BINNENLAND.
heeft het spr. teleurgesteld, dat de heercu
Brsutigam en Schaper nog getracht hebben
£ea fcffcCieréii d®el van do schuld
daaraan i'n de schoenen te schuiven.
Spr. vraagt nu: Wie heeft het contact met
de organisaties verbroken? De Minister, die
niet langer wenscht te onderhandelen met
leick-rs, dio ver over de schreef zijn ge
gaan oï de organisaties, die neg langer
deze leiders handhaven?
Het is aan het personeel het contact te
herstellen en spr. deelt nog mede, dat liet
niet alleen hem, doch ook zijn ambtge-
nocten daarbij bitteren ernst is.
De replieken.
De heer BK ACT IG AM (S.-D.) repliceert.
Spr. deelt mede, dat geen enkel marine
man het bestaande verbod tot deelneming
aan een demonstratie heeft overtreden. Men
heelt er zich ten slotte alleen toe bepaald,
om naai den optocht tt kjjken, hetgeen niet
Yerb^&o is. Overigens vraagt spr. waaioin
bet eigenlijk San marinepersoneel verboden
is aan een demonstratie deel te nemen.
De lieer DRESSELHUYS: Omdat het mi
litairen z^n!
De heer BRAUTIGAM maakt nog eenige
opmerkingen, maar de VOORZITTER merkt
op, dal zijn spreektijd om is en dat hij een
volgenden keer meer lean zeggen. (Gelach;.
De beer OUD (V.-D.) repliceert eveneens.
Spr. had van den Minister gaarne verno
men of een politievloot goedkooper zou zijn
/Jan hetgeen we thans hebben.
De MINISTER schudt ontkennend.
•De heer OUD: Dus u acht een politie
vloot niet coedkooper?
De MINISTER: Dal zal ik u slraks wel
vertollen.
De heer OUD. Ja, mijnheer de Voorzitter,
op deze wijze kan ik niet debatteeren.
De VOORZITTER: De heer Oud heeft
maar 10 minuien om te spreken en dan
gaat het toch niet aan, dat de Minister
daarvan nog tijd afneemt.
De heer OUD aal dan gaarne slraks oen
antwoord van den Minister -ontvangen op de
vraag of een pfelitie riool al dan niet goed-
kooper is.
De heer DRESSELHUYS (V. B.) deelt de
opvattingen van de beeren Brautigam en
Oud over de tucht voor het personeel geens
zins.
De houding van de marinemannen, die
telkens op eea andieren hoek gingen slaan,
om de optocht te laten p&sseeren, aehl spr.
aecr zeker in strijd met de krijgstucht en de
bestaande reglementen.
Ook het meedragen van doeken van de C.
A. M. B. O. in den optocht is ongeoorloofd.
Spr. vraagt ten aanzien van de Vlootwet,
of hij uit hetgeen in de Memorie van Ant
woord hieromtrent is geschreven, moet op
mak#*., dat de Minister zoo spoedig mogelijk
een nieu\ye Vlootwet zal indienen, in hoofd
taak in de lijn van het verworpen Vlootwel-
onliwerp. Wanneer dat zoo is dan begrijpt
spr. niet, hoe de Minister tihans in dit ver
band aankomt met den Volkenbond.
De gedachte van den Volkenbond is ge
heel in strijd met hetgeen in de Memorie
van Antwoord staat. Ook spr. is van oordeel,
dait wij voor onze nationale veiligheid en de
voided'.'ing van Ind'ië een vloot noodig heb
ben.
Spr. kan echter een Minister van Marine
'alleen dan met warmite steunen, wanneer
hij ons aanbiedt een plan en ons dat plan
duidelijk maakt vorens heiwerk wij krijgen
een vloot, dat voor ons land in hel kader
van den Volkenbond past.
Volgens de Memorie van Antwoord maakt
'de Minister zieli echter los van den gedach-
lengang van dien Volkenbond en wil hij ons
nu een vloot brengen, welke niet in hel ka
der van den Volkenbond past.
De heer VAN DE BILT (R. K.) repliceert.
