Zonderlinge Kameraden LEiDSCH DAGBLAD7 Vrijdag 20 Juni. Tweede Blqd. Anno 1924. BINNENLAND. vr EERSTE KAMER. TWEEDE KAMER. FEUILLETON. Initiatief-voorstel Van der IWaerden c. s. Ingediend is een wetsvoorstel van den lieer°Van der JVaerden c.s. tot vaststelling van bepalingen, betreffende een onderzoek door de Staatscommissie, ingesteld bijK.B. van U Maart 1920 naar alle vormen van samenwerking tusschen ondernemers of tusschen ondernemers en andere personen cn naar alle vormen van samenstelling van ondernemingen, waardoor invloed kan wor den geoefend of invloed is geoefend op de voortbrenging, de prijsvorming van goede- ron en diensten cn den afzet van goederen en de gevolgen daarvan voor het econo misch leven. Blijkens de memorie van toelichting is de indiening van dit wetsontwerp een uit vloeisel van de houding der Regeering, die geweigerd heeft te bevorderen, dat aan deze Staatscommissie een enquête-recht zou worden verleend. De voorstellers zijn van oordeel, dat zij daarin nog mogen be rusten. Niet alleen, omdat h. i. zonder het verkrij gen van het enquête-recht het belangrijkste onderdeel van het werk van genoemde Staatscommissie niet kan worden verricht maar ook, omdat zij van oordeel zijn, dat de Regeering zich reeds bij de instelling der Staatscommissie moreel gebonden heeft desgevraagd mede te werken tot het ver leunen van het enquete-recht. Derhalve hebben de voorstellers thans een initatief-voorstel ingediend, dat in hoofdzaak ontleend is aan de Crisis Eu- quete-wet 1918, waarin slechts de conside rans en de artikelen 1, 2, 3, 4, 12, 15, 17 en 18 wijzigingen van belang hebben onder gaan. Onderwerp der enquête zijn alle vormen van samenwerking tusschen ondernemers of tusschen ondernemers en andere perso nen en alle vormen van samensmelting van ondernemingen, waardoor invloed kan wor den geoefend of invloed is, geoefend op de voortbrenging, de prijsvorming van goede ren, en de gevolgen daarvan op het econo mische leven. Door het onderwerp der enquête zoo ruim te stellen, wordt voorkomen, dat tal van trustverschijnselen, die van groot be laag zijn voor het economisch leven, aan de aandacht der staatscommissie zou ont snappen. Door de gekozen formuleering vallen niet alleen de eigenlijke trustvcrschijnselen in strikten zin onder de enquête, doch ook al le afspraken, vereenigingen, belangenge meenschappen, opzetcontracten, prijsrege lingen, enz., die tusschen ondernemers of ondernemingen kunnen bestaan en waar door de concurrentie op eenigerlei wijze .wordt uitgeschakeld of verminderd en dit 'op het geliccle terrein der .productie, dit v/oord genomen in den ruimsten zin. Do naam van het te onderzoeken trustver schijnsel zal derhalve geen criterium zijn, cm het tob onderwerp der enquête maken. Niet alleen de samenwerking van onder nemers onderling onverschillig o f zij werkzaam zijn in denzelfden tak of in ver schillende takken van bedrijf zal voor werp der enquête kunnen zijn, doch even eens de samenwerking tusschen bijv. on dernemers en arbeiders, of ondernemers en personen buiten het bedrijfsleven staande Door de formule op te nemen de „samen stelling van ondernemingen" zal het onder zoek zich ook kunnen uitstrekken over die vormen van concentratie, waarbij het zelf standig bestaan van de ondernemingen dusdanig is ingekrompen, dat van eigen lijk gezegde samenwerking niet meer kan worden gesproken. Men dient hierbij ook te denken aan de mogelijkerwijze 'bestaande naa/mlooze vennootschappen, die vroeger bestaande zelfstandige ondernemingen in zich hebben opgenomen. Het enquête-recht wordt aangevraagd voor een onderzoek naar de hierboven ge noemde vormen van samenwerking, voor zoover daardoor invloed kan Worden ge oefend op de voortbrenging, de prijsvor ming van goederen en diensten en den af zet van goederen. Deze ruime omschrijving zal de uitoefe ning van