No. 19819 LEIDSCH DAGBLAD, Zaterdag 18 October TWEEDE KAMER. UIT ONZE STAATSMACHINE. Derde Blad. Anno 1924. De nieuwe Tariefwet (Vervolg van gisteren.) Do heecr v. d. HEUVEL (A.-R.) juicht dit ontwerp toe> omdat het een der bests midde len is om het budget sluitend te maken. Verhooging der directe belastingen is on mogelijk, maar verlaging der successie-be lastingen koma hat eerst aan de orde, juist in het belang der landbouwers. Onjuist is het, dat dit ontwerp den landbouw zal schaden. Misschien zullen eenige nevenverschijn selen optreden, die den fabrikanten ten goede zullen komen, maar nadeel zal de landbouw er niet door ondervinden. Maat regelen van het buitenland tegen ons vreest hij niet, omdat het ontwerp daarvoor te weinig beteekent. Geestdriftig is hij niet voor dit ontwerp, maar als het een begjn is van een poging om de successiebelasting te verlagen, is hij er vóór. Deze belasting {och is zeer nadeolig voor de landbouwers met hun grondbezit, dat versnipperd wordt door de successiebelasting. Natuurlijk is iedere belastingverzwaring onaangenaam, maar dit ontwerp geeft den minst onaan- genamen vorm van belasting. De heer H1EMSTRA (3-D.) vraagt het woord voor een persoonlijk feit. De heer v. d. Heuvel heeft o.a. gezegd, dat spr. apekool verkoopt, als hij voor de kleine boeren optreedt. Dit optreden vindt hij vlegelachtig. De heer v. d. HEUVEL (A.-R.) verandert het woord apekool in roode kool. Het incident wordt gesloten. Mevr. Bakker-Nort (V.-D.) wil do stem der huisvrouw laten hooren tegen de Tarief- wet. Als het iemand moeilijk zal hebben wanneer alles duurder wordt, dan is het wel de huisvrouw, die niet als de Minister van Financiën aan anderen nieuwe lasten kan opleggen. Spr. geeft eenige trieste gevallen van armoede, die door den druk der prijsstijging nog erger zal worden. Zij wijst op het adres der Ver. van Huisvrou wen, waarin de vrees wordt geuit, dat vele artikelen duurder zullen worden. De heer HERMANS (R.-K.) gelooft, dat de druk van dit ontwerp op den buitenland- schen producent zal neerkomen en niet op den binnenlandschen consument. Het verzet tegen dit ontwerp berust op de oude liberale beginselen van vijftig jaar geleden. Alsof er sinds dien tijd niets is gebeurd, alsof er geen tolmuren van kilo meters lengte zijn opgericht, alsof men nog niet steeds bezig is deze uit to breiden. Het duur te-bezwaar togen dit ontwerp aangevoerd, acht spr. zeer eenzijdig ge opperd. Eenzijdig en overdreven acht spr. hel duur tebezw aar. Verhooging van invoerrecht zou iadentïek zijn met verhooging van alle prijzen; spr. beroept zich op Roeper Bosch, die deze stelling krachtig heeft bestreden. De industrie w Imar aanvangsjaren deed weli.cht dit gevolg van tarietverhooging vreezen. Thans nu de industrie veel grooter kapitalen om vat, is de toestand geheel anders. Verhoo- guig der productie is zeer gemakkelijk te verkrijgen on onmiddellijk gevolg daarvan is, dat de prijzen dalen. Die daling is in het belang der consumenten en maakt tevens den export eerder mogelijk, waardoor wo- om den omvang der productie wordt op gevoerd. In 31 jaar is h>t aantal arbeiders iQ de industrie verdubbeld. Met eenige cijfers toont spr. aau, dat de prgaen door den grooteren offazet zzer dalen en dat de buiteniandsche concurrentie den omvang be perkt en de prijzen hoog deden blijven. Nederland is het duurste land van Europa meent spr., on dat in 't land van den vrijhandel. Uitvoerig