De heer VAN RIJCKEVORSEL (R.-K.)
repliceert en doet den heer Dresselhuys op
merken, dial we met onze sloot niet kunnen
wachten, totdat het protocol van Genève
geheel zijn beslag gekregen heeft. Wij mo
gen niet wachten met liet onderhoud van
de bestaande vloot.
De beer VAN DER VOORT VAN ZIJP
(A.-RO repliceert eveneens. Spr. vindt hel
bedenkelijk, dat de minister geheel heeft ge
zwegen over de nieuwe Vlootwet en deze
kwestie helft verwezen naar het algemeen
Regeeringsbeleia. Spr. kan de vrees niet
onderdrukken, dat het nieuwe ontwerp zal
luiden naar het oude recept.
De MINISTER dupliceert.
Wat de Regeering thans doet, is dat zij
vervangt het materieel zoodanig, dat hot
past in het algemeen verband.
Spr. kan geen tog en strijdigheid zien in
den zin als door den heer Dresselhuys is
aangegeven.
Eerst is de algemeene richting aangege
ven, zonder dat gesproken is van eenige
sterkte, terwijl daarna de mogelijkheid
wordt opengelaten bij die algemeene "rich
ting ook rekening te kunnen houden met de
richting van hiet protocol, van welke rich-
tang we thans nog niet weten, hoe zij zich
zal ontwikkelen. Spr. blijft er bij, dat het
optreden bij de Haagsche demonstralie in
strijd is met hel reglement van de krijgs
tucht.
De algemeene beraadslagingen worden
gesloten.
Behandeling der artikelen.
Dij art. 16 verdedigt de heer BRAUTIGAM
(S.-D.) een amendement, om dezen post te
verminderen met 11.200.000, zijnde de aan
gevraagde eerste termijn voor den bouw
van 2 torpedobootjagers.
De heer VAN SCHAIK (R.-K.) is van
meening. dat de minister gisteravond de on
vermijdelijkheid van de torpedobootjagers
ccnigszins meer plausibel heeft gemaakt.
De 4 torpedobootjagers zouden ook passen
in het kader van den Volkenbond.
Waar we tweeërlei standipunt kunnen in
nemen, of de vloot afschaften, of aanschaf
fen, wat noodzakelijk is, acht spr. het amen
dement-Brautigam dubbelzinnig en half
slachtig.
De heer DRESSELHUYS (V. B.) is van
meening, dal we goed zullen doen dit type
van jagers als aanvankelijk het beste te
aanvaarden. Daarom zullen spr. en de
zijnen tegen het amendement stemmen.
De heer MARGHANT (V.-D.) is van mee
ting dat dieie jagers vormen de oogen van
pe vloot.
Waar er onafscheidenlijk verband beslaat
tusschen de oogen en bet lichaam, en wij
dit lichaam in h: l geheel niet kennen, v r-
klaarl spr. zich voer het amendement.
De MINISTER acht het amendement
destructief en daarom is het voor de Regee
ring onaannemelijk.
De heer BRAUTIGAM repliceert.
De stemming over het amendement wordt
bepaald op Do-ndenlag I uur.
De heer TER HALL (V. B.) merkt op, dal
liet personeel van de marinewerven wordt
gepasseerd bij hel toekennen van onder
scheidingen wegens langdurigen mensL
Spr. hoopt, dat dergelijke geringschalling
niet meer zal voorkomen.
Dc .MINISTER zal deze kwestie onder
zoeken.
Bij arl. 30 bespreekt de heer TER HALL
de benoeming van een kapelmeester bij hel
muziekkorps der Kon. Marine. In d'e eerste
plaats is het reeds vreemd, dat een stafmu
zikant direct kan worden bevorderd lol ka
pelmeester, doch daarnaast staat, dat er een
van de vroeger afgevloeide kapelmeesters
zich voor de vacature bij de marine beschik
baar stelde. De ze werd echter niet eens op
geroepen, hetgeen spr. oen groole nalatig
heid acht.
