NOi 19852
LEIDSCH DAGBLAD, Woensdag 26 November
Tweede Blad. Anno 1924.
TWEEDE KAMER.
FEUILLETON.
ONTV8ERO.
(Vervolg van gisteren).
Staatsbegrooting voor 1825.
Algemeene beschouwingen.
Do heer SCHAPER (S.-D.) dankt de Re-
ffpeiin<T voor de welwillende woorden, die zij
3^ het adres van mr. Troelstra heeft ge-
^Vervólgens bestrijdt hij den heer Wijn-
koop, die trachtte de kleine boeren aan
lijn z-ijde te krijgen. Het zal hem niet
gelukken, want de Hollandsche boer is geen
Inalr.habeet als de Russische en weet te
lezen. De Hollandsche boeren zullen zich
niet op een dwaalspoor laten brengen.
Uitvoerig komt hij op tegen de rede van
den heer Schouten, die de S. D. A. P. weer
trachtte te splitsen in het revolutionaire
en het evolutionaire deel. Stenhuis werd
ten tooneele gevoerd als tegenstelling tegen
de parlementaire fractie. Do scheidingslijn
loopt niet 206; het is alleen een uitvinding
van den heer Schouten. Verschil van mee
ning bestaat in iedere party, zslfs in de
antirevolutionaire.
Scheiding van verpleegsters wordt ook
ingericht naar gelang van de vraag of deze
verpleegsters al dan niet lid zijn van getste-
li-ko instellingen. Kan een dergelijke schei
ding bij het onderwijs ook niet worden aan
gebracht. Aan de bezuiniging heeft spr.'s
partij steeds meegewerkt. Zij was vóór een
ioogere oorlogswinstbelasting, maar zij is
3igestemd en nu is het geld grootendeels
weer op. Een kaitaalsvorming wees men af,
jekrimping van de mobilisatie heeft spr.
vaak bepleit, maar men wilde het niet en
de schuld voor de zware lasten, die ons
thans drukken, ligt niet bij spr.'s partij.
De heer KERSTEN (Staatk. Geref. Partij)
maakt zijn excuus, dat hij niet ia eerste
instantie kon spreken. Hij wenscht nu nog
e?nige opmerkingen te maken. Spr. betreurt
het, dat dit Kabinet ons volk niet heeft ge
zegend met christelijke wetten. Hij had den
tjja er voor en de macht, maar het was
geen christelijk Kabinet. Hij wijst o.a. op
do Zondagstreinen, waartegen de Regeering
niete doet en dat wel op materialistische
overwegingen.
De sociale wetgeving en speciaal^ de
Ziektewet is door-en-door revolutionair.
Vervolgens komt h'\j op tegen de vrije
uiting van het ongeloof, tegen de benoeming
van een Jood als hoogleeraar in de Theolo
gie, enz.
De coalitie is een samengaan van partgen
die niets gemeen hebben.
De heer DUYS (S.-D.): Gij loopt er maar
lekker achter aan.
De lieer KERSTEN (Staatk. Ger. Party)
roept het geheele calvinistische volk op om
pal te staan voor het christelijk geloof en
de toepassing van de beginselen daarvan
in het staatkundig leven.
De neer RUTGERS VAN ROZENBURG
(C.-H.) repliceert en zegt de finaocieele po
litiek der regcering te steunen. In de rede
van den heer Van Gijn heeft hg niet veel
vertrouwen. Wat er bij diens party terecht
»u komen van de bezuiniging, bewijst al
Weer de motie-Ter Hall.
1)6 heer MARCHANÏ (V.-D.) betoogt nog
maals, dat de minijter van Oorlog het advies
vies van den Centralen Raad van Beroep
had moeten volgen.
Ten aanzien van den Indischen leerstoel
to Utrecht vraagt spr. nadere inlichtingen
hoo de minister toch reeds een circulaire
heeft kunnen rondzenden, als hem officieel
van de aanvrage voor dien leerstoel niets
bekend was.
