ONTVOERD.
Mo. 19866
LEIDSCH DAGBLAD, Vrijdag 12 December
Derde Blad, Anno 1924,
TWEEDE KAMER.
FEUILLETON.
(Zitting van gisteren).
Tegen het wetsontwerp tot wijziging van
wedden van den voorzitter en de leden
Tan de Agemeenc Rekenkamer ontwikkelt
de heer Gerhardt (s.-d.) bezwaren. De re
geling is z.i. onbillijk tegenover de amb
tenaren met lagere salarissen.
De heer SCHOUTEN (a.-r.) sluit zich
hierbij aan. Hij wenscht, dat de overgangs
bepalingen voor de salarissen in 1925 blij
ven, zooals ze nu zijn.
De heer SNOECK HENKEMANS (c. h
dringt er op aan, dat de regeering het wets
ontwerp terugneemt.
De heer NOLENS (r.-k.) dringt aan op
pitstel.
Minister COLIJN verdedigt de houding
der regeering, op grond van do salarisde
batten in het begin van 1924 in de Tweede
Kamer. Hij voelt veel voor de door den
heer Schouten gewenschte overgangsmaat
regelen, doch wensclit die eerst op schrift
te zien.
De heer VAN DEN TEMPEL (s.-d.) ziet
geen gelijkheid in de behandeling van de
hoogere en de lagere ambtenaren.
De heer KETELAAR (v.-d.) verwijt den
minister onvolledige voorstelling van zakeu
Hij stelt voor schorsing van de beraadsla
gingen over dit wetsontwerp en de bijbe-
hoorende wetsontwerpen.
De heer SCHOUTEN belichaamt zijn
wensch in een amendement, doch kan zich
met de motie Ketelaar vereenigen.
De heer NOLENS evenzoo.
De regeering verzoekt schorsing.
Daartoe wordt besloten ten aanzien van
de wetsontwerpen betreffende de bezoldi
ging van de leden van den Raad van State
de Algemeene Rekenkamer, de rechterlijke
macht en de militaire rechterlijke mach't.
Verschillende» kleinere wetsontwerpen
worden zonder hoofdelijke stemming aange
nomen, onder welke dat tot verlenging van
den termijn van art. 88a der Tabakswet.
Hierbij zegt minister Colijn op verzoek van
den heer Deckers opneming van de siga
renfabrikanten in de tabakscommissie toe.
Staatsbegrooting voor 1925.
Hoofdstuk V (Binnenlandsche Zaken).
Voortgegaan wordt met de behandeling
van hoofdstuk V (Binnenlandsche Zaken)
van de Begrooting voor 1925.
Aid. Landbouw.
De heer AMENT (r.-k.) is van oordeel
dat de regeering meer samenwerking moet
zoeken met de organisatie in land- en tuin
bouwbedrijf opdat zooveel mogelijk aan de
particuliere organisaties kan worden over
gelaten en de regeeringszorg achter kan
blijven.
De heer DE BOER (platt. partij), is
vooral vóór uitbreiding van cultuurgronden
en hij schetst de bcteekenis van de droog
legging der Zuiderzee. Het pachtvraagstuk
'en dc kwestie van de emigratie acht hij zeer
moeilijk.
Do heer VAN DEN HEUVEL (A.-R.) ia
van oordeel, dat te -diep ingrijpen in het
pachtvraagstuk ceD gevaar in zich sluit n.l.
dat de gronden verkocht zullen worden, het.
geen nadeelig zou zijn.
Een afzonderlijk departement van Land
bouw acht hij niet zoo'n gewichtig belang.
Het hangt er van af wat de minister doet,
aan wie de belangen van den landbouw zijn
toevertrouwd. Een vol departement zal de
behartiging nooit kunnen vullen; Een com
binatie met Binnenlandsche Zaken acht hij
echter minder gewenscht, omdat dit depar
tement gevoonliik con oolitiel departe
ment is.
