No. 19750.
DINSDAG 29 JULI
Anno 1924
Officieele Kennisgevingen.
STADSNIEUWS.
BINNENLAND.
Het voornaamste nieuws
van heden.
LEIDSCH
DAGBLAD
PRIJS DER AD VERTE NTIXNl
80 Cts. per regel. Bij regelabonnement belangrijk legeren prija
Kleine Advertentiên, uitsluitend bij vooruitbetaling, JVoensdaes en
ïalerdags 60 Cts., bij een maximum aantal woorden van 30.
f Incasso volgens postrecht. Voor eventueels opzending van brieven
10 Cts, porto te betalen. Bewijsnummer 6 Cts.
-v*
Bureau Noordelndspleln Telefoonnummers tooi
Directie en Administratie 175 Redactie 1507.
Postchdque- en Girodienst No. 57055 Postbus No. 54
PRIJS DEZER COÜRANïi
Voor Leiden pet 8 maanden Ï.2M, per week Ï0.18.
Buiten Lelden, waar agenten «evesUgd rijn, per week r„tf,r to0.18,
Franco per post ƒ2.36 4- portokosten.
Olt nummer bestaat uit TWEE Bladen
EERSTE BLAD.
GEMEENTELIJKE VISCHVERKOOP.
Aan den gemeentelijken vischwinkel
Vischmarkt 18. tel. 1225 is Woensdag ver
krijgbaar SCHELVISCH a i 0.17—f 0.22—
f 0 30, SCHOL a f 0.15—f 0.31, KABEL
JAUW a f 0 32—f 0.37 (geheele kabelj. a
f 0.21), TARBOT a f 0.65 per pond en
NIEUWE HARING a i 0.06 per sluk.
AUG. L. REIMER1NGER,
Weth. Loco-Burgemeesler.
Leiden, 29 Juli 1921.
VERANDERING AANVANGSUREN VAN DE
VEEMARKT EN DE VETTE
VARKENSMARKT.
Burgemeester en Wethouders van Leiden;
Gelet op artikel 3, laatste lid, van de ver
ordening op de Veemarkt;
brengen ter kennis van belanghebbenden
dat in afwijking van de bij genoemde ver
ordening vastgestelde aanVangsuren;
a. de veemarkten op 1 en 8 Augustus a.s.
zullen aanvangen des v.m. 5.45 uur; op 15,
22 en 29 Augustus a.s. des v.m. 6.15 uur en
op 5, 12 en 19 September a.s. des v.m.
6.45 uur;
b. de vette varkcnsmaikt op 26 Augustus
a.s. zat aanvangen des v.m. 6.15 uur; op 2
en 9 September as. des v.m. 6.30 uur; op
16 September a.s. des v m. 6.45 uur en op
23 en 30 September a s. des v.m. 7 uur.
AUG. L. REIMERINGER.
Weth. Lo.-Burgemeester.
VAN STRIJEN, Secretaris.
Leiden, 29 Juli 1924.
Eet Rijksopvoedingsgesticht.
Op vragen van den heer Bullen betref
fende de opheffing van het tijdelijke Rijks
opvoedingsgesticht voor jongens alhier, ant
woordde de Minister van Justitie:
Oe nadere overweging van het verloop der
cijfers betreffende de ter-beschikking-slel-
ling van minderjarigen is thans zoover ge
vorderd, dat omtrent de mogelijke sluiting
van een Rijksopvoedingsgesticht voor jon
gens in den loop van het volgende jaar bin
nenkort overleg zal kunnen plaats hebben
met het Algemeen college van toezicht, bij
stand en advies voor het Rijkstucht- en op
voedingswezen.
De Minister is nog geneigd te meenen, dat
in verband met verschillende omstandig
heden dit wellicht zou moeten zijn het tij
delijk Rijksopvoedingsgesticht te Leiden.