gaat spr. de gevolgen van het Sclioenenwetje na, waarvan hij vele goede resultaten heeft gezien. Met een beroep op Roeper Bosch ver dedigt spr. de stelling, dat de 3 pet. hooger invoerrecht met op den consument wordt verhaald, maar dat de importeur of de buiteniandsche producent die zal betalen. In België zijn vaak de prijzen van artikelen die van dezelfde producenten als hier te lande worden betrokken, Ihger dan hier. Het kan niet anders of de producenten houden bij het berekenen van hun prijzen rekening met het land, waar de producten heen gaan. Hiet dure Holland betaalt meer. In enkele gevallen zal de verhooging op de consumenten worden verhaal!; waar tegenover staat, dat er meer werkgelegen heid zal komen en de werkloosheid zal dalen. Wat de productie zelf betreft, de vrij handel heeft als belang daarvoor al fang afgedaan. De theoretische vrij handelaren ïnogon dien nog verdedigen; de pratici weten ai lang, dat het anders is, en dat betere arbeidsverdeeling in de verschillende lan den noodig is. Bescherming tegen de macht van trusts wordt door den meest verstokten vrijhande- laar niet verworpon. Spr. beroept zich o.a. cp prol Treub, die wel degelijk een bedrijf, dat hier een natuurlijken ondergrond heeft^ beschermen wil als het dreigt onder te gaan door de concurrentie van het buitenland. Ten slotte zegt hij met genoegen de mededeeling te hebben vernomen, dat de Minister yan Arbeid overweegt voor bepaal de bedrijven bijzondere maatregelen te tref fen. Het algemeen belang daarbij in het oog houdend, meent hij te kunnen zeggen, dat het streven der Regeering zijn sympathie heeft. De heer FLESKENS (R.-K.) spreekt zijn waardeering uit voot het werk, dat de Minister heeft geleverd. Protectie is het ontwerp heclemeel niet en al was het een beetje wel_ zoo, dan was het nog niet erg. •Vermindering der werkloosheid is van dezen maatregel to wachten en dat is een groot belang voor do ganscho gemeenschap. Spr. wijst vooral op den enormen strijd, dien Duitschland voert om de concurrentie te kunnen doorzetten. Die bedreigt ook ons land en de toekomst zal somber zijn indien daartegen niet gewaakt wordt. Duitschland zal den 8-urendag, door Washington aan genomen, niet ratificeeren, om den strijd te kunnen doorzetten mat alle macht. Spr. beroept zich op Van Aalst, die vrijhandelaar is, maar groote reserves daarbij in acht wil nemen. Tegen de Duitsche dumping heeft spr. reeds eerder gewaarschuwd. Onze industrie te handhaven is een groot belang voor de arbeiders. Onze bevolking gaat jaarlijks met honderdduizend zi:Ln vooruit. Voor allen moet een plaats komen cn daarom dient alles in het werk gesteld te worden om de werkgelegenheid te verruimen. De vergadering wordt verdaagd tot Dins dag één uur. RECLAME. Het groote nieuws gaat thans van mond tot mond. Daar was eens een beroemd advocaat die beweerde, dat men hel publiek alles, zelfs liet ongelooflijkste, kon doen geloovcn, mits men het maar vaak genoeg herhaalde. In dien deze rechtsgeleerde een zakenman ge weest ware. zou zijn oordeel anders, en tevens juister, geweest zijn. Want in zaken laat het publiek zich niel3 op de mouw spelden. 