NOi 19852 LEIDSCH DAGBLAD, Woensdag 26 November Tweede Blad. Anno 1924. TWEEDE KAMER. FEUILLETON. ONTV8ERO. (Vervolg van gisteren). Staatsbegrooting voor 1825. Algemeene beschouwingen. Do heer SCHAPER (S.-D.) dankt de Re- ffpeiin<T voor de welwillende woorden, die zij 3^ het adres van mr. Troelstra heeft ge- ^Vervólgens bestrijdt hij den heer Wijn- koop, die trachtte de kleine boeren aan lijn z-ijde te krijgen. Het zal hem niet gelukken, want de Hollandsche boer is geen Inalr.habeet als de Russische en weet te lezen. De Hollandsche boeren zullen zich niet op een dwaalspoor laten brengen. Uitvoerig komt hij op tegen de rede van den heer Schouten, die de S. D. A. P. weer trachtte te splitsen in het revolutionaire en het evolutionaire deel. Stenhuis werd ten tooneele gevoerd als tegenstelling tegen de parlementaire fractie. Do scheidingslijn loopt niet 206; het is alleen een uitvinding van den heer Schouten. Verschil van mee ning bestaat in iedere party, zslfs in de antirevolutionaire. Scheiding van verpleegsters wordt ook ingericht naar gelang van de vraag of deze verpleegsters al dan niet lid zijn van getste- li-ko instellingen. Kan een dergelijke schei ding bij het onderwijs ook niet worden aan gebracht. Aan de bezuiniging heeft spr.'s partij steeds meegewerkt. Zij was vóór een ioogere oorlogswinstbelasting, maar zij is 3igestemd en nu is het geld grootendeels weer op. Een kaitaalsvorming wees men af, jekrimping van de mobilisatie heeft spr. vaak bepleit, maar men wilde het niet en de schuld voor de zware lasten, die ons thans drukken, ligt niet bij spr.'s partij. De heer KERSTEN (Staatk. Geref. Partij) maakt zijn excuus, dat hij niet ia eerste instantie kon spreken. Hij wenscht nu nog e?nige opmerkingen te maken. Spr. betreurt het, dat dit Kabinet ons volk niet heeft ge zegend met christelijke wetten. Hij had den tjja er voor en de macht, maar het was geen christelijk Kabinet. Hij wijst o.a. op do Zondagstreinen, waartegen de Regeering niete doet en dat wel op materialistische overwegingen. De sociale wetgeving en speciaal^ de Ziektewet is door-en-door revolutionair. Vervolgens komt h'\j op tegen de vrije uiting van het ongeloof, tegen de benoeming van een Jood als hoogleeraar in de Theolo gie, enz. De coalitie is een samengaan van partgen die niets gemeen hebben. De heer DUYS (S.-D.): Gij loopt er maar lekker achter aan. De lieer KERSTEN (Staatk. Ger. Party) roept het geheele calvinistische volk op om pal te staan voor het christelijk geloof en de toepassing van de beginselen daarvan in het staatkundig leven. De neer RUTGERS VAN ROZENBURG (C.-H.) repliceert en zegt de finaocieele po litiek der regcering te steunen. In de rede van den heer Van Gijn heeft hg niet veel vertrouwen. Wat er bij diens party terecht »u komen van de bezuiniging, bewijst al Weer de motie-Ter Hall. 1)6 heer MARCHANÏ (V.-D.) betoogt nog maals, dat de minijter van Oorlog het advies vies van den Centralen Raad van Beroep had moeten volgen. Ten aanzien van den Indischen leerstoel to Utrecht vraagt spr. nadere inlichtingen hoo de minister toch reeds een circulaire heeft kunnen rondzenden, als hem officieel van de aanvrage voor dien leerstoel niets bekend was. Spr. voortgaan Je, zeide tegenover den heer Dresse.lliuys vol te houden dat het Protocol van Genève geen bewapening ver- oi8cht. Nopens de formatie cener regccringsmeer- tterheid, ontwerpt hij het denkbeeld eeneT nationale politiek door mr. Dresselhuys ge opperd. Y— een dergelijke opvatting wil hij liever ni*t weten omdat die samenwerking met do anti ;cvJutionaire en christelijk-his- torische partijen vereischt. Ten slotte brengt spr. een woord van hulde aan mr. Troelstra, die vaak grooter iovloed heeft geoefend dan menigeen, die achter de groene tafel zat. Hij spreekt d* hoop uit, dat mr. Troel- fitra nog lang builen den politieken strijd ia een rustige omgeving werkzaam moge zijn voor zijn levenstaak. De heer DRESSELHUYS (V.