Spr. voortgaan Je, zeide tegenover den
heer Dresse.lliuys vol te houden dat het
Protocol van Genève geen bewapening ver-
oi8cht.
Nopens de formatie cener regccringsmeer-
tterheid, ontwerpt hij het denkbeeld eeneT
nationale politiek door mr. Dresselhuys ge
opperd. Y— een dergelijke opvatting wil hij
liever ni*t weten omdat die samenwerking
met do anti ;cvJutionaire en christelijk-his-
torische partijen vereischt.
Ten slotte brengt spr. een woord van
hulde aan mr. Troelstra, die vaak grooter
iovloed heeft geoefend dan menigeen, die
achter de groene tafel zat.
Hij spreekt d* hoop uit, dat mr. Troel-
fitra nog lang builen den politieken strijd
ia een rustige omgeving werkzaam moge
zijn voor zijn levenstaak.
De heer DRESSELHUYS (V.-B.) zet uit
één dat herziening van het kiesstelsel be
doelt het verband tusschen district on afge
vaardigde te versterken en niet meer op een
lijst maar op een persoon te laten stem
men. Hij is bereid het plan schriftelijk uit
te werken en den minister ter hand te
stellen.
De defensie-uitgaven wilde mr. Marchant
verminderen, maar spr. beeft aangetoond
dat daarvan niets terecht kan komen. Mr.
Marchant heeft er zich te gemakkelijk van
afgemaakt door de rede van prot. v. JCmb-
den buiten bespreking te laten. Op die
rede, welke de becijfering bevatte, kouit
het juist aan. Spr gaat zóó ver dat hij durft
zeggen dat de eerste jaren van het politie
leder duurder zullen zijn dan liet bestaan-
do leger. Mr. Marchant heeft al weer een
ander standpunt ingenomen en schijnt nu
meer te willen vasthouden aan het begrip
weermacht.
De heeren Wijnkoop c.s. zijn voor het
behoud van het leger maar zij willen er wat
anders van maken. Dc rede ran don beer
Wijnkoop was feitelijk de brief van Zinov-
jef, maar die brief is valscli. die was een
canard. De communisten in Nederland be
doelen het lang zoo kwaad niet als de heer
Wijnkoop het voorstelt.
Op hot gebied van pndcrwijs wenscht spr.
een nationale politiek. Helaas stuit dat af
op de houding der Regeering, die wil out
alle partijen een commissio wcnuchen éér
zij een stap doet. De heer Rutgers heeft tal
van klachten over het onderwijs en weil-
schen tot verbetering. Helaas gaf hij daarl»~
een verkeerde voorstelling van spr.'s bedoe
lingen. Volgens den minister is er maar een
paar ton uit de verandering der kleine scho
len te halen. Als de onnoodige school-splif-
sïng werd opgeheven zouden 1000 onderwij
zers overcompleet worden. Spr. acht dio
becijfering wel te laag. Sedert 1918 tot 1923
zijn er 1031 scholen bijgekomen, als gevolg
van den aanwas der bevolking en de split
sing. Het aantal van 1000 onderwijzers als
gevolg van de splitsing is te gering geschat.
Spr. zal voorloopig raoar afwachten wat
er op onderwijsgebied zal gebeuren, totdat
de noodzakelijkheid ook ter rechterzijde zal
blijken.
Op sociaal gebied schijnt dat de heer No-
lens voor een collectief Arbeidscontract met
sancties is.
De heer NOLENS (R.-K): Dat is een
punt van het program van 1922.
De heer DRESSELHUYS (V.-B.) acht
dit toch een novum en gaarne vernam hij
daarover meer licht.
De minister heeft tweemaal een dronk ge
wijd aan de coalitie cn vergat dat die coa
litie sedert verleden jaar uitéén ligt. Wat
er na de verkiezingen zal gebeuren, weten
wij nog niet. Hoe grooter de meerderheid
ter rechterzijde is, hoe zwakker zij bleek
te zijn Van een christelijke Tegeering is
niet veel bespeurd. Dc begrooting is heusch
niet christelijk sluitend gemaakt.
