De Oehoe in Artis. Groet van over Zee. Kattenkuren. CORRESPONDENTIE. Albert zei niets meer, zijn gezicht was beel rood. - „En heeft één van de jongens geen steen opgeraapt, toen je den bal niet dadelijk terugkreeg?" (Pa wist alles). „Hoor eens, ventje, je ziet, dat ik er alles van weet 't Is heel goed, dat je dien bal niet dadelijk terug krijgt. Morgen ga je ei maar netjes om vragen en dan beloof je Hendriks, dat je niet meer bij zijn huis zult voetballen; heb je dat verstaan?" „Ja pa." „En ik wil niet meer hebben, dat je mei die jongens speelt Je moet maar andere kameraadjes opzoeken. En reken er op, dat je doet, zooals ik zeg. Anders zal ik den bal eens opbergen en dan zal het nog wel een beetje langer duren, eer dat je hem terug krijgt. „Ga nu maar heen en zorg er voor, dat groote menschen in 't vervolg van jouw spel geen last hebben." Albert was blij, toen hij de kamer uit was. Wanneer hij in latere jaren de wilde wingerd zoo mooi zag slingeren, om de ramen bij boer Hendriks, dacht hij nog meer malen aan het voetbalspel op dien middag, toen zijn pa alles wist! door G. J. YISSGHER. De woningnood is groot geweest in Am sterdam. De menschen wisten zich niet meer te bergen. Na den oorlog zijn er heel wat huizen bp gebouwd, om al die menschen aan een woning te helpen. Gelukkig heeft men ook aan ons, uilen, gedacht, Wjj woonden hier in Artis in nauwe kamertjes, soms wel drieja, ik mag wel „hokken" zeggenboven elkaar. Maar op 8 Maart 1921 werd de eerste steen gelegd voor een prachtige woning, die den naam gekregen heeft van Nieuw- Uilenburg. Die moet je zien! 't Is een hooge, dikke muur, van groote oude steen. Precies een ruïne! En daarop sp.i wij juist zoo gesteld! Ze is geheel be groeid. Er loopt een echte gracht achter langs, vaarin zwanen zwemmen. Daar mogen wij niet in komen, maar dit is niet erg, want zwemmen kunnen we tóch niet. ,,'t Is precies de ruïne van Brederode," zei 'laatst een jongetje, toen hp onze nieuwe woning zag. Aan den voorkant van onze ruïne is een flinke ruimte, in een stuk of vpt vakken verdeeld. Een daarvan is voor mijn vrouw en mp. Er staat een knotwilg in. En er is een groote steenen trap. Op den grond bevindt zich een waterbassin! Mochten we het bui ten te zonnig vinden, dan kunnen we door een deur, die altijd open staat, gaan schui len in onze binnenkamer, die op een dikken muur 13 aangebracht. Maar we zitten meestal buiten, boyenop de steenen trap. Overdag zijn we slaperig; daarvoor zpn we ook uilen. Als we zoo half zitten te dutten, komen de kinderen en dan roepen ze: „Oehoe!" We schrikken wakker en denken in 't eerste oogenblik, dat een andere uil ons roept en dadelijk antwoorden we: „OehoeF Dan hebben de jongens de grootste pret Ze blijven aan het roepen en om hun plezier te doen, geven we af en toe antwoord. Weet je, wat ze ook wel doen? Ze krabbelen aan 't ijzeren hek. Dan denken wij, dat er een muis of een rat in de buurt is, en dan steken we onze oorpluimpjes op. „Kijkl" roepen de jongens dan, „hij zet zpn ooren rechtop!" Dan is het önze beurt om te lachen, want ooren hebben we natuurljjk niet. „Oehoe! Oehoe!' roepen we weer en de oppassers zeggen tegen elkaar: „Er is zeker veei visite op Uilenburg." Eér, keer hebben we hier een echte, fevende rat gehad; 't was fn den zomer; ik geloof op den vierendertigsten Juli, maar dat weet ik niet zeker. De kinderen gooien wel eens stukjes broo i of pinda's bijl ons naar binnen, maar die laten we liggen; daar houden we niet van. Midden in den nacht, dus toen wijl klaar wakker waren, kwam er een groote rat op af. We hoorden hem over 't pad aankomen. „Een rat," zei mjjn vrouw. „Stil!" fluisterde ik. ,,'t Kan ook wel een ontsnapt eekhorentje, of een konijntje, een marmotje. „Alsof je die niet zou lusten!'