Zonderlinge Kameraden No. 1974* LEIDSCH DAGBLAD, Dinsdag 22 Juli. Tweede Blad. Anno 1924. Gemeenteraad van leiden. FEUILLETON. (Vervolg van gisteren.) pe heer DUBBELDEMAN noemt het een feit, dat de groothandelprijs van coke* hier wordt vastgesteld door de Lichtfabrie ken, eenigszins rekening houdend met den iparktprijs. De practijk is dus in strijd met 'de theorie van den wethouder. Het gebeurt, dat er cokes naar buiten gaat en dan terugkeert voor lageren prijs J Dat is van algemeene bekendheid. Voor den oorlog bestond deze politiek hiet en toen ging het goed I Voor den kleinhandel moet de prijs niet geregeld zijn, behoudens dan zoo noodig een maximum-prijs. De coöperaties zulldn 'overigens wel zorgen dat de prijs niet te hoog wordt. De particulier moet zorgen voor zijn eigen winst, niet de gemeente daarvoor doen zorgen. De heer WILBRINK blijft het verkeerd vinden, dat incidenteel hier wordt inge grepen in het beleid der Lichtfabrieken, een ingrijpen overigens, dat fataal zou zijn. Nader zei hij dit uileen. De heer EERDMANS repliceerend, blijft de vrijheid van verkoop verdedigen, le meer •waar de Lichtfabrieken zich slechts aan passen aan den marktprijs, daarop geen in- yloed 'oefenen, zooals blijkt. Nadat de heeren ELKERBOUT en GROE- NEVELD nogmaals het standpunt hebben verklaard, verdedigt weihouder SANDERS nogmaals het praeadvies. Er kan hier toch zooveel cokes worden ingevoerd a!s men wil en is de prijs daarvan lager, dan wor den de Lichtfabrieken vanzelf gedwongen tot verlaging. Er is hier voldoende vrijheid, gezien ook de vergelijking met de prijzen elders. Wanneer het voorstel Dubbeldeman in stemming zal worden gebracht blijkt er 'over de strekking nog eenig misverstand en komt de heer OOSTDAM met steun van den heer v. Hamel (betreffende nader prae advies) evenals de heer WILMER waar tegen de heer DUBBELDEMAN zich verzet. Wanneer de heer OOSTDAM dan een voorstel wil indienen, om alsnog praeadvies uit le brengen op het voorstel Dubbeldeman, trekt deze zijn voorstel in. Het praeadvies wordt aange nomen met li13 stemmen. Tegen de S. D. A. P. en de heeren Knut tel, Zuidema, Witmans, Eerdmans en Heemskerk. Go. Voorstel in zake het aanbrengen van verschillende veranderingen in het open baar lager onderwijs, in verband met de laatste wijziging der Lager Onderwijswet 1920 en tot beschikbaarstelling van gelden Voor de verbouwing van de schoolgebouwen aan de Vrouwenkerksteeg en de Boom- markt. (207) Hierbij zijn de voorstellen van de heeren v. Hamel, Wilmer en Zuidema, reeds be kend. De heer OOSTDAM (die hel woord heeft "besproken) meent, dat er wel wat overdrij ving school in de klachten over niet vol doenden tijd om de zaak le beschouwen. Men weet toch de regeerings-voorstellen. Dat B. en W. zoo vlug hebben gewerkt, moet men prijzen. Hel komt de gemeente zeer ge legen te kunndi bezuinigen en practische moeilijkheden zijn er tegen langzame invoe ring. In beginsel gaat hij dus met B. en W. ac- coord. Geenszins is hij beducht voor de ver- hooging tot 48 leerlingen per klas, gezien de prachtige onderwijsstelsels en de goede leer krachten. Bovendien in de practijk zal hel niet tot 48 komen. Gezien het advies der plaatselijke school commissie en het voorstel Wilmer-Zuidema Vraagt hij echter of de weihouder niet tege moet wil komen, b.v. door het getal op 