Zonderlinge Kameraden
No. 19755
LEIDSCH DAGBLAD, Maandag 4 Augustus
Tweede Blad. Anno 1924.
BINNENLAND.
FEUILLEim
GEMENGD NIEUWS.
De Nederlandsche Regeering en het
Garantie-verdrag.
De Minister van Buitenlandsche Zaken
heeft aan de Staten-Genaraal mededeeling
gedaan van den namens onae Regeering
81 Jnli tot den secretaris generaal van den
iVoikenbond gerichten brief, met betrekking
tot bet ontwerp-verdrag tot wederkeerigen
bfjctand, dat door den Volkenbond aan de
Regeering was overgelegd, met verzoek
daaromtrent haar oordeel uit to spreken.
In dit oorspronkelijk in het Fransch ge-
Stelde stuk, herimvaft de minister in de
eerste plaats aau den brief van 23 Juni
van verleden jaar, waarin de Nederland-
scho regeering hare zienawpze uiteenzette
ten opzichte van de resolutie, door de Derde
Vergadering aangenomen nopens bet denk
beeld van wederkeerige waarborgverdragen.
Daarin werd uitdrukking gegeven aan den
.twfjfel, welke or.ze regeering van den aan
vang af vervulde ten aanzien van de vraag,
.of inderdaad de waarborgverdragen in de
praktijk tot beperking der bewapening zou
den leiden:
De minister vervolgt dan:
,,Na kennis genomen te hebben van de
beraadslaging, die in den boezem der Vierde
Vergadering heeft plaats gehad, heeft de
'Nederlandsche RegOdring de bestudeering
van deze vraagstukken voortgezet en het
ontwerp-verdrag aan een nauwkeurig onder-
Soek onderworpen. Dit onderzoek beeft de
Regeering er niet toe kunnen leiden, haar
oorspronkelijk standpunt te wijzigen; veel
eer i3 zjj in baar zienswijze versterkt.
Ik veronderstel, mijnheer de secretaris
generaal, dat het niet de bedoeling was
van uw rondschrijven, de Regeeringen uit
te noodigen in haar antwoorden te treden
in eon in bijzonderheden afdalende beschou
wing nopens de onderscheidene artikelen
van het betreffende ontwerp. Ik meen der
halve mij te kunnen bepalen tot een wijzi
ging. naar de rede, door den eersten Neder
landse hen gedelegeerde op 29 September
1923 in de vergadering uitgesproken, in
welke rode door jhr. Loudon gewezen werd
op bet uiterst losse verband, dat in bet
pntwerp-verdrag is gelegd tossohen de ga
rantie en de vermindering van bewapening,
en op de overwegende plaats in het ste'sei
aan de speciale verdragen toegekend. De
opvatting der regosring komt geheel over
een met de bij die gelegenheid door den
eersten gedelegeerde uitoougezette zins-
wijze.
Uit het rapport, door do Permanente
Raadgevende Commissie in April 1923 uit
gebracht, viel reeds af te leiden, dat het
Beginsel van den wederkeerigen bijstand in
de toepassing noodzakelijk zou moeten
Toeren tot het slniten van speciale ver
dragen, waarin de vorm van den bijstand,
dien de verdragsluitende Staten elkander
in geval van aanval zouden verleenen, tot
in bijzonderheden gerogeld word. De spe-
Oihie "verdragen maken dan ook een essen
tieel bestanddeel uit van het stefse', dat in
het ontwerp is neergelegd. Zonder 't recht
te ontkennen van staten om bij de regeling
van hun onderlinge betrekkingen aan spe
ciale en regionale verdragen van dezen aard
een -plaats in te ruimen, is de Regeering
van oordeel, dat het strijdig zou zijn met
de beginselen en den geest van hèt Vol
kenbondsverdrag, het sluiten van zoodanige
verdragen tot een stelsel te verheffen en
dat stelsel in zekeren zin ten grondslag
te leggen aan de internationale rechtsorde.
Zoodanig stelsel schijbt veeleer geëindigd
om ernstige vrees in te boezemen ten aan
zien van het behoud van den wereldvrede.