De MINISTER merkt op. dol dez* kwvstie
alleen gaat om bet verschil in wachtgeld
tusschen eten kapelmeester en een stafmu
zikant. De benoeming is geheel geschied
volgons de vastgestelde voorwaarden.
Bij art. 41 vraagt de lieer VAN DER
BILT (r.-k.) voor hos lang hel contract wel
de gemeente Helder voor de verpleging
geldt.
De MINISTER merkt naar aanleiding
hierover op, dat hel contract geen nadeel
brengt voor de marine.
Bij art. 71 (subsidiën voor de militaire
tehuizen )merkl mevr. Bronsveld op. dat
deze tehuizen medewerken aan de cultivce-
ring van het godsdienstig leven. Spr. be
treurt de vermindering van dezen post en
vraagt de subsidie op het vroegere bedrag
terug te brengen.
De heer VAN DER VOORT VAN ZIJP
sluit zich hierbij aan.
Dc MINISTER verklaart zich gaarne be
reid de aandacht van den minister van
Financiën op deze kwestie te vestigen. Een
verdere toezegging kan spr. thans niet doen.
Het artikel en de overige artikelen wor
den aangenomen.
De stemming over de begrooling wordt
bepaald op Donderdag na de pauze.
WATERSTAATSBEGROOTING 1925.
Aan de orde is daarna behandeling van
de Waterstaatsbegrooting 1925.
De algemeene beraadslagingen worden
voortgezet.
De heer DE MONTé VERLOREN (a.-r.)
komt terug op het antwoord van den mi
nister, gegeven op de vragen van den beer
Kersten over de Zondagstreinen.
De minister houdt daarbij alleen rekening
met de financieele kwestie en niet met de
belangen van het personeel.
Voorts wijst spr. op eenige in de Memorie
van Antwoord voorkomende onjuistheden,
en de onwelwillende bejegening, welke de
Bezuinigingscommissie van den minister
ondervindt
O.a. zegt de minister, dat hij van de
commissie over zeker punt geen antwoord
had ontvangen, doch daarbij wordt ver
zwegen en brief van de commissie, waarin
zij de reden daarvoor mededeelt
Ook keurde spr. af, dat de minister de
Commissie-Rink door vreesaanjaging had
bedreigd, teneinde haar te weerhouden van
publiceering van haar rapport. De minister
heeft genris aan oordeel getoond en spr. is
van meening, dat de portefeuille van Water
staat in geheel onbevoegde handen i9 ge
raakt. Wanneer het geen stagnatie in het
regeeringsbeleid zou geven, zou spr. zijn
stem aan de begrooting moeten onthouden.
Wat de werkwijze der commissie-Rink
betreft, merkt spr. op, dat zoolang zij blijft
binnen het terrein harer bevoegdheid, zij
aan niemand hiervoor eenige verantwoor
delijkheid schuldig en zij geheel vrij is,
haar werkzaamheden te verrichten.
De heer VAN BRAAMBEEK (S. D.) merkt
op, dat de wijze, waarop de minister op
treedt, tot gevolg heeft, dat de Kamer één
zee van wantrouwen is tegen Waterstaat.
De MINISTER VAN WATERSTAAT, de
heer VAN SWAAIJ merkt op, dat geklaagd
wordt over zwakheid in zijn algemeen be
leid. Op dit punt zal spr. thans niet verder
ingaan, doch hij verwijst naar de Memorie
van Antwoord.
De conclusie van liet beloog in het Voor-
loopig Verslag zou zijn, dat. wanneer een
amendement dat door den Minister ontraden
wordt, aangenomen wordt, hierin ligt een
zwakheid van het beleid van den minister.
Een dergelijke opvatting is onjuist.
Waar de heer Oud heeft gezegd, dat de
Minister zou gezegd hebben dat hij de
quaestio van de haven te Vlissingen bij.
supplctofre begrooting zou worden geregeld,
noemt spr. deze voorstelling onjuist. Spr.
heeft gezegd, dal hij de quaeslie ter over
weging in den Ministerraad zou brengen en
dan zoo noodig met een suppletoire begroo
ting zou komen.