-B.) zet uit één dat herziening van het kiesstelsel be doelt het verband tusschen district on afge vaardigde te versterken en niet meer op een lijst maar op een persoon te laten stem men. Hij is bereid het plan schriftelijk uit te werken en den minister ter hand te stellen. De defensie-uitgaven wilde mr. Marchant verminderen, maar spr. beeft aangetoond dat daarvan niets terecht kan komen. Mr. Marchant heeft er zich te gemakkelijk van afgemaakt door de rede van prot. v. JCmb- den buiten bespreking te laten. Op die rede, welke de becijfering bevatte, kouit het juist aan. Spr gaat zóó ver dat hij durft zeggen dat de eerste jaren van het politie leder duurder zullen zijn dan liet bestaan- do leger. Mr. Marchant heeft al weer een ander standpunt ingenomen en schijnt nu meer te willen vasthouden aan het begrip weermacht. De heeren Wijnkoop c.s. zijn voor het behoud van het leger maar zij willen er wat anders van maken. Dc rede ran don beer Wijnkoop was feitelijk de brief van Zinov- jef, maar die brief is valscli. die was een canard. De communisten in Nederland be doelen het lang zoo kwaad niet als de heer Wijnkoop het voorstelt. Op hot gebied van pndcrwijs wenscht spr. een nationale politiek. Helaas stuit dat af op de houding der Regeering, die wil out alle partijen een commissio wcnuchen éér zij een stap doet. De heer Rutgers heeft tal van klachten over het onderwijs en weil- schen tot verbetering. Helaas gaf hij daarl»~ een verkeerde voorstelling van spr.'s bedoe lingen. Volgens den minister is er maar een paar ton uit de verandering der kleine scho len te halen. Als de onnoodige school-splif- sïng werd opgeheven zouden 1000 onderwij zers overcompleet worden. Spr. acht dio becijfering wel te laag. Sedert 1918 tot 1923 zijn er 1031 scholen bijgekomen, als gevolg van den aanwas der bevolking en de split sing. Het aantal van 1000 onderwijzers als gevolg van de splitsing is te gering geschat. Spr. zal voorloopig raoar afwachten wat er op onderwijsgebied zal gebeuren, totdat de noodzakelijkheid ook ter rechterzijde zal blijken. Op sociaal gebied schijnt dat de heer No- lens voor een collectief Arbeidscontract met sancties is. De heer NOLENS (R.-K): Dat is een punt van het program van 1922. De heer DRESSELHUYS (V.-B.) acht dit toch een novum en gaarne vernam hij daarover meer licht. De minister heeft tweemaal een dronk ge wijd aan de coalitie cn vergat dat die coa litie sedert verleden jaar uitéén ligt. Wat er na de verkiezingen zal gebeuren, weten wij nog niet. Hoe grooter de meerderheid ter rechterzijde is, hoe zwakker zij bleek te zijn Van een christelijke Tegeering is niet veel bespeurd. Dc begrooting is heusch niet christelijk sluitend gemaakt. öp andere punten is niets christelijks ie constateercn. Spr. wijst bijv. op de bestrij ding der z?dclooshcid, die op dit oogenblik veel grooter is dan in 1911. In Den Haag is het cijfer der prostituees sindsdien van 931 tot over de 2000 gestegen. Ecnige beperking van Zondagsdienst op de spoorwegen is het cenige- christelijke punt dat er te constateeren valt. Volgens spr. mocht dus den heer Schou ten wel wat bescheidener zijn met zijn loft uiting op het christelijke van deze regee/ing. Een rechtsche politiek is nog steeds, niet anders geweest dan een zielloos pogen, om het libérale werk te veranderen. Do vergadering wordt, verdaagd tot des avonds 8 uur. Avondvergadering. Staatsbegrooting voor 1925. Hoofdstak X (Arbeid, Handel en Nijverheid) Voortgegaan wordt met de behandeling van Hoofdstuk X (Arbeid, Handel en Nij verheid) van de Staalsbogrooling voor 1925. IVe Afdeeling (Volksgezondheid). Mevr. DE VRIES—BRUINS (S D) be treurt het dat de minister de totstandkoming