ONTVOERD. Mo. 19866 LEIDSCH DAGBLAD, Vrijdag 12 December Derde Blad, Anno 1924, TWEEDE KAMER. FEUILLETON. (Zitting van gisteren). Tegen het wetsontwerp tot wijziging van wedden van den voorzitter en de leden Tan de Agemeenc Rekenkamer ontwikkelt de heer Gerhardt (s.-d.) bezwaren. De re geling is z.i. onbillijk tegenover de amb tenaren met lagere salarissen. De heer SCHOUTEN (a.-r.) sluit zich hierbij aan. Hij wenscht, dat de overgangs bepalingen voor de salarissen in 1925 blij ven, zooals ze nu zijn. De heer SNOECK HENKEMANS (c. h dringt er op aan, dat de regeering het wets ontwerp terugneemt. De heer NOLENS (r.-k.) dringt aan op pitstel. Minister COLIJN verdedigt de houding der regeering, op grond van do salarisde batten in het begin van 1924 in de Tweede Kamer. Hij voelt veel voor de door den heer Schouten gewenschte overgangsmaat regelen, doch wensclit die eerst op schrift te zien. De heer VAN DEN TEMPEL (s.-d.) ziet geen gelijkheid in de behandeling van de hoogere en de lagere ambtenaren. De heer KETELAAR (v.-d.) verwijt den minister onvolledige voorstelling van zakeu Hij stelt voor schorsing van de beraadsla gingen over dit wetsontwerp en de bijbe- hoorende wetsontwerpen. De heer SCHOUTEN belichaamt zijn wensch in een amendement, doch kan zich met de motie Ketelaar vereenigen. De heer NOLENS evenzoo. De regeering verzoekt schorsing. Daartoe wordt besloten ten aanzien van de wetsontwerpen betreffende de bezoldi ging van de leden van den Raad van State de Algemeene Rekenkamer, de rechterlijke macht en de militaire rechterlijke mach't. Verschillende» kleinere wetsontwerpen worden zonder hoofdelijke stemming aange nomen, onder welke dat tot verlenging van den termijn van art. 88a der Tabakswet. Hierbij zegt minister Colijn op verzoek van den heer Deckers opneming van de siga renfabrikanten in de tabakscommissie toe. Staatsbegrooting voor 1925. Hoofdstuk V (Binnenlandsche Zaken). Voortgegaan wordt met de behandeling van hoofdstuk V (Binnenlandsche Zaken) van de Begrooting voor 1925. Aid. Landbouw. De heer AMENT (r.-k.) is van oordeel dat de regeering meer samenwerking moet zoeken met de organisatie in land- en tuin bouwbedrijf opdat zooveel mogelijk aan de particuliere organisaties kan worden over gelaten en de regeeringszorg achter kan blijven. De heer DE BOER (platt. partij), is vooral vóór uitbreiding van cultuurgronden en hij schetst de bcteekenis van de droog legging der Zuiderzee. Het pachtvraagstuk 'en dc kwestie van de emigratie acht hij zeer moeilijk. Do heer VAN DEN HEUVEL (A.-R.) ia van oordeel, dat te -diep ingrijpen in het pachtvraagstuk ceD gevaar in zich sluit n.l. dat de gronden verkocht zullen worden, het. geen nadeelig zou zijn. Een afzonderlijk departement van Land bouw acht hij niet zoo'n gewichtig belang. Het hangt er van af wat de minister doet, aan wie de belangen van den landbouw zijn toevertrouwd. Een vol departement zal de behartiging nooit kunnen vullen; Een com binatie met Binnenlandsche Zaken acht hij echter minder gewenscht, omdat dit depar tement gevoonliik con oolitiel departe ment is. De heer SCHAPER ^S.-D.) komt tegen deze laatste voorstelling van zaken op. Ket departement van Landbouw werd afgeschaft op het moment dat de minister van Marine verscheen. Spr. zegt niet dat minister Ruys niet voor minister van Landbouw deugt, maar een aparte minister van Landbouw *28.1 als minister een zekere positie hebben in het kabinet. Spr. verdedigt de uitbreiding der cultuur gronden. De heer BEUMEll (A.