- zei ze. „SsssstF* Daar kwam hgl aan, hoor! Vlak bp ons hek ging hij" op de achterpooten zitten. Hij rook zeker het brood. Wip! Daar glipte hij tusschen de spijlen door en fip pakte een korstje, maarwp' pakten hèm! Wat hebben we gesmuld! De stukjes paardenvleesch, die de op passer ons brengt, zpn ook niet te ver smaden, maar levende waar is toch maai afles! Een eindje van ons af woont de z.g. melkwitte oehoe. Hij' komt nit Afrika. Die lichter van kleur als wij1. Hip heeft op zpn voorterrein een echten welput; precies zocals je die in Brabant ziet. Op den rand staat een ijzeren st3ng met een katrol, maar.,., daar zit geen touw m en dat is niet noodig ook, want de put is droog. Onze blonde nicht is wht gTootsch op haar welput, af is er geen water in. „Zoo'n put zonder water zie je bij ons in Afrika wel meer," zegt ze. 't Is mogelijk. Ik ben in haar Jand niet bekend. Maar bpf ons, in de buurt van Overveen waar wij vandaan komen bevatten de duinen water genoeg, om alle Amsterdammers te laten drinken. In de andere afdeelingen van ons uilen huis zijn ook nog velduilen, steenuilen bril- uilen en zelfs ook Maleische uilen. De velduilen en de steenniltjes schreeu wen 's avonds „Wieuw! wïeuw! wieuw!"maar als ze dan ons zware „Oehoe!'* 'hooren, hou den ze gauw stil. Ze weten wel, dat wp de grootste uilen zpn van heel Uilenburg. Een jongen zou niet graag tegen zich hooren zeggen: j,Je bent een groote nil!"u. maar wp wel. Oehoe! oehoe.' oehoe! Scheepje" scheepje, ver in zee, breng je goe-de tijding mee heb je Vaders sohip ontmoet? breng je ons nu Vaders groet óf heb je een brief aan boord? echeepje toe, maak toch wat voort! Langzaam, langzaam kom je aan zie je ons dan hier niet staan ongeduldig, hand aan hand, staan wij drietjes aan het strand eind'lijk kom je dichterbij. Scheepje, maak ons nu eens blij breng een dikken brief ons mee: Vaders groet van over zee! HERMANN A. Van alle huisdieren hebben de katten meeste luimen en grillen ten opzichte van hun slaapplaats. Zij zullen den een of ande ren doek of kleedje dat verlegd wordt van kamer tot kamer volgen, of wel hardnekkig zich tot een zelfde stoel bepalen, totdat zij hun keus op een anderen vestigen. Ze zijn, zooals bekend is, de zindelijkste dieren, en daarom lokt hen een pas gewassen voorwerp of iets, dat er frisch en licht uitziet, bijzon der aan, om als bed te dienen. Een onge bruikte krant, die op den grond of een stoe! ligt, of pas gevouwen waschgoed, vinden z^ bijna onweerstaanbaar. Maar de meest ei genaardige smaak op het gebied van slaap plaats toonde een een grijze Angorakat, dk in hooge mate de gunst bezat van de fami lie, bij wie zij verblijf hield. Sedert eenigen tijd verkoos 't dier slechts te slapen op een hoed- het liefst nog wel op een dameshoed, als het dien krijgen kon. Als het er maar een ontdekte met de binnenzijde naar boven gekeerd, ging 't dier er geregeld in liggen. Lag de hoed andersom, dan wist hij er toch wel raad ophij kronkelde zich om