45 le brengen. De heer WILMER: dal is al afgesproken en goedgekeurd. De heer OOSTDAM had zoo'n evenredig- beid zoo vlak naast hem niet verwacht. De heer WILMER: 't Is liooge ernst. De heer OOSTDAM ziel dit toch gaarne .door den wethouder bevestigd. Bij het Bijz. Onderwijs zal het getal 48 leiden tot groole verbouwingen, meent hij, zullen daarvoor de balen niet worden opge slokt. Hij verwacht daarover nadere gege vens van den wethouder. Het spijt hem echter, dat B. en W. geheel de plaatselijke schoolcommissie laten staan, die z.i. toch nog verder vooruitziet Nieuwbouw lijkt hem toch ongewenscht, enz. De schoolcommissie wil zooveel moge lijk redden als b.v. de leerschool. De heer v. HAMEL raadt aan het punt arlikelgewijs le behandelen, om het debat zoo kort en zakelijk mogelijk le houden. Hij voor zich kan thans niet accoord gaan met B. en W., zijn leedwezen uitsprekend over deze voorstellen, die den indruk geven te zijn voorbereid door personen, niet op de hoogte der plaatselijke toestanden en plaat selijke, d. w. z. schoolloestanden. Deze voorstellen zullen de belangen van het on derwijs in het gedrang doen komen. Wat betreft het maximum aantal leer lingen van 48 en 32 voor resp. L. O. en U. L. O hij stelt voor 42 en 30. Alle onder- wijsspecialiteiten zijn het er over eens. dal 48 te veel is, waarop hij nader ingaat. En als 48 niet noodig is, waarom het dan voor gesteld? In Haarlem en Den Haag gaat men toch ook zoo ver niet. Wat ophefting der Plantsoenscholen be treft, daartegen pleiten vele ouders en Tuin- sladswijk breidt zich uit. De vraag is bo vendien of de Chr. school aan de Pieters kerkgracht wel accoord gaat met de ver plaatsing, zooals B. en W. voorstellen. De scholen aan de Vrouwenkerksteeg hebben de kleinste lokalen en een dezer scholen, al of niet verbouwd, kan men aan de Chr. school aanbieden, waarlegen zich deze niet kan verzetten, tenzij de inspec teur voor de Volksgezondheid die school heeft afgekeurd. Spr. maakt dan een reeks aanmerkingen op de cijfers van B. en W. over de klassen- vcrdeeling aan bepaalde scholen. Over plaatsing van de Centrale school voor het 7e leerjaar naar de Oude Vest en inkrim ping daar lijken hem ongewenscht. Voor 1 Sept. kan de wijziging z.i. nooit meer ingevoerd worden daar goedkeuring door Ged. Staten zou worden gevolgd door beroep op de Kroon, ook gelet op den korten termijn van op wachtgeld stellen. 1 Maart 1925 lijkt hem beter, wat hij ook praclisch uitvoerbaar acht. Er is dan tijd voor regeling, terwijl overhaasting zou zijn in 't nadeel van het onderwijs. De heer VERWEY zegt, dat voor den heer Oostdam de gaalheid van den Nederl. gul den no. één is en belang van het onderwijs no. twee. Hij is juist van tegenovergestelde meening. Wel degelijk is de raad verrast, niet in 't belang van het onderwijs. Zelfs liet uitstel van één week lijkt hem van se cundaire beteekenis. Er bestaat in onder- wijs-kringen geen vertrouwen in deze reor ganisatie en dit vertrouwen lijkt hem toch wel 't eerst noodige. Hij is daarom voor uit stel van een V» jaar, waarmede hij dus aan de zijde van den oud-wethouder van onder wijs staat. De kosten van zoo'n uitstel zijn miniem, zoo rekent hij voor. Van 1 Juli 19231 Juli 1924 waren er slechts 5 vacatures. De Plantsoenscholen zijn juist zeer gun stig gelegen, gezien de uitbreiding aan