Wil een dergelijke overweging practische
beteekenis hebben, dan moet die berusten
op vaste grondslagen. Niet alleen met de op
het oogenblik beslaande behoefte aan plaats
zal rekening gehouden moeien worden,
maar tevens zullen zooveel mogelijk alle
factoren moeten worden nagegaan, welke
op die behoefte in de nabije toekomst van
invloed kunnen zijn. Voorts zullen niet al
leen het betrokken gesticht zelf, maar ook
de overige gestichten in oogenschouw geno
men moeten worden in verband met de
eischen, welke de oph iffing van een ge
slicht aan dc overblijvende zou stellen. De
Minister heeft dan ook in denzelfden in deze
vraag aangehaalden passus er op ge vrezen,
dat met dergelijke dingen tijd gemoeid is
er zijn hier ook te groote belangen van ver
schillenden aard bij betrokken dan dat niet
met groote bedachtzaamheid zat moeten
worden gehandeld.
De Minister heeft bij de aangehaalde
woorden meer bepaald»! ijk gedacht aan
maatregelen als in het antwoord op vraag 1
bedoc-ld en deze hebben, zooals daarin staal
vermeld, aanvankelijk voortgang gehad in
de door ondergeleekende destijds aange
duide richting.
Tot dusver zijn ook in het Leidsche ge
slicht nog de daarvoor in aanmerking ko
mende pupillen opgenomen, omdat een an
dere gedragslijn bezwaarlijk kan worden
gevolgd, zoolang nog niet vaststaat lot de
opheffing van welk geslicht eventueel zal
worden overgegaan.
Mej. E. J. M. Mensink alhier is te
's-Gravenliage geslaagd voor het examen
Engelsch L. O.
De heer J. G. H. Holsheimer alhier, Is
benoemd tot keuringsveearts te Hazers-
woude.
Van de 18 candidaten, die alhier in hel
'Academiegebouw in de Kloksleeg werden
geëxamineerd in de Engelsche taal M. O.
acte A slaagden do dames: W. J. Dozy,
Haarlem, L. H. de Lange, Leiden, W. Preys,
Doorn, mevr. J. A. WaldorpVan der Togt,
Hilversum; en de heeren A. van der Gies-
sen, Driebergen en G. A. Groothuis^ Hen
gelo (O.).
Vrijdag 1 Augustus hoopt mej. J. de
Gunst den dag te herdenken, dat zij voor
25 jaar als dienstbode bij de dames Backer,
Rapenburg 7, in betrekking kwam.
De eerstvolgende raadsvergadering
alhier zal plaats hebben op Maandag 11
Augustus.
Hoewel de officieele uitspraak der
Rechtbank nog niet heeft plaats gehad, in
zake het proces over de bekende kelder-
quaeslie aan het Steenschuur, heeft het
rechtscollege de gemeente vrijheid gegeven
daar de trambaan te leggen, waaraan deze
gevolg heeft gegeven. De vlonder is al weg
genomen en het gewelf van den kelder is
opengebroken.
Er werden in den kelder twee leege
flesschen gevonden, welke men den
eigenaar van den kelder, aan wien,
naar men verwachtte, deze flesschen toebe
hoorden, heeft aangeboden, doch zij werden
geweigerd. De eigenaar blijft zich op het
standpunt stellen dat de gemeente een on
rechtmatige daad verricht.
De werkzaamheden met hel leggen van de
rails zijn nu aangevangen en wellicht zal
over 10 12 dagen, wanneer het beton is
verhard, de tram er over heen kunnen
rijden.
Gisternamiddag geraakte een 14-jarige
fietsrijder P. v. D. aan den Oude-Rijn alhier
te water. De jongen droeg op zijn rijwiel
een vioolkist, die tusschen zijn knie en het
stuur bekneld raakte, waardoor hij een
oogenblik het rijwiel niet meer meester was,
tengevolge waarvan hij in het water reed.
Omstanders haalden berijder, rijwiel en
vioolkist weer op het droge en de knaap,
die geen letsel had bekomen, wandelde
naast de fiets met een nat pak naar huis.
De reis van de Koningin.
De Koninklijke Familie vertrekt morgen
avond om 8 u. 25 uit Stockholm over Sass-
nitz en Benlheim naar Oldenzaal; aan
komst aldaar 1 Aug. 's ochtends om 6 u.