het enquête-recht, in dien om vang als door het ontwèrp wordt voorge- sleld, vrijwaren tegen alle denkbare excep ties, die mochten worden opgeworpen. De opneming der' woorden r,invloed is geoefend" heeft voornamelijk betrekking op de verschillende vormen van samensmel tingen van ondernemingen van min of meer monopolistisch karakter, waarbij do moge lijkheid niet is uitgesloten, dat zij reeds in een vroeger tijdvak invloed op het econo misch leven zullen hebben uitgeoefend, ter wijl juist deze invloed, welke in het verle den plaats had, en thans nog doorwerkt in zijn gevolgen, voor de Staatscommissie aanleiding worden kan voor een in te stel len onderzoek. Het ligt ten slotte in 'de bedoeling, dat de Staatscommissie zich bij haar onderzoek niet zal beperken tot de zuiver Nederland- sche ondernemers-organisaties; zij ook de Nederlandsche afdeelingen van internatio nale trustverschijnselen, voor zoover liet onderzoek daarnaar van belang kan zijn voor het doel, dat de enquête beoogt, in haar werkplan kunnen betrekken. Het doel der enquête zal niet zijn, de onthulling van min of meer serisationeele gebeurtenissen, die zich in het bedrijfsle ven hebben voorgedaan, doch wordt be paald door de motieven, die de Regeering er toe hebben bewogen de Staatscommissie in te stellen, n.l. om te onderzoeken door welke wettelijke middelen de voortbren ging en verdeeling der goederen meer dienstbaar kunnn worden gemaakt aan het algemeen belang. In het wetsontwerp wordt voorgesteld, dat in het algemeen niet te verslagen zelf, doch de zakelijke inhoud er van kan wor den openbaar gemaakt, terwijl hêt boven dien aan het beleid der Regeering cn van de Staatscommissie wordt- overgelaten, wat gepubliceerd zal worden en wat niet. Hierbij is onder meer gedacht aan de geheimhouding van technische fabrieksge heimen, van bedrijfsresultaten, die niet samenhangen met de economische bedrijfs- politiek, en aan de taktiek, die bepaalde ondernemersvereenigingen ten opzichte van de arbeidsvoorwaarden volgen. Do wijze, waarop het onderzoek zal wor den ingesteld, moet. Uit 'den aard der zaak aari de staatscommissie zelve worden over gelaten. Het enquête-bureau zal-» waarschijnlijk uit niet veel meer dan 2 h 3 leidende figu ren behoeven te bestaan. De kosten aan dit bureau verbonden, worden naar de voor stellers mccnen, volkomen gerechtvaar digd door het groote maatschappelijk be lang, dat met het onderzoek wordt gediend. (Vervolg van gisteren). Zonder hoofdelijke stemming wordt aan genomen liet wetsontwerp tot opsporen van delfstoffen. Rijwielbelasting. Aan de orde is hol wetsontwerp tot hef fing ecnèr belasting op rijwielen, De heer WIBAUT (S. D. A. P.) zegt dat we in oen lijd loven, dal hot aangenomen krijgen van belastdngontwerpen niet liet moeilijkste deel is van de laak des minis tère. Er zijn een aantal personen, die genoe gen en gemak van oen rijwiel hebben. Waarom komt dan deze minister niet met oen belasting op voetgangers? Er wordt toch vaak door velen op hun gemak en tot hun genoegen gewandeld. De rechtsgrond voor een belasting op voetgangers zou de zelfde zijn als die van een belasting op rij wielen. De controle op belaste voetgangers is veel gemakkelijker. De voorgestelde be lasting is een zeer slechte. Voor de meesle stadsbewoners is liet rijwiel het eenigc mid del om zich uit de drukkende omgeving te verwijderen eoi zich in dc vrije lucht te be geven. Voor een aantal gezinnen zal dit ge not worden ontnomen oi beperkt. Spr. vraagt stemming over hel ontwerp. Den heer WESTERDIJK (V. Dis deze belasting nog onsympathieker dan de lliee- beiasling, omdat het rijwiel niet te rempla- coeren is. De meeste veldarbeiders kunnen liet rijwiel niet missen. Spr. zou legen deze belasting stemmen ai3 hij niet alle midde len wilde aangrijpen om den minister te steunen in zijn pogen hel budget sluitend