öp andere punten is niets christelijks ie
constateercn. Spr. wijst bijv. op de bestrij
ding der z?dclooshcid, die op dit oogenblik
veel grooter is dan in 1911. In Den Haag
is het cijfer der prostituees sindsdien van
931 tot over de 2000 gestegen.
Ecnige beperking van Zondagsdienst op
de spoorwegen is het cenige- christelijke
punt dat er te constateeren valt.
Volgens spr. mocht dus den heer Schou
ten wel wat bescheidener zijn met zijn loft
uiting op het christelijke van deze regee/ing.
Een rechtsche politiek is nog steeds, niet
anders geweest dan een zielloos pogen, om
het libérale werk te veranderen.
Do vergadering wordt, verdaagd tot des
avonds 8 uur.
Avondvergadering.
Staatsbegrooting voor 1925.
Hoofdstak X (Arbeid, Handel en Nijverheid)
Voortgegaan wordt met de behandeling
van Hoofdstuk X (Arbeid, Handel en Nij
verheid) van de Staalsbogrooling voor 1925.
IVe Afdeeling (Volksgezondheid).
Mevr. DE VRIES—BRUINS (S D) be
treurt het dat de minister de totstandkoming
van het wetsontwerp op den gezondheids
dienst niet heeft bevorderd. Op de bestrij
ding der tuberculose wordt ook al weer be
zuinigd. De minister Iaat alles aan particu
lieren over, al naar het valt.
De Gezondheidsraad is gelukkig altijd be
schermd maar het bedrag daarvoor is ook
al bezuinigd. Op de bibliotheek en de inspec
tie is ook bezuinigd. Het verslag over 1923
is nog niet verschenen. Hoe kom dat? Is er
niets gedaan of heeft men geen tijd voor de
samenstelling van dit verslag?
De subsidies voor de kindervacanliekolo-
nies, voor de uilzending van kinderen naar
buiten zijn verminderd, terwijl dat voor de
bescherming van zuigelingen geheel is ge
schrapt. Er zit in de methode van den mi
nister geen lijn: hij snoeit er maar op los.
Na verdere aanmerkingen vroeg spr.
waarom de gemeenten nog steeds geen hulp
krijgen voor het hygiënisch schooltoezicht?
Op het gebied van dat toezicht beslaat een
chaos en de minister Iaat na leiding te
geven.
Mevrouw BAKKERNORT (V. D.) be
treurt hel ook dal de minister weinig lijn in
zijn bezuiniging heeft. Spr. noemt ook nog
eenige posten die verlaagd zijn. Het meest
betreurt zij de vermindering voor de va-
canliekolonies en herstellingsoorden. Spr.
heeft verschillende amendementen inge
diend om posten te verhoogen. Eén der pos
ten voor de vroedvrouwenschool te Heer
len is wel met 80 mille verhbogd.
De inspectie voor kinderhygiëne blijft on
voldoende omdat steeds geen hoofdinspec
teur is aangesteld.
Ten aanzien van de Drankwet uit spr.
cenige klachten. Zij vraagt bij de herziening
rekening te houden met de belangen van de
pachters, die licht hun broodwinning zou
den kunnen verliezen. Uitbreiding van het
alcoholverbod tot kinderen beneden 18 jaar
in plaats van 16 jaar acht spr. eveneens ge-
wenscht.
De heer BAKKER (C.-H.) is het eens met
den minister dat particuliere bouwnijver
heid hoofdzaak moet zijn bij de zorg voor
de volkshuisvesting. Den steun dien den mi
nister voor 1925 wil geven, acht hij niet toe
reikend. Meer vrijheid voor de gemeenten
om deze zaak te regelen, acht hij noodig,
juist met het oog op uitzonderingsgevallen.
Het openen van de gelegenheid tot het
krijgen van een tweede hypotheek acht hij
een goed stelsel mits deze pas verleend
wordt als het werk gereed is. Spr. vraagt of
deze regeling ook zal gelden voor bouw in
erfpacht. Hij hoopt van wel In de Land-
arbeiderswet beslaat eenzelfde leemte dat
geen tweede hypotheek mogelijk is. Een fout
acht hij het dat de woningen met rijks9teun
gebouwd, niet verkocht kunnen worden. Dat
moot worden toegestaan omdat dit zeer in
het belang van de volkshuisvesting zou zijn.
