doch hoopt op een spoedige afdoening. De heer EBELS dringt aan op meer voort varendheid bij den bruggenbouw bij Kater- voer. Spr. vraagt of de geruchten in de pers waarheid bevatten, dat de Minister onvoor waardelijkheid het plan van de commissie- Evers denkt over le nemen. Van dit plan is spr. geen bewonderaar. De heer VAN VOORST TOT VOORST (R.-K.) hoopt, dat bij invoering van een wegbclastïng niet die mensehen de dupe zullen worden, die op locaal verkeer voor hun bedrijf zijn aangewezen en met het doorgaand verkeer niets hebben te maken. Spr. dringt aan op een spoedige tot-stand- koming van maatregelen betreffende de wegbelasting. Zoblang het vraagstuk der koslenverdeelïng niet is opgelost, zal van een behoorlijke vernieuwing der wegen niet veel kunnen komen. In afwachting daarvan zou partieele ver nieuwing met kleinplaveisel ter hand kun nen worden genomen. De heer VAN DER WAERDEN (S. D.) merkt op, dat door droogmaking van de Westeinder plassen de landbouwbelangen zullen worden bedreigd. Spr. hoopt daarom dat de droogmaking, niet zal worden be vorderd. De MINISTER vangt zijn rede aan. De Voorzitter sluit te 306 de vergadering. RECLAME. wSSiMi met zijn fijne grondstoffen 3 EEN HEERLIJKE LEKKERNIJ 9479 De bezoldigingen bij het Rijk. De Centrale Commissie voor G. O. in ambtenaarszaken heeft in haar vergadering met algemeene stemmen besloten, de Re geering te adviseeren, het bezoldigingsbe sluit bnrgerljjke Rijfcsambtenaren-192-5 niet op 1 Januari 1925 in werking to dqeo treden. Blijkens deze mededeeling hebben dus ook de vertegenwoordigers der Regeering in de Centrale Commissie als hun oordeel te kennen gegeven, dat invoering van het onlangs gepubliceerde bezoldigingsbesluit in dien vorm op 1 Januari a.s. dient te worden nagelaten. Bureau Documentatie. Door bet N. V. V. is besloten lol stichting van een Bureau voor Documentatie. De aangesloten afdeelingen van vakbon den worden in de gelegenheid gesteld zich op de verzamelde documenten le abonnee- ren, waartoe zij zich lot hun Hoofdbestuur hebben ie wenden. Materiaal zal worden verstrekt over: 1. Vakbeweging in Nederland-, 2. interna tionale vakbeweging; 3. organisatie Weric- gc-rs; 4. Politieke Partijen; 5. Internationale Politieke Partijen; 6. Sociaal economische gegevens en verhoudingen; 7. Socialisatie en Nationalisatie; 8. Bedrijfsorganisatie; 9. Medezeggenschap10. Achlurendag; 11. So ciale Wetgeving; 12. LooDen en Arbeids voorwaarden; J3 Kosten Levensonderhoud; 14. Werkloosheid; 15. Militarisme en Onl- wapening; 16. Financiën; 17. Handelspoli tiek 18. Diversen; 19. Internationale toe stand-, 20, Volkenbond; 21. Arbeddsconflic. Icn, vakbeweging, gebeurtenissen, enz., in het buitenland Een aantal dezer onderwerpen zullen na der nog worden onderverdeeld. Een ondernemetsraad voor West-Indië. Naar bel „Hdbl." verneemt, worden eerst eenigen lijd pogingen in het werk gestold om te geraken tot de oprichting van een On derman arsraad voor West-Indië, in den geest van den Ondernemersraad voor Ned'er- landech-Indië ,die zijn werkzaamheid uit sluitend op onze Oost concentreert. Een fusie dezsr beide organisaties schijn! niet in' de bedoeling te liggen, maar wei zal er een persoonlijke band tusschen beid? worden gelogd, doordien zij een gemeenschappe- lijken voorzitter zullen hebben. Prof. Treuii zou zioh reeds in principe bereid hebben verklaard ook de leiding dier nieuwe vex- eeniging op zich te nemen. De heoren Schoch, ddrecteur der Suri- naarasche Bank, en Van Hassielt, directeur van de Kon. West-Indische Mail, zijn nu doende te trachten belangstelling voor <Bt plan te wekken onder die lichamen, die door hun werkzaamheid in Suriname tof weTk laind de Raad zich voorloopig bepalen zal geacht kunnen worden voor het lid maatschap in aanmerking te komen. In Den Haag kwamen dezer dagen bij. een afgevaardigden van den Ned. R.-K, Boeren- en Tuindersbond, het R.-K. Vale- bureau, de Alg. R.-K. Werbgeverevesreeni- ging en bet R.-K. Verbond van Werkgeverg- vakvereenigingen em den Ned. R.-K. Mid- denshmdsbond. Op deze bijeenkomst werd geconstitueerd wat vroeger reeds werd aangekondigd ali Raad van Vakcentrales, doch thans den juisleren naam ontving van Raad van Over leg van R. K. Centrale Sociale Organisa ties (R.v. O.) De Raad heeft tot taak, door samemspreking en uitwisseling van gedach ten over onderwerpen van actueel algemeen belang, zooveel mogelijk waardeering van elkanders opvattingen en overeenstemming Ic verkrijgen. Tol voorzitter werd gekozen de beer dr. L1. Deckers, tot ondervoorzitter de heer A. C, de Bruyn en to! secretaris-penningmeester mr. J. v#n Hellenberg Hpbar. („Msbocte"), In Den Haag is, 58 jaar oud, over leden ir. J. de Koning Knijff, buitengewoon hoogleeraar aan de Technische Hoogeschool te Delft en oud-chef van het mijnwezen jn Ned.-fndië. f Bij Kon. besluit is mr. J. P. graaf van Limburg Stiriun, buitengewoon gezant en gevolmachtigd minister te Kairo, op zijn verzoek, eervol van deze functie ontheven en in de hoedanigheid van buitengewoon gezant en gevolmachtigd minister ter be schikking gesteld buiten bezwaar van 's lands schatkistzijn benoemd, met in gang van 30 December; tot hoofddirecteur der Rijkswerkinrichtingen Yeenhuizen A. w Idzenga, directeur van het 9de gesticht aldaar; tot directeur van het 2de gesticht bij dc Rijkswerkinrichtingen Yeenhuizen A. J. Reinders, directeur van het 1ste gesticht aldaar; tot directeur van het lste gesticht bij de Rijkswerkinrichtingen Veenhuizen H. C. O. Frauck, onder-directeur aldaaris, met ingang van 1 Januari, A. A. Hes, bouw. kundig hoofdambtenaar bij den Rijksgebou wendienst benoemd tot disfcrictsbonwfcuri» dige bij dien dienst. De provinciale Staten van Zuid-Hol land hebben besloten een subsidie van hoog stens f250.000 beschikbaar te stellen voor indijking van gronden in den Biesbosch. Do afd. Woerden van den Chr. Nai Werkmansbond hield in de zaal van „Con- oordia" een vrij goed bezochte ledenver gadering. Do heer A. Blonk deed de aan< wezigen een causerietje hooren betreffend*

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1924 | | pagina 6