van het wetsontwerp op den gezondheids dienst niet heeft bevorderd. Op de bestrij ding der tuberculose wordt ook al weer be zuinigd. De minister Iaat alles aan particu lieren over, al naar het valt. De Gezondheidsraad is gelukkig altijd be schermd maar het bedrag daarvoor is ook al bezuinigd. Op de bibliotheek en de inspec tie is ook bezuinigd. Het verslag over 1923 is nog niet verschenen. Hoe kom dat? Is er niets gedaan of heeft men geen tijd voor de samenstelling van dit verslag? De subsidies voor de kindervacanliekolo- nies, voor de uilzending van kinderen naar buiten zijn verminderd, terwijl dat voor de bescherming van zuigelingen geheel is ge schrapt. Er zit in de methode van den mi nister geen lijn: hij snoeit er maar op los. Na verdere aanmerkingen vroeg spr. waarom de gemeenten nog steeds geen hulp krijgen voor het hygiënisch schooltoezicht? Op het gebied van dat toezicht beslaat een chaos en de minister Iaat na leiding te geven. Mevrouw BAKKERNORT (V. D.) be treurt hel ook dal de minister weinig lijn in zijn bezuiniging heeft. Spr. noemt ook nog eenige posten die verlaagd zijn. Het meest betreurt zij de vermindering voor de va- canliekolonies en herstellingsoorden. Spr. heeft verschillende amendementen inge diend om posten te verhoogen. Eén der pos ten voor de vroedvrouwenschool te Heer len is wel met 80 mille verhbogd. De inspectie voor kinderhygiëne blijft on voldoende omdat steeds geen hoofdinspec teur is aangesteld. Ten aanzien van de Drankwet uit spr. cenige klachten. Zij vraagt bij de herziening rekening te houden met de belangen van de pachters, die licht hun broodwinning zou den kunnen verliezen. Uitbreiding van het alcoholverbod tot kinderen beneden 18 jaar in plaats van 16 jaar acht spr. eveneens ge- wenscht. De heer BAKKER (C.-H.) is het eens met den minister dat particuliere bouwnijver heid hoofdzaak moet zijn bij de zorg voor de volkshuisvesting. Den steun dien den mi nister voor 1925 wil geven, acht hij niet toe reikend. Meer vrijheid voor de gemeenten om deze zaak te regelen, acht hij noodig, juist met het oog op uitzonderingsgevallen. Het openen van de gelegenheid tot het krijgen van een tweede hypotheek acht hij een goed stelsel mits deze pas verleend wordt als het werk gereed is. Spr. vraagt of deze regeling ook zal gelden voor bouw in erfpacht. Hij hoopt van wel In de Land- arbeiderswet beslaat eenzelfde leemte dat geen tweede hypotheek mogelijk is. Een fout acht hij het dat de woningen met rijks9teun gebouwd, niet verkocht kunnen worden. Dat moot worden toegestaan omdat dit zeer in het belang van de volkshuisvesting zou zijn. De heer VAN RAPPARD (V. B.) behan delt eenige moeilijkheden die zich bij de Vleeschkeuringswet voordoen, voornamelijk in verband met de belangen van de land bouwers. Spr. verzoekt den minister een commissie in te stellen, om over de bezwaren van het platteland gemeenschappelijk overleg te ple gen. De heer VAN DER WAERDEN (S. D.) spreekt over de woningpolitiek en do geruch ten omtrent de afschaffing van de Huurwet ten. Hij verklaart, geen bewonderaar te zijn van de woningpolitiek van den minister. Spr. erkent dat in de ,,top"jaren millioenen in de woningen zijn gestoken, waarvan het rendamenl thans onvoldoende is. Maar daar voor heeft spr. vroeger een woningfonds be pleit en nivelleering van de huren. De mi nister wilde er niet aan. Ook wilde hij geen afschrijving van het in de woningen gesto ken kapitaal. Waarom, vraagt spr., trekt de minister zich terug? Om de financiën. Spr. begrijpt niet hoe de Regeering meent het woningvraagstuk te kunnen oplossen al leen met eigenbouw. De particuliere bouw voorziet absoluut niet in de behoefte, want die bouwt voor de hooge huren. Noodig zijn in de groole steden woningen van 46 gul den huur per week en woningen voor grootc gezinnen. Het