Zonderlinge Kameraden
LEiDSCH DAGBLAD7 Vrijdag 20 Juni.
Tweede Blqd. Anno 1924.
BINNENLAND. vr
EERSTE KAMER.
TWEEDE KAMER.
FEUILLETON.
Initiatief-voorstel Van der IWaerden c. s.
Ingediend is een wetsvoorstel van den
lieer°Van der JVaerden c.s. tot vaststelling
van bepalingen, betreffende een onderzoek
door de Staatscommissie, ingesteld bijK.B.
van U Maart 1920 naar alle vormen van
samenwerking tusschen ondernemers of
tusschen ondernemers en andere personen
cn naar alle vormen van samenstelling van
ondernemingen, waardoor invloed kan wor
den geoefend of invloed is geoefend op de
voortbrenging, de prijsvorming van goede-
ron en diensten cn den afzet van goederen
en de gevolgen daarvan voor het econo
misch leven.
Blijkens de memorie van toelichting is
de indiening van dit wetsontwerp een uit
vloeisel van de houding der Regeering,
die geweigerd heeft te bevorderen, dat aan
deze Staatscommissie een enquête-recht
zou worden verleend. De voorstellers zijn
van oordeel, dat zij daarin nog mogen be
rusten.
Niet alleen, omdat h. i. zonder het verkrij
gen van het enquête-recht het belangrijkste
onderdeel van het werk van genoemde
Staatscommissie niet kan worden verricht
maar ook, omdat zij van oordeel zijn, dat
de Regeering zich reeds bij de instelling
der Staatscommissie moreel gebonden heeft
desgevraagd mede te werken tot het ver
leunen van het enquete-recht.
Derhalve hebben de voorstellers thans
een initatief-voorstel ingediend, dat in
hoofdzaak ontleend is aan de Crisis Eu-
quete-wet 1918, waarin slechts de conside
rans en de artikelen 1, 2, 3, 4, 12, 15, 17 en
18 wijzigingen van belang hebben onder
gaan.
Onderwerp der enquête zijn alle vormen
van samenwerking tusschen ondernemers
of tusschen ondernemers en andere perso
nen en alle vormen van samensmelting van
ondernemingen, waardoor invloed kan wor
den geoefend of invloed is, geoefend op de
voortbrenging, de prijsvorming van goede
ren, en de gevolgen daarvan op het econo
mische leven.
Door het onderwerp der enquête zoo
ruim te stellen, wordt voorkomen, dat tal
van trustverschijnselen, die van groot be
laag zijn voor het economisch leven, aan
de aandacht der staatscommissie zou ont
snappen.
Door de gekozen formuleering vallen niet
alleen de eigenlijke trustvcrschijnselen in
strikten zin onder de enquête, doch ook al
le afspraken, vereenigingen, belangenge
meenschappen, opzetcontracten, prijsrege
lingen, enz., die tusschen ondernemers of
ondernemingen kunnen bestaan en waar
door de concurrentie op eenigerlei wijze
.wordt uitgeschakeld of verminderd en dit
'op het geliccle terrein der .productie, dit
v/oord genomen in den ruimsten zin. Do
naam van het te onderzoeken trustver
schijnsel zal derhalve geen criterium zijn,
cm het tob onderwerp der enquête maken.
Niet alleen de samenwerking van onder
nemers onderling onverschillig o f zij
werkzaam zijn in denzelfden tak of in ver
schillende takken van bedrijf zal voor
werp der enquête kunnen zijn, doch even
eens de samenwerking tusschen bijv. on
dernemers en arbeiders, of ondernemers
en personen buiten het bedrijfsleven
staande
Door de formule op te nemen de „samen
stelling van ondernemingen" zal het onder
zoek zich ook kunnen uitstrekken over die
vormen van concentratie, waarbij het zelf
standig bestaan van de ondernemingen
dusdanig is ingekrompen, dat van eigen
lijk gezegde samenwerking niet meer kan
worden gesproken. Men dient hierbij ook te
denken aan de mogelijkerwijze 'bestaande
naa/mlooze vennootschappen, die vroeger
bestaande zelfstandige ondernemingen in
zich hebben opgenomen.