Bovendieö heelt de Nederlandsche re
geering niet do overtuiging, dat het ont
werp-verdrag de vermindering van bewa
pening zou bespoedigen, welke door artikel
8 van het Volkenbondverdrag wordt voor
geschreven. In aanmerking genomen de
overwegende plaats, aan de speciale ver
dragen toegekend, brengt het voorgestelde
systeem het gevaar mede, dat in de praktgk
do floor het genoemdo artikel voorziene
grenzen niet jnillen worden beschouwd als
een maximum, dat niet mag worden over
schreden, maai' veeleer als een minimum,
dat de verdragsluitende partijen gerechtigd
zouden zjjn van elkander te vorderen. En
fiet gevolg zou kunnen zijn, dat met name
de zwakkere mogendheden baar vrijheid zou
den Inboeten om zelfstandig de verschillende
vragen te beslissen, die zich ten aanzien
van de organisatie haren bewapening voor
doen.
Naar het oordeel van de Nederlandsche
regeering worden deze bedenkingen over
wegend, wanneer de rechtswaarborgen, waar
mede de inwerkingtreding van het ontwor
pen stelsel zou moeten zijn omkleed, ont
breken. Ontkend kan niet worden, dat in
(Gt opzicht het ontwerp weinig bevredigend
is. Niets kan het tekort schieten van het
ontwerp op dit punt beter in het licht
stellen dan het artikel 8, dat de auto
matische in werkingtreding van de hulpactie
beoogt.''
De Nederlandsche regeering handhaaft
dus haar bedenkingen tegen het ontwerp
verdrag en meent, dat in plaats van toe
vlucht te nemen tot een stelsel van essen
tieel militair karakter, gebaseerd op machts^
oefening vóór alles het streven er op ge
richt dient te blijven, de verdere ontwikke
ling te bevorderen van het gansche samenstel
van de instellingen van den Volkenbond.
Zoodra de Volkenbond algemeen zal zijn
en de Staten zich waarlijk en volledig be
reid toonen, zich naar de voorschriften en
den geest van het grondverdrag te gedrageD,
met name wanneer het geldt het onderzoek
en de vreedzame beslechting van geschillen,
die tot een breuk zouden kunnen leiden,
zal daarmede de sfeer van Internationale
veiligheid en vertrouwen zijn geschapen,
die de krachtigste drijfveer, maar tevens
ae algemeene vermindering van bewapening
zal zgn.
De Nederlandsche regeering acht zich
niet gerechtigd haar steun te verleenen aan
voorstellen, die, veeleer een machts- dan
een rechtsorganisatie in het leven roependey
zouden voeren tot politieke groepeering op
militaire basis en dientengevolge tot ont
binding van de internationale gemeenschap.
Normale belastingheffing.
Een wetsontwerp is ingediend tol be
vordering van de richtige heffing der directe
belastingen. Aan de Memorie van Toelichting
ontleenen we het volgende:
Bij de beantwoording van het Voorloopig
Verslag der Tweede Kamer over Hoofdstuk
VII B der Staatsbegrooting over 1924 heeft
da minister gesproken van de bestaande
neiging om ondernemingen, met een klein
aantal deelgenooten, onder den vorm eener
naamlooze vennootschap voort te zetten,
met de bedoeling aan de heffing der in
komstenbelasting over de behaalde winst
te ontkomen. De minister heeft toen tevens
van zgn voornemen doen blijken om in
vernand daarmede een wijziging der wet
op de inkomstenbelasting aanhangig te ma
ken, waardoor dit middel om de belasting
te ontgaan, krachteloos zon worden gemaakt.
Nadere overweging van de zaak heeft
hem evenwel tot do conclusie gebracht,
dat eea speciale wettelijke voorzieniug, als
waaraan hij gedacht heeft, minder doel
matig is.
Nieuwe wetsbepalingen zullen nieuwe
kunstgrepen uitlokken; liet is, in één woord,
te vreezen, dat een strijd zal worden aan
gevangen, waarbij de Staat telkens een
tijdlang de verliezende partij in-
Om die beide redenen is het beter, door
mldflei1 van een algemeene formule, als in
art. 1 van het onderhavig ontwerp is
neergelegd, op te treden tegen praktijken
die aangewend worden om ae normale be
lastingheffing geheel of voor een deei on
mogelijk te maken.