8292 Wij kenden- indertijd een straatfiguur, die honderden malen per dag op de hebzucht der Amsterdammers speculeerde met een quasi-tergend „liadl je me maar!" en toch stelde niemand er prijs op hem te heb- i ben. Zijn hardnekkigheid baatte hem niet; hij werd alleen verschrikkelijk vervelend. En waarom? Eenvoudig omdat hetgeen hij aanbood voor het publiek geen waarde bezat. Waarde, daar gaat het om in de maat schappij. Wie een geoorloofd middel weet om gul dens tot rijksdaalders te maken, mag het ge rust tot in 't oneindige herhalen, zonder vrees dat iemand het hem kwalijk zal ne men. Daar heb-je bij voorbeeld.,,C. A. is toch voordeeli-ger". Dit is als 't ware een spreekwoord geworden. liet gaat van mond tot mond. Het begon in de kranten, vervolg- de zijn weg op schuttingen en muurvlakken, en nu is hef ook doorgedrongen lot de bios cooptheaters, waar geen voorstelling com pleet is zonder do vermaning „G. A. is toch voordeeliger". En de menschen? Zij lachen goedgeluimd en zij steken do verma ning in hun zak in letterlijken zin, want nauwelijks koopen zij bij C. A., of zij be vinden zich beter bij kas, gaan beter ge kleed en loopen opgeruimd in hun moderne, degelijke kleeding langs 's hecren wegen met hun nog steeds zware porlemonnaie, bedenkend, dat het leven met G. A. toch zoo kwaad niet is. Toen G. A. hun strijd legen de duurte begonnen, waren er velen, die twijfelden aan hun succes, maar nu hebben C. A. het pleit glansrijk gewon nen. Men hoeft allerwege den ernst van hun streven leeren inzien en ieder heeft ervan geprofiteerd. Daarom hopen wij, dal C. A. nog langen lijd zullen voortgaan onze gelde lijke zoTgen to verlichten door er telkens en lelken3 weer op te wijzon dat zij „toch voor deeliger zijn. En gij lezer, zult Uw oprechte vrienden kunnen herkennen wanneer zij, na den gebruikelijken morgengroet, in plaats van „mooi weer vandaag", U op het hart drukken „C. A. is toch voordeeligeT", waarop gij dan met warmte antwoordt; „Ook voor Heerenkleedung"; Staatsboschbedrijf. (Nadruk verboden); Bij de wet van 19 Maart 1921 is het Staats boschbeheer aangewezen als een Staatsbe drijf. Dat was het gevolg van de aanneming van een motie van het toenmalige lid der Tweede Kamer, den heer Teenstra. Vaa harte is door de Ministers van Landbouw, Nijverheid en Handel en van Financiën aan die motie niet voldaan. Immers, in de Me morie van Antwoord betreffende die aanwij zing van liet Staatsboschbeheer tot Staats bedrijf leest men Zij (deze Ministers) zijn van meeniug, dat inderdaad het Staatsboschbeheer niet in alle opzichten past in het leader van een gewoon commercieel bedrijf; doch hebben, mede overeenkomstig den door de Tweede Kamer uitgesproken wensch, maatregelen overwogen, ten einde dit be heer aan zoodanig bedrijf aan te passen. Er is in latere jaren nogal eens bij Rijk en Gemeenten aangedrongen op aanwijzing van een. of anderen tak van dienst als b e- d r ij f Men moet echter soms in dat be drijf" niet meer zoeken dan een woord; want soms wordt het bedrijf genoemd, wat in de maatschappelijke beteekenis van het woord dat niet is. Immers, in het gewone dagelijkseli leven is er eerst van een bedrijf sprake, wanneer de uitgaven en inkomsten tegen elkander opwegen of wanneer er ge gronde hoop bestaat, dat er winst zal wor den gemaakt Zoo is het bijv met de gemeen telijke levering van gas cn clectriciteit en water en al wist de gemeente vooruit, dat er verlies zou volgen, toch kon de distributie in do crisisjaren als een bedrijf worden aan- gemerkt. Maar bijv. den gemeentelijken rei nigingsdienst kan men moeilijk een bedrijf noemen. Zoo heeft ook het Rijk diensten, die be drijf kunnen heeten, en andere, die maar zoo genoemd worden en tot deze laatsteu