Zonderlinge Kameraden No. 19755 LEIDSCH DAGBLAD, Maandag 4 Augustus Tweede Blad. Anno 1924. BINNENLAND. FEUILLEim GEMENGD NIEUWS. De Nederlandsche Regeering en het Garantie-verdrag. De Minister van Buitenlandsche Zaken heeft aan de Staten-Genaraal mededeeling gedaan van den namens onae Regeering 81 Jnli tot den secretaris generaal van den iVoikenbond gerichten brief, met betrekking tot bet ontwerp-verdrag tot wederkeerigen bfjctand, dat door den Volkenbond aan de Regeering was overgelegd, met verzoek daaromtrent haar oordeel uit to spreken. In dit oorspronkelijk in het Fransch ge- Stelde stuk, herimvaft de minister in de eerste plaats aau den brief van 23 Juni van verleden jaar, waarin de Nederland- scho regeering hare zienawpze uiteenzette ten opzichte van de resolutie, door de Derde Vergadering aangenomen nopens bet denk beeld van wederkeerige waarborgverdragen. Daarin werd uitdrukking gegeven aan den .twfjfel, welke or.ze regeering van den aan vang af vervulde ten aanzien van de vraag, .of inderdaad de waarborgverdragen in de praktijk tot beperking der bewapening zou den leiden: De minister vervolgt dan: ,,Na kennis genomen te hebben van de beraadslaging, die in den boezem der Vierde Vergadering heeft plaats gehad, heeft de 'Nederlandsche RegOdring de bestudeering van deze vraagstukken voortgezet en het ontwerp-verdrag aan een nauwkeurig onder- Soek onderworpen. Dit onderzoek beeft de Regeering er niet toe kunnen leiden, haar oorspronkelijk standpunt te wijzigen; veel eer i3 zjj in baar zienswijze versterkt. Ik veronderstel, mijnheer de secretaris generaal, dat het niet de bedoeling was van uw rondschrijven, de Regeeringen uit te noodigen in haar antwoorden te treden in eon in bijzonderheden afdalende beschou wing nopens de onderscheidene artikelen van het betreffende ontwerp. Ik meen der halve mij te kunnen bepalen tot een wijzi ging. naar de rede, door den eersten Neder landse hen gedelegeerde op 29 September 1923 in de vergadering uitgesproken, in welke rode door jhr. Loudon gewezen werd op bet uiterst losse verband, dat in bet pntwerp-verdrag is gelegd tossohen de ga rantie en de vermindering van bewapening, en op de overwegende plaats in het ste'sei aan de speciale verdragen toegekend. De opvatting der regosring komt geheel over een met de bij die gelegenheid door den eersten gedelegeerde uitoougezette zins- wijze. Uit het rapport, door do Permanente Raadgevende Commissie in April 1923 uit gebracht, viel reeds af te leiden, dat het Beginsel van den wederkeerigen bijstand in de toepassing noodzakelijk zou moeten Toeren tot het slniten van speciale ver dragen, waarin de vorm van den bijstand, dien de verdragsluitende Staten elkander in geval van aanval zouden verleenen, tot in bijzonderheden gerogeld word. De spe- Oihie "verdragen maken dan ook een essen tieel bestanddeel uit van het stefse', dat in het ontwerp is neergelegd. Zonder 't recht te ontkennen van staten om bij de regeling van hun onderlinge betrekkingen aan spe ciale en regionale verdragen van dezen aard een -plaats in te ruimen, is de Regeering van oordeel, dat het strijdig zou zijn met de beginselen en den geest van hèt Vol kenbondsverdrag, het sluiten van zoodanige verdragen tot een stelsel te verheffen en dat stelsel in zekeren zin ten grondslag te leggen aan de internationale rechtsorde. Zoodanig stelsel schijbt veeleer geëindigd om ernstige vrees in