Zoodanig verweer van den Staat moet niet
alleen ais geoorloofd, maar moet ook als
noodzakelijk worden beschouwd, al ware
het slechts, omdat voor belasting, die in
strijd met het kennelijk doel der wet niet
kan worden geheven, een equivalent moet
worden gevonden, hetgeen er toe leidt, dat
Art. 1 luidt als volgt:
.Voor de heffing van de personeele belas
ting, de rijks- en plaatselijke inkomsten
belasting, de vermogensbelasting en de ver
dedigingsbelastingen wordt geen rekening
gehouden met rechtshandelingen die, al dan
niet in verband met andere rechtshandelin
gen, kennelijk zijn verricht om de heffing
van een dier belastingen overeenkomstig
haar doel, geheel of ten deele, onmogelijk
te maken
Naar ?t Engelsch van LEONARD MERRIGK
Geautoriseerde vertaling van Mej. E. H.
60) -
„Wel een allernoodiolllgst verzinsel!" riep
Hilda opeens, met groote heftigheid. Ver
beeld je, dat hij er met Vivian ik bedoel
mr. Harris over gesproken heeft. En dat
zal wel; hij schijnt te welen, dat zijn broer
hier is. Wat moet ik dan een leugenaarster
lijkent Het was een afschuwelijk onderne
men, Bee. Wat zal zijn broer van mij den
ken
„Je bent erg gesteld op mr. Harris, is het
niet?" vroeg Bee bescheiden.
„Misschien. In iéder geval wil ik niet, dat
hij denkt, hoe ik; zoo'n afschuwelijke leu
genaarster was, dat ik maandenlang met
iemand zou kunnen correspondeeren en
'dan nog beweerde, dat ik hem niet kende 1"
„Dat is gauw genoeg weer opgehelderd,
'als ik er maar geen erger kwaad mee had
gedaan 1"
„Wat voor erger kwa-ad, in 's Hemels
naam?"
Bee klemde de lippen op elkaar. Zij wees
naar dien brief van David, die op den grond
gevallen was.
„Heb je dan vergelen, dat hij je lief
heeft?" vroeg zij.
„O!" Hilda voelde- zich verlicht. „Ja, je
zult het' tegenover iedereen goed te maken
Webben. Ik hoop voor je, dat dit niet al te -
moeite kost.Maar boe kwam je er 1
toe om briefwisseling te hóuden met een
man, dien je nooit gezien hebt; jij?....
Daar kan ik nog niet overheenl Wat ter we
reld hadt je hem te zeggen?"
„Ik schreef hem over zijn werk."
„En wat kon het je nu nog schéleil, of bij
wist van je gebrek? Wat maakte dat nu nóg
voor verschil? Werkelijk, en in plaats van
haar ergernis, trad nu oog voor het' komi
sche, „het kan nu allemaal wel over poëzie
en de schoone kunsten zijn geweest; maar
je zult zelf toch toegeven, dat het wat ver
ging, vindt je niet? Als ik zoo iets gedaan
had.... Een geheime correspondentie mei
een vreemden maniIk zou het nooit
van je'{*edftcht hebben. Ik ben er van ont
zet. Ik zou je niet graag „licht" noemen.
En nu blijkt hij een neger te zijn!" Zij scha
terlachte. „O, hoe dwaas, 't Is om te gil
len!"
„Hij heeft je lief;." sprak' Bee, terwijl een
gloeiend-rood haar tot aaii de slapen steeg,
„bedenk dal wel!"
Zij voelde zich innig-beschuamd door. hei
spottende in Hilda's blik. Zij zocht de ver
strooide bladen bij elkaar en vouwde ze in
een. Hilda nam ze, achteloos, van haar over
en deed haar best, haar mondhoeken in be
dwang te houden. Nog steeds speelde een
glimlach verstoppertje met de kuiltjes in
haar wangen.
„Welk portret beeft hij gekregen?" vroeg
zij na een minuut.