behoort het Staatsboschbedrijf. Het komt ons voor, dat de wensch van Gemeenteraden of van de Tweede Kamer, om zekeren tak van dienst een bedrijf te noemen, hierop neerkomt, dat men een heel gemakkelijk overzicht wil hebben van de uitgaven en de (toevallige) inkomsten van dien tak van dienst, dien men anders uit zeer verschil lende posten van de begrooting zou moeten bijeenscharrelen, terwijl men vooruit weet, dat de uitgaven de inkomsten .verre over treffen. Om aan te toonen, dat dit bij het Staats boschbedrijf het geval is, willen wij enkele cijfers uit do begrooting voor 192-1 van dit bedrijf uit het desbetreffende stuk van de „Bijlagen" aanteekenen. Voor 1924 worden onder de inkomsten geraamd: f255.000 ais opbrengst van hout en ge wassen, van verpachtingen en jachtvergunningen. Wat hout en gewassen aangaat, vooral, is dit een onzekere post. f 9.100 weeens andere inkomsten, maar daaronder zijn begrepen de kor tingen. Onder de uitgaven vinden wij: f221.410 aan jaarwedden en toelagen voor vast personeel, f 5.500 voor tijdelijk personeel en schrijf loon. f 8.000 voor Ziekenverpleging, f 53.000 voor reis-, bureel- en verplaat singskosten en vergoeding voor 't gebruik van rijwielen. f570.008 als kosten van onderhoud en ver betering; nitkoeringen aan arbei ders wegens invaUuiteit of t.'de lg ke verhindering van werken, aan weduwen en weezen, enz. f372.975 wegens 5Va procent rente over kapitaal door het Rijk aan het bedrijf vcrrstrekl en nog niet te rugbetaald. De totale uitgaven beloopsn zoo met an dere niet hier genoemde f 1.354.123 en het verlies op de exploitatie wordt geschat cp f 1.009.110, bij inkomsten van f255.000, als men do korting voor woning en uniform niet als ontvangst aanmerkt, j Men ziet, aal hier geen sprake is van j eeu b e d r ij f in den gewonen zin. Ook is de begrooting niet eens zuiver samen te i stellen, omdat niet in aanmerking geno- i meu is de waarde van houtaangroei, van j nieuwen, boschgrond, van ontgcnn?n gras- en bouwland, die het verliescijfer zouden I doen dalen, maar niet in cijfers zijn uit I te drukken. Daar komt nog bq dat het Staals-boschbeheer adviezen geeft aan de j gemeenten en andere lichamen, waarvoor I niets in de begrooting is opgegeven. Een zuivere begrooting en zelfs een j zuivere balans is voor dit z.g. bcdrjf niet op te maken. De Ministers van Binnonlandsche Zaken en Landbouw en van Financiën rijn dan ook van oordeel, dat de aanwijzing van het Staatsboschbeheer als Staatsbedrijf moet worden ingetrokken. In de M. v. T. tot het voorstel om daartoe te geraken, wijzen de Mi nisters er op, dat d9 moeilijkheden, om het Staatsboschbeheer te doen aanpassen aan de Bedrijvenwet, nog grooter zijn ge bleken, dan gevreesd werd, en dat toch geen nauwkeurig overzicht van het beheer do wijze van besteding der gelden en de bereikte resultaten verkregen is. Van oen eigenlijk boschbedrjjf is nog geen sprake, omdat wij te weinig Staatsbosschs-n hebben. Eu daarentegen is aan het Staatsboschbe heer al onttrokken de behandeling van rentclooze voorschotten aan gem:ent n voo: de bebossching van haar woeste gronden. (Boschwet 1922). En daartegenover staat I weer, dat op hit z.g. bedrqf de personeels uitgaven drukken voor het toezicht op gemeentelijke bebosschingen en het ver- leenen van technische hulp. Van een juiste balans van het bedrijf kan geen sprake zijn, omdat een scherpe lijn tus- schen kapitaals- en onderhoudsuilgaven moeilijk te