die zijde der 9tad, daarom is hij tegen over brenging der Chr. school daarheen. Ilij stelt voor de behandeling der reorga nisatie uit te stellen tot 1 Maart 1925. De heer KNUTTEL acht de uilstelargu- menlen klemmend, ook al zal hij in 1925 oven hard er legen zijn als nu. Met eenige voorbeelden toont hij z. i de noodzakelijk heid van uitstel aan. De heer EERDMANS sluit zich daarbij aan. De stukken maken den indruk van spoed werk. Zoo is b.v. de Chr. school aan de Pieterskerkgracht nog niet definitief af gekeurd, meent hij. Hij wijst ook op de ver bouwing voor het Bijz. Onderwijs, waarop de lieer Oostdam wees, waarvan de raad niets weet. Moet de raad ook daarvan niet geheel op de hoogte zijn? Evenals over de cijfers van kosten bij 42 leerlingen, over de overtollige leerkrachten, enz. Wethouder MEYNEN ontkent de over haaste behandeling. Reeds tijdens de be handeling in de Kamers hebben B. en W. de kwestie onder de oogen gezien met den inspecteur, zoodat deze er zich geheel mee accoord kon verklaren. De plaatselijke schoolcommissie is ge vraagd zich gereed le houden voor behan deling en zij heeft haar advies gegeven. Het verzuim inzake de andere schoolver- eenigingen enz. is hersteld vorige week. De besturen zijn gehoord, doch adviezen zijn niet ingekomen. Leiden is ook niet de eerste plaats van aanpassing, al zou het niet erg zijn na laten noemt hij wel erg. gezien de groote belangen Haarlem 19 al klaar, Delft. Arn hem stellen schoolopheffingen voor. Het belang van een spoedige behandeling is groot voor hel gemeentebelang. B. en W. zien best kans alles voor elkaar le krijgen. Voor 1G Maart 1925 moet alles klaar zijn, omdat 1 Jan. 1926 een fatale datum is in deze materie. Automatisch zullen dan een aantal onderwijzers overlallig worden en de subsidie 1926 hangt onverbiddelijk af van de 4 reeds eerder genoemde data in 1925. Hier is niet aan de orde verbetering van het onderwijs, daarover is in Den Haag beslist, alleen het waken voor de gemeente- financiën; fn wel op tijd om zeer sterke stijging van uilgaven te voorkomen. En B. en W doen dat billijk en gematigd. Die sterke stijging van uilgaven is een gevolg van het grooler worden van het overlallig personeel, door de regeeringsmaalregelen ten opzichte van het getal leerlingen per klas. Dat is dure roeping van B. en W. in het belang der burgerij. Op den duur zou den de kosten 1 ton worden, niet meegere kend de overtallige onderwijzers (24), die altijd noodig zullen zijn. Er zouden er 24 bijkomen, kosten f 54.000 voor het Openb. onderwijs alleen. En daarbij komt 't zelfde bedrag voor het Bijz. onderwijs. Iedere vacature bergt het gevaar, dat wij in slechter conditie komen. Hoeveel dat kost, is zoo niet uit te leggen, afhangende van te veel factoren als dit is. Niet 5 maar 20 vacatures zijn er in de laatste 14 maanden geweest en 20 voor de volgende 18 maanden durft hij gerust aan nemen. De kwestie van de afkeuring der school aan de Pieterskerkgracht dringt tevens. De aanvrage is nog niet binnen, hoewel al een paar jaar is gewacht. Maar dit bestuur heeft recht op een school volgens de wet, en die aanvrage zal weldra komen. Binnen de 3 maanden moet de aanvrage worden behandeld. Dan maar een nieuwe school, kan men zeggen, maar dat kost ook pl.m. een ton. De raad moet nu maar beslissen. De heer GROENEVELD: dan geven wij de slechtste school. De Wethouder: Neen, dal zou unfair zijn. De heer GROENEVELD: Dus houden wij de slechtste school voor het openb. onder-, wijs. De Wethouder meent, dat de Yrou- wenkerksteegschool slechter is en zoo zou deze niet aangeboden kunnen worden. Wat voor het Openbaar Onderwijs- slecht is, is is het ook voor het Bijzonder. De heer VERWEY meent, dal niet met zekerheid het verloop van het onderwijs personeel is te overzien. De Wethouder wijst er op, dal Ki) 2 wetsdata neemt, n 1. 23 Mei 1923 en 1 Juli 1926, geen willekeurige data. De heer VERWEY vraagt of in de vaca tures niet door tijdelijke krachten voor f 1600 per stuk is te voorzien. Waar hij ziet, steeds ziet hij alle reden voor uitstel. De heer KNUTTEL wijst er op, dat de kosten ad f 100.000, door den weihouder genoemd, op den duur pas gelden, niet voor direct. De Wethouder en de heer VERWEY debatleeren over al of niet voldoend over leg en over de waarde van dit overleg. De heer ZUIDEMA kan zich niet met uilstel vereenigen. Hij huldigt juist B. en W. en de ambtenaren voor den betrachten spoed. Dat men ook wel kon oordeelen, bleek uit het feit, dat 10 dagen geleden al een protestvergadering is gehouden. De heer EERDMANS erkent, dat reorga nisatie beslist noodig is-, men zal zich moe ten aanpassen bij de wet. Maar hij heeft, hij herhaalt het, niet voldoende gegevens, vooral niet van het Bijz. Onderwijs, om di rect te kunnen oordeelen. De heer WILMER acht uitstel-aanvragen op zichzelf begrijpelijk; maar hij is, het voor en tegen wegende van uitstel, er niet voor. Andere practische voorstellen, dan Uians gedaan, zullen z. i. niet inkomen, al stelt men uit.. Van verbouwing bij het Bijz. Onderwijs bij 42 leerlingen, is zeker geen sprake, dus ook daarom is uitstel overbo dig. Bij 48 misschien ook niet, maar dat weet hij niet. Het argument van ontslag op korten termijn blijft, maar mag z. i. geen doorslag geven. En het voor, zooals de welhoudu hel aantoonde, spreekt boekdoelen. Wethouder MEYNEN wijst er lo. op, dat volgens instructie van den minister, dis pensatie betreffende de ruimte kan worden gegeven en hij volgt die instructie ook zoo noodig voor het Bijz Onderwijs; 2o. zeker, er is een korte termijn van ontslag, doch 100 pCL wachtgeld wordt gegeven bij 10 jaar dienst en het Bijz. Onderwijs mag nog 2 jaar de overtollige onderwijzers behouden; 3o. mocht een bestuur van een Bijz. school in last komen, art. 56 wettigt tot aanstel» ling van één leerkracht meer voor rekening van het Rijk; 4o. is dat nog niet voldoende, dan kan het bestuur vragen om vergroo ting der lokalen. De kosten worden ruim schoots' opgewogen door besparing op de salarissen; 5o. vooreerst hebben de bestu- Ten van Bijz. scholen niets te maken met het maximum getal leerlingen, alleen met het algemeen gemiddelde bij het Openbaar onderwijs, dat na de reorganisatie van B. en W. 35 bedraagt. Voor invoering thans pleit ten slotte nog, dat thans (Sept.) op de meeste scholen het leerjaar begint 17 a 18, tegen 8 op 1 Maart 1925 en redislributie is beter bij den aanvang van een leerjaar dan later. De m o t i e-V e r w e y (uitstel) wordt hierop verworpen met 1611 stem men. Vóór de S. D. A. P. en de heeren v. Hamel, Knuttel, Witmans en Eerdmans. De vergadering wordt geschorst. Avondzitting. De heer WILMER verdedigt rijn