De heer VAN RAPPARD (V. B.) behan
delt eenige moeilijkheden die zich bij de
Vleeschkeuringswet voordoen, voornamelijk
in verband met de belangen van de land
bouwers.
Spr. verzoekt den minister een commissie
in te stellen, om over de bezwaren van het
platteland gemeenschappelijk overleg te ple
gen.
De heer VAN DER WAERDEN (S. D.)
spreekt over de woningpolitiek en do geruch
ten omtrent de afschaffing van de Huurwet
ten. Hij verklaart, geen bewonderaar te zijn
van de woningpolitiek van den minister.
Spr. erkent dat in de ,,top"jaren millioenen
in de woningen zijn gestoken, waarvan het
rendamenl thans onvoldoende is. Maar daar
voor heeft spr. vroeger een woningfonds be
pleit en nivelleering van de huren. De mi
nister wilde er niet aan. Ook wilde hij geen
afschrijving van het in de woningen gesto
ken kapitaal.
Waarom, vraagt spr., trekt de minister
zich terug? Om de financiën.
Spr. begrijpt niet hoe de Regeering meent
het woningvraagstuk te kunnen oplossen al
leen met eigenbouw. De particuliere bouw
voorziet absoluut niet in de behoefte, want
die bouwt voor de hooge huren. Noodig zijn
in de groole steden woningen van 46 gul
den huur per week en woningen voor grootc
gezinnen.
Het voornemen om de Huurwetten in te
trekken acht spr. verontrustend omdat daar
voor nog geen enkele aanleiding bestaat.
Het antwoord van vele en vooral de groole
gemeenten is geweest dat de Huurcommis-
sies nog niet opgeheven kunnen worden.
Dat bewijst dat van opheffing van de Huur
wetten nog geen sprake kan zijn. De wo
ningnood is nog niet opgeheven. De advi
seurs der Regeering achten een overschot
van dertig duizend woningen voldoende, d. i.
2 pCt. van het aantal woningen.
De MINISTER: Waar heb ik die 2 pCt.
genoemd?
De heer VAN DER WAERDEN (S. D.):
Als de minister dat cijfer niet heeft ge
noemd, des te beter, maar welke motieven
heeft de Regeering dan voor de opheffing.
Met voorzichtigheid naar de vrijheid zij
de leuze, maar als de minister de Huurwet
ten intrekt gaan wij met vaart naar de ban
deloosheid.
De particuliere bouw-nijverheid is niet
in staat te voorzien in den nood. De sti
mulans dien men verwacht van de opheffing
der Huurwetten, zal geen uitwerking heb
ben
Spr. stelt een motie voor waarin hij de
Regeering vraagt alvorens tot intrekking
der Huurwetten over te gaan de gegevens
daarvan aan de Kamer ter beoordeeling voor
te leggen.
De motie komt aanstonds aan de orde.
Dc heer TER HALL (V.-B.) bespreekt
de steunverleening aan de N.V. Perseveran
ce tc Rijswijk voor woningbouw. Er is z.i.
veel te lichtvaardig te werk gegaan.
De heer KERSTEN (Staatk. Ger. Partij)
behandelt een kwestie van gedwongen aan
sluiting bij de waterleiding op Tholen. Hij
vraagt waaraan men de bevoegdheid daar
toe heeft ontleend.
De heer WIJKAMP (S -D.) bespreekt de
tuberculosebestrijding. De samensmelting
van Het toezicht met dat van kinderhygiëne
j'uicht hij toe. Hij betreurt het dat de rijks-
steun niet is verminderd.
Waar blijven vraagt spreker de consulta
tiebureaus, waaraan zooveel behoefte is?
Nog wijst spr. op de toeneming van de tu
berculose in Drenthe, vermoedelijk als ge
volg van de economische toestanden in die
provincie.