De heer SCHAPER ^S.-D.) komt tegen
deze laatste voorstelling van zaken op. Ket
departement van Landbouw werd afgeschaft
op het moment dat de minister van Marine
verscheen. Spr. zegt niet dat minister Ruys
niet voor minister van Landbouw deugt,
maar een aparte minister van Landbouw
*28.1 als minister een zekere positie hebben
in het kabinet.
Spr. verdedigt de uitbreiding der cultuur
gronden.
De heer BEUMEll (A.-R.) zegt, dat het
onwaar is dat in 1922 de drie rechtsehc par
tijen op hun progr 'iri hadden staan een af
zonderlijk departement \an Landbouw. Al
leen de katholieken v.nsehten dit.
De minister van Binnenlandsche Zaken
en Landbouw, de heer RUYS DE BEEREN-
BROUCK, antv/'oordt.
De toestand van den. landbouw acht spr.
vrij goed, hetgeen hij met cijfers toelicht.
Wanverhouding in de groothandels- en
kleinhandelsprijzen acht spr. niet zoo groot
«a's de heer Ebels, Eenigermate ;s het wel
zoo, maar het is niet verontrustend.
Tegen vergelijking met andeia landen
waarschuwt de minister. De toestanden zijn
altijd zeer verschillend.
Wat de uitbreiding der cultuurgronden
betreft, is spr. vn oordeel, dat ontginning
inderdaad alleszins gewenscht is. De ge
stelde vragen bean^worrdt spr. bevestigend,
er is écu commissie-Lovlnk en daarnaast i3
geen andere noodig, a'. is de opdracht dezeT
commissie ni.t zóó ruim als men well'cl t
wil, maar het .'s mogelijk die commissie te
vragen haai* «aandacht tan deze materie te
wijden. Spr. zal dan nagaan of de samen
stelling veranderd dient te worden. Een
decentralisteixL behartiging der ontginning
acht spr. beter dan een centrale, omdat in
dc verschillende provincies de toestand zeer
vei schilt. In vij. jaar tijd werd 1% millioen
gulden beschikbaar gesteld voor ontginning
e:i in dien tijd zijn 1B9 boerderijen gesticht.
In de drooglegging van den Biesbosch zal
de Staat 2 tor ödragen, de provincie
ton cn Dordrecht 3^ ton.
O'er'eg met land' ouvorganisaties pleegt
de minister zooveel mogelijk en hij bevor
dert ook onderling overleg van land- en
tuinbouwconsulenten met deze organisaties.
Het pachtvraagstuk is nog in behandeling
de landbouworganisaties en dus kan spr.
daarover nog niets zeggen.
Nopens emigratie hce^t spr. reeds eerder
";-i meening gegerc
De heer RUTTEN (R--K.) houdt een plei
dooi voor betero verzorging vnn het land
en tuinbou wonder wijs.
De heer LEENSTRA (A.-R-) betoogt dat
betere opleiding voor toekomstige land
bouwers reeds op de lagere school noodig ia.
De MINISTER zal aandacht wijden aan
deze wenschen.
De heer VAN VOORST TOT VOORST
(R.-K.) bespreekt den voorlichtingsdienst
en het proefstation, waar op het oogenblik
zeer veel ontbreekt.
De heer LEENSTRA (A.-R-) vraagt groo
ts subsidies voor proefstations en proef
velden.
Do MINISTER zal overwegen.
De vergadering wordt verdaagd tot des
avonds 8 uur.
Avondzitting.
Marinebegrooting.
Aan de orde is behandeling van hoofdstu*
III der Staatsbegrooting voor 1925. De al
gemeene beschouwingen worden geopend.
De heer BRAUTIGAM (S.-D.) kan zich
niet vereenigen met dio leden die in het ef-
deelingsonderzöck op een spoedige indie
ning van de nieuwe Vlootwet hebben aan
gedrongen.