te maken. De Minister van Financiën, de lieer CO- LIJN, verdedigt liet ontwerp. Nadat men de laatste jaren liet bel as- tingveld heeft afgejaagd, spreekt het van zelf, dat het aantal objecten, die nog Belast kunnen worden, is verminderd. Men heelt gevraagd, waarom de automobielbeiasting niet werd verhoogd, doch deze is al zeer lioog .Een automobiel van 15,000 gulden wordt in de verschillende sleden belast met 12 h 1100 gulden, een middensoort met 5 1 000 gulden. Van verhooging dezer be- lasling zijn geen resultaten voor de" schat kist te wachten. Het wetsontwerp wordt hierna aangeno men met 23 slemrr.en tegen 8, die der so- ciaal-democralen, Waarborg Gouden en Zilveren werken. Aan de orde is het wetsontwerp, houden de nadere bepalingen omtrent'den waar borg en de belasting der gouden en zilveren werken. De heer HAAZEVOET (R. IC.) zegl, dat deze belasting de Nederlandsche goud industrie len gronde brengt, mede als ge volg van de practijken van het Departement van Financiën. Hij betreurt, dat de Minister zijn naam aan dit oniwerp geeft. Hel zal verarming van den fabrikant en grooiere werkeloosheid ten gevolge hebben. De Minister van Financiën, de heer CO- LIJN', zegt, dat liet publiek bij inkoop van gouden en zilveren voorwerpen het gehalte- merk vraagt. Dit merk kan echter alleen worden aangebracht op inlandsche produc ten. Voor 10 pCt. voorziet de Nederlandsche industrie slechls in de behoefte aan goud. Voor een waarde van 2 miilioen gouden ar tikelen wordt jaarlijks gesmokkeld. Nu kan langs regelmatigen weg ook dit builenland- schc goud het waarhorgmerk krijgen volgens dit ontwerp, mits het invoerrecht wordt be taald Dit wetsontwerp brengt dus een ver betering vaa den beslaanden loesland en geld voor de schatkist. 'Het wetsontwerp wordt na repliek van den heer Haazevóet aangenomen met 29 stemmen tegen 1, die van den lieer Ilaaae- voct. Surinamebegrooting. Aan de orde is de b'egrooling van Suri name voor 192i. De heer VAN KOL (S. D.) zegt, dat Neder land niet in staal is Suriname financieel voldoende te steunen en er is ook geen kijk op, dat dit in de toekomst mogelijk zal zijn. Dit concludeert spreker uit lal van offi- cieele rapporten. Echter is dit in flagranien tegenspraak mei walde Minister zegt in zijn memorie van antwoord, nl. dat de regeering niet machteloos slaat om de noodige hulp te bieden. Reeds 25 jaren lang heeit spr. er op gewezen, dat Nederland aan Suriname het noödige onthoudt on thans is dit erger dan ooit. In Suriname zijn duizenden werkeloozen en men doet niets om voor deze menschen werk te zoeken. De lieer v. Kol dringt aan op regeling der grenskwestie tusschen Nederlandsch en Brilsch-Guinee. De tijd dringt en de gelegen heid is gunslig, nu aan het hoofd der Engel- sche regeering een rondborstig man slaat, die een goeden roep geniet. Gewonscht is een onderzoek door deskundigen in te stel len naar de verhouding der Boschnegers lot de Nederlandsche regeering. Ondanks alle l treurzangen, die ons uit Suriname bereiken, wordt niets gedaan om de nooden ie lenigen, Als Nederland geen voldoende geld wil be- scldkbaar stellen, waarom wordt het dan niet onder de hoede van het mandatenslel- sei van den Volkenbond gebracht? De be volking zou gelukkig ie prijzen zijn als zij onder Amerilcaansch bewind kwam. De heor IDENBÜBG (A.-R.) komt op tegen de voorstelling, dat Nederland steeds onverschillig zou zijn geweest ten aanzien van dit deel van zijn gebied. Nederland heeft voet voor Suriname gedaan. Het sub sidie stijgt jaarlijks. Ondanks dit is de toe stand er ongunstig. Toob mag men van do toekomst van Suriname wel iets goeds ver wachten met het oog op de regelmatigheid der seizoenen en den landbouw. Deze ge ven groote bedrijfszekerheid en maken een continueer end bedrijf mogelijk. De heer Idenbuig vraagt financieelen steun voor de scholen der Broedergemeen te, wier finanoicelc toestand steeds erger wordt. De Minister overwoog vrije over tocht voor onderwijzers en hun pensionee ring, doch spr. wensoht deze periode van overweging over te doen gaan in een pe riode van vervulling. De heer DE JONGE (S.