Het enquête-recht wordt aangevraagd
voor een onderzoek naar de hierboven ge
noemde vormen van samenwerking, voor
zoover daardoor invloed kan Worden ge
oefend op de voortbrenging, de prijsvor
ming van goederen en diensten en den af
zet van goederen.
Deze ruime omschrijving zal de uitoefe
ning van het enquête-recht, in dien om
vang als door het ontwèrp wordt voorge-
sleld, vrijwaren tegen alle denkbare excep
ties, die mochten worden opgeworpen.
De opneming der' woorden r,invloed is
geoefend" heeft voornamelijk betrekking
op de verschillende vormen van samensmel
tingen van ondernemingen van min of meer
monopolistisch karakter, waarbij do moge
lijkheid niet is uitgesloten, dat zij reeds in
een vroeger tijdvak invloed op het econo
misch leven zullen hebben uitgeoefend, ter
wijl juist deze invloed, welke in het verle
den plaats had, en thans nog doorwerkt in
zijn gevolgen, voor de Staatscommissie
aanleiding worden kan voor een in te stel
len onderzoek.
Het ligt ten slotte in 'de bedoeling, dat
de Staatscommissie zich bij haar onderzoek
niet zal beperken tot de zuiver Nederland-
sche ondernemers-organisaties; zij ook de
Nederlandsche afdeelingen van internatio
nale trustverschijnselen, voor zoover liet
onderzoek daarnaar van belang kan zijn
voor het doel, dat de enquête beoogt, in
haar werkplan kunnen betrekken.
Het doel der enquête zal niet zijn, de
onthulling van min of meer serisationeele
gebeurtenissen, die zich in het bedrijfsle
ven hebben voorgedaan, doch wordt be
paald door de motieven, die de Regeering
er toe hebben bewogen de Staatscommissie
in te stellen, n.l. om te onderzoeken door
welke wettelijke middelen de voortbren
ging en verdeeling der goederen meer
dienstbaar kunnn worden gemaakt aan het
algemeen belang.
In het wetsontwerp wordt voorgesteld,
dat in het algemeen niet te verslagen zelf,
doch de zakelijke inhoud er van kan wor
den openbaar gemaakt, terwijl hêt boven
dien aan het beleid der Regeering cn van
de Staatscommissie wordt- overgelaten, wat
gepubliceerd zal worden en wat niet.
Hierbij is onder meer gedacht aan de
geheimhouding van technische fabrieksge
heimen, van bedrijfsresultaten, die niet
samenhangen met de economische bedrijfs-
politiek, en aan de taktiek, die bepaalde
ondernemersvereenigingen ten opzichte
van de arbeidsvoorwaarden volgen.
Do wijze, waarop het onderzoek zal wor
den ingesteld, moet. Uit 'den aard der zaak
aari de staatscommissie zelve worden over
gelaten.
Het enquête-bureau zal-» waarschijnlijk
uit niet veel meer dan 2 h 3 leidende figu
ren behoeven te bestaan. De kosten aan dit
bureau verbonden, worden naar de voor
stellers mccnen, volkomen gerechtvaar
digd door het groote maatschappelijk be
lang, dat met het onderzoek wordt gediend.
(Vervolg van gisteren).
Zonder hoofdelijke stemming wordt aan
genomen liet wetsontwerp tot opsporen van
delfstoffen.
Rijwielbelasting.
Aan de orde is hol wetsontwerp tot hef
fing ecnèr belasting op rijwielen,
De heer WIBAUT (S. D. A. P.) zegt dat
we in oen lijd loven, dal hot aangenomen
krijgen van belastdngontwerpen niet liet
moeilijkste deel is van de laak des minis
tère. Er zijn een aantal personen, die genoe
gen en gemak van oen rijwiel hebben.
Waarom komt dan deze minister niet met
oen belasting op voetgangers? Er wordt
toch vaak door velen op hun gemak en tot
hun genoegen gewandeld. De rechtsgrond
voor een belasting op voetgangers zou de
zelfde zijn als die van een belasting op rij
wielen. De controle op belaste voetgangers
is veel gemakkelijker. De voorgestelde be
lasting is een zeer slechte. Voor de meesle
stadsbewoners is liet rijwiel het eenigc mid
del om zich uit de drukkende omgeving te
verwijderen eoi zich in dc vrije lucht te be
geven. Voor een aantal gezinnen zal dit ge
not worden ontnomen oi beperkt. Spr.
vraagt stemming over hel ontwerp.