Deze leden willen blijkbaar die Vlootwet
nog in dit zittingsjaar behandelen, dus voor
dat het kiezerskorps zich heeft uitgespro
ken. Spr. wenscht zich tegen dat atreven
ernstig te verzetten, omdat bij het petition,
ncment duidelijk is gebleken, hoezeer het
volk in deze kwestie belang stelt.
Wat de onderhavige begrooting betreft",
is spr. van meening, dat zij geheel ingaat
tegen de volkswil, vooral wat betreft de
daarin opgenomen verspilling aan nieuw
bouw, wat spr. nader motiveert.
Spr. is er van overtuigd, dat met het m-
standhoudon van de gevechtswaarde van
or ze vloot ongeveer 15 millioen gemoeid
zijn. Daarboven komen nog de uitgaven
voor aan- en nieuwbouw.
Dat ook de Minister er van overtuigd is,
dat de totale lasten gaan boven de diaag-
kracht van ons volk blijkt naar spr. mce-
ning uit het voorstel van den minister oir
dit jaar van dio uitgaven ruim 3V& millioen
op rekening te brengen van buitengewoon.
Spr. verzet zich derhalve tegen verderen
aanbouw
Met name verklaart hij zich tegen «na
aangevraagden eersten termijn voor den
aanbouw van 2 torpedoboot jagers en hij ver
zoekt den minister met aandrang dezen post
terug te nemen. Wanneer de minister aan
dit verzoek niet mocht voldoen, zal spr. een
voorstel indienen, om dien post niet goed
te keuren.
Daarna behandelt spr. de personeelkwes-
tic. De geest onder het personeel is niet
goed hetgeen vooral het gevolg is van dé
slechte salarieering waarvoor spr. bedragen
aanhaalt, opmerkende dat dit schandelijk
lage loonen zijn, die worden betaald om ten
keste van het personeel een vloot in stand
te houden, welke ver gaat boven de krach
ten van ons volk..Hier is nu een gelegen
heid, om de loonen te regelen volgens die,
welke in liet particulier bedrijf worden be
taald. Maar de minister gaat zelfs deelne
ming van de marinemannen aan de te 's-Grar
venhage gehouden demonstratie tegen de
salarisverlaging verbieden.
Een dergelijk optreden is natuurlijk niet
bevorderlijk vcor een goeden geest onder
het personeel.
Vervolgens dringt spr. aan op herstel
van het overleg met de personeelorganisaties
en goedkeuring, dat ook burgerlijke be
stuurders kunnen deelnemen aan het geor
ganiseerd overleg.
De heer TER HALL (V.-B.) bespreekt
de loopende geruchten over sabotage onder
het personeel in Den Helder en vraagt daar
omtrent inlichtingen.
Al deze uitingen van het personeel acht
spr. een gevolg van de loonpolitiek der
regeering. waarvan het gevolg is, dat ge
huwden zelfs V3n 8 tot 10 gulden per week
minder zullen ontvangen.
Dit neemt echter niet weg, dat der
gelijke daden, als door spr. aangehaald,
ernstig zijn te laken en moeten worden
tegengegaan, en spr. vraagt welke maat
regelen de Regeering daartoe denkt te
nemen.
De hoer VAN DER BILT (R.-K.) is van
meening, dat we moeten zorgen en bleven
zorgen voor handhaving van ons gezag in
de overzeesche gewesten, en daarbij behoort
ook het tegengaan van de zeerooverft.
Spr. acht met den minister een nieuwen
aanbouw noodig. Ook in het bdang van het
personeel is het van groot belang, dat het
materiaal, waarop zij dienst moeten doen,
volkomen zeewaardig is.
Dat de torpedojagers zullen worden aan
besteed, juichte spr. toe, omdat we dan
weten, met welk bedrag we er dan af z\j«.
Voorts dringt spr. er op aan, dat zooveel
mogelijk materieel op de Rijksmarinewer-
ven zal worden gebouwd.