De plaatsruimte in de sanatoria blijkt
steeds zeer gering te zijn.
Dc heer FRUIJTIER (R.-K.) behandelde
de verontreiniging van openbare wateren.
Hij betreurt liet dat op dit punt nog geen
nuttige regeling is verkregen. De rioien-
wefc is inderdaad ingediend maar weer af
gevoerd.
De verontreiniging is in Groningen zóó
erg, dat daar geen visch meer is te vinden.
De moeilijkheden voor de voorziening
worden steeds grooter en maken de ingrij
ping bezwaarlijker, vooral door de uitbrei
ding der gemeente. Het instituut voor zui
vering van afvalwater acht de Minister
noodig. Spr. erkent dit, maar hij vreest dat
het wetenschappelijk karakter er van gele
den heeft, doordat het instituut een onder
deel der inspectie is geworden. Hij vraagt
den Minister om zoo weinig mogelijk ver
andering te brengen in de werking van het
instituut zoolang het onderzoek voor een
wettelijke regeling nog haDgende is.
De heer SCHOKKING (C.-H bespreekt
do logementsvergunningen en vraagt hoo
de Minister daarin wijziging zal brengen.
Hij hoopt dat de Minister spoedig met een
voorstel zal komen, omdat er vele schijn-
logcmenten zijn.
In de tweede plaats bespreekt hij de
vcrleening van steun bij woningbouw. De
Minister gaat soms to ver in zijn afwijzing
van steun. Er zijn kleine burgers, die in
verband met den teruggang van hun inkom
sten moeten uitzien naar een meer beschei
den woning. De Minister moet bij het nemen
van zijn maatregelen met deze soort perso
nen rekening houden. Onder de ambtenaren
komen deze personen ook voor en het gaat
niet aan om hen af te wijzen. Hij hoopt
dat de Minister zijn aandacht op dez© ge
vallen zal gevestigd houden.
In zake de Huurwetten merkt spi. op,
dat zij crisis wetten zijn en geen consequen
tie van de Woningwet. De Regeering moet
bij het terugnemen van die wetten voort
gaan op den ingeslagen weg, n.l door op
heffing der Huurcommissies. Er ligt een
kunstmatig element in die commissies cii
men moet de Huurwetten niet aan de Wo
ningwet vastkoppelen. De Regcering moet
rekening houden met de toestanden in de
groote gemeenten.
De^ heer SCHAPER (S.-D.) bespreekt
1 et Rotterdamsche plan voor woningbouw.
Gedeputeerde Staten hebben 't vernietigd.
Hij hoopt dat de Minister dat plan zal wil
len steunen, omdat dit een grootscli plan
i\ na veel gemier voor Rotterdam. Vervol
gens bestrijdt hij den heer Kersten, die
den aanleg van een waterleiding feitelijk
tegenwerkt.
HorzienfSg van het vergunningsrecht
krachtens de Drankwet acht hij zeer noo
dig met een overgangsbepaling voor de
pachters.
De heer SMEEXK (A.-R.) vraagt' den Mi
nister het plan van den Centralen Woning
raad nog eens ernstig te overwegen. Het
bedrag voor woningbouw uitgetrokken is
onvoldoende, maar daarom is overweging
van dit plan gewenseht.
De Minister van Arbeid, Handel en Nij
verheid, de heer AALBERSE zegt dat het
Voorloopig Verslag begon met de opmer
king, dat de Begrooting niet van zuinigheid
getuigde. Vanavond is juist het tegendeel
beweerd. Het is een ondankbare en onaan
gename taak die spr. heeft om do bezuini
gingen te verdedigen. Graag had hij alletföi
belangen krachtig behartigd maar bij kan
nu eenmaal niet anders. Toch is er in tes
jaar tijds nog heel wat ten goede veranderd
op deze begrooting. Natuurlijk had de Mi
nister veel meer gedaan, maar 's lands fi
nanciën stellen haar eischen cn ook dat is
een algemeen belang. Men moet niet de
bezuinigingen afzonderlijk beziep, maar als
één geheel beschouwen. Er is op alles be
zuinigd zGodat er geen aanleiding was om
ze van de bezuiniging uit to sluiten.