te boezemen ten aan zien van het behoud van den wereldvrede. Bovendieö heelt de Nederlandsche re geering niet do overtuiging, dat het ont werp-verdrag de vermindering van bewa pening zou bespoedigen, welke door artikel 8 van het Volkenbondverdrag wordt voor geschreven. In aanmerking genomen de overwegende plaats, aan de speciale ver dragen toegekend, brengt het voorgestelde systeem het gevaar mede, dat in de praktgk do floor het genoemdo artikel voorziene grenzen niet jnillen worden beschouwd als een maximum, dat niet mag worden over schreden, maai' veeleer als een minimum, dat de verdragsluitende partijen gerechtigd zouden zjjn van elkander te vorderen. En fiet gevolg zou kunnen zijn, dat met name de zwakkere mogendheden baar vrijheid zou den Inboeten om zelfstandig de verschillende vragen te beslissen, die zich ten aanzien van de organisatie haren bewapening voor doen. Naar het oordeel van de Nederlandsche regeering worden deze bedenkingen over wegend, wanneer de rechtswaarborgen, waar mede de inwerkingtreding van het ontwor pen stelsel zou moeten zijn omkleed, ont breken. Ontkend kan niet worden, dat in (Gt opzicht het ontwerp weinig bevredigend is. Niets kan het tekort schieten van het ontwerp op dit punt beter in het licht stellen dan het artikel 8, dat de auto matische in werkingtreding van de hulpactie beoogt.'' De Nederlandsche regeering handhaaft dus haar bedenkingen tegen het ontwerp verdrag en meent, dat in plaats van toe vlucht te nemen tot een stelsel van essen tieel militair karakter, gebaseerd op machts^ oefening vóór alles het streven er op ge richt dient te blijven, de verdere ontwikke ling te bevorderen van het gansche samenstel van de instellingen van den Volkenbond. Zoodra de Volkenbond algemeen zal zijn en de Staten zich waarlijk en volledig be reid toonen, zich naar de voorschriften en den geest van het grondverdrag te gedrageD, met name wanneer het geldt het onderzoek en de vreedzame beslechting van geschillen, die tot een breuk zouden kunnen leiden, zal daarmede de sfeer van Internationale veiligheid en vertrouwen zijn geschapen, die de krachtigste drijfveer, maar tevens ae algemeene vermindering van bewapening zal zgn. De Nederlandsche regeering acht zich niet gerechtigd haar steun te verleenen aan voorstellen, die, veeleer een machts- dan een rechtsorganisatie in het leven roependey zouden voeren tot politieke groepeering op militaire basis en dientengevolge tot ont binding van de internationale gemeenschap. Normale belastingheffing. Een wetsontwerp is ingediend tol be vordering van de richtige heffing der directe belastingen. Aan de Memorie van Toelichting ontleenen we het volgende: Bij de beantwoording van het Voorloopig Verslag der Tweede Kamer over Hoofdstuk VII B der Staatsbegrooting over 1924 heeft da minister gesproken van de bestaande neiging om ondernemingen, met een klein aantal deelgenooten, onder den vorm eener naamlooze vennootschap voort te zetten, met de bedoeling aan de heffing der in komstenbelasting over de behaalde winst te ontkomen. De minister heeft toen tevens van zgn voornemen doen blijken om in vernand daarmede een wijziging der wet op de inkomstenbelasting aanhangig te ma ken, waardoor dit middel om de belasting te ontgaan, krachteloos zon worden gemaakt. Nadere overweging van de zaak heeft hem evenwel tot do conclusie gebracht, dat eea speciale wettelijke voorzieniug, als