-R.) zegt, dat het onwaar is dat in 1922 de drie rechtsehc par tijen op hun progr 'iri hadden staan een af zonderlijk departement \an Landbouw. Al leen de katholieken v.nsehten dit. De minister van Binnenlandsche Zaken en Landbouw, de heer RUYS DE BEEREN- BROUCK, antv/'oordt. De toestand van den. landbouw acht spr. vrij goed, hetgeen hij met cijfers toelicht. Wanverhouding in de groothandels- en kleinhandelsprijzen acht spr. niet zoo groot «a's de heer Ebels, Eenigermate ;s het wel zoo, maar het is niet verontrustend. Tegen vergelijking met andeia landen waarschuwt de minister. De toestanden zijn altijd zeer verschillend. Wat de uitbreiding der cultuurgronden betreft, is spr. vn oordeel, dat ontginning inderdaad alleszins gewenscht is. De ge stelde vragen bean^worrdt spr. bevestigend, er is écu commissie-Lovlnk en daarnaast i3 geen andere noodig, a'. is de opdracht dezeT commissie ni.t zóó ruim als men well'cl t wil, maar het .'s mogelijk die commissie te vragen haai* «aandacht tan deze materie te wijden. Spr. zal dan nagaan of de samen stelling veranderd dient te worden. Een decentralisteixL behartiging der ontginning acht spr. beter dan een centrale, omdat in dc verschillende provincies de toestand zeer vei schilt. In vij. jaar tijd werd 1% millioen gulden beschikbaar gesteld voor ontginning e:i in dien tijd zijn 1B9 boerderijen gesticht. In de drooglegging van den Biesbosch zal de Staat 2 tor ödragen, de provincie ton cn Dordrecht 3^ ton. O'er'eg met land' ouvorganisaties pleegt de minister zooveel mogelijk en hij bevor dert ook onderling overleg van land- en tuinbouwconsulenten met deze organisaties. Het pachtvraagstuk is nog in behandeling de landbouworganisaties en dus kan spr. daarover nog niets zeggen. Nopens emigratie hce^t spr. reeds eerder ";-i meening gegerc De heer RUTTEN (R--K.) houdt een plei dooi voor betero verzorging vnn het land en tuinbou wonder wijs. De heer LEENSTRA (A.-R-) betoogt dat betere opleiding voor toekomstige land bouwers reeds op de lagere school noodig ia. De MINISTER zal aandacht wijden aan deze wenschen. De heer VAN VOORST TOT VOORST (R.-K.) bespreekt den voorlichtingsdienst en het proefstation, waar op het oogenblik zeer veel ontbreekt. De heer LEENSTRA (A.-R-) vraagt groo ts subsidies voor proefstations en proef velden. Do MINISTER zal overwegen. De vergadering wordt verdaagd tot des avonds 8 uur. Avondzitting. Marinebegrooting. Aan de orde is behandeling van hoofdstu* III der Staatsbegrooting voor 1925. De al gemeene beschouwingen worden geopend. De heer BRAUTIGAM (S.-D.) kan zich niet vereenigen met dio leden die in het ef- deelingsonderzöck op een spoedige indie ning van de nieuwe Vlootwet hebben aan gedrongen. Deze leden willen blijkbaar die Vlootwet nog in dit zittingsjaar behandelen, dus voor dat het kiezerskorps zich heeft uitgespro ken. Spr. wenscht zich tegen dat atreven ernstig te verzetten, omdat bij het petition, ncment duidelijk is gebleken, hoezeer het volk in deze kwestie belang stelt. Wat de onderhavige begrooting betreft", is spr. van meening, dat zij geheel ingaat tegen de volkswil, vooral wat betreft de daarin opgenomen verspilling aan nieuw bouw, wat spr. nader motiveert. Spr. is er van overtuigd, dat met het m- standhoudon van de gevechtswaarde van or ze vloot ongeveer 15 millioen gemoeid zijn. Daarboven komen nog de uitgaven voor aan- en nieuwbouw. Dat ook de Minister er van overtuigd is, dat de totale lasten gaan boven de diaag- kracht van ons volk blijkt naar spr. mce- ning uit het voorstel van den minister oir dit jaar van dio uitgaven ruim 3V& millioen op rekening te brengen van buitengewoon. Spr. verzet zich derhalve tegen verderen aanbouw Met name verklaart hij zich tegen «na aangevraagden eersten termijn voor den aanbouw van 2 torpedoboot jagers en hij ver zoekt den minister met aandrang dezen post terug te nemen. Wanneer de minister aan dit verzoek niet mocht voldoen, zal spr. een voorstel