Den heer WESTERDIJK (V. Dis deze
belasting nog onsympathieker dan de lliee-
beiasling, omdat het rijwiel niet te rempla-
coeren is. De meeste veldarbeiders kunnen
liet rijwiel niet missen. Spr. zou legen deze
belasting stemmen ai3 hij niet alle midde
len wilde aangrijpen om den minister te
steunen in zijn pogen hel budget sluitend te
maken.
De Minister van Financiën, de lieer CO-
LIJN, verdedigt liet ontwerp.
Nadat men de laatste jaren liet bel as-
tingveld heeft afgejaagd, spreekt het van
zelf, dat het aantal objecten, die nog Belast
kunnen worden, is verminderd. Men heelt
gevraagd, waarom de automobielbeiasting
niet werd verhoogd, doch deze is al zeer
lioog .Een automobiel van 15,000 gulden
wordt in de verschillende sleden belast met
12 h 1100 gulden, een middensoort met
5 1 000 gulden. Van verhooging dezer be-
lasling zijn geen resultaten voor de" schat
kist te wachten.
Het wetsontwerp wordt hierna aangeno
men met 23 slemrr.en tegen 8, die der so-
ciaal-democralen,
Waarborg Gouden en Zilveren werken.
Aan de orde is het wetsontwerp, houden
de nadere bepalingen omtrent'den waar
borg en de belasting der gouden en zilveren
werken.
De heer HAAZEVOET (R. IC.) zegl, dat
deze belasting de Nederlandsche goud
industrie len gronde brengt, mede als ge
volg van de practijken van het Departement
van Financiën. Hij betreurt, dat de Minister
zijn naam aan dit oniwerp geeft. Hel zal
verarming van den fabrikant en grooiere
werkeloosheid ten gevolge hebben.
De Minister van Financiën, de heer CO-
LIJN', zegt, dat liet publiek bij inkoop van
gouden en zilveren voorwerpen het gehalte-
merk vraagt. Dit merk kan echter alleen
worden aangebracht op inlandsche produc
ten. Voor 10 pCt. voorziet de Nederlandsche
industrie slechls in de behoefte aan goud.
Voor een waarde van 2 miilioen gouden ar
tikelen wordt jaarlijks gesmokkeld. Nu kan
langs regelmatigen weg ook dit builenland-
schc goud het waarhorgmerk krijgen volgens
dit ontwerp, mits het invoerrecht wordt be
taald Dit wetsontwerp brengt dus een ver
betering vaa den beslaanden loesland en
geld voor de schatkist.
'Het wetsontwerp wordt na repliek van
den heer Haazevóet aangenomen met 29
stemmen tegen 1, die van den lieer Ilaaae-
voct.
Surinamebegrooting.
Aan de orde is de b'egrooling van Suri
name voor 192i.
De heer VAN KOL (S. D.) zegt, dat Neder
land niet in staal is Suriname financieel
voldoende te steunen en er is ook geen kijk
op, dat dit in de toekomst mogelijk zal zijn.
Dit concludeert spreker uit lal van offi-
cieele rapporten. Echter is dit in flagranien
tegenspraak mei walde Minister zegt in zijn
memorie van antwoord, nl. dat de regeering
niet machteloos slaat om de noodige hulp te
bieden. Reeds 25 jaren lang heeit spr. er op
gewezen, dat Nederland aan Suriname het
noödige onthoudt on thans is dit erger
dan ooit.
In Suriname zijn duizenden werkeloozen
en men doet niets om voor deze menschen
werk te zoeken.
De lieer v. Kol dringt aan op regeling der
grenskwestie tusschen Nederlandsch en
Brilsch-Guinee. De tijd dringt en de gelegen
heid is gunslig, nu aan het hoofd der Engel-
sche regeering een rondborstig man slaat,
die een goeden roep geniet. Gewonscht is
een onderzoek door deskundigen in te stel
len naar de verhouding der Boschnegers lot
de Nederlandsche regeering. Ondanks alle
l treurzangen, die ons uit Suriname bereiken,
wordt niets gedaan om de nooden ie lenigen,
Als Nederland geen voldoende geld wil be-
scldkbaar stellen, waarom wordt het dan
niet onder de hoede van het mandatenslel-
sei van den Volkenbond gebracht? De be
volking zou gelukkig ie prijzen zijn als zij
onder Amerilcaansch bewind kwam.