-D.) vraagt her ziening van de bepalingen van het octrooi der Surinaamschc Bank', nu dit petrood staat vernieuwd te worden. Als er sprake is van eenige eoohomisohe opbloei in Suri name (de invoer is afgenomen, de produc tie gestegen), dan is dat niet aan de mede werking van het gouvernement te danken, dook ook de zioh opwerking van de bevol king. De toestand vraagt om ontplooiing. De kleine landbouw dient te worden uit gebreid de afzetgelegenheid verruimd. De Creolen moeten tot den landbouw worden aangetrokken. In Coronie is bewezen, dat zij zich zeer wel in den landbouw kunnen thuis gevoelen. Het moet hun aantrekkelijk gemaakt worden 'door verschaffing vaa grond cn gereedschap. De oprichting van landbouwondernemingen in Suriname mag niet afhankelijk zijn van de belangstelling van het grootkapitaal. De regeering kan hier steunend en regelend optreden. Zij is in dit opzicht nalatig en blijft dit. Minister DE GR.AAFF is het eens roéi den heer De Jonge, 'dat er eenigc ontplooi ing in Suriname plaats heeft. De toestand van deze kolonie is sleoht, doch die van bet eigen laad is ook niet rooskleurig. Do regeering stelt per hoofd alleen voor de medische verzorging 8 gulden besohikbaar. Men mag in dit opdicht dus 'de regeering niet beschuldigen van nalatigheid. Een Onderzoek naar de gesteldheid der Bosoh- negegs, of zij tc beschouwen zijn als bond- genooten dan wel ais onderdanen, vindt spr. nutteloos. Zoo'n onderzoek kan van historisoh, niet van practise!» belang zijn. Een aanleiding om over de grensregeling thans in onderhandeling te treden met de Britschc regeering ziet spr. evenmin. De kleine landbouw is zeer belangrijk, doch dient 'door den grooten landbouw ge rugsteund te worden. Aan versohaffing op gioote schaal van de moderne landbouw werktuigen valt natuurlijk niet tc donken. Wat. in hot algemeen de kleine landbouw goworden is, is in hoofdzaak to danken aan hot bestuur en de regeeringen hier te lande. Aan de opmerking van den heer De Jonge omtrent de Surinaamschc Bank zal 'de regeoring aandaoht schenken wanneer het octrooi wordt herzien. Op voorstel van den "Voorzitter wordt het wetsontwerp beschouwd als to zijn aangenomen. De vergadering wordt gesohorat" tot heden (Zitting van gisteren). Enquête-recht. De beer. v. d. WAERDEN (S.-D.) dient een wetsontwerp in, waarvan de strekking is hefc enquête-recht toe te kennen aan do Staatscommissie voor da socialisatie. Statuten „De Dageraad". Aan do orde is de interpellatie-Boon in zake de weigering tot goedkeuring der Sta tuten van Do Dageraad. Daaifcij zijn te vens aan de orde de motie Boon, luidende: De Kamer, van oordeel, dat de weigering tot goedkeuring van de wijziging der Statuten der Vereeniging de Dageraad geen steun vindt in een juis tc uitlegging der wet van 22 April 1855, ga-at over tot de orde van den dag. cn de motie-Ge Aard, luidende: De Kamer, van oordeel, dat de weigering van de goedkeuring dor wijziging van do Statuten van de Vereeniging de Dageraad to Am sterdam ten onrechte is gesohied op gron den, ontleend aan een beoordceling van de veronderstelde geestesrichting der aan vragers dat daarmede ingeluid is de opheffing van de bij de Grondwet gewaarborgde vrij heid van gedachte en gedachte ui ting dat inzonderheid de nadore mondelinge motiveering van de weigering dus een aan merkelijk deel der burgerij als ton ernstige miskenning van haar gewetensovertuiging zal worden gevoeld; gaat over tot de orde van den dag. De heer MAR CHANT (V.