De overweging in den Ministerraad beeft
echter tot geen resultaat geleid en wanneer
de heer Oud daarover aanmerkingen had
willen maken, had hij dit bij hoofdstuk I
moeten doen, omdat het hier betreft een
zaak van algemeen Regeeringsbeleid.
Op de vraag van den heer Oud, waarom
spr. de reorganisatie van den girodienst zoo
lang heeft stoepende gehouden, merkt spr.
op. dat dc reorganisatie in den aanvang
juist is opgezet in den zin, zooals de heer
Oud wenschte, doch deze pogingen hebben
niet lot het gewenschte resul(aat geleid.
Eerst na de benoeming van een commissie
en eenige deskundigen heeft men resultaten
kunnen bereiken
Den heer Krijger antwoordt spr. dat hij
aanvankelijk meende, dat de dienst eerder
zou geopend kunnen worden, doch deze
meening was alleen gebaseerd op gegevens,
door den toenmaligen directeur verstrekt
Eerst op 22 Juli beschikte de minister
over de noodige gegevens eto onmiddellijk
daarna heeft spr. dan ook een beslissing
genomen. In een onderhoud met den voor
zitter dezer Kamer op 26 Juli heeft spr. zich
beïvid verklaard met de Kamer over deze
quaeslie van gedachten le wisselen. Spr.
gelooft daarom, dat hem in dit opzicht geen
verwijt trcic.
Wat de Bozuinigingscómmtosic aangaat,
bestrijdt spr. de opvatting van den heer Oud
dat de houding van den Minister tegenover
dc commissie een gevolg zou zijn van dc
vrees van dc hoogerc ambtenaren voor pu-
bliccering van liet rapport. Er is echter geen
sprake van een houding van do ambtena
ren, noch van den Minister, doch wc heb
ben hier alleen een verzoek van don voor
zitter van den Ministerraad.
Ook de geuite veronderstelling, dal dc
Regeering aan de commissie oen werkwijze
zou wilton voorschrijven, acht spr. onge
grond Spr. is van meaning, dal een onbe
vredigend resultaat van het onderzoek der
commissie voorkomen ware, wanneer over
leg was gepleegd.
Er is voorts, evenmin sprake van vrees
bij de ambtenaren voor bezuiniging. Alleen
verzet bet instinct der ambtenaren zich
togen onredelijke voorstellen, welke niet
lot de gewenschte bezuiniging kunnen
leiden.
Op do vraag, of het getypte rapport af
wijkt van het gedrukte verslag antwoord
spr. bevestigend. In de eerste plaats is de
terminologie op verschillende plaatsen ver
zacht. Voorts zijn gedetailleerde beschou
wingen weergegeven door samenvattingen.
Spr. zou echter wilton vragen de aan
dacht te wijden aan het algemeen karakter
van hel rappor!dat in aangenamen loon
is gesteld. Spr. acht het zijn plicht zich
schrap te zetten tegeh een nieuwe onrust
wekkende publicatie, aangezien deze bij
het niet-eonlroleorend publiek een verkeer
den indruk wekt.
Het verzoek aan de Commissie, om haar
onderzoek nog wal uil te stollen, hield ver
band mei een in gang zijnde reorganisatie.
Het hoofdmotief der Commissie was ech
ter, dat deze reorganisatie te veel lijd zou
vorderen en dat de bezuiniging noodzaakte
om niet langer met het onderzoek (e wach
ten. teneinde den toestand aan hel Hoofd
bestuur te toeren kennen.
Dit had tengevolge dat de commissie on
juist en onfeitelijk rapporteerde., waarvan
spr. cijfers geeft.
Spr. betreurt, dat de commissie niet mei
de bevoegde autoriteiten overleg heelt ge
pleegd, over verschillende voorstellen: dan
ware een dergelijk onjuist rapport achter
wege gebleven.
De meeste voorsteilen der commissie
werden door deskundigen afgekeurd.
Wel kan spr. nog mededeel en, dat hij niet
za' nalaten eenige goede voorstellen van
de commissie over te nemen.
