Een Nieuwe Vogel. De Zeester. Van alles wat. CORRESPONDENTIE. 9^8 O, dat waa Anton, een schoolkameraadje ran Willem. „Heb je knikkers?" vroeg hij. „Ja, achttien", zei Willem. i „Zullen we even een spelletje doen?''- „Ik moet op broertje passen". „Dat kan immers toch wel. Dan letten we allebei op hem. Dat is nog beter dan 'één'', meende Anton. 'tWas verleidelijk. Willem had moeder beloofd, dat hjj broer niet 2ou loslaten, maareventjes een spelletje knikkeren zou niet hinderen. Daar begonnen ze al en Fransje stond er naar te kjjken. Even daarna liep de kleine baas een klein eindje langs de hui zen. „Hier blijven, broer!" riep Willem onder 't spelen door. Hjj was juist 3an de beurt om in 't potje te gooien. Hjj deed het. „Gewonnen I" zei hij. Hij raapte de knik kers op, keek naar broer enhèWaar was hij? Zoo even stond hij daar, twee huizen van hen af en nu zag hij hem niet. Vlug er naar toe; Anton ook. Hij kon niet weg zijn. Daar hoorden ze hem roepen en huilen tegeljjk, maarbinnen een trapdeur en die deur was dicht! Hoe kon dat? Wel, dat zat zéé. Die deur stond aan. Fransje had er tegen geduwd en was in het trapportaal gegaan. Maar o wee! Op die deur zat aan den binnenkant een veer, een z.g. dranger. Bons! zei de deur, toen broer goed en wel binnen was. 'tWas de deur van 't bovenhuis. De men- schen waren uit en ze hadden er bij 't heengaan geen erg in gehad, dat de deur niet goed dichtgevallen was. Waar waren ze heen? Wanneer kwamen ze thuis? De benedenburen wisten het ook met 'Huilen dat Fransje deed! En hij Was nog te klein, om met het traptouw de deur open te trekken. Er kwam een oploop van menschen. Po litie kwam er aan te pas. Willem moest zijn vader gaan roepen en op diens kosten werd het slot onder toezicht van de politie opengestoken. I Wat_was Wim blij, toen hij zijn broertje B Weer Zag De politieagent zou voor de deur blijven I staan, totdat de familie van 't bovenhuis thuis kwam. Wim's vader zei: „Haal je spaarpot maar eens voor den dag. 't Spreekt van zelf, dat jij de onkosten betaalt, want als je broertje niet had losgelaten, dan was het niet ge beurd". G. J. V, Het was school-examen en de onderwijzer stond er op, dat de leerlingen bij die gelegen heid hun beste beentje zouden vóórzetten om den heeren te toonen, dat zij in het afgeloo- pen jaar heel wat geleerd hadden. Alles ging als van een leien dakje en dat moedigde den examinator aan om ook eens een paar vragen uit de Algemeene Geschiedenis te doen. „Wie was Columbus?" vroeg hij. Dadelyk ging op die vraag het vingertje van een klein meisje de hoogte in. „Zoo, weet jij het alleen maar?" vroeg 3e examinator. „Nu, dan mag je het zeggen. ,Wie was Columbus „Een vogel, mijnheer!" antwoordde het kleine ding, zonder zich ook maar één oogen- blik te bedenken. Alle heeren begonnen te lachén en de examinator zei: „Maar, beste meid, hoe kom je er toch toe, den beroemden ontdekker van Amerika, •een vogel te noemen?" „Wel, mynheer", antwoordde het meisje nu, „gisteren zag ik in een boek van mjjn oudste zusje een verhaal staan, waar boven stond: „Het ei van Columbus" en het zijn toch vogels, die eieren leggen!" Twee vriendinnen aan bet strand, gravend in het natte zand, leggen tal vanschatten bloot: schelpjes blank en rozerood, horentjes, zoo sierlijk fijn ook een kwal, of wat zou 't zijn'? Jopie griezelt er wat bij,- Suze zegt: toe, geef 'm mij! samen kijken zij er naar kind'ren, laat die zeester maar rustig liggen op het zand, die behoort niet in je hand-I Ja, die schelpjes, neemt die mee als een groet der wijde zee en bewondert wat je ziet, maar komt aan de zeester niet wat er aanspoelt op de kust en nog leeft, laat dat met rust! HERMANNS Boschbrand. Uit berichten in ons eigen land weten wij, welk een schade aangericht kan worden, als een bosch of heideveld door de een oi andere oorzaak in brand geraakt. Dit kan gebeuren door vonken uit een voorbystoomenden spoortrein, of ook wel door onvoorzichtigheid van werklieden of wandelaars, die onachtzaam omgaan met pijp, sigaar of