amen dement dat gesteund ia door den beer Zuidema. Hij had gedacht dat de wethou der dit zou aanvaarden als tussohenvoor- stel, maar dit is niet gebeurd. Hij had dit gedacht, omdat het amendement be antwoordt aan den geest van het voorstel van B. en W. Dezer» stellen het cijfer 48 immers niet voor omdat getal te halen. Het gemiddelde blijft 36, nu en dan 42 >t iets meer. Dit wordt nu vastgelegd door zijn amendement. Het cijfer 15 pOt. geeft dan voldoende speling. De heer EERDMANS vraagt wat ver staan wordt onder 15 pCfc. der klassen. Ze ker van alle klassen? De heer WILMER: Zeker. De heer ZUIDEMA meent, dat, zal do bezuiniging der regeering effect sorteeren, de gemeenten moeten meewerken. Hij is dus ingenomen met deze voorstellen. Wat verslechtering van het onderwijs betreft, er moet toch met de omstandigheden wor den gerekend. De tegenstelling tusschen gaafheid van den gulden en van onderwijs riet hij niet. Bezuiniging op onderwijs acht hij ook een onder wijs-belang. Hij cheeit den minister van onderwijs. Dit voorstel van B. en W. komt er practisoh op neer, de bezuiniging niet ongedaan te maken. Het hoofdbezwaar sohijat het getal 48 to zijn, doch het is geenszins bedoeling het cijfer algemeen soover op to voeren. Hcfc gemiddelde is dan ook veel lager geraamd, sleohts bij uitzonderingsgeval zal een cij fer over de 40 worden bereikt. Dat een onderwijzer geen goed onder wijs zou kunnen geven bij 43 leerlingen, onderschrijft hij niet, ook niet, waar het gehalte der onderwijzers is verbeterd. De heer KNUTTEL: Op papier. De beer ZUIDEMA: Neen, ook inder daad. De heer DUBBELDEMAN: Zijn de eischen niet verhoogd? De heer ZUIDEMA* Zeker, maar niet naar verhouding. Het bezwaar voor bet bijz. onderwijs gaat niet op, waar gerekend wordt naar het gemiddelde bij het openb. onderwijs. Voor verbouwing vreest hij niet, die zal volgens hem heelemaal niet noo dig zijn voor het bijz. onderwijs. De heer SPEND EL: Dat is toch onjuist. De heer ZUIDEMA handhaaft zijn mee ning. Al heeft hij dus in 't algemeen geen bezwaar, hij onderteekende het amende- mcnt-Wilmer, omdat de plannen van B. en W. er niet door worden geschaad, rie de staatjes. Op de 136 klassen, zouden er 20 mogen zijn met 16 leerlingen en hij zeb nader uiteen, dat dit voldoende is en B. en W. voldoende ruimte tot plooien geeft. De heer KNUTTEL zegt, dat wo hier voor ons hebben de vruchten van de go- zegende pacificatie op onderwijsgebied, welke pacificatie door versnippering de kosten zoo ontzettend heeft opgedreven, dat deze bezuinigingen noodig zijn geooiv deeld, die weer een aanslag zijn op het volkspeil. Ze leeren op de volksscholen zoo weinig, dat ze weinig meer te vergoten hebben. De onderwijzers worden op alle mogelijke wijzen gekortwiekt, in sijsteem, in sohoolbenoodigdhedon enz. Do beer Zui dema. deed aan phrasoologie, toen hij liet' getal 48 verdedigde. Orde gaat nog, maar bofc gaat men persoonlijk met de lcerlia- gen om? Dat bestaat niet en zoo alleen is het onderwijs vruchtdragend. Thans zijn de klassen al te vol. Zijn partij wil niet al leen onderwijs door bet woord, ook door de daad. Wat veiligheid van den gulden etc. be-' treft, daarmee wordt schandelijk overdre ven, zie het overschrijden der ramingen, Hooge uitkeeringen rijn gedaan voor de werklooeen, misschien onder gevloek zolfs, doch het