„Wat ik in Godstone genomen heb."
„Je hadt nog haast beter dat andere kun
nen geven, je weet wel, met dat.doekje zoo,
omgeslagen. Dat in Godstone laat niet (den
besten kant van mijn -gezicht zien!"
„Hij heeft je lief!" riep Bee, hartstochte
lijk. „Ben je dan van hout gemaakt? Je bent
alles en alles voor hein; hij. denkt, dat ie
personen, die de schatkist niet te kort doen
des te zwaarder moeten worden belast.
Ter preciseering van de strekking der
wetsvoordracht moge dienen, dat deze niet
gericht is tegen personen, die door beper
king van uitgaven hunne belasting vermin
deren. Wanneer iemand b.v. een dienstbode
afschaft, is er geen sprake vap, dat h$
iets doet, waarop de Staat zou moeten
reageeren. Voortgezette heffing der perso
neele belasting gesteld, dat er ooit
over zou worden gedacht de mogelijkheid
daartoe te scheppen'zou veeleer in strijd
zq® met het beginsel der verteringsbelasting
dat ieder door de regeling, hetz\j van zgn
algemeene vertering, hetzij Van 'bijzondere
verteringen, zelf invtóed moet kunöèn hebben
op het aandeel, dat hfl in de belasting te
dragen krijgt. Maar de zaak wordt anders,
wanneer om een ander voorbeeld te
noemen de bezitter van een buitenplaats
een naamlooze vennootschap tot exploitatie
daarvan opricht en vervolgens de buiten
plaats, gemeubeld en met bediening, van
die vennootschap huurt; met dit gevolg,
dat de vennootschap in de personeele be
lasting wordt aangeslagen, en wef voor
1/3 of ten hoogste 2/3 van de huurwaarde
en de waarde der stoffeering, terwijl de
dienstboden, als wordende in het bedrgf
der vennootschap gebezigd, onbelast wor
den. In zoodanig geval wordt het doel der
belasting wel degelijk ten deefe verg del d,
want de feilijke toestand is onveranderd
gebleven. Door misbruik van een rechtsvorm
is een redactie en vrijdom van belasting
verkregen, die voor geheel andere omstan
digheden bestemd waren.
De in art, 1 van het wetsontwerp ver
vatte bepaling is evenmin gericht tegen
gefingeerde handelingen. De noodzakelgk-
neid om hiertegen wettelgke maatregelen
te treffen, is tot dusver niet gebleken.
Met voldoening kan namelijk geconstateerd
worden, dat zoowel de raden van beroep
van do directe belastingen als de Hooge
Raad der Nederlanden van den aanvang af
het standpunt hebben ingenomen, dat het
voor de toepassing der belastingwetten op
de werkelijke feiten aankomt en met op
do voorstelling, die belanghebbenden van
de feiten gelieven te geven.
De minister vleit zich niet, dat h\j een
oplossing voorstelt, die zonder bedenking
is. Zg heeft dit voordeel, dat duidelijk
gezegd wordt waarom het te doen is, maar
hft ontveinst zich niet, dat de moeilijkheid
van de wetgeving naar de uitvoering der
wet wordt overgebracht.
Zoolang niet een betere oplossing is ge
vonden, zal het voorgestelde in ieder geval
van niet licht te overschatten nut zijn,
vooral door de preventieve werking, die
daarvan mag worden verwacht.
In artikel 2 van het wetsontwerp is een
bepaling opgenomen om, indien krachtens
artikel 1 een vennootschap, vereeniging of
maatschappij als niet bestaande wordt be
schouwd ,dit voor de heffing dej: belastin
gen naar het inkomen geen invloed te doen
hebben op de belastbaarheid der belooningen,
die van de vennootschap, vereeniging of
maatschappij zijn of worden genoten.
De wet zal geacht worden met ingang
van 1 Mei 1924 in werking te zijn ge
treden.
Wijziging van de Arbeidswet 1919.