De commissie kon, gezien de op handen
zijndo verandering, eigenlijk geen nuttig
werk doen. O.a. wenschte de commissie de
formatie van de 7e afdeeïïng t-c weten. Deze
af deeling was echter reeds opgeheven.
Ten slotte merkt spT. op, dat er wel een
heid van wilton was bij departement en com
missie, doch dat dc methode verschillend
was.
Wat het reizen op Zondag betreft, kan
spr. zich heel goed indenken In het stand
punt van de tegenstanders, maar het is
dc vraag, of we die Zondagsrust wel tot
een algemeene verplichting kunnen maken.
Wel is spr. bereid zoover mogelijk te
gaan in de bevordering van de Zondagsru6b.
De heer OUD (V.-D.) repliceert. Spr.
merkt op, dat de minister de volledige ver
antwoordelijkheid draagt voor het besluit
van den ministerraad inzake de Ylissing-
Bche haven, omdat hij zich bij dat besluit
heeft neergelegd. Wanneer de minister zich
niet met dat besluit had kunnen vereeni
gen, had hij als minister moeten heengaan.
In verband met hetgeen de minister heeft
gezegd over de reorganisatie van den giro
dienst, merkt spr. op, dat deze wijze van
reorganisatie juist het tegengestelde io van
hetgeen spr. zou wenschen.
De he or VAN" DER WAERDEN (B.-D.)
merkt op, dat ten aanzien van de Bezuini
gingscommissie de Regeering. geheel dekt
hetgeen door den minister van Waterstaat
in de Memorie van Antwoord is gezegd.
Spr. zou gaarne vernemen, hoe de heer Do
Monté VerLoren het mogelijk acht door zijn
betoog tot dezen minister de Regeering er
toe te brengen, 'terug te nemen, wat zij in
de stukken omtrent de commissie heeft ge
zegd. Waarom is deze zaak niet bij hoofd
stuk I ter sprake gebracht?
De heer KRIJGER (0.-H-) repliceert en
maakt nog eenige onverstaanbare opmer
kingen.
De heer DE MONTE VERLOREN <A\-
R.) beroept zich naar aanleiding van de op
merking van den heei v. d. Waerden, op
den gerantsoeneerden spreektijd per fractie
bij dc algemeene beschouwingen.
Wanneer voorts de minister eerder aan
cle Zondagswet had gedacht, zou naar spre
kers oordeel zijn antwoord op de vragen
van den heer Kersten inzake het reizen op
Z-ondag wel anders zijn geweest.
De MINISTER dupliceert. Spr. wil niets
afdoen aan het recht der commissie, om
haar eigen oordeel te hebben. Het gaat al
leen om de kwestie, dat de commissie heeft
nagelaten overleg te plegen en dat zij daar
door tot een onjuist ooideel is gekomen.
De algemeene beraadslagingen woTden ge
sloten.
Bij art. 3 verdedigt de heer OUD (V.-D.)
een amendemeAfc, om den hoofdcommies,
chef van de secretarie, filet tot een hooge-
ren rang te bevorderen.
De heer FRUYTIER (R.-K.) maakt een
opmerking naar aanleiding van dö aanstel
ling van een referendaris aan een afdee-
Ling welke thans kleiner is dan bij den over
gang van deze afdeeling van een ander de
partement naar het departement van Water
staat, hoewel de vroegere ohef-referenda-
ri3 van deze afdeeling op wachtgeld ie ge
steld.
De MINISTER merkt op, dal de ambte
naar, waar de heer OUD over sprak zich
zeer verdienstelijk heeft gemaakt en dat hij
reeds verschillende bezuinigingen beeft
weten in te voeren. Voor een dergelijk amb
tenaar voelt spr. veel, en daarom acht
de bevordering ge wenscht, temeer omdat
ook zijn voorganger referendaris was.
De heer VAN DER WAERDEN (S.-D.)
kan zich niet voorstellen, dat we bij aan
neming van het amendement een principi-
celc beslissing zullen krijgen, dat we voor
dergelijk werk geen referendaris wenschen.