waaraan hij gedacht heeft, minder doel matig is. Nieuwe wetsbepalingen zullen nieuwe kunstgrepen uitlokken; liet is, in één woord, te vreezen, dat een strijd zal worden aan gevangen, waarbij de Staat telkens een tijdlang de verliezende partij in- Om die beide redenen is het beter, door mldflei1 van een algemeene formule, als in art. 1 van het onderhavig ontwerp is neergelegd, op te treden tegen praktijken die aangewend worden om ae normale be lastingheffing geheel of voor een deei on mogelijk te maken. Zoodanig verweer van den Staat moet niet alleen ais geoorloofd, maar moet ook als noodzakelijk worden beschouwd, al ware het slechts, omdat voor belasting, die in strijd met het kennelijk doel der wet niet kan worden geheven, een equivalent moet worden gevonden, hetgeen er toe leidt, dat Art. 1 luidt als volgt: .Voor de heffing van de personeele belas ting, de rijks- en plaatselijke inkomsten belasting, de vermogensbelasting en de ver dedigingsbelastingen wordt geen rekening gehouden met rechtshandelingen die, al dan niet in verband met andere rechtshandelin gen, kennelijk zijn verricht om de heffing van een dier belastingen overeenkomstig haar doel, geheel of ten deele, onmogelijk te maken Naar ?t Engelsch van LEONARD MERRIGK Geautoriseerde vertaling van Mej. E. H. 60) - „Wel een allernoodiolllgst verzinsel!" riep Hilda opeens, met groote heftigheid. Ver beeld je, dat hij er met Vivian ik bedoel mr. Harris over gesproken heeft. En dat zal wel; hij schijnt te welen, dat zijn broer hier is. Wat moet ik dan een leugenaarster lijkent Het was een afschuwelijk onderne men, Bee. Wat zal zijn broer van mij den ken „Je bent erg gesteld op mr. Harris, is het niet?" vroeg Bee bescheiden. „Misschien. In iéder geval wil ik niet, dat hij denkt, hoe ik; zoo'n afschuwelijke leu genaarster was, dat ik maandenlang met iemand zou kunnen correspondeeren en 'dan nog beweerde, dat ik hem niet kende 1" „Dat is gauw genoeg weer opgehelderd, 'als ik er maar geen erger kwaad mee had gedaan 1" „Wat voor erger kwa-ad, in 's Hemels naam?" Bee klemde de lippen op elkaar. Zij wees naar dien brief van David, die op den grond gevallen was. „Heb je dan vergelen, dat hij je lief heeft?" vroeg zij. „O!" Hilda voelde- zich verlicht. „Ja, je zult het' tegenover iedereen goed te maken Webben. Ik hoop voor je, dat dit niet al te - moeite kost.Maar boe kwam je er 1 toe om briefwisseling te hóuden met een man, dien je nooit gezien hebt; jij?.... Daar kan ik nog niet overheenl Wat ter we reld hadt je hem te zeggen?" „Ik schreef hem over zijn werk." „En wat kon het je nu nog schéleil, of bij wist van je gebrek? Wat maakte dat nu nóg voor verschil? Werkelijk, en in plaats van haar ergernis, trad nu oog voor het' komi sche, „het kan nu allemaal wel over poëzie en de schoone kunsten zijn geweest; maar je zult zelf toch toegeven, dat het wat ver ging, vindt je niet? Als ik zoo iets gedaan had.... Een geheime correspondentie mei een vreemden maniIk zou het nooit van je'{*edftcht hebben. Ik ben er van ont zet. Ik zou je niet graag „licht" noemen. En nu blijkt hij een neger te zijn!" Zij scha terlachte. „O, hoe dwaas, 't Is om te gil len!" „Hij heeft je lief;." sprak' Bee, terwijl een gloeiend-rood haar tot aaii de slapen steeg, „bedenk dal wel!" Zij voelde zich innig-beschuamd door. hei spottende in Hilda's blik. Zij zocht de ver strooide bladen bij elkaar en vouwde ze in