Inzako de samenvoeging der inspectie
voor Kinderhygiëne en Tuberculosebcstrij-
d ng sluit spr. zich aan bij den heer Wij
kamp, die spr. partijgenooto, mevr. Do
Vries Bruins afdoende heeft beantwoord.
Allo medische inspecties moeten zooveel mo
gelijk tot één dienst vereenigd worden.
Reeds is dat punt in onderzoek bij een com-
missie onder leiding van dr. Sikkel. Spr.
licht cenige subsidie-verminderingen toe.
Accountants hebben een onderzoek ingesteld
bij vele sanatoria en het bleek dat sommige
geen steun noodig hadden.
Nopens de Drankwet zegt de Min. dat
het gebruiken van vergunning om ze te
verpachten wel terdege moet worden tegen
gegaan. Een wetsontwerp tot wijziging der
Drankwet inzake de logementsvorgunnmg
cn het verpachten van vergunningen is reeds
bi.i den Raad van State.
De woningpolitiek is behandeld. Het aiit-
woord aan den Nationalcn Woningraad heet
overijld te zijn gegeven. Spr. geeft eenige
inlichtingen hoe zich dit geval heeft toege
dragen. Het advies van den Woningraad
wacht spr. nog en dus staat nog niets vast.
Spr. heeft de Woningwet altijd be
schouwd als een middel tot verbetering der
volkshuisvesting en niet als een middel om
den woningbouw aan particulieren te ont
trekken cn zij de gemeente te brengen.
Voorts diende zij om de sociaal-achterlijken
aan woningen te helpen. In den crisistijd
is de toestand tijdelijk veranderd, maar dat.
was een crisismaatregel. De Staat gaf teen
grooter steun omdat het niet anders kon,
maar het was abnormaal en de politiek der
Regeering was er op gericht den normalen
toestand weer terug te brengen. Die opvat
ting heeft spr. altijd gehuldigd en hij is die
blijven huldigen het stelsel van premies is
.1 bedoeld als een overgangsmaatregel ge*
lijk thans 00 de verlecning van tweede hy
potheek diezelfde strekking heeft. Het re
sultaat mag gezien worden. Den woning
nood zijn wij behalve in dc groote steden,
te boven.
De heer SCHAPER (S.-D.) Och kom!
De MINISTER zegt dat 51-600 woningen
zijn gebouwd of in aanbouw zijn zonder
overheidssteun.
Tegenover den verkoop van met rijksteuri
gebouwde woningen staat spr. niet meer
afwijzend. Een tweede hypothee): voor wo
ningen op erfpacht, ondervindt geen be
zwaar meer.
De Huurwetten. Eenige beslissing ovef
intrekking is niet genomen. In den Gezond
heidsraad is de meening zeer verdeeld en'
dus moet spr. nog ernstig overwegen.
De motic-v. d. Waerdcn kan de Minister
Van ROBERT LOUIS STEVENSON.
Geautoriseerde vertalin-g van J. C. L. B. Pet.
(Nadruk verboden.
4)
„En wie denk je dan dat ik ben?" vroeg
tij; „geef me Alexanders brief."
„Ken je den naam van mijn vader?"
„Het zou wel vreemd zijn, als ik di6n
niet kende," antwoordde hij; „hij was mijn
eigen broer, even zeker als jou mijn huis
en mijn persoon en mijn goede pap niet
aanslaan. Ik ben je eigen oom, mijn waarde
David, en jij mijn bloedeigen neef. Geef me
<fus den brief en ga zitten en vul je maag."
Wanneer ik een paar jaren jonger was
geweest, zou ik, geloof ik, zijn uitgebarsttn
jn tranen van schaamte, vermoeidheid en
.kleurstelling. Maar nu kon ik geen woor
den vinden en overhandigde hem den brief
begon aan de pap, met minder eetlust
dan ooit een jongen van mijn leeftijd had
betoond.