De minister van arbeid, handel en nijver
heid heeft bij den Hoogen Raad van Arbeid
een voorontwerp van wet tot wijziging van
art. 26 der Arbeidswet 1919 aanhangig ge
maakt, strekkende om in artikel 26 der wet
„niet langer dan gedurende vier uren" te
veranderen in: „niet langer dan gedurende
zes jaren". De memorie van toelichting
luidt als volgt:
Artikel 26 der Arbeidswet 1919 geeft, na
de wijziging, die daarin is gebracht, bij de
wet van 20 Mei 1922 (Staatsblad no. 364),
den minister, met de uitvoering van de wet
belast, de bevoegdheid voor een door hem
bepaalden tijd, echter niet langer dan ge
durende 4 jaren na het tijdstip, waarop de
wet gedeeltelijk in werking is getreden, toe
te staan, dat in een bepaalde fabriek of
werkplaats arbeiders gedurende ten hoog
ste 10 uren per dag en 55 uren per week
arbeid verrichten. Dit artikel had oorspron
kelijk hétzelfdc doel ten aanzien van bepaal
de fabrieken of werkplaatsen, als artikel
27 dier wet beoogde mét betrekking tot ge-
hem begrijpt, hij komt vandaag je antwoord
halen, ih de grootste spanning. Heb je dan
geen gevoel in je; geeh. mededoogen?"
„Lieve Hemel 1 Val me zoo niet aan. Na
tuurlijk heb ik mededoogen met hem. Het
doet me zelfs heel veel leed voor hem. Ik
denk, dat ik hem een vriendelijk briefje zal
schrijven, als hij wat van' den schok beko
men is," voegde zij er nog bij, op zelf-vol-
dane wijze, „waarin ik dan zeggen zal, hoe
ik hoop, dat hij mij maar gauw vergeet en
troost vindt in zijn werk. Dat kan ik toch
doen, is het niet? Iets heels vriendelijks zal
ik in ieder geval zeggen."
„En als hij vandaag komt?"
„Waf,, als hij komt?.Maar dan ver
wacht je ,tóch niet van mij ,dat ik hem ver
klaar hqe.de zaak in elkaar zit?"
„Neen, dat moet ik doen; dat deet ik. Mijn
verdiende loon dan, omdat ik het al niet eer
heb opgejpgt. Maar daarna zal hij jöu willen
zien, om je goeden dag te zeggen. En ga je
dan ook bij hem?"
„Waarschijnlijk niet. Om mij „goeden
dag" te zeggen.V Maar de rnkn.is mij
een vreemde; het zoij mij vreesefijk genee-
ren, ik zou een gevoer over mij krijgen of ik
idioot was Zeg jij heip dan maar, dat ik uit
moest, of dat ik ongesteld ben. Bovendien
denk ik niet, dat hij mij ook zal willen zien,
als hij hoort, dat hij5 beetgenomen werd,
waarom zou hij dat willen?"
„Waarom? Ómdat hij je liefheeft, omdat
heel zijn wezen naar je uitgaat; hij naar je
smacht.' Omdat je !kf en zacht bent, en, als
geschapen, om door mannen, bewonderd te
.worden, .en hij zal je in het gelaat willen
kijken' en je hand. aanraken en haar een
seconde langer'omvat wülen houden dan dit.
«wél noodig is. En als je dit nu toeliet, zou je
er dan nog van dood gaan? Zou. het wel zoo
heel© bedrijfstakken, te wetenaan de in
dustrie gelegenheid t>o geven om zich ge
leidelijk aan te passen aan de normen dier
wet betreffende den arbeidsduur.
In de laatste twee jaren intusschen is van
artikel 26 vrijwel uitsluitend gebruik ge
maakt om jeugdige personen van 14 en 15
jaar in een fabriek of werkplaats te kunnen
doen overwerken, wanneer dat noodig was
om te voorkomen, dat anders een ovenverk-
vergunning voor oudere arbeiders in die
inrichting krachtens artikel 28 der wet ver
leend, niet tot haar recht zou komen, omdat
bij het overwerk de hulp van 14- en 15-jari-
gen worden toegestaan, aangezien het twee
de lid van dit artikel bepaalt, dat bij het
verleenen eener vergunning ingevolge het
eerste lid in acht genomen moet worden, dat
bedoelde jeugdige personen niet langer dan
gemiddeld 48 uren per week arbeid mogen
verrichten.