een. Hilda nam ze, achteloos, van haar over en deed haar best, haar mondhoeken in be dwang te houden. Nog steeds speelde een glimlach verstoppertje met de kuiltjes in haar wangen. „Welk portret beeft hij gekregen?" vroeg zij na een minuut. „Wat ik in Godstone genomen heb." „Je hadt nog haast beter dat andere kun nen geven, je weet wel, met dat.doekje zoo, omgeslagen. Dat in Godstone laat niet (den besten kant van mijn -gezicht zien!" „Hij heeft je lief!" riep Bee, hartstochte lijk. „Ben je dan van hout gemaakt? Je bent alles en alles voor hein; hij. denkt, dat ie personen, die de schatkist niet te kort doen des te zwaarder moeten worden belast. Ter preciseering van de strekking der wetsvoordracht moge dienen, dat deze niet gericht is tegen personen, die door beper king van uitgaven hunne belasting vermin deren. Wanneer iemand b.v. een dienstbode afschaft, is er geen sprake vap, dat h$ iets doet, waarop de Staat zou moeten reageeren. Voortgezette heffing der perso neele belasting gesteld, dat er ooit over zou worden gedacht de mogelijkheid daartoe te scheppen'zou veeleer in strijd zq® met het beginsel der verteringsbelasting dat ieder door de regeling, hetz\j van zgn algemeene vertering, hetzij Van 'bijzondere verteringen, zelf invtóed moet kunöèn hebben op het aandeel, dat hfl in de belasting te dragen krijgt. Maar de zaak wordt anders, wanneer om een ander voorbeeld te noemen de bezitter van een buitenplaats een naamlooze vennootschap tot exploitatie daarvan opricht en vervolgens de buiten plaats, gemeubeld en met bediening, van die vennootschap huurt; met dit gevolg, dat de vennootschap in de personeele be lasting wordt aangeslagen, en wef voor 1/3 of ten hoogste 2/3 van de huurwaarde en de waarde der stoffeering, terwijl de dienstboden, als wordende in het bedrgf der vennootschap gebezigd, onbelast wor den. In zoodanig geval wordt het doel der belasting wel degelijk ten deefe verg del d, want de feilijke toestand is onveranderd gebleven. Door misbruik van een rechtsvorm is een redactie en vrijdom van belasting verkregen, die voor geheel andere omstan digheden bestemd waren. De in art, 1 van het wetsontwerp ver vatte bepaling is evenmin gericht tegen gefingeerde handelingen. De noodzakelgk- neid om hiertegen wettelgke maatregelen te treffen, is tot dusver niet gebleken. Met voldoening kan namelijk geconstateerd worden, dat zoowel de raden van beroep van do directe belastingen als de Hooge Raad der Nederlanden van den aanvang af het standpunt hebben ingenomen, dat het voor de toepassing der belastingwetten op de werkelijke feiten aankomt en met op do voorstelling, die belanghebbenden van de feiten gelieven te geven. De minister vleit zich niet, dat h\j een oplossing voorstelt, die zonder bedenking is. Zg heeft dit voordeel, dat duidelijk gezegd wordt waarom het te doen is, maar hft ontveinst zich niet, dat de moeilijkheid van de wetgeving naar de uitvoering der wet wordt overgebracht. Zoolang niet een betere oplossing is ge vonden, zal het voorgestelde in ieder geval van niet licht te overschatten nut zijn, vooral door de preventieve werking, die daarvan mag worden verwacht. In artikel 2 van het wetsontwerp is een bepaling opgenomen om, indien krachtens artikel 1 een vennootschap, vereeniging of maatschappij als niet bestaande wordt be schouwd ,dit voor de heffing dej: belastin gen naar het inkomen geen invloed te doen hebben