lucifer. En soms wordt, al ge beurt dit heel zelden, een dergelijke brand veroorzaakt door den bliksem. In Amerika, waar alles op zooveel groo- ter schaal is dan bij ons, is zulk een bosch- of prairiebrand een reusachtige ramp. Tal van hofsteden, duizenden bunders land, uit gestrekte boomgaarden worden door het steeds voortsnellende vuur verwoest, als men het vuur niet spoedig weet te stuiten. Dit laatste geschiedt veelal door in een gTooten kring alle hout of gras te verwijde ren, zoodat het vuur, aan zulk een rand gekomen, geen verder voedsel vindt en ten laatste moet uitdooven. Maar het is soms ook noodig het vuur rechtstreeks aan te pakken en daar men in die streken niet over veel water en nog veel minder over flinke brandspuiten beschikt, moeten de vlammen met takken worden uitgeslagen. En dat dit een vermoeiend, angstig en gevaar lijk werkje is, begrijpt iedereen wel. Soms wordt er reeds vooruit in een bosch een strook geheel gekapt, om zoodoende een scheiding te krijgen, waarover bij: bosch brand het vuur niet heenslaat en het dus in zyin woede gestuit wordt. Voor de meeste kinderen is dus de heer lijke vacantie al begonnen en velen trekken de stad uit of krijgen logées, of gaan dagjes uit. Daarom herhaal ik nog eens als ant woord op ontelbare vragen in de brieven, die jk deze week ontving, dat ik het niemand kwalijk neem als er in de vacantie eens wordt overgeslagen en dat reken ik dan heusch niet mee als ik zeg wie er tot het troepje getrouwen behoort.. Jacobus van Veen, jou brief kwam het eerste over de post, dus aan jou maar eens het eerste antwoord. Zoo, komt Rika met Augustus weer thuis? En wie schrijft mij dan voortaan? Doen jullie het dan soms om beurten? Neeltje van Leeuwen, is de vacantie in Nieuwveen nog niet begonnen? Pas in Aug..?, En hoe lang krijg je dan vacantie? En ga je nog uit logeeren? Annie van Leeuwen, als je mij van te voi ren had geschreven dat je jarig was, dan zou ik je beter bijtijds hebben kunnen feli- citeeren, nu komt het wel zooals men het noemt als mosterd na den maaltijd.-Je hebt veel gekregen, hoor. Zitten er al veel brief kaarten in je album? Mien Remmelenkamp, ik zal je raadsel bewaren en eens plaatsen zoodra het aan de beurt komt. Ida van Riet, dat is gezellig hè om samen de raadselbrieven weg te brengen. Wanneer doen jullie dat? Na schooltijd of Zondags al?], IJenk en Nellie Broers; ik ben blij voor jullje dat je allebei naar eene hoogere klasse gaat, dan kan je met een vroolijk hart de vacantie ingaan. Blijft het je vader goed be vallen in Noordwijkerhout? Marie en Rika Meijers, dat treft ongezellig dat de vacantie net om is op Marie's verjaar dag. Dan moet ze dien maar een dag vroe ger vieren. Of ik Katwijk en Noordwijk ken?, Opperbest, ik ben er heel dikwijls geweest;1 ik vind Noordwijk veel mooier maar in Kat wijk is het toch ook heel prettig. Emanuel El jou, ik dank je wel voor je brief en jk vind het aardig dat je mij nu eens uitvoeriger hebt geschreven. Ik ken je naam al zoo goed doordat je de raadsels al zoo dikwijls oploste en dan vind ik het pret tig als ik ook eens wat meer over je weet. Je hadt een mooi rapport hoor, daar waren de tantes zeker erg blij mee. Veel plezier in, Den Haag. Mien van Zvieten de Blom, ik wensch jou en Jo veel genoegen in de vacantie en als jullie dan lat.T weer allebei terugbent in Leiden, dan kan j!» weer mee gaan doen met de raadsels. Tot n.\i foe had ik nog niet veel mooi weer hier in (Kloosterzande. Jo en Adriaan Rjeijngoud, voor jullie zijn er allerlei aardige 'uitstapjes in het vooruit zicht, merk ik wel wit je brief. Veel plezier overal en als je bij] Rie en Stien Erkelens komt in Gorinchemdoe hun dan eens de groeten van de raadsfceltante aan wie ze zoo dikwijls hebben geschreven, toen zij in Lei den woonden. Adri van Biemen, tjot nu toe kende ik je niet. maar je hebt mij! nu meteen wat op de hoogte gebracht van je zelf en van je familie zoodat je geen vreemd'e meer voor mij bent,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1924 | | pagina 17