-D.) vraagt hot. de positie der Vereeniging is geworden iru zij de statuten handhaaft, gelijk zij niet zijn goedgekeurd, want de vereeniging is een verboden vereeniging geworden. Is strafvervolging niet noodig en urgent? Zonder deze is 'do Minister in een hache lijke positie', als hij dit overlaat aan het parket. Als dat niet vervolgt, staat de Mi nister zeer zwak. Spr. hoopt dus, dat de Minister een strafvervolging zal instellen. Spr. deelt overigens niet bet standpunt' van den Minister; diens rede van gisteren heeft hij niet kunnen doorgronden. Die rede was allesbehalve een klare uiteenzetting van staatkundig beleid en van dc wet vaa 1855. De Minister en de Dageraad gaan 'u wedstrijd aan in sofiat-iek, want reëel be lang had de wijziging niet. Spr.'s inzicht' is dit dat vóórop stond, dat de statuten afgewezen moesten worden. Het gaat niet tegen het atheïsme, niet tegen de uiting daarvan, zegt de Minister. De agnostioua die niet positief de goddelijke normen onk kent, krijgt bescherming van den Minis ter, maar de positieve atheïst niet. Waar blijft de Regeering met de keuring der geesten in Indië? Het onderscheid tusschen de beide re dacties der Statuten kan spr. niet begrij-» pen. Hij begrijpt niet waar eigenlijk het verschil ligt, dat de houding der Regeering rechtvaardigt. Het streven naar 'de volle dige ontwikkeling der monsehelijke per soonlijkheid 6obijnt het bezwaar te zijn', vooral het- woord volledig. Do Minister mag de statuten niet toetsen aan zijn eigen beginselen, die alleen recht van bestaan zouden hebben. De Minister raag niet vra gen of een atheïst een geweten heeft. Dat beduidt trouwens niets, want heb hangt er van af of iemand vaak in strijd handelt met zijn geweten. Aanmatiging, domme bcleediging is het te vragen of iemand een' geweten heeft of niet. Van die vraag hoeft? oen Minister af te blijven. Een groot deel van het volk voelt dat beduimelen van zijn' ziclolcven als een beleediging. Een Minis ter is geon willekeurig moralist. Het pro fijt van de gewone gratie moet deze Mi nister met dezelfde welwillendheid toeken nen aan zijn roomsclic vrienden als aaö Idc leden der linkerzijde. In dit gansche geval is gebleken dat men do rechterzijde een injectie wil geven om" dat zij bezig is te verloopen. Straks zal do heer Schokking het slotwoord spreken en zich riohtcn tot zijn Katholieke vrienden, om t-e betoagen dab men rechts één is itt vriendschap ondanks alle vijandschap. On derwijl gaan zijn geestverwanten in Amster-» dam huis aan huis, om pamfletten uit Ic deelen waarin Rome als de groote vijand wordt uitgemaakt. De heer SOHOKKING (C.-H.)Bewijs dat I Do heer MAItOHANT (V.-DIk zal de pamfletten geven. Ia de verkiezingsdagen zal weer gepropageerd worden dat niemand der linkerzijde zich tegen dat afschuwelijke ahteïsme heeft verzet en dat dit het beste bewijs is voor de noodzakelijkheid eener eensgezinde rechterzijde. Het is alléén te doen om de macht te behouden en daar-» aan wordt alles opgeofferd. Do heer KERSTEN (Ger. Staafck. Partij) meent dat de overheid Gods dienaresse is en dat dus de consequentie meebrengt dat dc Regeering nog v^rdor gaat dan zij ging. Hij is hot dus niet eens met den Minister dat deze zich niet tegen bet atheïsme ver zet. Dat moet hij wel doen, meent spr. De Minister moet alles doen om de eere Gods tc beschermen en dus de vereeniging De Dageraad te bestrijden. Do heer VAN SCHAIK (R.