trekken is en de wisselende hout- prijzen invloed hebben op het kapitaal. En de toeneming van het houtgewas In waarde, al was die te berekenen, blijft fictief, omdat het onmogelijk is de meer-waarde in geld om te zetten. Van een en ander is een boek houding het gevolg, die vrij ingewikkeld wordt, terwijl herhaalde schattingen noodig zouden zijn, die heel wat werk en tijd eischen. Meer heil dan van een afzonderlijke be grooting verwachten de Ministers van de in diening van een jaarverslag. Zulk een ver slag, waarin uitgaven en inkomsten worden vermeld en waarin opgave wordt gedaan van verrichte werkzaamheden. Intrekking van het bedrijf als zoodanig zou heel veel werk onnoodig maken. Nu wij toch over het boschbeheer schrij ven, is het niet van belang ontbloot te ver nemen wat bij de behandeling van de be grooting voor 1924 daaromtrent werd uitge sproken. Toen waren eenige leden van meening, dat er wel wat al te veel ijver voor bebos sching was, en het beter zou zijn de gron den voor bouw- en grasland te ontginnen; ook meenden zij, dat het bosch wildschade in de hand werkte. Daarentegen werd er op gewezen door anderen, dat bebossching het natuurschoon bevordert cn het Staatsbosch beheer waakt, volgens deze sprekers, voor in-stand-houding van de duinen, tegengaan van zandverstuivingen, en zorgt voor werk verschaffing. Intusschen gaven allen toe, dat het verlies op de exploitatie, meer dan 1 millioen, veel te groot wa3. Maar werd die verliespost verminderd door de waardever meerdering van gronden en gewas in aan merking te nemen, dan zou dat kapitaaluit breiding zijn en zou dus weer de rente van dat kapitaal moeten vermeerderen. Een uitspraak van den Minister als ant woord op gemaakte opmerkingen willen wij hier vastleggen; „De verzorging der aan het Staatsbosch bedrijf toevertrouwde beledigen kan niet aan particulieren worden overgelaten. Het scheppen van een blijvend boschbezit ligt meer op den weg van Staat en gemeente, of andere lichamen, wier yoorlbestaan ver zekerd is". In onzen lijd, waarin zoovelen de uit roeiing van boschcomplexen en de exploi tatie van oude landgoederen en lusthoven betreuren, en zij naar ingrijpen van den Staat uitzien, zijn deze woorden van ge wicht; zij doen de hoop op medewerking tot ongeschonden behoud van natuurschoon door den Staat herleven. Of die hoop vervuld zal worden? BUITENL. WEEKOVERZICHT. Carmen Sylva heeft in haar „Pensëes d'une Reine" gezegd, dat een vrouw het sieraad van haar sieraden behoort te zijn. Wat helpt het, of een vrouw zich in de schoonste gewaden kleedt, zich inet de uit- zondcrlijkstc kleinoodiün behangt, en zij weet die niet te dragen? „11 faut qu'elle soit la parure de sa parure". Wat zij aan trekt, moet zijn schoonhcidswaarde ont vangen van haarzelf. De sie/aden moeten niet haar versieren; zij moet de versiering van haar sieraden zijn. Heeft een vrouw houding (van schoon heid behoeven wij nu niet te spreken, want houding is reeds bijna schoonheid), dan blijkt levens, dal zij een overmaat aan tooi ontberen kan; ja, dal deze, als elke over maat, slechts schade brengt. Een vrouw met natuurlijken stijl lijdt van opschik niet dan nadeel; de bekoring van den eenvoud is er groolere? gaal te loor in de van buiten opgebrachte decoratie. Zijn wij het eens, dat het duinblond 's-Gravenhage. met haar vele aangeboren charmes, een bij uitstek vrouwelijke stad is. dan spreken wij ook af haar natuurlijke bekoorlijkheden