De in artikel 26 der Arbeidswet 1919 vast
gestelde termijn loopt met 23 October a.s.
af. De tegenwoordige toestand in verschil
lende takken van industrie, b.v. in de aar
dewerkindustrie en in de katoen-, jute- en
vlasspinnerij, is echter van dien aad, dat
de bevoegdheid om zoo noodig ook door 14-
en 15-jarigen langer dan gemiddeld 48 uren
per week te doen werken, niet kan worden
gemist.
De ondergeteekende acht het daarom ge-
wenscht, dat de den minister van arbeid,
handelen nijverheid tot 24 October a.s. bij
artikel 26 toegekende bevoegdheid wordt
verlengd voor den tijd van twee jaren. Het
hierbijgaand voorstel is daartoe strekkende
De salarissen der onderofficieren.
De salarissen van de onderoffioieren van
de landmacht zullen, ingaande 1 Januari
a.s., als volgt worden vastgesteld, meldt
de „Tel.":
Sergeant: minimum f 1000, na 2 dienst
jaren als zoodanig f 1200 4 jaar f 1400 6
jaar f1600; 8 jaar f 1675; 10 jaar f 1750;
12 jaar f 1825 en 14 jaar f 1900.
Sergt-majoor: minimum f 1400; na 6 dienst
jaren f 1700; na 8 jaar f 1775; na 10 jaar
jaar f 1850; na 12 jaar f 1925; na 14 jaar
f 2000na 16 jaar f 2075na 18 jaar f 2150
en na 20 jaar f 2200.
Adj. Onderofficier: minimum f 1500; na
6 jaar f 1800; na 8 jaar f 1900; na 10 jaar
f 2000na 12 jaar f 2100na 14 jaar f 2200
na 16 jaar f2300; na 18 jaar f2400; na 20
jaar f2500 en na 22 jaar f2600.
Deze salarissen betreffen uitsluitend de
onderofieieren van den eigenlijken troepen-
dienst. De salaris-verhooging voor 12 en 14
dienstjaren wordt aan de sergeanten slechts
toegekend, indien zij in het bezit zijn van
het radicaal voor sergeant-majoor.
De jaarwedden van de op 1 Januari 1925
in dienst zijnde oficieren, onderofficieren en
militairen beneden dien rang worden op
dien datum vastgesteld naar den voor jaar
wedde verhooging geldenden diensttijd, wel
ke alsdan verkregen is onder de op 31 De
cember 1924 van kracht zijnde regeling. De
toekenning van periodieke verhoogingen
heeft naar dion grondslag plaatsr
De laatste twee periodieke verhoogingen
worden aan alle militairen (ook aan offi
cieren, met uitzondering van den tweede
luitenant) slechts toegekend, voor zoover
zij gehuwd zijn of gehuwd zijn geweest.
Zoolang een militair een jaarwedde ge
niet, minder dan f 2000 wordt hij na het
volbrengen van het 23ste levensjaar, indien
hij gehuwd is en ten minste 2 dienstjaren
Êeeft, in het genot gesteld van een toelage
ad f 200 of indien het maximum van de be-
zoldigingsscliaal, welke voor hem geldt,
een bedrag van f2000 overschrijdt, met
f 300, zulks met dien verstande dat de toe
kenning der toelage het bedrag van jaar
wedde en toelage niet doet stijgen boveü
f 2000, noch boven het maximum der be
trekkelijke bezoldigingsschaal.
De toelage gaat in met den ccisten der
maand, waarin het huwelijk wordt geslo
ten. Bij periodieke verhoogingen van de
jaarwedde, toegekend na den dag van het
huwelijk, wordt de toelage met het bedrag
der verhooging verminderd.
Aan de op 1 Januari a.s. in dienst zijnde
jaarwedde genietende militairen, die voor
1 Mei j.l. gehuwd zijn of ten genoeg© van
den minister van Oorlog kunnen aantoo-
nen, dat zij op 1 Januari a.s. kostwinner
veel zijn, dat je hem schonk? Kan je
dien brief lezen, kan je van zijn leven hoo-
I ren, en dan nog met een glimlach zeggen,
dat je je „vreeselijk genoerem" zou? Voor
hem beduidt het nog iets anders, dan zich
„gegeneerd" te vóelen; hij zou wanhopend
zijn?"