op de belastbaarheid der belooningen, die van de vennootschap, vereeniging of maatschappij zijn of worden genoten. De wet zal geacht worden met ingang van 1 Mei 1924 in werking te zijn ge treden. Wijziging van de Arbeidswet 1919. De minister van arbeid, handel en nijver heid heeft bij den Hoogen Raad van Arbeid een voorontwerp van wet tot wijziging van art. 26 der Arbeidswet 1919 aanhangig ge maakt, strekkende om in artikel 26 der wet „niet langer dan gedurende vier uren" te veranderen in: „niet langer dan gedurende zes jaren". De memorie van toelichting luidt als volgt: Artikel 26 der Arbeidswet 1919 geeft, na de wijziging, die daarin is gebracht, bij de wet van 20 Mei 1922 (Staatsblad no. 364), den minister, met de uitvoering van de wet belast, de bevoegdheid voor een door hem bepaalden tijd, echter niet langer dan ge durende 4 jaren na het tijdstip, waarop de wet gedeeltelijk in werking is getreden, toe te staan, dat in een bepaalde fabriek of werkplaats arbeiders gedurende ten hoog ste 10 uren per dag en 55 uren per week arbeid verrichten. Dit artikel had oorspron kelijk hétzelfdc doel ten aanzien van bepaal de fabrieken of werkplaatsen, als artikel 27 dier wet beoogde mét betrekking tot ge- hem begrijpt, hij komt vandaag je antwoord halen, ih de grootste spanning. Heb je dan geen gevoel in je; geeh. mededoogen?" „Lieve Hemel 1 Val me zoo niet aan. Na tuurlijk heb ik mededoogen met hem. Het doet me zelfs heel veel leed voor hem. Ik denk, dat ik hem een vriendelijk briefje zal schrijven, als hij wat van' den schok beko men is," voegde zij er nog bij, op zelf-vol- dane wijze, „waarin ik dan zeggen zal, hoe ik hoop, dat hij mij maar gauw vergeet en troost vindt in zijn werk. Dat kan ik toch doen, is het niet? Iets heels vriendelijks zal ik in ieder geval zeggen." „En als hij vandaag komt?" „Waf,, als hij komt?.Maar dan ver wacht je ,tóch niet van mij ,dat ik hem ver klaar hqe.de zaak in elkaar zit?" „Neen, dat moet ik doen; dat deet ik. Mijn verdiende loon dan, omdat ik het al niet eer heb opgejpgt. Maar daarna zal hij jöu willen zien, om je goeden dag te zeggen. En ga je dan ook bij hem?" „Waarschijnlijk niet. Om mij „goeden dag" te zeggen.V Maar de rnkn.is mij een vreemde; het zoij mij vreesefijk genee- ren, ik zou een gevoer over mij krijgen of ik idioot was Zeg jij heip dan maar, dat ik uit moest, of dat ik ongesteld ben. Bovendien denk ik niet, dat hij mij ook zal willen zien, als hij hoort, dat hij5 beetgenomen werd, waarom zou hij dat willen?" „Waarom? Ómdat hij je liefheeft, omdat heel zijn wezen naar je uitgaat; hij naar je smacht.' Omdat je !kf en zacht bent, en, als geschapen, om door mannen, bewonderd te .worden, .en hij zal je in het gelaat willen kijken' en je hand. aanraken en haar een seconde langer'omvat wülen houden dan dit. «wél noodig is. En als je dit nu toeliet, zou je er dan nog van dood gaan? Zou. het wel zoo heel© bedrijfstakken, te wetenaan de in dustrie gelegenheid t>o geven om zich ge leidelijk aan te passen aan de normen dier wet betreffende den arbeidsduur. In de laatste twee jaren intusschen is van artikel 26 vrijwel uitsluitend gebruik ge maakt om jeugdige personen van 14 en 15 jaar in een fabriek of werkplaats te kunnen doen overwerken, wanneer dat noodig was om te voorkomen, dat anders een ovenverk- vergunning voor oudere arbeiders in die inrichting krachtens artikel 28 der wet ver leend, niet