Wat betreft de verbittering onder het
personeel, heeft ook' spr. ontstemming be
merkt over do nieuwe salarieering. Ook
spr. is van meaning, dat hier en daar
wel wat to sterk is verlaagd. Vooral de
ongehuv/den zijn in Verhouding veel te veel
teruggebracht in salaris.
De salarisregeling had niet in het geor
ganiseerd overleg moeten zijn be besproken.
Do commissie voor hdtgeorganiseerd overleg
diende to worden samengesteld uit de com
missie voor de rechtspositie.
Tenslotte wjjst spr. op de onvoldoende
ojdeidingsgclegenheid te Gorkum. Naar spr.
meening is de daarvoor best geoutileerde
plaats Nieuwediep en spr. vraagt of de
minister dit denkbeeld wil overwegen.
De heer VAN RAVENSTEIJN (0. P.)
herinnert er aan, dat de vtootwetplannen
van de Regeering schipbreuk hebben ge
leden tengevolge van de agitatie onder het
Nederlandsche volk. Toch heeft de regee
ring van haar plannen geen afstand gedaan.
Spr. wijst op de bedoeling der nieuwe
Engelsche regcering, om in overeenstemming
met de dominions, de vlcotbasis te Singa-
I-oro uit te breiden tot een formidabel
vlootsteunpunt.
Thans heeft de Regeering in Indië weer
een nieuwe Vlootwet aan de orde gesteld,
waarbij de Regeering zeer zeker rekening
heeft gehouden met het protocol van Genève.
Wat nu de behandeling van de Vlootwet
betreft, merkt spr. op, dat men deze thans
laat aannemen in den Volksraad, welke niet
i3 een Volksvertegenwoordiging, maar een
vertegewoordiging van de Engelsche bu
reaucratie en de kapitalistische kringen.
Dan komt men met de Vlootwet bij» het
Nederlandsche parlement, met de opmerking,
dat ze is aangenomen in Indië, dat tocli
wel het meeste belang bij deze zaak heeft.
Spr. wijst er op. dat thans reeds over
deze nieuwe Vlootwet de meest vernietigende
kritiek wordt uitgebracht. De nieuwe vloot
wetplannen der Regeering worden zelfs in
Indië ais inverantwoordelijk en misdadig
gekwalificeerd.
Hierna komt spr. tot do gebeurtenissen,
welke zich hebben voorgedaan onder het
marinepersoneel in Den Helder.
Spr. wenscht te constateeren. dat hij.
hetgeen daar is geschied, toejuicht, omdat
daaruit blijkt, dat het marinepersoneel zich
niet langer alles maar laat aanleunen.
De minister heeft door zijn gansche op
treden het plegen dezer daden in de hand
gewerkt.
Naar sprekers opvatting staat deze Mi
nister op het verouderde of misschien
thans weer nieuwe standpunt, dat het
eigenlek niet to pas komt, dat personeel
in 's-Rjjks dienst zich organiseert. Wanneer
de minister nog verder op dien weg voort
gaat, b.v. door nog slechtere salarieering,
dan zullen we er misschien toe moeten
komen, het Nederlandsche persaneel te ver
vangen door Indisch p:rsoneel. Tegenover
de houding van den minister als de sterke
man, moet liet personeel zich verweren
als een sterke macht. Daarom juicht spT.
da gepleegde daden toe.
Mevr. BRONSVELD-VITRINGA (R.-K.)
wjjst op de immoreele toestanden onder het
marinepersoneel. Spr. overdrijft niet, wan
neer zij zegt, dat het Nederlandsche volk
jaarlijks meer dan 20Q.000 gulden moet
opbrengen voor bestrijding vun de onze
delijkheid b\j de marine. Spr. hoopt, dat
de minister deze kwestie ernstig zal over
wegen.
Ook verklaart spr. zich tegen het toe
laten van het gebruik van preventieve mid
delen, omdat daardoor de onzedelijkheid
wordt bevorderd. Spr. zou het een deugde
lijk middel fer bestrijding der onzedelijkheid
vinden, wanneer de met venerische ziekte
aangetasten niet voor bevordering in aan
merking werden gebracht.