geld kwam er, omdat het er rijn moest, Welnu, dan nweb de gemeente de ton voor het onderwijs ook vinden. De heer OOSTDAM: Hoous, pocus, pat, De heer KNUTTEL: 't Is te nemen van de dalende werkloozenondersteuning, go* deeltelijk. Misschien zal die ton zelfs maar een paar jaar noodig rijn, gerien de duur van (fe wet t-ot 1930. Weer rit de bedoeling voor, het openb. onderwijs te sohaden, ten behoove van hot bijv. onderwijs, zooals hij nader aangeeft,, 't Komt weer neer op de kinderen der, arbeiders. De heer VERWEY verwijst naar den t<$* genstand zijner partij in de Kamers tegou de wet. Dat neemt niet weg, dat hij bü werkelijk overleg wel ba<! willen meewer ken. De heer KNUTTEL: Klasse-verraad. Do heer VERWEYDat is realiteit, an ders niet. Do aard en deugdelijkheid van' het onderwijs is geheel afhankelijk gesteld van de vraag, hoe de ge^ieento er voor ri(L Alsof het arbeiderskind niet overal goed onderwijs noodig heeft l Plaatselijk moet zooveel mogelijk gered worden en bij meent, dat hier nog veol to redden viel. Hij berekent, dat het slechtfl f 24.000 bohoeft te kosten, ongeveer, dc8j noods met tijdelijke leerkrachten. Voott" het onderwijs moet men echter eon offer over hebben. Hier en daar zou bot aan tal leerlingen nog wel kunnen opgevoerd, waar dit laag is, hij geeft voorbeelden. Zeer somber rijn B. en W. over het 7ö leerjaar, maar zoo pessimistisch is hij niet.) Overwegende bezwaren heeft hij togen ver plaatsing dezer school. Hij hoopt, dat deze reorganisatie in liet belang van het volkskind zal worden ver worpen, ook waar Leiden een naam heeft' op te houden. De heer EERDMANS zal niet ingaan op het wenschclijke of al niet wensohelijko van de onderwijs-toestanden, vooral iriefj waar hij acht jaar geleden al waarschuw de tegen de gelijkstelling. Een practische opmerking nog. Rijen van vier zijn noodig voor het getal 48, doch dan kan men niet meer er langs Ioo- pen. Dat kan wol bij 42 en daarom is dit aantal ook beter. In 't algemeen ritten we nu eenmaal iö 'de modder. (Tal van interrupties). Wethouder MEYNEN loornt even terug op de kwestie van den Inspeoteur van do Volksgezondheid. Deze entameert bijn* nooit afkeuring van scholen meer. De hoe ren EerdmaDs en v. Hamel waren er dan' ook naast. De school aan de Pieterskerk- gracht is afgekeurd en de gemeente zal een andere moeten geven, daar helpt niet* aan, er is geen reden tot weigering, gelijk hij nader uiteenzet. Voorts wil hij wel zeggen, dat hij doze voorstellen niet met groot genoegen ver* Kaar 't Engelsch van LEONARD MERRICK. Geautoriseerd? verlaling van Mej. E. H. 89) „Hij praat te veel, nu hij eenmaal over zijn verlegenheid heen is," prevelde zij, toen hij ging. „Ik ben blij, dat hij weg is." „Ja? Waarom?.Ik niet," meende Bee. „Hij interesseerde mij." „Heusch? Had dan maar een woordje meegesproken, m plaats van er zoo dood stil bij te zitten. Waarom deelt je dat?" „ik denk niet, dat hij daar hijzonder op gc-steld zou zijn geweest; hij verlangde niet met mij te spreken." Hilda's schoon-gevormdc wenkbrauwen gingen een tikje meer in de hoogle, dan dit Wel het geval zou zijn geweest, als zij waar lijk verrast was. Omdat zij wist, wat er mee bedoeld werd, vroeg zij: „Hoe meen je dat?" „Ik zag, dat hij met jou wilde spreken. Dat wil hij altijd. Ik geloof, dat het maar goed is, dat wij morgen naar