-K.) zegt, dat van weigering van erkenning geen sprako is geweest want dan had zulks bij Kon. besluit moeten zijn uitgesproken. De vraag is of doze vereeniging een doel heeft dat dc goede zeden aanrandt. De Minister meent van wel en spr. is het daarmede eens. Het atheïstische denken is voor spr. in strijd met de goede zeden. De godser kenning is een zedelijk goed cn de ont kenning dus in strijd, daarmede. Het alheïs- Kaar 't Engelsch van LEONARD MERRICK. Geautoriseerde vertaling van Mej. E. II. 12) „Er zijn niet veoi vrouwen, die een der gelijk gedrag zouden vergeven; dat kan ik ie wel beluigen,' zei zn norse.li. Zij hield Haar voel uit en hij begon haar schoen vast Ie knoopen. „Hoe weet ik nu, of je je woord toit houden." „Vertrouw mij." smachtte hij „Wees goed op mij Waarlijk, vertrouw mij!" Zij lag achterover g-'ieund in haar sloel, ronder antwoord le geven; haar aardig ge zichtje stond nog onverzettelijk. Hij Ifok "aar schoenen uit. „Wees goed voor mij!" smeekte hij. ..Top, wees goed op mij!" Hij overdekte haar Maat met kussen en vleide.... tot zij ten laalsle zei, dat zij hern vergaf. HOOFDSTUK VI. Maar het lag niet in haar naluur, om de oplettendheden, die haar bewezen werdc-n, j"ot aan te nomen en dan niet tegelijk te Wonen, dat zij hel we! aardig vond, en het 'aS niel in Je natuur van den man, die haar t°o licihad, om zich aan zijn woord te hou- O'n en ve. Jriagzaam le zijn. Eer hel een "(jaar verder was, waren er al een half oa'jn van die scènes voorgevallen, rolovf V"or nos 'w"tïer uf; de verzoening n'e' 200 8auw; maar het verloop van m was sloods heizelfde, zij flirlle, hij o'd haar uil, en dan kroop hij voor haar -tol haar wrok.bedaard was. En die gewaar wording van hoe ver zij hem wel kon doen kruipen, wekte in haar een barbaarsch in- slincl. Ofschoon haar fouten het gevolg wa ren van zwakheid en niel van kracht, had den dergelijke macliisprocven iels opwin dends voor haar, en dikwijls hield zij zich maar zoo hard enkel om het genot er van te hebben, hem vernederd le zien. Eens grief de zij iiem zelfs diep, om geen andere reden dan om haar lust le voldoen. Zij waren te ruggekeerd van een concert en om den man die zoo kersversch van zijn triomf kwam, zich voor haar zoo schandelijk te zien ver nederen, bezorgde haar al een min soort genot. Zij hadden een huis genomen in Hamp- sleadeen huis, met een ruimen tflin en de noodige stalling. Behalve aan de studeer kamer met den kalen parketvloer en de on- gesloiieerde vensiers en die niets bevatte dan de piano en twee stoelen, had zij haar hart opgehaald aan de overige vertrekken, waar zij ieder hoekje volpropte. Zij schreef aan haar moeder vol (rois, dat „er geen goedkoop ding (e vinden was in heel het huis," Evenzeer naar waarheid had zij er kunnen bijvoegen, dal er geen siuk mooi was. Zij en Lee hadden een punt gemeen, beiden waren zij zeer praalziek en hij vond zijn omgeving nog maar niet vertoonma- kend genoeg, om te kunnen zien den schat van geld, die er aan besleed werd. En zij had een zeslal gedienstigen; Het slielkind van den lenorzanger werd nu naar „the Ileath" gereden in den fijnslcn op schik, door een volslagen „nurse." Bij haar bedienden wekte mrs. Lee minder sympa thie, dan bij de mannen, die haar echtge noot zijn „vrienden" noemde; zij keken op haar neer, omdat zij dien zwarte getrouwd iiad, terwijl zij hem als hun heer veel meer onizagen dan haar als hun „mevrouw." Instinctief begreep zij dit en niel zelden kwam het voor op „the Woodland," dat een van de meisjes ontslagen werd, omdal zij „niet eerbiedig genoeg was geweest in haar optreden." Het was immers ook niet waar schijnlijk, dat zij het noodig zouden aohlen veel eerbied le toonen voor de dochter van een hospita en de vrouw van een neger. Een paar vrouwen, die zij ontmoette, sche nen een andere opvalling van haar positie te hebben dan de mannen er nu eenmaal op nahielden. Zij vond het gezelschap van vrouwen veelal ergerlijk, na haar huwelijk. Er waren van den beginne af al dadelijk enkele pijnlijke voorvallen; maar zij wist, dat jaloersche menschen altijd minachting toonen, en de voordeelen waren talloos, hield zij zich dan maar weer voor. ■Het was dus enkel, dat zij er tegen opzag, wat haar nog boven hel hoofd hing; anders zou zij zich in die houding van de vrouwen wel geschikt hebben met de gedachte,"dal zij precies heizelfde zouden gedaan hebben, als zij maar in de gelegenheid waren ge weest. Haar