Voorts dringt spr. aan op vestiging van
het uitgangspunt voor de verdediging in
Indië, tengevolge waarvan een belangrijke
oorzaak voor de onzedelijkheid zou worden
weggenomen, omdat dan de maandenlange
scheiding zal worden opgeheven.
Ten slotte vraagt spr. uitvoering wan
de motie-Bomans, in zake afdoening van
het wetsontwerp tot instelling van een
departement van Defensie.
Dö heer OUD (V.-D.) merkt op, dat
men thans, niettegenstaande de verwerping
van de Vlootwet, tracht reeds zooveel mo
gelijk materiaal voor de nieuwe Vlootwet
ir. de wacht te sleepen.
Van een eigenlijke bezuiniging, welke
bet vorig jaar in uitzicht is gesteld, en
uelke voor het departement van Marine
Qtgeveer 6 millioen zou bedragen, bemerkt
men niets.
Wat nu onze vloot betreft, hiervoor heeft
m.en tweeërlei doel, n.I. de oo.lcgszeemacht
cn het politietoezicht. Het resultaat echter
is, dat zelfs niet ten kosto van vele milli-
oenen de vloot voor een van beide doel
einden geschikt is -gemaakt kunnen worden.
Voorts bespreekt de heer Oud da bevor.
dering van de onderofficieren bjj de marine
en herinnert hij aan hetgeen hij het vorig
jaar ter sprako heeft gebracht. Toen heeft
de Minister geantwoord, dat de 2 genoemdo
gevallen, waarbij bjj de bevordering een
verklaring moest worden geieekend, dat zij
geer. gebruik zouden maken van hun recht
om den dienst te verlaten, de eenige gevallen
waren en dat er geen sprake was van een
algemeenen maatregel. Thans blijkt dit
laatste wel het gevat te zijn en daarom acht
spr. de houding van den Minister in de
hoogste mate ongepast.
Ook beklaagt spr. zich over het optreden
van den Minister b(j z\jn verbod tot deel
neming aan volkomen geoorloofde demon
straties en over zijn houding tegenover
dc besturen der organisaties-
De heer VAN DER VOORT VAN ZIJP
(A.-R.) is van meoning, dat er wel degelijk
op Marine is bezuinigd.
Het aantal officieren is aanmerkelijk ver
minderd, een aantal comraandementen is
opgeheven, enz. Eindelijk komt er echter
een oogenblik, dat niet verder met de in
krimping kan worden gegaan, en volgens
spr. is thans dit oogenblik aangebroken.
In totaal zou, volgens spr., door splitsing
S1/? millioen gulden meer benoodigd zgn.
.Wat de nieuwe Vlootwet betref^ kan spr.
oog op den materieelen nood, waarin do
zich indenken, dat de Minister met het
marine thans verkeert, nog dit jaar hier
mede komen zal. Overigens zou spr. den
Minister in overweging geven, deze Vloot
wet nog eens ernstig na te gaan. Do
torpedojagers b.v. zullen zwaarder moeten
zgn dan men heeft gedacht, terwijl in
plaats van kruisers van 8000 ton kruisers
van 10.000 ton moeten worde* genomen.
Spr. zou het betreuren, als het thans in'
Indië aanhangige Vlootwet-ontwerp zonder
basis ongewijzigd bij het Parlement zou
worden ingediend.
Spr. kan het zich niet indenken, dal deze
Minister thans weder Tandjong Priok als ba
sis heeft kunnen opgeven.
Bij het Departement van Marine moet men
naar sprekers oordcel wat minder politiek le
werk gaan, doch men moet het volk eerlijk
en klaar inlichten over hetgeen we werkelijk
voor de verdediging van Indië noodig heb
ben. Dan is spr. er van overtuigd, dat de
ovcTgroote meerderheid van ons volk zich
met de vioolplannen zal kunnen vereenigen,
en dat niet meer geloofd zullen worden de
verhalen van de heeren Oud en Brautigam.