huis gaan," „Lieve HemelTraat toch zoo dwaas niet. Denk je nu ook maar een oogenblik, dat ik.V" „Neen, ik dacht aan hem, den armen jongen," zei Bee. „Hij zal al ongelukkig ge noeg zijn zonder dat hij er dit nog bij be hoeft te hebben I" Hed was niet onaardig om te hooren, dal zij zoo gevaarlijk werd geacht. Zij trachtte dan nu ook den smachlenden toon van haar geliefde heldinnen aan te nemen. „Wat een verbeelding houdt jij er op nal" teemde zij. „Op mij maakte hij enkel den indruk van een vervelend mensch, die van geen opslaan wist. Als een man er zóó uit ziet, mag hij wel erg voorzichtig zijn met de onderwerpen, die hij aanroert; zoo weinige passen er maar bij zijn kleur." Bee dacht: ,,0, wat kan Schoonheid toch aanmatigend zijn. Zij zou anderen zelis het recht ontzeggen, om een schoonen geest le hebben! Op den middag brak er een onweer los over Godstone en den heelen avond bleef bet niet meerdere of mindere heftigheid regenen. Hilda werd er door bewaard voor het ver velende van zijn gezelschap; want den vol genden ochtend zouden zij al met een vroe gen trein vertrekken, en na bet ontbijt was zij nu een heelen tijd boven om toe te zien op liet pakken van de kolfers. Een paar maal, terwijl zij uit de zitkamer van Bee trippelde met een boek, een naai mandje, of een pakje étiquetjes, kwam hij haar in de gang tegen, en lachte, zij hem toe ir.et den moedigen glimlach van iemand, die ondanks alle vermoeienis nóg haar opgewektheid heeft behouden; maar er was geen aanleiding voor een gesprek. Het was David of over Daisymead al do schaduw van haar vertrek was gevallen. Ilij voelde zich al eenzaam in het vooruitzicht van de leegte, die zij zou achterlaten. Het leek hem nu al een maand, dat hij hier was; en. nu er een eind aan kwam, waren de en kele keeren, dat zij met elkaar in aanraking hadden mogen zijn, hem al even dierbaar of er een innige kameraadschap fusschen hen had beslaan. Zelfs de periode van zijn bedeesdheid en hopeloosheid haddden een teedere bekoring, nu hij er op terugzag. In gedachten verwijlde hij veel in de stad, daar hij onbewust vatte, dat hij zich ner gens zoo verlaten zou gevoelen als in de plaats, waar zij was geweest; maar er zou den nog zware uren voor hem komen vóór hij kon gaan ;eerst de schrijnende uren, dat hij haar missen zou. Hij had zich voorgenomen, haar beiden naar het slation le vergezellen; maar zij scheen dit liever niet te hebben; dus nam hij afscheid van haar in den voortuin, ter- wel een witkiel de bagage op een handwa gen laadde. De hospita en haar dochter waren ook beiden gekomen en op het laatste oogenblik verscheen mr. Kemp .Ilij had een dood vo geltje in de hand; Hilda liet een kreet van meelijden hooren, teen zij het zagBee zweeg. „Och, wal een allerliefst dingl Wat is het voor een vogeltje, nir. Kemp?" „Eep. gewone vlasvink, miss," zei hij. „Lastig goedje anders!" „Een vlasvink? Ik dacht, dat vlasvinken bruin waren; ik wist niet, dat zij ooit zóó aardig konden zijn. 