voortaan zooveel mogelijk ongerept te laten en de namen uit onze her innering te branden van hen, die haar naar de zeezijde niet beter wisten te eeren dan door het dom geweld, waarmee zij het daar heerlijk hc-uvelend, luchtig begroeid duin gebied gelijk maakten met hun eigen plat heid, eer zij er de stralen aanlegden, waar van elke lijn een dichtregel had kunnen vormen in de ode aan Nederland's lieflijkst woonoord. Hoe weinig arbeid van men- schenhand noodig geweest ware om dien lofzang onuilwischbaar in den bodem te griften, bewijst het kleine duinterrcin, dat de gemeenschap, in een gevoelig oogenblilc, gespaard heeft langs de Doornstraat weemoedig memenlo aan de hondschheid van kortzichtige ambtenarij, die jarenlang, in aanbidding van gelijkvloerschheid, het knoestige hakhout uitroeide en het blanke zand versjacherde. Hoe duidelijk is nog de Vijverberg een uitlooper van de duinen! Zóó duidelijk, dat j men zich verwonderd afvraagt, waarom men zijn glooiing nog niet genivelleerd heeft j lot op het omringend lager terrein. De mode immers, om de stad van haar natuurlijke I schoonheid te ontdoen en een kunstmatige i cr voor in de plaats te stellen, is nog niet geheel uitgewoed. Bij nationale feestclijk- l heden bemerkt men haar schennende hand nog pijnlijk. Is het Voorhout, die lustwa- I rande der Residentie, waar in de lente lin- i den geuren, des zomers koele schaduw valt, j op herfstdagen een concert van kleuren gc- I speeld wordt, is het niet van een voor name fraaiheid, die elke wijziging, elk loe- voegsel slechts schenden kan? Maar bij feestelijke gelegenheden leest men in de j krant, dat de gemeente het Voorhout ver- j sierde. Het is, of men de Venus van Milo een jumper aantrok, den Apollo van Bel- I vedere van slobkousen voorzag. Het Voor- hout versieren! Bindt men dë Jungfrau een i gebatikt sjaaltje om den hals of hangt men den Mönch een pij om? Het Voorhout ver sieren 1 Is het ooit in iemand opgekomen de wateren van den Mississippi rose te kleu ren, de Veluwe met cocos karpetten te be leggen, de Engclsche krijtrotsen met ge bloemd behangsel te beslijfsclen, de Mari- posa-boomen van Califoraië met zilverpa pier te omwikkelen? Maar op nationale feestdagen versiert men het Voorhout.En hoe. bij alle his torische dalai Men betimmert liet met witte palen, met hekwerkjes en kruishouten on doodkisten; men hangt er, als een polsier- lijk onevene wasoh, roode, blauwe, oranje lappen te drogen; men rust niet eer niemand het Voorhout meer herkent, eer alle oor spronkelijke praal van dit edel sladsjuweel, van dezen ingetogen glanzenden parel aan 's-Gravenhage's gemeenlekroon schuilgegaan is achter de vulgaire trofeeën van botten stoffeerders-smaak en duffen timmermans- kunstzin. Op nationale feestdagen versiert men het Voorhout tot een zilveren-bruilofts alkoof; een burgermans-achlerkamer drie hoog, waar opoe tachtig geworden is; een dronken stoom-draaimolcn; een jubileerende palingkraam; een rinkelbommcnd piere ment; een jarig koek-en-zoopje. Men ver siert, wat reeds zijn eigen sieraad is, en doet zoo den slap, die van het verhevene naar het belachelijke leidt. Het Voorhout versie ren, is het Voorhout belecdigcm Ach, hoe dierbaar was dan de goede, oude kermis! Ja, ook zij nam de deftige linden- laan in beslag, maar beeldde zich niet in die te versieren. Zij richtte zich op haai eigen naïve, kinderlijke, bonte en bemin nelijke kleurigheid, cn de oude boomen be hielden