Ten aanzien van de personeelkweslie,
merkt spr. op, dat hetgeen tot dusver voor
de belangen van het personeel is gedaan, te
leurstellend is. De Minister zegt, dat maat
regelen in het belang van het personeel geld
kosten.
Spr. ontkent zulks. Als lid van de com
missie voor de rechtspositie van het perso
neel kan spr. wel mededeelen, dat er ver*
schillende maatregelen hadden kunnen wor
den genomen, zonder dat het iels had ge
kost. Gedano vergoedingen of voorstellen
daartoe werden echter eenvoudig niet be -
handeld of onderzocht. Spr. kan den Mi
nister niet voldoende op het hart drukken,
dat men ook in het belang van den dienst
aan de belangen van het personeel ernstige
aandacht moet wijden.
De heer SNOECK HENKEMANS (C.-H.) ii
van meening, dat de 2 torpedootjagers, waar
voor thans de eerste termijn wordt aange
vraagd, ongetwijfeld noodig zijn om onze
vloot op peil te houden.
Voorts waarschuwt spr. ernstig tegen ver»
eeniging van de departementen van Oorlof
en Marine, waarop hedenavond weer is aan
gedrongen.
Wat de nieuwe Vlootwet betreft, geeft spr^
den Minister nog eens in ernstige overwe
ging, na te gaan of het niet aanbeveling ver
dient in het ontwerp op te nemen bepalin
gen, waar een vlootbasis zal zijn, omdat dit
van het grootste belang is, vooral voor een
vloot van kleiner materiaal.
Ten slotte keurt spr. onvoorwaardelijk a(
de verschijnselen van sabotage.
Spr. vraagt den Minister mede te deelen,
wat eigenlijk is verboden, door wien dit ii
geschied cn in hoever de Minister daarbij
betrokken is. Het verbod zelf acht spr. een
minder verstandige daad.
De heer SCHAPER (S.D.meent, dat wij
met den bouw van kruisers de modorne tech-.
niek niet kunnen bijhouden. Toch wil men
een up to date vloot hebben. Dat Mac Do
nald voorstander is van een goede vloot, met
goede kruisers enz., is nooit ontkend, maar
Engeland kan in verband met Frankrijk niet
eenzijdig ontwapenen. Voor ons land is dit
echter anders. Wij kunnen toch niets met
een vloot bereiken. We moeten volstaan met
een paar kleine scheepjes voor politietoezicht
legen de zeerooverij in de Indische wateren.
De order betreffende het verbod tot bijwo
ning van vergadering en demonstratie is
zeer klein.
Ook spr. keurt de sabotage af, hoewel dez*
individueelc wraak niet te verwonderen i»
na de houding van den Minister tegenover
het personeel.
De heer VAN SCHAIK (R.K.) vraagt den
Minister, naar aanleiding van een uitlating
in-een vergadering van de Verceniging tot
bevordering van de Krijgswetenschap, o(
het juist is dat thans, en ook in de toekomst
voor de marine geen oorlogslaak meer it
weggelegd. Zoo ja, zoo dringt hij er op aan,
haar maar spoedig bij het Dept. van Oorlog
onder te brengen, wat tevens een aanmerken
lijke bezuiniging zou opleveren.
Het verwijt van den heer Oud, dat de ML
Van ROBERT LOUIS STEVENSON,
geautoriseerde vertaling van J C. L. B. Pet.
(Nadruk verluiden.
18)
Voor de deur verdrongen zich andere ge
zichten. Ik dacht, dat wij verloren waren,
greep mijn sabel, en viel licn aan in de
flank. Maar ik had niet noodig le helpen. De
worstelaar viel ten slotte neer, en Alan, te
rugspringend om zijn aanloop te kunnen
nemen, rende op hen in, brullend als een
slier. Zij vloden voor hein als water, om-
keerend en rennend, en tegen elkaar val
lend in hun haast. Het zwaard in zijn hand
flitste als kwikzilver in de verwarring van
onze vluchtende vijanden en na iedere flits
kwam de schreeuw van een man, die getrof
fen was. Terwijl ik nog dacht, dat wij ver
loren waren, vluchtten zij, en Alan joeg ze
over hel dek, als een herdershond de scha
pen.