indienen, om dien post niet goed te keuren. Daarna behandelt spr. de personeelkwes- tic. De geest onder het personeel is niet goed hetgeen vooral het gevolg is van dé slechte salarieering waarvoor spr. bedragen aanhaalt, opmerkende dat dit schandelijk lage loonen zijn, die worden betaald om ten keste van het personeel een vloot in stand te houden, welke ver gaat boven de krach ten van ons volk..Hier is nu een gelegen heid, om de loonen te regelen volgens die, welke in liet particulier bedrijf worden be taald. Maar de minister gaat zelfs deelne ming van de marinemannen aan de te 's-Grar venhage gehouden demonstratie tegen de salarisverlaging verbieden. Een dergelijk optreden is natuurlijk niet bevorderlijk vcor een goeden geest onder het personeel. Vervolgens dringt spr. aan op herstel van het overleg met de personeelorganisaties en goedkeuring, dat ook burgerlijke be stuurders kunnen deelnemen aan het geor ganiseerd overleg. De heer TER HALL (V.-B.) bespreekt de loopende geruchten over sabotage onder het personeel in Den Helder en vraagt daar omtrent inlichtingen. Al deze uitingen van het personeel acht spr. een gevolg van de loonpolitiek der regeering. waarvan het gevolg is, dat ge huwden zelfs V3n 8 tot 10 gulden per week minder zullen ontvangen. Dit neemt echter niet weg, dat der gelijke daden, als door spr. aangehaald, ernstig zijn te laken en moeten worden tegengegaan, en spr. vraagt welke maat regelen de Regeering daartoe denkt te nemen. De hoer VAN DER BILT (R.-K.) is van meening, dat we moeten zorgen en bleven zorgen voor handhaving van ons gezag in de overzeesche gewesten, en daarbij behoort ook het tegengaan van de zeerooverft. Spr. acht met den minister een nieuwen aanbouw noodig. Ook in het bdang van het personeel is het van groot belang, dat het materiaal, waarop zij dienst moeten doen, volkomen zeewaardig is. Dat de torpedojagers zullen worden aan besteed, juichte spr. toe, omdat we dan weten, met welk bedrag we er dan af z\j«. Voorts dringt spr. er op aan, dat zooveel mogelijk materieel op de Rijksmarinewer- ven zal worden gebouwd. Wat betreft de verbittering onder het personeel, heeft ook' spr. ontstemming be merkt over do nieuwe salarieering. Ook spr. is van meaning, dat hier en daar wel wat to sterk is verlaagd. Vooral de ongehuv/den zijn in Verhouding veel te veel teruggebracht in salaris. De salarisregeling had niet in het geor ganiseerd overleg moeten zijn be besproken. Do commissie voor hdtgeorganiseerd overleg diende to worden samengesteld uit de com missie voor de rechtspositie. Tenslotte wjjst spr. op de onvoldoende ojdeidingsgclegenheid te Gorkum. Naar spr. meening is de daarvoor best geoutileerde plaats Nieuwediep en spr. vraagt of de minister dit denkbeeld wil overwegen. De heer VAN RAVENSTEIJN (0. P.) herinnert er aan, dat de vtootwetplannen van de Regeering schipbreuk hebben ge leden tengevolge van de agitatie onder het Nederlandsche volk. Toch heeft de regee ring van haar plannen geen afstand gedaan. Spr. wijst op de bedoeling der nieuwe Engelsche regcering, om in overeenstemming met de dominions, de vlcotbasis te Singa- I-oro uit te breiden tot een formidabel vlootsteunpunt. Thans heeft de Regeering in Indië weer een nieuwe Vlootwet aan de orde gesteld, waarbij de Regeering zeer zeker rekening heeft gehouden met het protocol van Genève. Wat nu de behandeling van de Vlootwet betreft, merkt spr. op, dat men deze thans laat aannemen in den Volksraad, welke niet i3 een Volksvertegenwoordiging, maar een vertegewoordiging van de Engelsche bu reaucratie en de kapitalistische kringen. Dan komt men met de Vlootwet bij» het Nederlandsche parlement, met de opmerking, dat ze is aangenomen in Indië, dat tocli wel het meeste