daarbij hun waardigen ernst en overschaduwden goedmoedig het speelsch gewoel, waarop zij met iels van een glim lach neerkeken; men spijkerde hun geen belaple latten in de oude schors. Ileel in het klein, schuchter en als een echo, is zij nog wel eens teruggekomen op haar vroeger gebied, en nooit krenkte zij zoo de simpele wijdschheid ervan als de schreeuwende g.i- meente-wasch aan de expresselijk daarvoor vervaardigde gemeente-droogstokken het doet. Op feestdagen moge men versieren, wat versiering waarlijk van noode heeft, en bij avond moge men wat sedert jaren, het zij dankbaar erkend, met goeden uitslag ge schiedt door smaakvol aangebrachte ver lichting ook in de duisternis doen uitkomen wat des daags in onze stad aan natuurlijke schoonheid te zien is; maar de trieste Voor hout-versiering, die een verminking is, late men voortaan na. In de plaats daarvoor kome op het feestprogramma een nummer, dat oproept tot de bezichtiging van ons schoonste stadsgedeelte: het onversierde Voorhout, zichzelf een sieraad. VAN DER HAEGHEN., Het nut van een Zeppelin- tocht allerwege binnen- landsche strijd. Duilschfand heeft weer eens aller oog op zich gevestigd gehad. Maar ditmaal met be wondering. Eerbied cn ontzag toch moet men hebben voor de prestatie van het bou wen van den Z. R. III en het door het lucht ruim brengen van dit luchtschip naar do plaats van bestemming, n.l. Amerika, waar mede als het ware de kiem is gelegd voor een luchldienst tussclien het oude en het nieuwe werelddeel, al zal nog wel eenige verbetering in een cn ander dienen te wor den gevonden. Duitschland heeft daarmedo een prachtig resultaat bereikt in dienst van den vrede, dat het zeer veel goed kan doen cn trouwens reeds heeft gedaan. Hot lijkt om te beginnen, toch al heel mal, dat Frankrijk nu nog zou blijven vasthou den aan den cisch van opheffing der Zep pelin-werven te Friedrichshafen uit vrees voor gebruik van deze luchtgevaarten in een toekomsligcn oorlog. In Frankrijk zelf begint men dat reeds in te zien, al betee kent niet-verwijdering feitelijk een schen ding van hel Versailles-vredesverdrag. Ame rika. dat door zijn recht op de Z. R. III aan leiding daartoe is geweest, zal men onge twijfeld daarvoor niet dankbaar zijn. En voorts heeft Duitschland aan prestige ge wonnen, vooral moreel, speciaal in Amerika zelf en dal mag niet licht worden aange slagen. Dubbel jammer daarom voor Duitschland, dat de nationalisten zich op het succes der Z. R. III werpen, om hun eischen te slevi- gen. Dat maakt ontegenzeggelijk een slech ten indruk, ook al behoeft men nog niet be vreesd te zijn, dal zij een meerderheid ach ter zich krijgen, 't Is een ongewenschle steun voor het echte Poincaréïsme, dat nog niet dood is, al heeft liet een leelijke knauw gehad. Dat het nog niet dood is, zou Her- riot nog wel eens kunnen ondervinden bij de diverse binnenlandsche aangelegenheden die thans dc Fransche regeering bezig hou den. Evenals dat vrijwel overal het geval is. Afgezonderd immers van het gelukkige ver schijnsel, dat de Duitsche leening ad 800 millioen, die voor het in de practijk ten uit voer leggen der Dawcs-plannen het funda ment is, een succes wordt, staat op het al- gemeeno speellooneel der politiek alles stil, terwijl juist de meeste landen gemoeid zijn in allerlei inwendige aangelegenheden. Laten wij het voornaamste eens de revue, laten passeeren: Engeland heeft voor weinig anders oog dan voor de nieuwe