voornemen om de Huurwetten in te trekken acht spr. verontrustend omdat daar voor nog geen enkele aanleiding bestaat. Het antwoord van vele en vooral de groole gemeenten is geweest dat de Huurcommis- sies nog niet opgeheven kunnen worden. Dat bewijst dat van opheffing van de Huur wetten nog geen sprake kan zijn. De wo ningnood is nog niet opgeheven. De advi seurs der Regeering achten een overschot van dertig duizend woningen voldoende, d. i. 2 pCt. van het aantal woningen. De MINISTER: Waar heb ik die 2 pCt. genoemd? De heer VAN DER WAERDEN (S. D.): Als de minister dat cijfer niet heeft ge noemd, des te beter, maar welke motieven heeft de Regeering dan voor de opheffing. Met voorzichtigheid naar de vrijheid zij de leuze, maar als de minister de Huurwet ten intrekt gaan wij met vaart naar de ban deloosheid. De particuliere bouw-nijverheid is niet in staat te voorzien in den nood. De sti mulans dien men verwacht van de opheffing der Huurwetten, zal geen uitwerking heb ben Spr. stelt een motie voor waarin hij de Regeering vraagt alvorens tot intrekking der Huurwetten over te gaan de gegevens daarvan aan de Kamer ter beoordeeling voor te leggen. De motie komt aanstonds aan de orde. Dc heer TER HALL (V.-B.) bespreekt de steunverleening aan de N.V. Perseveran ce tc Rijswijk voor woningbouw. Er is z.i. veel te lichtvaardig te werk gegaan. De heer KERSTEN (Staatk. Ger. Partij) behandelt een kwestie van gedwongen aan sluiting bij de waterleiding op Tholen. Hij vraagt waaraan men de bevoegdheid daar toe heeft ontleend. De heer WIJKAMP (S -D.) bespreekt de tuberculosebestrijding. De samensmelting van Het toezicht met dat van kinderhygiëne j'uicht hij toe. Hij betreurt het dat de rijks- steun niet is verminderd. Waar blijven vraagt spreker de consulta tiebureaus, waaraan zooveel behoefte is? Nog wijst spr. op de toeneming van de tu berculose in Drenthe, vermoedelijk als ge volg van de economische toestanden in die provincie. De plaatsruimte in de sanatoria blijkt steeds zeer gering te zijn. Dc heer FRUIJTIER (R.-K.) behandelde de verontreiniging van openbare wateren. Hij betreurt liet dat op dit punt nog geen nuttige regeling is verkregen. De rioien- wefc is inderdaad ingediend maar weer af gevoerd. De verontreiniging is in Groningen zóó erg, dat daar geen visch meer is te vinden. De moeilijkheden voor de voorziening worden steeds grooter en maken de ingrij ping bezwaarlijker, vooral door de uitbrei ding der gemeente. Het instituut voor zui vering van afvalwater acht de Minister noodig. Spr. erkent dit, maar hij vreest dat het wetenschappelijk karakter er van gele den heeft, doordat het instituut een onder deel der inspectie is geworden. Hij vraagt den Minister om zoo weinig mogelijk ver andering te brengen in de werking van het instituut zoolang het onderzoek voor een wettelijke regeling nog haDgende is. De heer SCHOKKING (C.-H bespreekt do logementsvergunningen en vraagt hoo de Minister daarin wijziging zal brengen. Hij hoopt dat de Minister spoedig met een voorstel zal komen, omdat er vele schijn- logcmenten zijn. In de tweede plaats bespreekt hij de vcrleening van steun bij woningbouw. De Minister gaat soms to ver in zijn afwijzing van steun. Er zijn kleine burgers, die in verband met den teruggang van hun inkom sten moeten uitzien naar een meer beschei den woning. De Minister moet bij het nemen van zijn maatregelen met deze soort perso nen rekening houden. Onder de ambtenaren komen deze personen ook voor en het gaat niet aan om hen af te wijzen. Hij hoopt dat de Minister zijn aandacht op dez© ge vallen zal gevestigd houden. In zake de Huurwetten merkt spi. op, dat zij crisis wetten zijn en geen consequen tie van de Woningwet. De Regeering moet bij het terugnemen van die wetten voort gaan op den ingeslagen weg, n.l door op heffing der Huurcommissies. Er ligt een kunstmatig element in die commissies cii men moet de Huurwetten niet aan de Wo ningwet vastkoppelen. De Regcering moet rekening houden met de toestanden in de groote gemeenten. De^ heer SCHAPER (S.