9. Vandaar gaat de reis 's ochtends om 6
u. 42 over Apeldoorn (aankomst 8 u. 24,
vertrek 8 u. 28), naar Amersfoort; aan
komst aldaar 9 u. 6. Per extra-trein zet dan
de Kon. familie de reis naar Baarn voort;
aankomst 9 u. 16.
Ontslag personeel Hoofdbestuur der
posterijen en telegrafie.
Op vragen van het lid van de Tweede
Kamer, den heer Van Braambeek, betref
fende de ontslag-aanzegging aan personeel
bjj liet hoofdbestuur der posterijen en tele
grafie:
1. Is het bericht in de dagbladen juist,
dat aan het hoofdbestuur van het staats
bedrijf der posterijen, telegrafie en telefonie
te 's-Gravenhage, ter uitvoering van voor
stellen van de commissie-Van Rorj'en, aan
ruim honderd' man van het personeel ontslag
is aangezegd, ingaande 1 October 1924?
2. Zijn bij deze ontslag-aanzeggingen do
regelen gevolgd, waartoe de Centrale com
missie voor georganiseerd óverleg heeft ge
adviseerd en waarmedo de regeering heeft
verklaard, zich grootendeels to kunnen ver-
cenigen?
3. Indien het antwoord op de eerste
vraag bevestigend luidt, ia uc minister dan
niet met ondergeteekende van oordeel, dat
het wenscheljjk geacht moet worden, dat,
alvorens aan de voorstellen van bovenge
noemde commissie uitvoering te geven, het
rapport betreffende haar onderzoek en haar
voorstellen worden gepubliceerd, ten einde
zoowel het publiek als het betrokken per
soneel in de gelegenheid te stellen, hier
over een oordeel uit te spreken?
4. Is de minister bereid, de verwezen
lijking van bet in vraag 2 gestelde te be
vorderen en' in verband hiermede de verdere
uitvoering vair de voorstellen der commissie-
Van Roijen op te schorten?
heeft de minister van Waterstaat ge
antwoord:
1. De eerste vraag beantwoordt de on
dergeteekende bevestigend.
2. In de thans geldende regelen voor
de op-wachtgeld-stelling van rijkspersoneel
vervult de mate van geschiktheid van den
ambtenaar voor zijn taak «.chts een in-
cidenteele rol in dien zin, dat binnen de
opeenvolgende, in die regelen aangegeven
groepen een ambtenaar, die voor den dienst
niet of niet dan met overwegend bezwaar
kan worden gemist, buiten de afvloeiing
kan worden gehouden.
In bijzondere gevallen kan het evenwei
noodzakelijk zijn, om, met terzijdestelling
in meerdere of mindere mate van de ajge-
meene afvloeiingsregeien, den gesch ktheids-
factor meer stelselmatig tot gelding te
brengen.
Zulk een geval is aanwezig, wanneer, zooafs
thans bij het Hoofdbestuur der Postergen
en Telegrafie, de ■pBrsoneeivermindering in
een dienstvak o.m. gegrond is op den eisch
van een arbeidspraestatie van verhoogde in
tensiteit en gehalte, gepaard aan een alge-
meene hergroepeering der werkzaamheden.
In zulk een geval bestaat er alleen mo
gelijkceia van slagen, wanneer in het dien
tengevolge noodzakelijk geworden afvloei
ingsproces de geschiktheidsfactor een lei
dende rol speelt. Het voorstel tot de even-
bedocide personeelsvermindering, door den
directeur-generaal aan den ondergeteekende
naar aanleiding van een deswege uitgebracht
voorloopig verslag der commissie-Van Eojjen,
met welk voorstel de ondergeteekende rich
heeft vereenigd, behelsde dan ook als voor
waarde voor de mogelijkheid dier vermin
dering in de wenscheljjk geachte mate
dat de afvloeiing van personeel bp zulk
een wijze zou kunnen geschieden, dat de
uitstekende krachten in elk geval zouden
kunnen behouden blijven en verder voor
het ontslag van een ambtenaar zou beslis
send zijn het antwoord op de vpaag, of hij
in meerdere of mindere mate in staat geacht
kan worden aan de eischen, die de staat van
zaken na de afvloeiing zal stellen, te vol
doen.