Spr. geeft den heer Oud daarom in over
weging, zijn denkbeeld in oen algemeene
motie om te zetten.
Dc heer BONGAERT3 (R.-K.) is van oor
dcel, dat de bclooningen van ambtenaren
op verschillende wijze kan geschieden. Spr
vraagt den minister, of de minister van
oordeel is, dat het werk waarvoor de per
soon, waarom het gaat, is aangewezen, in
het algemeen den rang van referendaris
vereischt, of dat de rang van hoofdcommies
voldoende is.
Wanneer de Kamer bcüuil de litulaluur
niet le veranderen, beteekent dit dus geens
zins een gebrek aan wanrdecring voor dc-n
betrokken ambtenaar.
De heer de MONTé VER LOREN is het
inot den heer Oud eens en hij is van mee-
ning dat de kamer naar deze verhooging van
rang geen gelden moet toeslaan.
Wanneer dc ambtenaar werkelijk zoo
verdienstelijk is, zal hem wel spoedig een
andere werkkring worden aangewezen, waar
in hij den rang van referendaris kan be-
klceden.
De lieer OÜ'l5 repliceert. Spr. gaat mee met
het denkbeeld van den heer v. d. Waerden,
doch hij kan er geen gevolg aan geven, om
dat anders deze benoeming toch zou door
gaan, want een beslissing over een motie,
waarbij toch de geheele Regeering is betrok
ken, zal eerst in den loop van het volgend
jaar kunnen volgen.
De MINISTER dupliceer 1. Spr. antwoord
de vraag van den heer Bongaerls of het
werk een referendaris' eischt ontkennend.
De stemming wordt bepaald op Donderdag
Da de pauze.
Bij de 2e afdeeling (Waterstaat) betoogt
de heer LEENSTRA, dat de Regeering de
beschermend^ band had moeien uitsteken
in de quaeslie van het waterschap
OoSlerzee. Aan dit waterschap was door
God. Staten een windmolor voor de bema
ling van den polder geweigerd, omdat de be
langen van bet provinciaal electrise h bedrijf
zich daartegen verzetten. Het tegen dit be
sluit ingestelde beroep werd door de kroon
ongegrond verklaard.
Een dergelijk besluit kan zeer verstrek
kende gevolgen hebben.
De heer VAN SASSE VAN I.ISSELT (R.K.)
besluit beteugeling van de Beer9che Maas
en verzoekt den minister de plannen dien
aangaande mede te deelen.
De heer SMEENK (AR.) merkt op, dat de
Minister heeft toegegeven dat de verhouding
in de hoeveelheid waterkin Rijn, Waal en
IJssel, welke vroeger was 6:2:1, thans is
gewijzigd ten nadeele van den Rijn. Daar
door wordt dc Rijn minder goed bevaarbaar
hetgeen in 't nadeel is van handel en indu
strie. Spr. waagt spoedige maatregelen.
De heer FRUYTIER (R.-K.) is het niet
eens met de meening van den minister, dat
het initiatief tot het graven van kanalen
moet uitgaan van de belanghebbenden zelf.
Van belang acht spr. ook voltooiing van
het kanaal AkelHulst, waarvan nog 12
K.M. moet worden gegraven en spr. dringt
aan op totstandkoming binnen niet al te lan
gen tijd.
De heer KNIGGE (R.-K.) betuigt den mi
nister dank voor de beantwoording van zijn
vragen betreffende de droogmaking van plas
sen bij Aalsmeer.
Daaruit blijkt, dat ook de minister het be
lang van deze drooglegging erkent
Spr. acht deze droogmaking dezer West-
einderplassen zeer urgent
De heer DECKERS (R.-K.) dringt aan op
verbetering van den onhoudbaren toestand
tusschen Esehgaren en Grave door de gron
dt n in beter waterschapsverbaud te brengen
Waar deze gronden elk jaar door het water
worden overstroomd, is hulp dringend noo
dig en moet de regeering niet verwijzen naar
de bevoegdheid van God. Stalen inzake de
waterschappen.