-D.) bespreekt 1 et Rotterdamsche plan voor woningbouw. Gedeputeerde Staten hebben 't vernietigd. Hij hoopt dat de Minister dat plan zal wil len steunen, omdat dit een grootscli plan i\ na veel gemier voor Rotterdam. Vervol gens bestrijdt hij den heer Kersten, die den aanleg van een waterleiding feitelijk tegenwerkt. HorzienfSg van het vergunningsrecht krachtens de Drankwet acht hij zeer noo dig met een overgangsbepaling voor de pachters. De heer SMEEXK (A.-R.) vraagt' den Mi nister het plan van den Centralen Woning raad nog eens ernstig te overwegen. Het bedrag voor woningbouw uitgetrokken is onvoldoende, maar daarom is overweging van dit plan gewenseht. De Minister van Arbeid, Handel en Nij verheid, de heer AALBERSE zegt dat het Voorloopig Verslag begon met de opmer king, dat de Begrooting niet van zuinigheid getuigde. Vanavond is juist het tegendeel beweerd. Het is een ondankbare en onaan gename taak die spr. heeft om do bezuini gingen te verdedigen. Graag had hij alletföi belangen krachtig behartigd maar bij kan nu eenmaal niet anders. Toch is er in tes jaar tijds nog heel wat ten goede veranderd op deze begrooting. Natuurlijk had de Mi nister veel meer gedaan, maar 's lands fi nanciën stellen haar eischen cn ook dat is een algemeen belang. Men moet niet de bezuinigingen afzonderlijk beziep, maar als één geheel beschouwen. Er is op alles be zuinigd zGodat er geen aanleiding was om ze van de bezuiniging uit to sluiten. Inzako de samenvoeging der inspectie voor Kinderhygiëne en Tuberculosebcstrij- d ng sluit spr. zich aan bij den heer Wij kamp, die spr. partijgenooto, mevr. Do Vries Bruins afdoende heeft beantwoord. Allo medische inspecties moeten zooveel mo gelijk tot één dienst vereenigd worden. Reeds is dat punt in onderzoek bij een com- missie onder leiding van dr. Sikkel. Spr. licht cenige subsidie-verminderingen toe. Accountants hebben een onderzoek ingesteld bij vele sanatoria en het bleek dat sommige geen steun noodig hadden. Nopens de Drankwet zegt de Min. dat het gebruiken van vergunning om ze te verpachten wel terdege moet worden tegen gegaan. Een wetsontwerp tot wijziging der Drankwet inzake de logementsvorgunnmg cn het verpachten van vergunningen is reeds bi.i den Raad van State. De woningpolitiek is behandeld. Het aiit- woord aan den Nationalcn Woningraad heet overijld te zijn gegeven. Spr. geeft eenige inlichtingen hoe zich dit geval heeft toege dragen. Het advies van den Woningraad wacht spr. nog en dus staat nog niets vast. Spr. heeft de Woningwet altijd be schouwd als een middel tot verbetering der volkshuisvesting en niet als een middel om den woningbouw aan particulieren te ont trekken cn zij de gemeente te brengen. Voorts diende zij om de sociaal-achterlijken aan woningen te helpen. In den crisistijd is de toestand tijdelijk veranderd, maar dat. was een crisismaatregel. De Staat gaf teen grooter steun omdat het niet anders kon, maar het was abnormaal en de politiek der Regeering was er op gericht den normalen toestand weer terug te brengen. Die opvat ting heeft spr. altijd gehuldigd en hij is die blijven huldigen het stelsel van premies is .1 bedoeld als een overgangsmaatregel ge* lijk thans 00 de verlecning van tweede hy potheek diezelfde strekking heeft. Het re sultaat mag gezien worden. Den woning nood zijn wij behalve in dc groote steden, te boven. De heer SCHAPER (S.