Het spreekt vanzelf, dat een afwijking
van de algemeene afvloeiingsregeien als bo
venbedoeld met bijzondere waarborgen moet
zijn omgeven.
Allereerst zal de ministerraad in bijzonder
geval, na kennisneming van de redenen, die
noopten tot die afwijking, daaraan zijn goed
keuring moeten hechten. Verder zal de
vaststelling der geschiktheid zóó moeten ge
schieden, dat een objectief oordeel daar
omtrent zooveel mogelijk is verzekerd, sub
jectieve overwegingen zooveel mogelijk zijn
buitengesloten. Ten slotte zaf ais laatste
waarborg tegen partijdigheid een beroeps
instantie noodig zjfn.
Deze waarborgen z'rjn ten aanzien van de
afvloeiing ten hoofdbesture aanwezig.
Een beslissing van den ministerraad heeft
de mogelijkheid geopend om in bijzondere
gevallen een wijze van afvloeiing in toe
passing te brengen, als ten hoofdbesture
is geschied. De vaststelling van de geschikt
heid d§r ambtenaren berust op do aan het
hoofdbestuur aanwezige omschrijving van de
ambtelijke waarde van iederen ambtenaar
afzonderlijk. Deze waarde is o.a. bepaald
naar ijver, nauwkeurigheid, begripsvermogen,
ontwikkeling, initiatief, bijzondere karakter
eigenschappen, voor zooveel deze voor den
dienst belangrijk 2Jjn om daarmede bij zijn
tewerkstelling rekening te houden.
De omschrijvengen, welke van -1920 da
teeren en periodiek worden herzien, zijn
gevormd uit besprekingen van den hier
mede belasten hoofdambtenaar ipet de be
trokken afdeelings- en bureelchefs, waarbij
gestreefd werd, zooveel mogelijk denzelfden
maatstaf aan te leggen.
Naar deze gegevens zijn de ambtenaren
verdeeld in drie categorieën: lo. de uib
stekenden; 2o. de goed bruikbaren; 3o. de
middelmatigen of min bruikbaren. De eerste
categorie is zonder meer buiten afvloeiing
gehouden, de dorde is tot het vereischtc
aantal zonder meer daarvoor in aanmerking
gebracht. liJ0
Bij de keuze uit de middengroep der
goed bruikbaren is uitgegaan van de ge
dachte, dat, aangezien de capaciteiten der
betrokkenen voor de administratie voldorndo
waren, het geschiktheidselement niet meer
in het bjjzonder in het geding behoefde te
worden gebracht, doch de door do regeering
ter zake van de afvloeiiog gestelde regelen
konden worden gevolgd.
Uil het bovenstaande volgl dus onmiddel
lijk, dat oen belangrijk gedeelte van de amb
tenaren, aan wie thans eervol ontslag is
aangezegd, dit niet heett te wijlen aan on
geschiktheid. Dit spreekt het duidelijkst bij
de hoofdcommiezen, waarvan er elf af
vloeien. Onder dezen is niet één ongeschik
te. Wel bestaat er natuurlijk in deze cate
gorie verschil van ambtelijke waarde en is
de een beter dan de ander, maar aangezien
de benoeming tot hoofdcommies niet auto
matisch geschiedt, staat het vast, dat ieder
bevorderde zonder onderscheid op prijs te
stellen capaciteiten bezit en niemand van
hen tot de groep dor middelmatigen of min
bruikbaren behoort
Ten slotte zij eir nog in het bijzonder de
aandacht op gevestigd, dat, toen moest wor
den uitgemaakt, welken ambtenaar volgens
de hiervoren aangegeven gedragslijn eervol
onlslag moest worden aangezegd, zulks wel
is geschied aan de hand van de ten Hoofd
besture reeds berustende gegevens, doch, dat
om geheel zeker te gaan en in deze teere
aangelegenheid alle onbillijkheid te mijden,
nog ampel mondeling overleg ia geploegd
met alle afdeelingschefs.