belang bij deze zaak heeft. Spr. wijst er op. dat thans reeds over deze nieuwe Vlootwet de meest vernietigende kritiek wordt uitgebracht. De nieuwe vloot wetplannen der Regeering worden zelfs in Indië ais inverantwoordelijk en misdadig gekwalificeerd. Hierna komt spr. tot do gebeurtenissen, welke zich hebben voorgedaan onder het marinepersoneel in Den Helder. Spr. wenscht te constateeren. dat hij. hetgeen daar is geschied, toejuicht, omdat daaruit blijkt, dat het marinepersoneel zich niet langer alles maar laat aanleunen. De minister heeft door zijn gansche op treden het plegen dezer daden in de hand gewerkt. Naar sprekers opvatting staat deze Mi nister op het verouderde of misschien thans weer nieuwe standpunt, dat het eigenlek niet to pas komt, dat personeel in 's-Rjjks dienst zich organiseert. Wanneer de minister nog verder op dien weg voort gaat, b.v. door nog slechtere salarieering, dan zullen we er misschien toe moeten komen, het Nederlandsche persaneel te ver vangen door Indisch p:rsoneel. Tegenover de houding van den minister als de sterke man, moet liet personeel zich verweren als een sterke macht. Daarom juicht spT. da gepleegde daden toe. Mevr. BRONSVELD-VITRINGA (R.-K.) wjjst op de immoreele toestanden onder het marinepersoneel. Spr. overdrijft niet, wan neer zij zegt, dat het Nederlandsche volk jaarlijks meer dan 20Q.000 gulden moet opbrengen voor bestrijding vun de onze delijkheid b\j de marine. Spr. hoopt, dat de minister deze kwestie ernstig zal over wegen. Ook verklaart spr. zich tegen het toe laten van het gebruik van preventieve mid delen, omdat daardoor de onzedelijkheid wordt bevorderd. Spr. zou het een deugde lijk middel fer bestrijding der onzedelijkheid vinden, wanneer de met venerische ziekte aangetasten niet voor bevordering in aan merking werden gebracht. Voorts dringt spr. aan op vestiging van het uitgangspunt voor de verdediging in Indië, tengevolge waarvan een belangrijke oorzaak voor de onzedelijkheid zou worden weggenomen, omdat dan de maandenlange scheiding zal worden opgeheven. Ten slotte vraagt spr. uitvoering wan de motie-Bomans, in zake afdoening van het wetsontwerp tot instelling van een departement van Defensie. Dö heer OUD (V.-D.) merkt op, dat men thans, niettegenstaande de verwerping van de Vlootwet, tracht reeds zooveel mo gelijk materiaal voor de nieuwe Vlootwet ir. de wacht te sleepen. Van een eigenlijke bezuiniging, welke bet vorig jaar in uitzicht is gesteld, en uelke voor het departement van Marine Qtgeveer 6 millioen zou bedragen, bemerkt men niets. Wat nu onze vloot betreft, hiervoor heeft m.en tweeërlei doel, n.I. de oo.lcgszeemacht cn het politietoezicht. Het resultaat echter is, dat zelfs niet ten kosto van vele milli- oenen de vloot voor een van beide doel einden geschikt is -gemaakt kunnen worden. Voorts bespreekt de heer Oud da bevor. dering van de onderofficieren bjj de marine en herinnert hij aan hetgeen hij het vorig jaar ter sprako heeft gebracht. Toen heeft de Minister geantwoord, dat de 2 genoemdo gevallen, waarbij bjj de bevordering een verklaring moest worden geieekend, dat zij geer. gebruik zouden maken van hun recht om den dienst te verlaten, de eenige gevallen waren en dat er geen sprake was van een algemeenen maatregel. Thans blijkt dit laatste wel het gevat te zijn en daarom acht spr. de houding van den Minister in de hoogste mate ongepast. Ook beklaagt spr. zich over het optreden van den Minister b(j z\jn verbod tot deel neming aan volkomen geoorloofde demon straties en over zijn houding tegenover dc besturen der organisaties- De heer VAN DER VOORT VAN ZIJP (A.