-D.) Och kom! De MINISTER zegt dat 51-600 woningen zijn gebouwd of in aanbouw zijn zonder overheidssteun. Tegenover den verkoop van met rijksteuri gebouwde woningen staat spr. niet meer afwijzend. Een tweede hypothee): voor wo ningen op erfpacht, ondervindt geen be zwaar meer. De Huurwetten. Eenige beslissing ovef intrekking is niet genomen. In den Gezond heidsraad is de meening zeer verdeeld en' dus moet spr. nog ernstig overwegen. De motic-v. d. Waerdcn kan de Minister Van ROBERT LOUIS STEVENSON. Geautoriseerde vertalin-g van J. C. L. B. Pet. (Nadruk verboden. 4) „En wie denk je dan dat ik ben?" vroeg tij; „geef me Alexanders brief." „Ken je den naam van mijn vader?" „Het zou wel vreemd zijn, als ik di6n niet kende," antwoordde hij; „hij was mijn eigen broer, even zeker als jou mijn huis en mijn persoon en mijn goede pap niet aanslaan. Ik ben je eigen oom, mijn waarde David, en jij mijn bloedeigen neef. Geef me <fus den brief en ga zitten en vul je maag." Wanneer ik een paar jaren jonger was geweest, zou ik, geloof ik, zijn uitgebarsttn jn tranen van schaamte, vermoeidheid en .kleurstelling. Maar nu kon ik geen woor den vinden en overhandigde hem den brief begon aan de pap, met minder eetlust dan ooit een jongen van mijn leeftijd had betoond. Ondertusschen sloeg mijn oom, gebogen over het vuur, de blaadjes van den brief om. '•Weet je, wat er in staat?" vroeg hij Plotseling. zelf, mijnheer," antwoordde ik, al 2ege* nie* verbroken is." hier?' Z0* »maar waarom kom je dan de 'ik™ ^6n *e Seven," anlwoord- ,Nu ja," zei hij sluw; „maar je hoopte toch wel iets meer, is het niet?" „Ik geef toe, mijnheer," zei ik, „dat ik, toen ik hoorde, familie en vrienden in goe den doen te hebben, de hoop koesterde, dat zij me zouden helpen in mijn leven. Maar ik ben geen bedelaar; en ik ben niet ge komen om uw gunsten, en ik heb er geen noodig, die niet vrijwillig werden gegeven. Want, zoo arm als ik schijn, ik heb zelf vrienden, die blij zullen wezen mij te hel pen." „Tut, tut," zei oom Ebenezer, „vlieg maar niet direct zoo op. We zullen het best eens worden. En David, jongen, als je genoeg hebt van dat beetje pap, kan ik nog juld mijn maal er mee doen. Ja," vervolgde hij, toen hij mij van mijn stoel en lepel had beroofd, „het is best, gezond eten het is een prachtig eten, pap." Ilij prevelde een kort gebed en vervolgde toen: „Je vader hield erg veel van een goed maal; hij was geen groot, maar een smakelijk eter; maar wat mij betreft, ik heb aan een klein hapje genoeg." Hij nam een slok bier, wat hem waarschijnlijk herin nerde aan zijn plichten als gastheer, want zijn volgende toespraak luidde: „Als je dorst hebt, kun je water vinden om de deur." Hierop gaf ik hem geen antwoord, maar bleef stokstijf staan en zag neer op mijn oom met woede in mijn hart. Hij van zijn kant at door als een man, die haast heeft, en wierp nu en dan een vluchtigen bhk op mijn schoenen en mijn thuisgebreide kou sen. Slechts éénmaal, toen hij het waagde wat hooger te kijken, ontmoetten onze blik ken elkaar, en geen dief, die gesnapt wordt met zijn hand in een andermans zak, kon duidelijker tcekenen van verwarring ge ven. Dit gaf mij te denken, of zijn verlegen heid ontstaan was door een te langdurig ge brek aan menschelijk gezelschap en of zij dus na eenigen tijd zou verdwijnen en mijn oom in een geheel ander rr.ensch zou deen veranderen. Uit deze gedachten werd ik gewekt door zijn scherpe stem. „Is je vader al lang dood?" vroeg hij. „Drie weken, mijnheer," gaf ik ten ant woord. „Hij was een stil man, Alexander een stil, zwijgzaam man", vervolgde hij. „Hij sprak nooit veel, toen hij jong was. Hij heeft zeker nooit over mij gesproken?" „Ik wi9t in 't geheel niet, mijnheer, dat hii een broer had, tot u het mijzelf ver leide." „Wel, wel", zei Ebenezer. „En ook niet over Shaws, denk ik?" „Zelfs niet over den naam, mijnheer," antwoordde ik. „Stel je voorl" zei hij; „een vreemd soort mcnschl" Niettegenstaande dit alles scheen hij bijzonder tevreden, maar of het was met zichzelf, met mij