Wat ten slotte de boven noodzakelijk ge
achte besluursinstanlie aangaat, welke ook
door het Hoofdbestuur bij de gekozen proce
dure van den aanvang werd voorgestaan en
dienovereenkomstig door den ondergetee
kende in Juni j.l. aan den Ministerraad in
overweging is gegeven, deze zal worden in-
gesleld.
De ondergeteekende achlle het wensche-
lijk een eenig6zins uitvoerige uiteenzetting
te geven van het gekozen stelsel van af
vloeiing, dal zich naar zijn inzien volko
men zal aanpasson aan den aard van de in
voorbereiding zijnde reorganisatie. Aan de
uilvoering ten aanzien van het Ilooldbe-
sluurspersoneel aan dit stelsel gegeven, zul
len zonder twijfel de fouten kleven, die aan
alle menscheïijke werk eigen zijn. Even
zeker echter is. dat gestreefd is naar onpar
tijdigheid en naar een onpartijdigheid waar
borgende procedure. Ter contróle hiervan is
de beroepsinstantie het aangewezen insti
tuut.
3. Daar het hier niet betreft een deel van
de reorganisatie, welke in he* rapport der
commissie is te gemoet te zien, moet het ant
woord op deze vraag ontkennend luiden.
Wel acht hij het gewenschl van deze gele
genheid gebruik te maken om in groote trek
ken iels mede te deelen om:rent de denk
beelden, die de thans in voorbereiding zijnde
reorganisatie van het Staatsbedrijf van de
Posterijen, de Telegrafie en Telefonie be-
heerschen en omtrent de plaats, die de thans
uitgevoerde voorstellen daarin innemen.
De posterijen, de telegrafie en telefonie
hebben zich uit departementaal fiscaal be
heerd overheidsinstituut in den loop der tij
den gaandeweg tot een vervoerinstituut van
grooten omvang ontwikkeld.
Het gaat er thans om, de slotsom uit deze
ontwikkeling te trekken, nieuwe organisatie
vormen te scheppen en als noodzakelijk
einddoel der reorganisatie te zien de be
drijfsmatig verzekerde iunclioneering van de
post-, telegraaf- en telefoondiensten als
grootbedrijf. Daarnevens zal de thans aller-
wege geboden versobering van den Staats
dienst ten volle tot haar recht moet komen.
Zij is, behalve op grond van algemeene over
wegingen, uit hoofde van de grondgedachte
der reorganisatie zelf noodzakelijk.
Niettemin moeten voor het oogenblik ten
aanzien van het Hoofdbestuur der Poste
rijen en Telegrafie de opbouw van den nieu
wen slaat van zaken en het streven naar
versobering in den dienst streng worden on
derscheiden. De afvloeiing, die thans heeft
plaats gehad, houdt met de nieuwe organi
satie van het leidend orgaan van den dienst
geen onmiddellijk verband, a! is zij in de ge
geven omstandigheden natuurlijk wel als
oen voorbereiding lot de in overweging zijn
de reorganisatieplannen te beschouwen. Tot
den nieuwen opbouw zelf behoort deze per
soneelsvermindering evenwel niet. Zij is de
vrucht van het evengenoemde streven naar
versobering en aangezien zij den legen-
woordigen organisatievorm van het hoofd
bestuur principieel gezien, onaangetast laat,
1 uok als op zich zelf staande maatregel mo
gelijk en wenschelijk. Van een beslissing
omtrent de komende reorganisatie en de
overtuiging van haar welslagen is de ver
kregen personeelsbesparing niet afhankelijk.