Ten aanzien van de Beersche Maas sluit
spr. zich bij dén heer v. IJsselt aan.
De heer DUYMAER VAN TWIST (AR.)
komt op tegen het denkbeeld om heffingen
in te voeren op waterwegen.
Voorts dringt spr. aan op de verbrceding
van de Mallegatsluis in het belang van het
scheepvaartverkeer. Spr. is erkentelijk voor
den steun aan de verbetering van de haven
van Harderwijk, doch hoopt op een spoedige
afdoening.
De heer EBELS dringt aan op meer voort
varendheid bij den bruggenbouw bij Kater-
voer.
Spr. vraagt of de geruchten in de pers
waarheid bevatten, dat de Minister onvoor
waardelijkheid het plan van de commissie-
Evers denkt over le nemen. Van dit plan is
spr. geen bewonderaar.
De heer VAN VOORST TOT VOORST
(R.-K.) hoopt, dat bij invoering van een
wegbclastïng niet die mensehen de dupe
zullen worden, die op locaal verkeer voor
hun bedrijf zijn aangewezen en met het
doorgaand verkeer niets hebben te maken.
Spr. dringt aan op een spoedige tot-stand-
koming van maatregelen betreffende de
wegbelasting. Zoblang het vraagstuk der
koslenverdeelïng niet is opgelost, zal van
een behoorlijke vernieuwing der wegen niet
veel kunnen komen.
In afwachting daarvan zou partieele ver
nieuwing met kleinplaveisel ter hand kun
nen worden genomen.
De heer VAN DER WAERDEN (S. D.)
merkt op, dat door droogmaking van de
Westeinder plassen de landbouwbelangen
zullen worden bedreigd. Spr. hoopt daarom
dat de droogmaking, niet zal worden be
vorderd.
De MINISTER vangt zijn rede aan.
De Voorzitter sluit te 306 de vergadering.
RECLAME.
wSSiMi met zijn fijne grondstoffen 3
EEN HEERLIJKE LEKKERNIJ
9479
De bezoldigingen bij het Rijk.
De Centrale Commissie voor G. O. in
ambtenaarszaken heeft in haar vergadering
met algemeene stemmen besloten, de Re
geering te adviseeren, het bezoldigingsbe
sluit bnrgerljjke Rijfcsambtenaren-192-5 niet
op 1 Januari 1925 in werking to dqeo
treden.
Blijkens deze mededeeling hebben dus ook
de vertegenwoordigers der Regeering in de
Centrale Commissie als hun oordeel te
kennen gegeven, dat invoering van het
onlangs gepubliceerde bezoldigingsbesluit in
dien vorm op 1 Januari a.s. dient te worden
nagelaten.
Bureau Documentatie.
Door bet N. V. V. is besloten lol stichting
van een Bureau voor Documentatie.
De aangesloten afdeelingen van vakbon
den worden in de gelegenheid gesteld zich
op de verzamelde documenten le abonnee-
ren, waartoe zij zich lot hun Hoofdbestuur
hebben ie wenden.
Materiaal zal worden verstrekt over:
1. Vakbeweging in Nederland-, 2. interna
tionale vakbeweging; 3. organisatie Weric-
gc-rs; 4. Politieke Partijen; 5. Internationale
Politieke Partijen; 6. Sociaal economische
gegevens en verhoudingen; 7. Socialisatie
en Nationalisatie; 8. Bedrijfsorganisatie; 9.
Medezeggenschap10. Achlurendag; 11. So
ciale Wetgeving; 12. LooDen en Arbeids
voorwaarden; J3 Kosten Levensonderhoud;
14. Werkloosheid; 15. Militarisme en Onl-
wapening; 16. Financiën; 17. Handelspoli
tiek 18. Diversen; 19. Internationale toe
stand-, 20, Volkenbond; 21. Arbeddsconflic.
Icn, vakbeweging, gebeurtenissen, enz., in
het buitenland
Een aantal dezer onderwerpen zullen na
der nog worden onderverdeeld.
Een ondernemetsraad voor West-Indië.