-R.) is van meoning, dat er wel degelijk op Marine is bezuinigd. Het aantal officieren is aanmerkelijk ver minderd, een aantal comraandementen is opgeheven, enz. Eindelijk komt er echter een oogenblik, dat niet verder met de in krimping kan worden gegaan, en volgens spr. is thans dit oogenblik aangebroken. In totaal zou, volgens spr., door splitsing S1/? millioen gulden meer benoodigd zgn. .Wat de nieuwe Vlootwet betref^ kan spr. oog op den materieelen nood, waarin do zich indenken, dat de Minister met het marine thans verkeert, nog dit jaar hier mede komen zal. Overigens zou spr. den Minister in overweging geven, deze Vloot wet nog eens ernstig na te gaan. Do torpedojagers b.v. zullen zwaarder moeten zgn dan men heeft gedacht, terwijl in plaats van kruisers van 8000 ton kruisers van 10.000 ton moeten worde* genomen. Spr. zou het betreuren, als het thans in' Indië aanhangige Vlootwet-ontwerp zonder basis ongewijzigd bij het Parlement zou worden ingediend. Spr. kan het zich niet indenken, dal deze Minister thans weder Tandjong Priok als ba sis heeft kunnen opgeven. Bij het Departement van Marine moet men naar sprekers oordcel wat minder politiek le werk gaan, doch men moet het volk eerlijk en klaar inlichten over hetgeen we werkelijk voor de verdediging van Indië noodig heb ben. Dan is spr. er van overtuigd, dat de ovcTgroote meerderheid van ons volk zich met de vioolplannen zal kunnen vereenigen, en dat niet meer geloofd zullen worden de verhalen van de heeren Oud en Brautigam. Ten aanzien van de personeelkweslie, merkt spr. op, dat hetgeen tot dusver voor de belangen van het personeel is gedaan, te leurstellend is. De Minister zegt, dat maat regelen in het belang van het personeel geld kosten. Spr. ontkent zulks. Als lid van de com missie voor de rechtspositie van het perso neel kan spr. wel mededeelen, dat er ver* schillende maatregelen hadden kunnen wor den genomen, zonder dat het iels had ge kost. Gedano vergoedingen of voorstellen daartoe werden echter eenvoudig niet be - handeld of onderzocht. Spr. kan den Mi nister niet voldoende op het hart drukken, dat men ook in het belang van den dienst aan de belangen van het personeel ernstige aandacht moet wijden. De heer SNOECK HENKEMANS (C.-H.) ii van meening, dat de 2 torpedootjagers, waar voor thans de eerste termijn wordt aange vraagd, ongetwijfeld noodig zijn om onze vloot op peil te houden. Voorts waarschuwt spr. ernstig tegen ver» eeniging van de departementen van Oorlof en Marine, waarop hedenavond weer is aan gedrongen. Wat de nieuwe Vlootwet betreft, geeft spr^ den Minister nog eens in ernstige overwe ging, na te gaan of het niet aanbeveling ver dient in het ontwerp op te nemen bepalin gen, waar een vlootbasis zal zijn, omdat dit van het grootste belang is, vooral voor een vloot van kleiner materiaal. Ten slotte keurt spr. onvoorwaardelijk a( de verschijnselen van sabotage. Spr. vraagt den Minister mede te deelen, wat eigenlijk is verboden, door wien dit ii geschied cn in hoever de Minister daarbij betrokken is. Het verbod zelf acht spr. een minder verstandige daad. De heer SCHAPER (S.D.meent, dat wij met den bouw van kruisers de modorne tech-. niek niet kunnen bijhouden. Toch wil men een up to date vloot hebben. Dat Mac Do nald voorstander is van een goede vloot, met goede kruisers enz., is nooit ontkend, maar Engeland kan in verband met Frankrijk niet eenzijdig ontwapenen. Voor ons land is dit echter anders. Wij kunnen toch niets met een vloot bereiken. We moeten volstaan met een paar kleine scheepjes voor politietoezicht legen de zeerooverij in de Indische wateren. De order betreffende het verbod tot bijwo ning van vergadering en demonstratie is zeer klein. Ook spr. keurt de sabotage af, hoewel dez* individueelc wraak niet te verwonderen i» na de houding van den Minister tegenover het personeel. De heer VAN SCHAIK (R.K.) vraagt den Minister, naar aanleiding van een uitlating in-een vergadering van de Verceniging tot bevordering van de Krijgswetenschap, o( het juist is dat thans, en ook in de toekomst voor de marine geen oorlogslaak meer it weggelegd. Zoo ja, zoo dringt hij er op aan, haar maar spoedig bij het Dept. van Oorlog onder te brengen, wat tevens een aanmerken lijke bezuiniging zou opleveren. Het verwijt van den heer Oud, dat de ML Van ROBERT LOUIS STEVENSON, geautoriseerde vertaling van J C. L. B. Pet. (Nadruk verluiden. 