tot haar recht zou komen, omdat bij het overwerk de hulp van 14- en 15-jari- gen worden toegestaan, aangezien het twee de lid van dit artikel bepaalt, dat bij het verleenen eener vergunning ingevolge het eerste lid in acht genomen moet worden, dat bedoelde jeugdige personen niet langer dan gemiddeld 48 uren per week arbeid mogen verrichten. De in artikel 26 der Arbeidswet 1919 vast gestelde termijn loopt met 23 October a.s. af. De tegenwoordige toestand in verschil lende takken van industrie, b.v. in de aar dewerkindustrie en in de katoen-, jute- en vlasspinnerij, is echter van dien aad, dat de bevoegdheid om zoo noodig ook door 14- en 15-jarigen langer dan gemiddeld 48 uren per week te doen werken, niet kan worden gemist. De ondergeteekende acht het daarom ge- wenscht, dat de den minister van arbeid, handelen nijverheid tot 24 October a.s. bij artikel 26 toegekende bevoegdheid wordt verlengd voor den tijd van twee jaren. Het hierbijgaand voorstel is daartoe strekkende De salarissen der onderofficieren. De salarissen van de onderoffioieren van de landmacht zullen, ingaande 1 Januari a.s., als volgt worden vastgesteld, meldt de „Tel.": Sergeant: minimum f 1000, na 2 dienst jaren als zoodanig f 1200 4 jaar f 1400 6 jaar f1600; 8 jaar f 1675; 10 jaar f 1750; 12 jaar f 1825 en 14 jaar f 1900. Sergt-majoor: minimum f 1400; na 6 dienst jaren f 1700; na 8 jaar f 1775; na 10 jaar jaar f 1850; na 12 jaar f 1925; na 14 jaar f 2000na 16 jaar f 2075na 18 jaar f 2150 en na 20 jaar f 2200. Adj. Onderofficier: minimum f 1500; na 6 jaar f 1800; na 8 jaar f 1900; na 10 jaar f 2000na 12 jaar f 2100na 14 jaar f 2200 na 16 jaar f2300; na 18 jaar f2400; na 20 jaar f2500 en na 22 jaar f2600. Deze salarissen betreffen uitsluitend de onderofieieren van den eigenlijken troepen- dienst. De salaris-verhooging voor 12 en 14 dienstjaren wordt aan de sergeanten slechts toegekend, indien zij in het bezit zijn van het radicaal voor sergeant-majoor. De jaarwedden van de op 1 Januari 1925 in dienst zijnde oficieren, onderofficieren en militairen beneden dien rang worden op dien datum vastgesteld naar den voor jaar wedde verhooging geldenden diensttijd, wel ke alsdan verkregen is onder de op 31 De cember 1924 van kracht zijnde regeling. De toekenning van periodieke verhoogingen heeft naar dion grondslag plaatsr De laatste twee periodieke verhoogingen worden aan alle militairen (ook aan offi cieren, met uitzondering van den tweede luitenant) slechts toegekend, voor zoover zij gehuwd zijn of gehuwd zijn geweest. Zoolang een militair een jaarwedde ge niet, minder dan f 2000 wordt hij na het volbrengen van het 23ste levensjaar, indien hij gehuwd is en ten minste 2 dienstjaren Êeeft, in het genot gesteld van een toelage ad f 200 of indien het maximum van de be- zoldigingsscliaal, welke voor hem geldt, een bedrag van f2000 overschrijdt, met f 300, zulks met dien verstande dat de toe kenning der toelage het bedrag van jaar wedde en toelage niet doet stijgen boveü f 2000, noch boven het maximum der be trekkelijke bezoldigingsschaal. De toelage gaat in met den ccisten der maand, waarin het huwelijk wordt geslo ten. Bij periodieke verhoogingen van de jaarwedde, toegekend na den dag van het huwelijk, wordt de toelage met het bedrag der verhooging verminderd. Aan de op 1 Januari a.s. in dienst zijnde jaarwedde genietende militairen, die voor 1 Mei j.l. gehuwd zijn