Lagerhuis-verkiezin- g en,die reeds voor de deur slaan. Heden is liet toch al de dag der officieele candidaat- stelling. Het is dus kort dag, de verkiezing reeds einde dezer maand; geen wonder daarom, dat er zeer hard gewerkt wordt. Daar nevens is de campagne zeer fel, hel nood wendig gevolg van de wijze, waarop de crisis is ontstaan en van den inzet der verkiezing. Het is ondoenlijk eenige betrouwbare prog nose le maken omtrent den verkiezingsuil- slag. Ontegenzeggelijk is men geneigd aan te nemen, dat de Labour-parly, hoewel zij zich mag verheugen in sympathie, een zwaren dobber zal hebben doordat liberalen en conservatieven in een belangrijk aantal districten, waar in 't begin van dit jaar een Labour-cahdidaat met een minderheid weTd gekozen,- z.g. driohoeksverkiezingen vermij den en dus tesamen oprukken tegen Labour, Dit volgens plaatselijke overeenstemming, want officieel wil men geen verkiezingsver- bond. Waar evenwel tegenover slaat dat het nog zoo zeker niet is, dat alle liberalen op een conservatief zullen willen stemmen! Hoe geheel Engeland op mag gaan in den verkiezingsstrijd, het is niettemin gedwon gen toch aandacht aan enkele andere din gen te schenken. In dc eerste plaats is daar het geschil met Turkije over Irak. Engeland rekent dit als een onderdeel van Mosoel, waarover het mandataris is, Turkije ont kent dit. Of dit geschil er wel zou zijn, zoo Irak geen petroleum rijk was? Maar enfin, hel geschil ligt er nu eenmaal en het is zelfs zoo uitgedijd, dat minister Thomas het woord „oorlog" uitsprak. Dat toont in ieder geval, hoe ver het al gekomen was. Geluk kig is het onweer vooreerst nog afgewend, daar beide partijen de kwestie voor den Volkcnbondsraad hebben gebracht, die nu op deze puzzle zijn krachten zal mogen be proeven. En dan is er nog Egypte en Soe dan, als twee Siameesche tweelingen aan elkaar verbonden, de Iersche grens-affaire. Heusch, welk ministerie in Engeland ook aan het bewind komt, het behoeft niet om werk verlegen le zijn. Welk ministerie er ook komt, wat Egypte of den Soedan be treft, de te volgen politiek zal er niet an ders doo rworden. 't Zelfde geldt voor het Turksche meeningsverschil. In de Iersche kwestie alleen zou een conservatief kabinet wellicht afwijken doch dan de kans be- loopen in Zuid-Ierland opnieuw den oorlog te ontketenen. In Duitschland speelt zich nog altijd om zoo te zeggen een tooneelspel af, waarvaD nog niet te definieeren is of het een drama- wordt dan wel een klucht. Wanneer liet voor de Duitsche belangen niet zoo droevig was, zou men zonder twijfel aan de klucht dc voorkeur geven. De politiek doet daar opgeld. Het is een gewirwar om tureluurs van te worden. Iedere dag gaf ongeveer een ander aspect. Dc eene partij wilde de andcra de mislukking van de coalitio-verbreeding in de schoenen schuiven. De bal werd over en weer gekaatst. Partij-belang behecyschte volledig de situatie, het landsbelang is ge woon op den achtergrond geschoven, 't la in-treurig, maar al te waar. Eindelijk, na hopenloos gezeur, is men zoover gekomen dat officieel is geconsta teerd, dat de verbreeding der regeeringa- coalitie, 't zij naar reohts, 't rij naar links, is uitgesloten. Waarmeo de conclusie was RECLAME. De meest gevoelige huid laat zich volstrekt Pijnloos Scheren, door de baard- oppervlakte vóór het inkeepen éérst in te wrijven met een weinig PUROL. S279

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1924 | | pagina 9