werkelijke vernedering kwam irrden vorm van een baby. Het was een kleine, geel-gelinie baby, die in het eerst geen levensvatbaarheid scheen te hebben. Dit hoorde zij pas enkele dagen later en toen het haar verteld werd, sloot zij de oogen uit vrees, dat die haar gedachten zouden verra den. Het was een kleine, geel-gelinte baby, dien zij met afkeer ais den hare beschouw de, en loen zij hem haar in de armen leg den, ging er een rilling over haar lichaam bij die aanraking. De vreugde van Lee wekte haar toorn. Zij haatte hem, als hij glimlachend over het kussen hingwerd woedend door wat zij voor ongevoeligltcid hield, als hij dacht, dat zij blij zou zijn. Hij was verrukt; het kind was van haar cn van hem. Na verloop van enkele maanden had hij meer van haar verlangd dan alleen maar als haar echtgenoot aangenomen le zijn, en nu voortaan moesten zij het eens zijn, vond hij. Zij was niet langer meer de ïouvercine, die goedkeurde; zij was de moeder van zijn zoon. Die misvatting duurde echter slechls kort en het was zijn eigen kind, dat den man openbaarde, hoe zijn huwelijk een dwaasheid was geweest. Toen hij zag, dat zij zich schaamde over haar moederschap, schaamde hij zich over zijn hartstocht; het was haar verachting voor haar baby, waar uit hem bleek hoezeer hijzelf werd veracht. Want haar vernedering sleet niet uit en ofschoon zij haar best deed het gevoelen ie verbergen, wist heel het huishouden toch, dat het haar altijd overwinning kostte het kind aan le raken. Zij was vernederd, met iederen keer, dat zij hem zag. Al die ver sieringen van kantjes en lintjes waren haar pijnlijk. Als de baby naar huiten gedragen werd, kromp zij ineen bij de opmerkingen, die zij wis!, dat de buren aan hun vensiers zouden maken. Telkens als zij zich over de kamer- wieg heenboog, leek het gezichtje haar zwarter en belachelijker. Hij werd David gedoopi. Dil had Lee zoo gewenscht en haar kon het niet schelen. Lee bracht hem zijn eerste siuk speelgoed cn ging altijd na of 't niet tochtte in de ka mers, waar het kind verbleef, Tot hem wendde ook de zuster zich, als zij dure uil gaven had voor te slaan. Ownies liefde voor den anderen kleinen jongen was tot nog toe heel kalm geweest. maar geprikkeld door jaloezie als, zij nu wprd kreeg zij buien van groote leeder- lif id, niet anders dan uilingen van wrok. Oisclioon hij altijd even vriendelijk en gut bleef tegenover haar zoontje, noemde zij hem, in zichzelvcn, dien armen kleinen Vivian, en een giebelende dienstbode, die juisl gesnapt werd, toen zij de opmerking liet hooren, dat „de neus van liet kind niet precies den vorm had van dien van zijn vader," kreeg op staanden voet haar ontslag. Het in haar oog afzichtelijke van den bahy nam loe naarmate hij groeide. De huid werd steeds donkerder, enkel de palmen van dc handjes en de zolen van de kleine, platle vodjes hielden de geelachtige lint. I)e uit slaande neusgaten werden slceds wijder, do uitpuilende lippen en uitstekende jukbeen deren kregen meer en meer het neger-type. Vivian had de gelaatskleur van een per zik en zijn hoofdje was gekroond met alle maal zijde-achtige krulletjes, die om een slok werden gewonden. Davids gèzichljo kreeg de kleur van een mispel en zijn haar dreigde al even kroezig te worden ais dat van zijn vader. Zelfs voor een mulat was hij niet gunstig bedeeld van uiterlijk, en dn mulat er. zijn stielbroertje vertoonden een eigenaardig contrast, als zij daar tegenover elkaar in den kinderwagen zaten. Niet zel den hielden vreemden de nurse op straal slaande, om haar vragen te slellen, die zij dan gewoonlijk aan mevrouw overbracht. Vivian was Rink cn kon soms laslig zijn. David was leer cn de dienstmeisjes konden niet anders van hem getuigen dan dal hij een heel geduldige baby was. (Wordt vervolgd)'.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1924 | | pagina 5