VGDR DE JEUGD No. 33. Zaterdag 16 Augustus. Anno 1924 ii iiiiiiiiiiliiiitiiiiiTii j iiïii j iiüi j iir.iini l&IDSCH DAGBIAD Op Kersenoord. Naar het Engelsch van M. HAYCRAFT. 1 Vrij bewerkt door C. E. (Hbofdstak Ilk Tot dens, allemaal! Het nieuws, dat mevrouw Bramley aan haar kinderen mee te deelen had, was niets meer of minder dan een heerlijke ver rassing voor de aanstaande groote vacantie. Een vriend van den dokter moest eenigen tjjid in Londen zijn en bood hem nu zjjn gemeubileerd huis in Lynryth een zee plaatsje in Nood-Wales aan. „Ik weet," schreef hij, „dat de kinderen van mijn ouden vriend goed opgevoed zijn en mijn tafels mi stoelen niet zullen ver melen. Wat de ruimte betreft, zullen zjj zich wel wat moeten behelpen, maar bjj goed weer kunnen zij den geheelen dag buiten zijn. Voor liefhebbers van natuur valt er hier heel wat te genieten." „Vader vindt, dat het aanbod veel te harto^jk gomeend en te mooi is om ge weigerd te worden," zei mevrouw Bramley tegen de kinderen. „Lynryth is een aller aardigst oord; we zijn dankbaar, dat jullie er heen gaan en ik denk er over juffrouw Roden te vragen, mijn troepje eveneens te vergezellen," voegde zij er aarzelend aan toe. Juffrouw Roden was mevrouw Bramley's gouvernante geweest en had nu zelf een school. De kinderen hadden veel van haar gehoord, maar haar nog nooit gezien. Me vrouw Bramley was juist van plan geweest, haar dien zomer op Kersenoord uit te noo- digen, daar de gezondheid van juffrouw Roden in den laatsten tijd niet was, zooals ze zijn moest. De kinderen wisten, dat dokter Bramley onmogelijk zoo lang van huis kon, te meer uaar hij beloofd had de praktijk voor zijn assistent, dokter Vernie, eenige welken waar te nemen. Zij dachten echter niet anders, of hun moeder zou meegaan en tante Amy viel hun dadelijk bij en drong er op aan, dat mevrouw Bramley deze gelegenheid om eens flink uit te rusten, toch. niet moest laten voorbijgaan. „Je hebt veel meer een verandering noodig dan de kinderen, Mary," zei zij. „Ik blijf hij Kitty," antwoordde mevrouw Bramley. „John stélde eerst voor, dat we jufrrouw Roden zouden vragen hier de huis houding te willen doen en ons lief wit roze- knopje te verzorgen, maar het kind zou misschien ziek worden van verlangen naar ons,' voegde zij er fluisterend aan toe. Kitty schreide inderdaad bittere tranen bij het vooruitzicht alleen achtergelaten te worden, terwijl haar broertjes en zusjes naar hartelust konden genieten in Wales. Dokter Bramley, die nu ook binnengekomen was, vertelde haar echter, dat de reis haar veel kwaaa zon doen en dat zij zich moest te vreden stellen met het nieuws, waarmee le anderen haar zeker zouden overstelpen als zü terugkwamen. Iedereen, tot zelfs Prank, beloofde haar trouw te zullen schriji- ven en Maud en Dolly zouden schelpen voor haar verzamelen. Het .arme kleine ding deed erg haar beet niet boos of ongelukkig .te kjjken, als er over de reis gesproken werd. Hetgeen tante Amy tegen haar gezegd had, haar tot nadenken gestemd; het was nog nooit in haar opgekomen, dat zij zoo'n kmorrepotje begon te worden. Iedereen had haar gedurende haar ziekte haar zin gegeven en braaf verwend, maar in den laatsten tijd had moeder haar meer dan eens zacht onder het oog gebracht, dat een zieke niet zelfzuchtig behoeft te zijn. „Ik wil moeder niet ziek maken en on aardig tegen de anderen zijn," "dacht de arme Kitty, „maar 't is soms zoo vreeselijk moeilijk en hoe kan ik opgewekt zjjn, ah de anderen plezier hebben en ik niet?" Vóór mevrouw Besketh afscheid nam van Kersenoord, Ijad zij nog eens een rustig babbeltje met de kleine invalide. „Ik weet zeker, lieve kind, dat, je je verheugt in het prettige vooruitzicht, dat je broertjes en zusjes hebben. Het zou Moeder echter zooveel goed doen, als zij kon meegaan en Juf blijft toch hier, Kitty vriendelijke lieve Juf, die je zoo goed kan tillen en bovendien zou juffrouw Roden komen. Je weet, dat Moeder heel veel van haar houdt. Stel je eens voor, dat jij haar gastvrouwtje was en dat je aan Moeder vroeg, of zij met de anderen mee naar Lynryth ging?" „O, ik zou het vreeselijk vinden, ah juffrouw Roden hier kwam, zoo'n akelige, strenge schooljuffrouw! En ik kan niet buiten Moeder; dat weet u toch ook wel, tante Amy!" Kitty stribbelde eerst heftig tegen, maar mevrouw Heskith zei haar heel kalm, dat zij werkelijk met inzag, dat Moeder geen vijf of zes weken gemist kon worden, te meer