Ondertusschen sloeg mijn oom, gebogen
over het vuur, de blaadjes van den brief
om.
'•Weet je, wat er in staat?" vroeg hij
Plotseling.
zelf, mijnheer," antwoordde ik,
al 2ege* nie* verbroken is."
hier?' Z0* »maar waarom kom je dan
de 'ik™ ^6n *e Seven," anlwoord-
,Nu ja," zei hij sluw; „maar je hoopte
toch wel iets meer, is het niet?"
„Ik geef toe, mijnheer," zei ik, „dat ik,
toen ik hoorde, familie en vrienden in goe
den doen te hebben, de hoop koesterde, dat
zij me zouden helpen in mijn leven. Maar
ik ben geen bedelaar; en ik ben niet ge
komen om uw gunsten, en ik heb er geen
noodig, die niet vrijwillig werden gegeven.
Want, zoo arm als ik schijn, ik heb zelf
vrienden, die blij zullen wezen mij te hel
pen."
„Tut, tut," zei oom Ebenezer, „vlieg maar
niet direct zoo op. We zullen het best eens
worden. En David, jongen, als je genoeg
hebt van dat beetje pap, kan ik nog juld
mijn maal er mee doen. Ja," vervolgde hij,
toen hij mij van mijn stoel en lepel had
beroofd, „het is best, gezond eten het is
een prachtig eten, pap."
Ilij prevelde een kort gebed en vervolgde
toen: „Je vader hield erg veel van een
goed maal; hij was geen groot, maar een
smakelijk eter; maar wat mij betreft, ik heb
aan een klein hapje genoeg." Hij nam een
slok bier, wat hem waarschijnlijk herin
nerde aan zijn plichten als gastheer, want
zijn volgende toespraak luidde: „Als je dorst
hebt, kun je water vinden om de deur."
Hierop gaf ik hem geen antwoord, maar
bleef stokstijf staan en zag neer op mijn
oom met woede in mijn hart. Hij van zijn
kant at door als een man, die haast heeft,
en wierp nu en dan een vluchtigen bhk
op mijn schoenen en mijn thuisgebreide kou
sen. Slechts éénmaal, toen hij het waagde
wat hooger te kijken, ontmoetten onze blik
ken elkaar, en geen dief, die gesnapt
wordt met zijn hand in een andermans zak,
kon duidelijker tcekenen van verwarring ge
ven. Dit gaf mij te denken, of zijn verlegen
heid ontstaan was door een te langdurig ge
brek aan menschelijk gezelschap en of zij
dus na eenigen tijd zou verdwijnen en mijn
oom in een geheel ander rr.ensch zou deen
veranderen.
Uit deze gedachten werd ik gewekt door
zijn scherpe stem.
„Is je vader al lang dood?" vroeg hij.
„Drie weken, mijnheer," gaf ik ten ant
woord.
„Hij was een stil man, Alexander een
stil, zwijgzaam man", vervolgde hij. „Hij
sprak nooit veel, toen hij jong was. Hij heeft
zeker nooit over mij gesproken?"
„Ik wi9t in 't geheel niet, mijnheer, dat
hii een broer had, tot u het mijzelf ver
leide."
„Wel, wel", zei Ebenezer. „En ook niet
over Shaws, denk ik?"
„Zelfs niet over den naam, mijnheer,"
antwoordde ik.
„Stel je voorl" zei hij; „een vreemd soort
mcnschl" Niettegenstaande dit alles scheen
hij bijzonder tevreden, maar of het was met
zichzelf, met mij of met het gedrag van mijn
vader was meer dan ik kon vaststellen.
Langzamerhand scheen hij echter den
weerzin te overwinnen, dien hij in het begin
tegen mij had opgevat, want een oogenblik
later sprong hij op, kwaim naar mij toen en
gaf mij een slag op den schouder.
„We zullen nog best samen opschieten!"
riep hij„ik ben per slot van rekening toch
blij, dat ik je binnen liet. En ga nu mee
naar bed."