18) Voor de deur verdrongen zich andere ge zichten. Ik dacht, dat wij verloren waren, greep mijn sabel, en viel licn aan in de flank. Maar ik had niet noodig le helpen. De worstelaar viel ten slotte neer, en Alan, te rugspringend om zijn aanloop te kunnen nemen, rende op hen in, brullend als een slier. Zij vloden voor hein als water, om- keerend en rennend, en tegen elkaar val lend in hun haast. Het zwaard in zijn hand flitste als kwikzilver in de verwarring van onze vluchtende vijanden en na iedere flits kwam de schreeuw van een man, die getrof fen was. Terwijl ik nog dacht, dat wij ver loren waren, vluchtten zij, en Alan joeg ze over hel dek, als een herdershond de scha pen. Toch was hij even vlug Icrug, als hij naar buiten was gegaan; hij was even voorzich tig als lapper, en inlusschon schreeuwden en liepen de zeelui nog, alsof hij hen nog op de hielen zat, en wij hoorden hen, de een na den ander, in het vooronder tuimelen en het luik dichtklappen. De kajuit leek op een slachtplaats; drie dooden lagen op den vloer, en een vierde "^as stervend op den drempel; en daar wa ren. .Alan en ik; overwinnaars, en onge- dvrd. Hij kwam met open armen op mij toe. ,,Kom in mijn armenI" riep h;j, en omarmde mij, cn kuste mij op beide wangen. David," zei hi), „ik heb je lief als een broeder. En o, man," riep hij in een soort extase, „vecht ik niet prachtig?" Toen wijdde hij zijn aandacht aan de vier vijanden, en bracht ze één voer één buiten de deur. Terwijl hij daarmee beziig was, neuriede en floot hij voortdurend bij zich zelf als P-mand, die zich een wij3 probeert te herinneren; hij echter probeerde er een le maken. Al dien tijd was een blos op zijn gezicht, cn zijn oogen glinsterden als die van een kind v«an vijf jaar, dat een niéuw si uk speelgoed heeft gekregen. En even daarna ging hij zitten op de tafel, zijn zwaard in de hand; het wijsje, waarmee hij «al dien lijd bezig was geweest, begon wat vlotter le klinken, loc-n nog flinker, en dan barstte hij niet luide stem uit in eeai Kel- lischcn zang. Ik heb hem hier vertaald, ofschoon niet in verzen, want daarin ben ik niet bedre ven, maar ten minste in verstaanbare faaJ. Hij zong hem dikwijls daarna en hij werd populair; zoodat ik hem dikwijls 'hoorde en voor mij liet vertalen; Dit is het lied van het zwaard van Alan, De smid maakte het, Het vuur hardde het, Nu blinkt het in de hand van Alan Breek. Hun oogen waren talrijk en klaar. Vlug waren zij, om te zien, Vele en krachtige handen, Het zwaard was alleen. De harten gaan over den heuvel, Zij zijn vele, de heuvel is één, De herten verdwijnen. De heuvel blijft. Kom van de heuvels met heide, 1 Kom van de rotsen der zee, O, ver-spiedende arend, Hier is uw spijs. Nu doet dit vers, dat hij, woorden en mu ziek, maakte in het uur der overwinning, onrecht aan mij, die hem bijstond in het ge vecht. Mr. Shuan en vijf anderen waren óf ge dood óf weerloos gemaakt; maar van dezen vielen twee door mijn hand, de twee, die door de lantaarn kwamen. Vier «anderen waren gewond, en van die vier kreeg één, en niet de minst belangrijke, zijn kwetsuur van mij; zoodat ik, alles Saam genomen, mijn aandeel had in het dooden en