of met het gedrag van mijn vader was meer dan ik kon vaststellen. Langzamerhand scheen hij echter den weerzin te overwinnen, dien hij in het begin tegen mij had opgevat, want een oogenblik later sprong hij op, kwaim naar mij toen en gaf mij een slag op den schouder. „We zullen nog best samen opschieten!" riep hij„ik ben per slot van rekening toch blij, dat ik je binnen liet. En ga nu mee naar bed." Tot mijn verbazing stak hij geen lamp of kaars aan, maar stapte voor in de donkere gang, tastte zuchtend zijn weg, een trapje op en stond eindelifk stil voor een deur, welke hij ontsloot. Ik was vlak achter hem, daar ik hem zoo vlug achterna was gestom meld, als ik kon, en toen zei hij mij naar binnen te gaan, wamt dit was mijn kamer. Ik deed wat hij verlangde, maar hield stil na een paar slappen cn vroeg oen liclit om mee naar bed te gaan. Tut, tul," zei oom Ebenezer, „er is een mooie maan." „Geen maan en geen ster, mijnheer, cn Stikdonker," antwoordde ik; „ik kan niet eens het bed zien." „Tut, tut, tut tut," zei hij, „lichten in huis zijn dingen, die ik niet wil hebben. Ik ben erg bang voor brand. Nacht. David; nacht, man." En vóór ik tijd had om verder te pro- testeeren, trok hij de deur toe, en ik hoordo hem van builen het slot omdraaien. Ik wist niet, of ik moest lachen of huilen. De kamer was zoo koud als een put en het bed bleek, toen ik het had gevonden, zoo vochtig als turfmolm; maar tot mijn geluk had ik mijn bundeltje en mijn plaid meege nomen en toen ik, opgerold in de laatste, mij had uitgestrekt op den vloer in de luwte van de groote bedstede, viel ik spoedig in slaap. Bij het aanbreken van don dag opende ik mijn oogen en ontdekte, dat ik was in een kamer, behangen met goudleer, gemeubeld met mooie, gebeeldhouwde stoelen en ver licht door drie groole ramen. Tien jaar te voren, of misschien twintig, moest het een kamer zijn geweest, even prettig om in te slaipen als er wakker in te zijnmaar vocht, vuil, verwaarloozing en de muizen en spin nen hadden sindsdien hun verwoestingen aangericht. Veel van de vensterruiten wa ren bovendien gebroken, en dit was zoo'n gewoon verschijnsel in dit huis, dat ik ge loof, dat mijn oom eens een beleg heeft moeten doorslaan van zijn verontwaardigde buren; misschien met Jennet Clousion aan het hoofd. Inlusschen scheen de zon buiten, en daar het erg koud was in die verschrik kelijke kamer, stampte en schreeuwde ik tot mijn cipier kwam om mij te bevrijden. Hij bracht me achter het huis, waar een put was met een emmer aan een ketting en zei me „daar mijn gezicht te wasschen, als ik dat noodig vond," en toen dat geschied wa9, zocht ik zelf don weg naar de keuken, waar hij het vuur had aangelegd en pap be reidde. De tafel was gedekt met twee kom men *en twee hoornen lepels, maar dezelfde portie licht bier. Misschien rustte mijn oog in het bijzon der hierop met eenige verbazing en merkte mijn oom dat, want hij sprak als in ant woord op mijn gedachten, toen hij vroeg of ik geen bier zou willen drinken. Ik vertelde, dat het mijn gewoonte was, maar dat hij er geen moeite voor moest doen. „Nee, nee," zei hij, „ik weiger je geen re delijk verzoek." Hij nam een ander glas van de plank en schonk toen, tot mijn groote verbazing, in plaats van meer bier te halen, precies de helft van het eene glas in het andere. Er was een soort edelmoedigheid in, die mijn toorn wegnam; wanneer mijn oom een gierigaard was, dan was hij er een van zóó volmaakt ras, dat de ondeugd bijna ver heven maakt. Toen wij ons maal hadden geëindigd, ont sloot oom Ebenezer een lade, nam daaruit een steenen pijp en een stuk tabak, waar van hij een pijp vo1 afsneed, vóór hij het weer wegsloot. Toen ging hij in de zon zit ten, voor een der ramen, en rookte in stilte, (Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1924 | | pagina 5