„Je bent. verschrikkelijk streïig/' zei Hil
da, bteek-wordend. „Ik geloof, dat je zelf op
hem verliefd bent; zoo waar, dat geloof ik?"
„Ja? Wat zou dat vreemd zijn, hè? Ik
ben niet mooi, zooals jij, en ik heb een
krommen rug, dus ik ben geen vrouw. Je
kunt haast niet gelooven, dat ik verliefd zou
kunnen zijn, is het wel?"
„Ik weet waarlijk n-iet, wat ik gelooven
moet," stamelde Hilda, „als je zoo praat. Ik
dacht, dat je toch meer eerbied voor je zelf
zou hebben gehad om verliefd te worden op
een neop een mulat, in ieder geval!"
„Ik heb eerbied voor mijzelf, omdat ik
hem liefheb, meer liefde voor hem voel dan
jij ooit bij machte zult zijn iemand te schen
ken. Jou dwaas schepseltje, jou popJe
zult hem wat „vriendelijks" schrijven en
i denkt, dat dit al heel minzaam van je ge
handeld is! Als die brief aan mij gericht
was, zou. ik op mijn knieën er voor gedankt
hebben 1 Ja ,ik heb hem lief, met heel mijn
lichaam en heel mijn zie), en, als hij mij
had willen hebben, in plaats van jou, en ik
had niet verder gekeken, dan mijn eigen
vreugde, zou ik mij met lichaam en ziel aan
hem gegeven hebben, en trotsch zijn ge
weest."
„Stil loch!" suste Hilda. „Je wee.t niet,
wat je zegl!"
„Ik zou trotsch! zijn,geweest^" snikte ze.
„Ja, zekér weet ik het; ik meen het! En zon
der vrees,, hot zou mij een eer zijn geweestl
ILij en ik. één van geest en van leven, één
zijn, en voor wie de bezoldiging met inbe
grip van de kindertoelage volgens de voor
1 Mei 1924 van kracht geweest zijnde rege-
ling meer dan 20 ten honderd dier bezoldi
ging hooger zou zijn, dan de nieuwe be
zoldiging met inbegrip van do kindertoelage
wordt voorloopig gedurende het jaar 1925
ees zoodanige persoonlijke toelage toege*
kend, dat zij in totaal 20 ten honderd der
eerstbedoelde bezoldiging met inbegrip van
de kindertoolage minder zullen ontvangen,,
Te Vlaardingen is bericht
ontvangen, dat de heer W. Gorter, kapitein
van het bij Gorodetsky (Witte Zee) ge
strande stoomschip Veerhaven, uit de mo»
torboot, die de schipbreukelingen na 4e
redding naar Vardö voerde, over boord go
slagen en verdronken is.
D e 10-j arigeJ. L. Warbout, te
Zwartewaal, is in een paal van bet elecfcri-
sche hoogspanningsnet geklommen en met
d n draad in aanraking gekomen, waardoor
hij uit den paal geslagen is. Hij is naar het
ziekenhuis te Rotterdam vervoerd bij aan
komst was hij reeds overleden.
Te DonHaagheeftdemilitaL
re politie een aantal bereden manschappen
aangehouden van het 2e reg. veld-artillerie
en van het 2e half-regiment huzaren, op,
grond dat zij de vergadering hadden be
zocht, uitgaando van de Internationale An
ti-Militaristische Vereeniging, afdeeling
Den Haag.
De namen der manschappen werden ge-
noteord en van een en ander is rappor^
gemaakt.
De brand, die Donderdag-
avond bij de firma L. en L. aan de Paul
Krugerstraat, een Handel-Mij. voor Scheep»
artikelen, te Rotterdam heeft gewoed, tl
vermoedelijk gesticht. Men zal zich mii-»
schien herinneren, dat al melding werd gf-
maakt van een begin van brand, ontstaan
in den kelder van het pand, die grenst,
aan het politiebureau in de Paul Kruger
straat. Dit brandje werd te rechter tij dl
door den procuratiehouder, toen hij thuia
kwam, ontdekt. Men weet de oorzaak aan
het achteloos wegwerpen van eon sigaret.