of ten genoeg© van den minister van Oorlog kunnen aantoo- nen, dat zij op 1 Januari a.s. kostwinner veel zijn, dat je hem schonk? Kan je dien brief lezen, kan je van zijn leven hoo- I ren, en dan nog met een glimlach zeggen, dat je je „vreeselijk genoerem" zou? Voor hem beduidt het nog iets anders, dan zich „gegeneerd" te vóelen; hij zou wanhopend zijn?" „Je bent. verschrikkelijk streïig/' zei Hil da, bteek-wordend. „Ik geloof, dat je zelf op hem verliefd bent; zoo waar, dat geloof ik?" „Ja? Wat zou dat vreemd zijn, hè? Ik ben niet mooi, zooals jij, en ik heb een krommen rug, dus ik ben geen vrouw. Je kunt haast niet gelooven, dat ik verliefd zou kunnen zijn, is het wel?" „Ik weet waarlijk n-iet, wat ik gelooven moet," stamelde Hilda, „als je zoo praat. Ik dacht, dat je toch meer eerbied voor je zelf zou hebben gehad om verliefd te worden op een neop een mulat, in ieder geval!" „Ik heb eerbied voor mijzelf, omdat ik hem liefheb, meer liefde voor hem voel dan jij ooit bij machte zult zijn iemand te schen ken. Jou dwaas schepseltje, jou popJe zult hem wat „vriendelijks" schrijven en i denkt, dat dit al heel minzaam van je ge handeld is! Als die brief aan mij gericht was, zou. ik op mijn knieën er voor gedankt hebben 1 Ja ,ik heb hem lief, met heel mijn lichaam en heel mijn zie), en, als hij mij had willen hebben, in plaats van jou, en ik had niet verder gekeken, dan mijn eigen vreugde, zou ik mij met lichaam en ziel aan hem gegeven hebben, en trotsch zijn ge weest." „Stil loch!" suste Hilda. „Je wee.t niet, wat je zegl!" „Ik zou trotsch! zijn,geweest^" snikte ze. „Ja, zekér weet ik het; ik meen het! En zon der vrees,, hot zou mij een eer zijn geweestl ILij en ik. één van geest en van leven, één zijn, en voor wie de bezoldiging met inbe grip van de kindertoelage volgens de voor 1 Mei 1924 van kracht geweest zijnde rege- ling meer dan 20 ten honderd dier bezoldi ging hooger zou zijn, dan de nieuwe be zoldiging met inbegrip van do kindertoelage wordt voorloopig gedurende het jaar 1925 ees zoodanige persoonlijke toelage toege* kend, dat zij in totaal 20 ten honderd der eerstbedoelde bezoldiging met inbegrip van de kindertoolage minder zullen ontvangen,, Te Vlaardingen is bericht ontvangen, dat de heer W. Gorter, kapitein van het bij Gorodetsky (Witte Zee) ge strande stoomschip Veerhaven, uit de mo» torboot, die de schipbreukelingen na 4e redding naar Vardö voerde, over boord go slagen en verdronken is. D e 10-j arigeJ. L. Warbout, te Zwartewaal, is in een paal van bet elecfcri- sche hoogspanningsnet geklommen en met d n draad in aanraking gekomen, waardoor hij uit den paal geslagen is. Hij is naar het ziekenhuis te Rotterdam vervoerd bij aan komst was hij reeds overleden. Te DonHaagheeftdemilitaL re politie een aantal bereden manschappen aangehouden van het 2e reg. veld-artillerie en van het 2e half-regiment huzaren, op, grond dat zij de vergadering hadden be zocht, uitgaando van de Internationale An ti-Militaristische Vereeniging, afdeeling Den Haag. De namen der manschappen werden ge- noteord en van een en ander is rappor^ gemaakt. De brand, die Donderdag- avond bij de firma L. en L. aan de Paul Krugerstraat, een Handel-Mij. voor Scheep» artikelen, te Rotterdam heeft gewoed, tl vermoedelijk gesticht. Men zal zich mii-» schien herinneren, dat al melding werd gf- maakt van een begin van brand, ontstaan in den kelder van het pand, die