Naar bel „Hdbl." verneemt, worden eerst
eenigen lijd pogingen in het werk gestold
om te geraken tot de oprichting van een On
derman arsraad voor West-Indië, in den geest
van den Ondernemersraad voor Ned'er-
landech-Indië ,die zijn werkzaamheid uit
sluitend op onze Oost concentreert. Een
fusie dezsr beide organisaties schijn! niet in'
de bedoeling te liggen, maar wei zal er een
persoonlijke band tusschen beid? worden
gelogd, doordien zij een gemeenschappe-
lijken voorzitter zullen hebben. Prof. Treuii
zou zioh reeds in principe bereid hebben
verklaard ook de leiding dier nieuwe vex-
eeniging op zich te nemen.
De heoren Schoch, ddrecteur der Suri-
naarasche Bank, en Van Hassielt, directeur
van de Kon. West-Indische Mail, zijn nu
doende te trachten belangstelling voor <Bt
plan te wekken onder die lichamen, die
door hun werkzaamheid in Suriname tof
weTk laind de Raad zich voorloopig bepalen
zal geacht kunnen worden voor het lid
maatschap in aanmerking te komen.
In Den Haag kwamen dezer dagen bij.
een afgevaardigden van den Ned. R.-K,
Boeren- en Tuindersbond, het R.-K. Vale-
bureau, de Alg. R.-K. Werbgeverevesreeni-
ging en bet R.-K. Verbond van Werkgeverg-
vakvereenigingen em den Ned. R.-K. Mid-
denshmdsbond.
Op deze bijeenkomst werd geconstitueerd
wat vroeger reeds werd aangekondigd ali
Raad van Vakcentrales, doch thans den
juisleren naam ontving van Raad van Over
leg van R. K. Centrale Sociale Organisa
ties (R.v. O.) De Raad heeft tot taak, door
samemspreking en uitwisseling van gedach
ten over onderwerpen van actueel algemeen
belang, zooveel mogelijk waardeering van
elkanders opvattingen en overeenstemming
Ic verkrijgen.
Tol voorzitter werd gekozen de beer dr.
L1. Deckers, tot ondervoorzitter de heer A. C,
de Bruyn en to! secretaris-penningmeester
mr. J. v#n Hellenberg Hpbar. („Msbocte"),
In Den Haag is, 58 jaar oud, over
leden ir. J. de Koning Knijff, buitengewoon
hoogleeraar aan de Technische Hoogeschool
te Delft en oud-chef van het mijnwezen jn
Ned.-fndië. f
Bij Kon. besluit is mr. J. P. graaf van
Limburg Stiriun, buitengewoon gezant en
gevolmachtigd minister te Kairo, op zijn
verzoek, eervol van deze functie ontheven
en in de hoedanigheid van buitengewoon
gezant en gevolmachtigd minister ter be
schikking gesteld buiten bezwaar van
's lands schatkistzijn benoemd, met in
gang van 30 December; tot hoofddirecteur
der Rijkswerkinrichtingen Yeenhuizen A.
w Idzenga, directeur van het 9de gesticht
aldaar; tot directeur van het 2de gesticht
bij dc Rijkswerkinrichtingen Yeenhuizen A.
J. Reinders, directeur van het 1ste gesticht
aldaar; tot directeur van het lste gesticht
bij de Rijkswerkinrichtingen Veenhuizen H.
C. O. Frauck, onder-directeur aldaaris,
met ingang van 1 Januari, A. A. Hes, bouw.
kundig hoofdambtenaar bij den Rijksgebou
wendienst benoemd tot disfcrictsbonwfcuri»
dige bij dien dienst.
De provinciale Staten van Zuid-Hol
land hebben besloten een subsidie van hoog
stens f250.000 beschikbaar te stellen voor
indijking van gronden in den Biesbosch.
Do afd. Woerden van den Chr. Nai
Werkmansbond hield in de zaal van „Con-
oordia" een vrij goed bezochte ledenver
gadering. Do heer A. Blonk deed de aan<
wezigen een causerietje hooren betreffend*