Het onderzoek na den brand van Donder-
dagavond heeft de politie echter tot ander©
gedachten gebracht en zo heeft aanleiding
gevonden, een der compagnons van de fir
ma, den 21-jarigen F. T. L., te arresteeren.
De in don kelder opgeslagen balen poetS-
katoen en vaten teer, terpentijd, olie en de
emballage Hebben flink gebrandeen en
andeT verspreidde zooveel rook, dat de
brandweer gasmaskers gebruiken moest.
De brand heeft zich tot den kelder be^
paald.
Later is nog gearresteerd, verdacht van
medeplichtigheid, de 26-jarige A, R. Er
zijn dus 'thans twee verdachten voor dez©
zaak gearresteerd.
Zaterdagavond omstreeks
halftwaalf is op den Biltschenstraatweg-
halfweg UtrechtDe Bilt, een particuliere
auto van den heer v. d. P. V. uit Utrecht
tegen oen der groote autobussen van den
dienst AmersfoortUtrecht opgereden.
Deze groote autobus was geheel geruid mét'
zangers van „Orpheus" uit Utrecht, di©
eeu uitvoering te Soesterberg hadden ge
geven.
De auto kwam met zulk een kracht tegen
de groote autobus aan dat hij omsloeg en
vernield werd. De eigenaar, de heer Vink
geraakte onder den wagen en mr. Schret-
len bekwam ernstige hoofdworlden, de heer
Schippers minder ernstige. Beide eerstge-
noemden werden, naar de rijksklinieken ver
voerd doch konden na verbonden te zijn,
weer naar hun woning vervoerd worden.
Hun toestand is zonder gevaar.
Van de inzittenden in de autobus kreeg
niemand letsel.
De vermoódelijkö oorzaak is ,dat beid©
auto's met verblindend licht reden, waar
door de chauffeurs eikaars wagen niet kon
den zien.
D e 23-j arige D.van derLcur te
Deventer, die onlangs aldaar een informa
tie- en incassobureau stichtte, meldde zich
van lichaam 1 Ik zou mij verheerlijkt hebben
gevoeld. Dat is liefde, dat is menschelijk!"
Zij trad terug tot aan den muur en boog
het hoofd onder de mislukte voortbrengse
len van haar kunst. „Ga weg van mij, staar
me niet zoo aanl Ik ben een gebrekkige; nie
mand, die ooit om mij gaf. ik wou maar. dat
ik dood wasl"
In de stilte van het volgend oogenblik
weerklonk de bel. Zij keken elkaar aan, ont
zet. Geen van beiden spraken zij. Beiden
luisterden, in spanning.
De meid kwam de trap op, met langzamp,
zware treden. Ze zei: „Mr. Lee, om miss
Hilda te spreken I"
„Waar is hij?" vroeg die.
„In het salon, miss."
Het was weer stil op het zolderkamertje,
foen de meid weg was. Ilaar voetslappen
schuifelden stroef, éérst over het zeil van
het portaaltje, toen wat zachter over den
traplooper en in den hal werden zij haast
niet meer gehoord.
In de stilte zalen de zusters ieder een
anderen kanl uit te staren, gelijk vreemden.
„Een van ons moest naar hem toegaan,"
zei Hilda eindelijk met zeniiwachligen siiik«
„Ik zal gaan zoo gauw ik kan." antwoord
de Bee.
HOOFDSTUK XXIV.
Hij wachtte rusteloos. De spanning, dia
hem in den trein al had doen huiveren, di©
hem ziek had gemaakt, terwijl de vigilante
door de stad ratelde, had haar hoogtepunt
bereikt bij het zien van het huis, waar. zij
woonde. Hij was in haar huis. Er was nietal
bevalligs in de armoedige, stijve .kamer,
waar de muziek- en voördrachlslessen wer.«
den gegeven.
(Wordt vervolgcÜL