De personeelsbesparing is verkregen door
wegvallen van alle werkzaamheden, die, op
zich zelf wel nutlig, in de tegenwoordige
omstandigheden achterwege moeten worden
gelaten; door het vereenigen van soortelijk
gelijke werkzaamheden onder één leiding,
een vereeniging. die vroeger eon le uitge
breid arbeidsveld voor één leidende instan
tie zou hebben opgeleverd, maar die (hans
gedeeltelijk door vermindering der hoeveel
heid werk en gedeeltelijk door meerdere er
varing mogelijk was; door verder doorge
voerde decentralisatie in de afdoening van
zaken; door d»? vereenvoudigde werkwijze,
mogelijk geworden door de samenbrenging
van allo dienslonderdeelen in één gebouw
en ten slotte door dem eisch van intensievere
arbeidspraeslatie, waarmede geenszins is ge
zegd, dat de arbeidspraestatie tot nu toe aan
liet Hoofdbestuur achter zou hebben ge
slaan bij hetgeen tot dusverre als het nor
male is beschouwd.
4. In verband met het antwoord op de
derde vraag beantwoordt de ondergeteeken
de deze vraag ontkennend.
Tragen en beantwoorde vragen.
De lieer Oud heeft den Minister van Ar
beid, H. en N. de volgende vragen gesteld:
Is het juist, dat de overbodigheid, die
sedert 1 Jan. 1923 aanleiding gaf tot bet
ontstaan van 241 ambtenaren der Rijksver
zekeringsbank, voor velen dezer ontslage
nen niet een gevolg was van de decentrali
satie bij de uitvoering der Ongevallenwet,
nu blijkens antwoord op vragen, opgeno
men in het Aanhangsel tot het verslag van
dc Handelingen der Tweede Kamer onder
No. 145, dc personeelsbesparing ten ge
volge van die decentralisatie slechte 53
ambtenaren betrof?
Zoo ja, welke zijn dan de oorzaken, die
tot dit teveel aan personeel hebben geleid
en heeft het Bankbestuur niet reeds eerder
etappen tot inperking kunnen doen?
Is de taak van het Baukbestuur ten ge
volge der decentralisatie niet zoodanig be
perkt, dat met een eenhoofdig bestuur zou
kunnen worden volstaan
Op de vragen van den heer Ter Hall be
treffende het nemen van een spoedige be
slissing omtrent penBioensaanvragen van
onderofficieren-wachtgelders der landmacht,
antwoordde de Minister van Oorlog, dat
het inderdaad juist ia, dat aan sommige
onderofficieren-wachtgelders, die reeds in
dc laaitete maanden van het vorigo jaar
intrekking van wachtgeld en toekenning
van pensioen aanvroegen op grond van art.
2, eerste lid, onder lo. of lo. der Pensioen
wet voor de landmacht, thans nog steeds
geen pensioen is toegekend.
De reden van de vertraging is gelegen
in verschil van inzicht met den Militairen
Peusieenraad, hetwelk tot uitvoerige ge-
'dachtcnwiascling aanleiding gaf. Dit ver
schil betrof vooreerst do vraag of door het
verzoek om intrekking van het wachtgeld
belanghebbenden al dan niet recht op pen
sioen op grond van art. 2o. b. der Pen
sioenwet voor de landmacht zouden kunnen
doen gelden en dit in verband met het be
paalde bij het 4de lid van dat artikel, en
voorts of voor een wachtgelder peasiofi-
neering op anderen dan evengenoemden
grond mogelijk zou zijn.
Tinna is, ten deele in afwijking van de
betrekkelijke adviezen van den Militairen
Pensioenraad, reeds een groot deel der
belanghebbenden bij de Koningin voor toe
kenning .van pensioen in aanmerking ge
bracht.
BINNENLAND.
De afvloeiing van personeel bij het hoofd
bestuur der P. en T.
Indeeling der competitie van het Westen
van den Nederl. Voetbal-Bond.
De vliegtocht naar Indië.
BUITENLAND.
De derde plenaire zitting der Londensche
conferentie.
Sao Panlo door de regeeringstroepen ge
nomen.
Ben Japansch stoomschip vrijwel met man
en mnis vergaan.
Inderdaad ontvangen de personen, over
wie het liier gaat, geen wachtgeld, doch
zij, die daartoe het verzoek hebben gedaan,
zijn in het genot gesteld van een voorschot
op het hun van Rijkswege toekomende.