Toch was hij even vlug Icrug, als hij naar
buiten was gegaan; hij was even voorzich
tig als lapper, en inlusschon schreeuwden
en liepen de zeelui nog, alsof hij hen nog
op de hielen zat, en wij hoorden hen, de een
na den ander, in het vooronder tuimelen en
het luik dichtklappen.
De kajuit leek op een slachtplaats; drie
dooden lagen op den vloer, en een vierde
"^as stervend op den drempel; en daar wa
ren. .Alan en ik; overwinnaars, en onge-
dvrd.
Hij kwam met open armen op mij toe.
,,Kom in mijn armenI" riep h;j, en omarmde
mij, cn kuste mij op beide wangen. David,"
zei hi), „ik heb je lief als een broeder. En o,
man," riep hij in een soort extase, „vecht ik
niet prachtig?"
Toen wijdde hij zijn aandacht aan de vier
vijanden, en bracht ze één voer één buiten
de deur. Terwijl hij daarmee beziig was,
neuriede en floot hij voortdurend bij zich
zelf als P-mand, die zich een wij3 probeert
te herinneren; hij echter probeerde er een
le maken. Al dien tijd was een blos op zijn
gezicht, cn zijn oogen glinsterden als die
van een kind v«an vijf jaar, dat een niéuw
si uk speelgoed heeft gekregen. En even
daarna ging hij zitten op de tafel, zijn
zwaard in de hand; het wijsje, waarmee hij
«al dien lijd bezig was geweest, begon wat
vlotter le klinken, loc-n nog flinker, en dan
barstte hij niet luide stem uit in eeai Kel-
lischcn zang.
Ik heb hem hier vertaald, ofschoon niet
in verzen, want daarin ben ik niet bedre
ven, maar ten minste in verstaanbare faaJ.
Hij zong hem dikwijls daarna en hij werd
populair; zoodat ik hem dikwijls 'hoorde en
voor mij liet vertalen;
Dit is het lied van het zwaard van
Alan,
De smid maakte het,
Het vuur hardde het,
Nu blinkt het in de hand van Alan
Breek.
Hun oogen waren talrijk en klaar.
Vlug waren zij, om te zien,
Vele en krachtige handen,
Het zwaard was alleen.
De harten gaan over den heuvel,
Zij zijn vele, de heuvel is één,
De herten verdwijnen.
De heuvel blijft.
Kom van de heuvels met heide, 1
Kom van de rotsen der zee,
O, ver-spiedende arend,
Hier is uw spijs.
Nu doet dit vers, dat hij, woorden en mu
ziek, maakte in het uur der overwinning,
onrecht aan mij, die hem bijstond in het ge
vecht.
Mr. Shuan en vijf anderen waren óf ge
dood óf weerloos gemaakt; maar van dezen
vielen twee door mijn hand, de twee, die
door de lantaarn kwamen.
Vier «anderen waren gewond, en van die
vier kreeg één, en niet de minst belangrijke,
zijn kwetsuur van mij; zoodat ik, alles
Saam genomen, mijn aandeel had in het
dooden en verwonden, en recht had op een
plaats in Alans verzen. Maar dichters moe
ten denken om hun rijm; en in goed proza
gaf Alan mij altijd meer dan mij toekwam.