Tot mijn verbazing stak hij geen lamp of
kaars aan, maar stapte voor in de donkere
gang, tastte zuchtend zijn weg, een trapje
op en stond eindelifk stil voor een deur,
welke hij ontsloot. Ik was vlak achter hem,
daar ik hem zoo vlug achterna was gestom
meld, als ik kon, en toen zei hij mij naar
binnen te gaan, wamt dit was mijn kamer.
Ik deed wat hij verlangde, maar hield stil
na een paar slappen cn vroeg oen liclit om
mee naar bed te gaan.
Tut, tul," zei oom Ebenezer, „er is een
mooie maan."
„Geen maan en geen ster, mijnheer, cn
Stikdonker," antwoordde ik; „ik kan niet
eens het bed zien."
„Tut, tut, tut tut," zei hij, „lichten in huis
zijn dingen, die ik niet wil hebben. Ik ben
erg bang voor brand. Nacht. David; nacht,
man." En vóór ik tijd had om verder te pro-
testeeren, trok hij de deur toe, en ik hoordo
hem van builen het slot omdraaien.
Ik wist niet, of ik moest lachen of huilen.
De kamer was zoo koud als een put en het
bed bleek, toen ik het had gevonden, zoo
vochtig als turfmolm; maar tot mijn geluk
had ik mijn bundeltje en mijn plaid meege
nomen en toen ik, opgerold in de laatste,
mij had uitgestrekt op den vloer in de luwte
van de groote bedstede, viel ik spoedig in
slaap.
Bij het aanbreken van don dag opende ik
mijn oogen en ontdekte, dat ik was in een
kamer, behangen met goudleer, gemeubeld
met mooie, gebeeldhouwde stoelen en ver
licht door drie groole ramen. Tien jaar te
voren, of misschien twintig, moest het een
kamer zijn geweest, even prettig om in te
slaipen als er wakker in te zijnmaar vocht,
vuil, verwaarloozing en de muizen en spin
nen hadden sindsdien hun verwoestingen
aangericht. Veel van de vensterruiten wa
ren bovendien gebroken, en dit was zoo'n
gewoon verschijnsel in dit huis, dat ik ge
loof, dat mijn oom eens een beleg heeft
moeten doorslaan van zijn verontwaardigde
buren; misschien met Jennet Clousion aan
het hoofd. Inlusschen scheen de zon buiten,
en daar het erg koud was in die verschrik
kelijke kamer, stampte en schreeuwde ik tot
mijn cipier kwam om mij te bevrijden.
Hij bracht me achter het huis, waar een
put was met een emmer aan een ketting en
zei me „daar mijn gezicht te wasschen, als
ik dat noodig vond," en toen dat geschied
wa9, zocht ik zelf don weg naar de keuken,
waar hij het vuur had aangelegd en pap be
reidde. De tafel was gedekt met twee kom
men *en twee hoornen lepels, maar dezelfde
portie licht bier.
Misschien rustte mijn oog in het bijzon
der hierop met eenige verbazing en merkte
mijn oom dat, want hij sprak als in ant
woord op mijn gedachten, toen hij vroeg of
ik geen bier zou willen drinken.
Ik vertelde, dat het mijn gewoonte was,
maar dat hij er geen moeite voor moest
doen.
„Nee, nee," zei hij, „ik weiger je geen re
delijk verzoek." Hij nam een ander glas van
de plank en schonk toen, tot mijn groote
verbazing, in plaats van meer bier te halen,
precies de helft van het eene glas in het
andere. Er was een soort edelmoedigheid in,
die mijn toorn wegnam; wanneer mijn oom
een gierigaard was, dan was hij er een van
zóó volmaakt ras, dat de ondeugd bijna ver
heven maakt.
Toen wij ons maal hadden geëindigd, ont
sloot oom Ebenezer een lade, nam daaruit
een steenen pijp en een stuk tabak, waar
van hij een pijp vo1 afsneed, vóór hij het
weer wegsloot. Toen ging hij in de zon zit
ten, voor een der ramen, en rookte in stilte,
(Wordt vervolgd.)