den rand heen, en vormde met zijn staart en lenig lichaam een eigenaardige wintergarneering op een zomerhoed. Eens had men bij toeval eenige dagen achtereen een lade open laten staan, waarin alle zomerhoeden voor den winter waren opgeborgen; een poos later ontdekte men, dat alle hoofddeksels om beurten door de kat waren geprobeerd, tot dat deze ten laatste haar keus had laten vallen op een met witten bloemen gogar neerde hoed, die de gevolgen van deze min der wenschelijke manier van strijken nimmer is te boven gekomen Velen vragen noj in hun brief van deae week of het bezoek der Koninklijke Familie hier op het dorp goed is afgeloopen eo of ik alles goed heb gezien. Öaarom ver tel ik dit maar eerst even aan allen te zamen. Het was helaas heel slecht weer, den vorigen dag en 's morgens vroeg, toen men druk in de weer was om het dorpe plein te versieren, regende het telkens heel hard, wel heel jammer voor alle versie ringen. De stoet kwam hier al om kwart over negen 's morgens aangereden, ik was vlak bij de Koninklijke auto, dns kon allee uitstekend zien en hooren. De muziek speel de, de dorpsjeugd zong; er werden aan de Koningin en aan de Prinses mooie bon- quetten aangeboden, daarover schreef ik verleden week aL Maar terwijl men hiec nog stilstond begon het te stortregenen, wat alles behalve plezierig was voor de Koninklijke Familie, die in een open aato zat, men reed toen al heei spoedig weer verder, want er moesten nog vele plaateen worden bezocht dien dag. Wat ontving ik deze week weer vele mooie briefkaarten van raadselneetjes en -nichtjes, die uit logeeren zijn of een uit stapje maakten, straks zal ik er allen wet afzonderlijk voor bedanken. Annie van Leeuwen, al zal je niet thuis zijn als deze kindercourant komt, dan lees je het maar eenige dagen latei. Ik hoop; dat jij en Jo veel plezier hebt gehad in Hazerswoude en mooi weer hebt getroffen. Gerrit van Leeuwen, dat vond ik erg aardig, nn in de vacantie eens een brie! van jon te krijgen. Ik begrijlp best, dat, als jÜ buiten de vacanties, in den Briel woon! en daar schoolgaat, je dan niet tijdig dé raadsels kunt opgelost hebben om mjj tv sturen. Maar het is aardig van Neeltje, dat ze je de kindercouranten allemaal stuurt, dan heb je dus ook al heel dikwijls kannen lezen, wat ik aan je zusje schreef. Lientje de Graaf, dank voor je brief en ook voor je mooie briefkaart nit Voor schoten. Dat is zeker een heel nieuwe brief kaart, want de electrische tram Den Haag- Leiden staat er op. Op de Kaag heb ik meermalen gevaren, maar dan op een stoom- bopt, die de rondvaart maakt over de Kager- en Brasemer meer. Van zeilen houd ik niets, ik zou heusch niet voor mijn plezier in een zeilbootje gaan. Kiek van Leeuwen, als je bet klein* lijstje van namen ziet bij de goede op lossingen, dan zie je ook hoevele kinderen er missen in de vacantie, doordat ze z^n, dus is het heelemaal niets erg als jij en Jo ook eens eene week overslaat. Na de vacuntie gaan er weer meer kinderen ineeaoen. Ik zie uit je brief, dat je nog ul veel uitgaat en Jo ook. Gerrit van der Horst, dat deed mecht veel plezier uit je brief te kunnen lezen, dai je moeder toch nog een dagje met jallie naar Katwijk heeft kunnen gaan en dat jullie toen zoo hebt genoten, fin het is nu deze week steeds mooi weer, en des ecg

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1924 | | pagina 17