grenst, aan het politiebureau in de Paul Kruger straat. Dit brandje werd te rechter tij dl door den procuratiehouder, toen hij thuia kwam, ontdekt. Men weet de oorzaak aan het achteloos wegwerpen van eon sigaret. Het onderzoek na den brand van Donder- dagavond heeft de politie echter tot ander© gedachten gebracht en zo heeft aanleiding gevonden, een der compagnons van de fir ma, den 21-jarigen F. T. L., te arresteeren. De in don kelder opgeslagen balen poetS- katoen en vaten teer, terpentijd, olie en de emballage Hebben flink gebrandeen en andeT verspreidde zooveel rook, dat de brandweer gasmaskers gebruiken moest. De brand heeft zich tot den kelder be^ paald. Later is nog gearresteerd, verdacht van medeplichtigheid, de 26-jarige A, R. Er zijn dus 'thans twee verdachten voor dez© zaak gearresteerd. Zaterdagavond omstreeks halftwaalf is op den Biltschenstraatweg- halfweg UtrechtDe Bilt, een particuliere auto van den heer v. d. P. V. uit Utrecht tegen oen der groote autobussen van den dienst AmersfoortUtrecht opgereden. Deze groote autobus was geheel geruid mét' zangers van „Orpheus" uit Utrecht, di© eeu uitvoering te Soesterberg hadden ge geven. De auto kwam met zulk een kracht tegen de groote autobus aan dat hij omsloeg en vernield werd. De eigenaar, de heer Vink geraakte onder den wagen en mr. Schret- len bekwam ernstige hoofdworlden, de heer Schippers minder ernstige. Beide eerstge- noemden werden, naar de rijksklinieken ver voerd doch konden na verbonden te zijn, weer naar hun woning vervoerd worden. Hun toestand is zonder gevaar. Van de inzittenden in de autobus kreeg niemand letsel. De vermoódelijkö oorzaak is ,dat beid© auto's met verblindend licht reden, waar door de chauffeurs eikaars wagen niet kon den zien. D e 23-j arige D.van derLcur te Deventer, die onlangs aldaar een informa tie- en incassobureau stichtte, meldde zich van lichaam 1 Ik zou mij verheerlijkt hebben gevoeld. Dat is liefde, dat is menschelijk!" Zij trad terug tot aan den muur en boog het hoofd onder de mislukte voortbrengse len van haar kunst. „Ga weg van mij, staar me niet zoo aanl Ik ben een gebrekkige; nie mand, die ooit om mij gaf. ik wou maar. dat ik dood wasl" In de stilte van het volgend oogenblik weerklonk de bel. Zij keken elkaar aan, ont zet. Geen van beiden spraken zij. Beiden luisterden, in spanning. De meid kwam de trap op, met langzamp, zware treden. Ze zei: „Mr. Lee, om miss Hilda te spreken I" „Waar is hij?" vroeg die. „In het salon, miss." Het was weer stil op het zolderkamertje, foen de meid weg was. Ilaar voetslappen schuifelden stroef, éérst over het zeil van het portaaltje, toen wat zachter over den traplooper en in den hal werden zij haast niet meer gehoord. In de stilte zalen de zusters ieder een anderen kanl uit te staren, gelijk vreemden. „Een van ons moest naar hem toegaan," zei Hilda eindelijk met zeniiwachligen siiik« „Ik zal gaan zoo gauw ik kan." antwoord de Bee. HOOFDSTUK XXIV. Hij wachtte rusteloos. De spanning, dia hem in den trein al had doen huiveren, di© hem ziek had gemaakt, terwijl de vigilante door de stad ratelde, had haar hoogtepunt bereikt bij het zien van het huis, waar. zij woonde. Hij was in haar huis. Er was nietal bevalligs in de armoedige, stijve .kamer, waar de muziek- en voördrachlslessen wer.« den gegeven. (Wordt vervolgcÜL

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1924 | | pagina 5