Inlusschon dacht ik er niet aan, dal ik te
kort kwam. Want niet alleen kende ik geen
woord Keltisch, maar door de lange onze
kerheid van het wachten, en dc verwarring
en inspanning gedurende onze twee ver
woede gevechten, en nog meer door het af
grijzen, dat ik had gehad van mijn werk,
wankelde ik naar een stoel ,zoo gauw de
zaak geëindigd was. Er was een beklem
ming op mijn borst, waardoor ik nauwelijks
kon ademende gedachte aan de twee man
nen, die ik had geschoten, vervolgde mij als
een nachtmerrie, en plotseling, vóór ik zelf
wis wat er gebeurde, begon ik te snikken als
een kind.
Alam klopte op mijn schouder en zei, dal
ik een dappere jongen was, en alleen slaap
noodig had.
„Ik zal de oerste wacht betrekkc-n.zei
hij; ,,je hebt mij goed bijgestaan, David, van
het begin tot hot eind, en ik zou je niet wil
len missen voor h^l A pp in. neen, voor
Breadalbane."
Ik spreidde dus mijn bed op den vloer,
cn hij nam de eerste wacht, het pistool in
de hand, en het zwaard op de knie; drie
uur op de klok van den kapitein aan den
wand. Toen maakte hij mij wakker, en kreeg
ik mijn beurt van drie uur. Vóór het eind
daarvan was het klaar dag en oen heel rus
tige ochtend, met een gladde, deinende zee,
die het schip heen en weer wierp, terwijl
een zware regen op het dek kletterde.
In mijn heele wacht gebeurde er niets bij
zonders en aan het klepperen van het roer
bemerkte ik, dat c-r zelfs niemand stond te
sturen. Zooals ik later hoorde, waren er zoo-
velen van hen gedood of gewond c-n de rost
in zóó slechte stemming, dat mr. Riach en
de kapitein om de beurt wacht moest hou
den, als Alan en ik. Anders kon de brik zijn
gestrand, zonder dat iemand had begrepen,
wat er gebeurde.
Het was een geluk, dat de nacht zoo stil
was geworden, want de wind was gaan lig
gen, toen de regen begon te vallen. Zelfs nu
meende ik, te oordeelen naar het groole
aantal meeuwen, die krijschend en vis-
schend om ons schip vlogen, dat het vrij
dicht langs de kust of langs een der Hebri-
den-eilanden moest zijn gedreven; en toen
ik ten laatste uit de deur van de kajuit kvck,
zag ik de groole steenheuvels van Skye
rechts en, een beetje meer naar achteren,
het vreemde eiland Rum.
HOOFDSTUK XI.
De kapitein onderwerpt zich,
Alan en ik ontbeten om ongeveer ze«
uur. De vloer was bedekt met gebroken gla«
en verschrikkelijk gevlekt met bloed, wat
mijn honger wegnam. In andere opzichten
waren wij niet alleen in een preMigen, maar
zelfs vrooiijken toestand; daar wij den offi
cieren hun hut hadden ontnomen en de be
schikking hadden over allen dirank in het
schip, wijn zoowel als 9terken drank, en liet
beste van het voedsel, zooals de pickles en
het fijne brood. Dit was op zichzelf al vol
doende om ons in een goed humeur t«
brengen; maar de voornaamste oorzaak
was, dat de twee dorsligstc mannen, die ooit
buiten Schotland waren gekomen, nu mr.
Shuan dood was, opgesloten zaten in het
vooronder, veroordeeld tot wat zij het meest
verfoeiden, koud water.
„Reken er op," zei Alan, „we zullen bin
nenkort meer van hen hooren. Je kunt een
man van vechten afhouden, maar nooit van
zijn flesch."
We scholen goed met elkaar op. Alan
prees mij in de vleiende vewoordingen en
mot een mes, dat hij van de tafel nam,
sneed hij mij een van de zilveren knoopen
van zijn jas.
„Ik heb ze gekregen," zei hij, „van mijn
vader Duncan Stewart, en geel je hem nu
een als aandenken aan de gebeurtenissen
van dezen nacht. En wa«ar je komt, als je
dien knoop toont, zullen de vrienden van
Alan Bnech je helpen."
(Wordt vervolgd.)