't Is gewoon een aller liefst dingl Zonde en jammer, dat zij niet heelemaal groen zijn I" „Ja, 't is een schitterend ding," gaf mr. Kemp toe, ,.de bruine haalt er niet bij, dat is een feit." Hij veegde zijn handen aan zijn jas af en reikte haar die toon ten afscheid. Maar de groene kan Diet fluiten." De zusters wandelden langzaam op en David volgde het „schiterende" figuurtje met den blik, tot een kromming van den weg hem dit onmogelijk maakte. HOOFDSTUK XX. „Wel, kinderen," zei de professor, „hoe maken jullie het hé? Flink verbrand en }e te goed gedaan.Bee, kindlief, schel eens even, ik heb juist het meisje gezegd, dat zij geen thee zou zetten vóór we belden. Laat ik jullie nu eerst eens even alle twee zien?".Hij keek naar Hilda. „Nu, dat is alvast uitstekend hoort En wat voor nieuws heb jullie?" „O, we maken het best," antwoordde zij. „Ik geloof niet, dal er iets nieuws is; we deden niets. Dat wil zeggen; ik deed niets; en Bee werkte. U hadt ons eens moeten op zoeken,Paps; al was het maar voor een dagje geweest. We verwachtten sleeds een telegram, dal u op komst was." „Ja, dat weet ik, kindje ;dal weel ik; dat heb je mij geschreven. Toen ik je brief las, dacht ik dan ook werkelijk, dat ik gaan zou; ik nam het mij voor. „Weet je wat ik nu doen zal?" dacht ik. ,,lk zal er niets van zeggen en Zaterdag zal ik mijn taschje pakken en ze verrassen!"Maar..., Ilemeltje-Iief, toen da Zaterdag kwam, kon ik niet weg: kind, ik kón niet weg." Zijn biik dwaalde naar zijn andere dochter en bleef weifelend op haar rusten. „Of mis schien was jij het, die mij geschreven hebt, Beo? Nu, één van jullie beiden, dat is dan toch ook hetzelfde." „Natuurlijk; dat is hetzelfde," herhaalde zij; „precies hetzelfde, alle twee verlang den wij naar u." De trekpot kwam nu binnen en er werden een tiental woorden gewisseld, die maak ten dat zij zich weer meer thuis voelden dan iets anders. Het meisje gooide een kopje om, slak er haar wijsvinger in, terwijl zij het weer goed zotte, en vroeg, met heesch gefluister: „Kan ik u even spreken, miss?" Toen de conferentie afgeloopen was, bracht Bee het kopje aan haar vader bij den leuningstoel en dat van Hilda bij de iofa en de professor vroeg op 'een loon, die klonk, of hij er eigenlijk niet zoo heel goed bij was met zijn gedachten: „En heb je studies gemaakt, Bce?" „Ja zeker, vader." „Mooi zool.Veel studies „Wel, zoo veel als ik verlangde or le doen. En met één ben ik nogal ingenomen." „Des te beter." „Is hier iels nieuws, vader?" „in zekeren zin, kind Ja; in zekeren zin. De nieuwe man heeft liet „Theater Royal" overgenomen. Mobsby heeft de slad verla ten; naar ik verneem ia hij naar Notting ham gegaan. Je moet mij nog een beetje sui ker geven; een heel klein slukje, oi do helft van een klont." „De nieuwe man heelt hel theater ovor- genomen," herhaalde Hilda. „Hebt u hem geschreven over de opera?" „Ja, vader?"'vroeg Bee nu ook, terwijl zij naar de suikervaas keek. „Ja, ik heb hem geschreven. Maar ik vrees, dat hij geen lieer is. Ik schreef hém een enkel regeltje, hem vluchtig de zaak meedeelend en hem aanbiedend eens hij hem te komen als hij een uurtje over had, als hij dan maar zei wanneer maar hij;nu, ik kreeg geen antwoord." „Misschien heeft hij den brief niet in han den gekregen, Paps?" „Ik dacht ook, dat dit de reden kon zijn; datzelfde is bij mij opgekomen. Dus schreef ik hem weer; maar Nu, ik vrees, dal hij wel degelijk beide brieven kreeg. Mobsby. antwoordde in ieder gevaldit diene tot zijn eer gezegd. Hij was niet ondernemend, maar hij was ten minste beleefd, bij maakt* excuses, dat hij mijn werk weigerde. (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1924 | | pagina 5