Prins Hendrik is gisteren to Berlijn
aangekomen.
Te Rotterdam is, 54 jaar oud, overleden
ds. G. v. d. Giesen, predikant bij de Ned,
Herv. Gem. aldaar. Hij stond sinds 1897 1®
Rotterdam en was voorzitter van het Ned.
Zendingsgenootschap.
Hij was officier van de orde van Oranje
Nassau.
In den ouderdom van 3-2 jaar is te
Den Haag aan de gevolgen van éen ern
stige keelontsteking, overleden de bekende
vlieger B. de Waal.
Naar het „Ilsgz." verneemt, zal mgr.
dr. Nolens de viering van het eerste lustrum
van den Ierschen Vrijstaat bijwonen.
Mr. Kooien, voorzitter van de Tweede
Kamer, heeft om huiselijke redenen voor
de uilnoodiging moeten bedanken.
Wij vernemen, zegt hot „Hbld." dat
de salarissen van de ministers, hoofden van
departementen van algemeen bestuur, met
ingang van 1 Jan. 1925 op f 15.000 per jaar
(vroeger f 18.000) zullen worden gebracht.
De salarissen der secretarissen-generaal
der 'departementen zullen met f 500 worden
vorlaagjd. De salarissen der ambtenaren
met den rang van administrateur blijven
ongewijzigd.
De Commissie win Rapporteurs der
Tweede Kamer is naar aanleiding van de
Memorie van Antwoord en het daarbij ge
voegd gewijzigd wetsvoorstel van mej. Van
Dorp ten aanzien van haar kiesstelselvoor-
slel, van oordeel, dat de wijzigingen in het
oorspronkelijk wetsvoorstel, vooral wat den
vorm betreft, aangebracht, van zoodanigen
aard zijn, dat een nader afdeelingsonder-
zoek gewenschl i3 cn heeft derhalve voor
gesteld het gewijzigd wetsvoorstel naar de
afdeelingen le verzenden.
Men meldt uit Kampen aan de ,,Msb.":
Wij vernemen, dat er veel kans beslaat,
dat met 1 October a.9. één der beide scholen
voor Verlofsofficieren naar Kampen zal
worden overgeplaatst, niettegenstaande het
betrekkelijke wetsontwerp in de Tweede Ka
mer is aangehouden.
Naar men het Blad mededeelde, zou de
Minister deze overplaatsing zonder mede
werking der Kamers kunnen doen plaats
hebben.
In de elfde zitting der Alg. Synode der
Ned. Herv. Kerk is behandeld het verslag
over de persoonlijke kerkvisitatie, gehouden
in 1923, in 18 classes in het Waalsch ressort.
Het is ondoenlijk van dit verslag, dat 91
bladzijden druks bevat, en van de daarover
gevoerde bespreking een beknopt overzicht le
geven. Wij bepalen ons daarom lot enkele
opmerkingen.
Het is gebleken, dat de kerkvisitaloren hun
laak zeer ongelijk hebbqn opgevat. Sommigen
hebben zich bijna uitsluitend gehoudep aan
vastgestelde vragen en daarom in hoofdzaak
naar uiterlijkheden onderzocht. Anderen heb
ben getracht de visitatie meer aan haar doel
te doen beantwoorden door over geestelijke
zaken te handelen en raadgevend, opwek
kend en steunend op te treden.
De ondervindingen, die bij de visitatie zijn
opgedaan, zijn wel heel ongelijk. Naast voor
beelden van opgewekt en bloeiend kerkelijk
leven slaan andere van inzinking en dorheid
Over het algemeen echter zijn de mededcelin-
gen niet bemoedigend en geven zij niet de
indruk, dat het godsdienstig leven den tijd
van de ebbe achter zich heeft.
Volgens het beslaande reglement moeten
alle gemeenten binnen een tijdsverloop van
vijf jaren worden bezocht. Daar uit de versla
gen blijkt, dat nog slechts 'n betrekkelijk
klein deel bezocht is, wordt besloten de Pro
vinciale Kerkbesturen aan te schrijven, om