verwonden, en recht had op een plaats in Alans verzen. Maar dichters moe ten denken om hun rijm; en in goed proza gaf Alan mij altijd meer dan mij toekwam. Inlusschon dacht ik er niet aan, dal ik te kort kwam. Want niet alleen kende ik geen woord Keltisch, maar door de lange onze kerheid van het wachten, en dc verwarring en inspanning gedurende onze twee ver woede gevechten, en nog meer door het af grijzen, dat ik had gehad van mijn werk, wankelde ik naar een stoel ,zoo gauw de zaak geëindigd was. Er was een beklem ming op mijn borst, waardoor ik nauwelijks kon ademende gedachte aan de twee man nen, die ik had geschoten, vervolgde mij als een nachtmerrie, en plotseling, vóór ik zelf wis wat er gebeurde, begon ik te snikken als een kind. Alam klopte op mijn schouder en zei, dal ik een dappere jongen was, en alleen slaap noodig had. „Ik zal de oerste wacht betrekkc-n.zei hij; ,,je hebt mij goed bijgestaan, David, van het begin tot hot eind, en ik zou je niet wil len missen voor h^l A pp in. neen, voor Breadalbane." Ik spreidde dus mijn bed op den vloer, cn hij nam de eerste wacht, het pistool in de hand, en het zwaard op de knie; drie uur op de klok van den kapitein aan den wand. Toen maakte hij mij wakker, en kreeg ik mijn beurt van drie uur. Vóór het eind daarvan was het klaar dag en oen heel rus tige ochtend, met een gladde, deinende zee, die het schip heen en weer wierp, terwijl een zware regen op het dek kletterde. In mijn heele wacht gebeurde er niets bij zonders en aan het klepperen van het roer bemerkte ik, dat c-r zelfs niemand stond te sturen. Zooals ik later hoorde, waren er zoo- velen van hen gedood of gewond c-n de rost in zóó slechte stemming, dat mr. Riach en de kapitein om de beurt wacht moest hou den, als Alan en ik. Anders kon de brik zijn gestrand, zonder dat iemand had begrepen, wat er gebeurde. Het was een geluk, dat de nacht zoo stil was geworden, want de wind was gaan lig gen, toen de regen begon te vallen. Zelfs nu meende ik, te oordeelen naar het groole aantal meeuwen, die krijschend en vis- schend om ons schip vlogen, dat het vrij dicht langs de kust of langs een der Hebri- den-eilanden moest zijn gedreven; en toen ik ten laatste uit de deur van de kajuit kvck, zag ik de groole steenheuvels van Skye rechts en, een beetje meer naar achteren, het vreemde eiland Rum. HOOFDSTUK XI. De kapitein onderwerpt zich, Alan en ik ontbeten om ongeveer ze« uur. De vloer was bedekt met gebroken gla« en verschrikkelijk gevlekt met bloed, wat mijn honger wegnam. In andere opzichten waren wij niet alleen in een preMigen, maar zelfs vrooiijken toestand; daar wij den offi cieren hun hut hadden ontnomen en de be schikking hadden over allen dirank in het schip, wijn zoowel als 9terken drank, en liet beste van het voedsel, zooals de pickles en het fijne brood. Dit was op zichzelf al vol doende om ons in een goed humeur t« brengen; maar de voornaamste oorzaak was, dat de twee dorsligstc mannen, die ooit buiten Schotland waren gekomen, nu mr. Shuan dood was, opgesloten zaten in het vooronder, veroordeeld tot wat zij het meest verfoeiden, koud water. „Reken er op," zei Alan, „we zullen bin nenkort meer van hen hooren. Je kunt een man van vechten afhouden, maar nooit van zijn flesch." We scholen goed met elkaar op. Alan prees mij in de vleiende vewoordingen en mot een mes, dat hij van de tafel nam, sneed hij mij een van de zilveren knoopen van zijn jas. „Ik heb ze gekregen," zei hij, „van mijn vader Duncan Stewart, en geel je hem nu een als aandenken aan de gebeurtenissen van dezen nacht. En wa«ar je komt, als je dien knoop toont, zullen de vrienden van Alan Bnech je helpen." (Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1924 | | pagina 9