daar zij* heel moe was van het lang durige verplegen van haar lang niet altrjd gemakkelijk patiëntje en een verandering van lucht en rust waarschijnlijk een .ziekte hij haar zouden voorkomen. Toen brak er een zware strijd 3an in het hartje van de arme Kitty. Zij wist, dat het goed en onzelfzuchtig van haar zon zijn, als Zij haar Moeder deze vacantie gunde, haar Moeder, die, zooals Vader dik wijls zei, nooit aan zichzelf dacht. Moeder had tegen Vader gezegd, dat de verande ring haar geen goed zou doen, als zij wist, dat Kitty zich ongelukkig voelde. Zij wilde liever thuis Wijven, dan dat het kind achteruit ging. Lieve Moeder, die altijd zoo geduldig was en haar vol liefde ver pleegde, wat zou zg genieten van haar vacantie! En zij, Kitty, kon Moeder dat genot verschaffen. Zou zij niet een naar en zelfzuchtig spook zjjm, als zij baar Moeder dat niet gunde? Wat een verrassing was het voor Kitty's ouders, toen deze met een ernstig maar toch ietwat bevend stemmetje baar Moe der in het oor fluisterde, dat zij probeeren zou een gastvrouwtje voor juffrouw Roden te zjjm en dat zif het haar zoo prettig mo gelijk zou maken op Kersenoord, als Moe der met de anderen meeging naar Lynryth. De tijd zou gauw genoeg om zjjn en zij wilde zoo heel graag, dat Moeder met ver brande wangen en een frissehe kleur terug- Kwam. Vader en Moeder omhelsden hun doch tertje innig en zeiden haar, dat zjj hun lief, onzelfzuchtig rozeknopje was. En toen Kitty de blijdschap der anderen zag, omdat Moeder meeging, kreeg zij toch zoo'n heer lijk, blij gevoel over zich. Wat viel er nu veel te pakken en te regelen op Kersenoord! De kinderen moch ten alleen het allernoodigste meenemen em pakten voortdurend hun schatten in en uit, totdat Moeder en Dora eindelijk zeiden, nu mets meer te kunnen bergen en Frank ver zekerden, dat hij het vijf weken buiten zjjn geliefde schildpad moest stellen, waar- Kitty beloofde goed te zullen zorgen. Eindelijk was alles echter klaar. Juffrouw Reden kwam twee dagen vóér dat de an deren vertrokken en bleek een onde dama te zjjn met grijs haar en blauwe oogen, die tot Kitty's geruststelling heef vrien delijk waren. 1 „Tot ziens, allemaal!" zei Kitty, vroolijlk, die, nu zij zichzelf éénmaal overwonnen had, haar offer met een opgewekt gezichtje volbracht Maud omhelsde nog eens voor het laatst haar hobbelpaard en mevrouw Bramley boog zich over Kitty heen, haar liefdevol omhelzend, terwijf zij haar in fluisterde: „God behoede -mijn doehtertje, totdat wjjj terugkomen." Met een dappere poging slikte Kitty haar opkomende tranen in. Zij wilde geen scha duw werpen op bet genoegen der anderen. Jeugdige verkennen. Hoofdstuk IYi Mor Repos zoo heette de villa ia lynryth weergalmde eiken dag van de vroolijke stemmen der jengdige Bramley's, die altijd iets van de zee of het bosch te vertellen hadden aan Moeder of Dora, of met een nieuw avontuur aankwamen, dat door Hanna, die er een dagboek op na- meld, iederen avond werd opgeteekend om later alles haarfijn aan Kitty te kannen voorlezen. De omgeving van Lynryth wae heel verschillend van die van Glenbank, waar de familie Bramley woonde; de kin deren zagen dennenbosschen, meren ea bergen op hun wandelingen. Verder kwamen er schuimende rivieren, liefelijke beekjes en wilde bloemen, waarvan mevrouw Bram ley, die in vroeger jaren veel aan plant kundige verzamelingen gedaan bad, volop genoot, daar zij steeds weer nieuwe bou- quetten van de kinderen kreeg. De Bramley's konden de menschen, vooral de ouderen, Slechts moeilijk verstaai), zoo eigenaardig was het dialect, dat in Lyn ryth gesproken werd. Wat zag iedereen er gezond en bruin uit! Mevrouw Bramley zei tegen baar troepje, dat zij hun best moesten doen er net zoo sterk te gaan uitzien en door zandkasteelen te bouwen, zeebaden te nemen en groote wandelingen in den omtrek te maken, waren alle Bram ley s al gauw koperkleurig en een toonbeeld van gezondheid geworden. „O Moeder, wat heerlijk er is een prachtige piano hier!" had Bob uitgeroepen, toen hij voor het eerst de zitkamer van Mon Repos betrad. Bob was de muzikale onder de jonge Bramley's en z'n broertjes en zusjes vonden hem heel knap, want hij kon elk wijsje, dat hj hoorde altijd dadelijk naspelen en componeerde zelf ook, „alie- maal uit het hoofd", zooals Alfred vol trots 1 zei. Zijn ouders lieten hem door een begaafd

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1924 | | pagina 15