De heor IDENBÜBG (A.-R.) komt op
tegen de voorstelling, dat Nederland steeds
onverschillig zou zijn geweest ten aanzien
van dit deel van zijn gebied. Nederland
heeft voet voor Suriname gedaan. Het sub
sidie stijgt jaarlijks. Ondanks dit is de toe
stand er ongunstig. Toob mag men van do
toekomst van Suriname wel iets goeds ver
wachten met het oog op de regelmatigheid
der seizoenen en den landbouw. Deze ge
ven groote bedrijfszekerheid en maken een
continueer end bedrijf mogelijk.
De heer Idenbuig vraagt financieelen
steun voor de scholen der Broedergemeen
te, wier finanoicelc toestand steeds erger
wordt. De Minister overwoog vrije over
tocht voor onderwijzers en hun pensionee
ring, doch spr. wensoht deze periode van
overweging over te doen gaan in een pe
riode van vervulling.
De heer DE JONGE (S.-D.) vraagt her
ziening van de bepalingen van het octrooi
der Surinaamschc Bank', nu dit petrood
staat vernieuwd te worden. Als er sprake
is van eenige eoohomisohe opbloei in Suri
name (de invoer is afgenomen, de produc
tie gestegen), dan is dat niet aan de mede
werking van het gouvernement te danken,
dook ook de zioh opwerking van de bevol
king. De toestand vraagt om ontplooiing.
De kleine landbouw dient te worden uit
gebreid de afzetgelegenheid verruimd. De
Creolen moeten tot den landbouw worden
aangetrokken. In Coronie is bewezen, dat
zij zich zeer wel in den landbouw kunnen
thuis gevoelen. Het moet hun aantrekkelijk
gemaakt worden 'door verschaffing vaa
grond cn gereedschap. De oprichting van
landbouwondernemingen in Suriname mag
niet afhankelijk zijn van de belangstelling
van het grootkapitaal. De regeering kan
hier steunend en regelend optreden. Zij
is in dit opzicht nalatig en blijft dit.
Minister DE GR.AAFF is het eens roéi
den heer De Jonge, 'dat er eenigc ontplooi
ing in Suriname plaats heeft. De toestand
van deze kolonie is sleoht, doch die van
bet eigen laad is ook niet rooskleurig. Do
regeering stelt per hoofd alleen voor de
medische verzorging 8 gulden besohikbaar.
Men mag in dit opdicht dus 'de regeering
niet beschuldigen van nalatigheid. Een
Onderzoek naar de gesteldheid der Bosoh-
negegs, of zij tc beschouwen zijn als bond-
genooten dan wel ais onderdanen, vindt
spr. nutteloos. Zoo'n onderzoek kan van
historisoh, niet van practise!» belang zijn.
Een aanleiding om over de grensregeling
thans in onderhandeling te treden met de
Britschc regeering ziet spr. evenmin.
De kleine landbouw is zeer belangrijk,
doch dient 'door den grooten landbouw ge
rugsteund te worden. Aan versohaffing op
gioote schaal van de moderne landbouw
werktuigen valt natuurlijk niet tc donken.
Wat. in hot algemeen de kleine landbouw
goworden is, is in hoofdzaak to danken aan
hot bestuur en de regeeringen hier te lande.
Aan de opmerking van den heer De
Jonge omtrent de Surinaamschc Bank zal
'de regeoring aandaoht schenken wanneer
het octrooi wordt herzien.
Op voorstel van den "Voorzitter wordt
het wetsontwerp beschouwd als to zijn
aangenomen.
De vergadering wordt gesohorat" tot
heden
(Zitting van gisteren).
Enquête-recht.
De beer. v. d. WAERDEN (S.-D.) dient
een wetsontwerp in, waarvan de strekking
is hefc enquête-recht toe te kennen aan do
Staatscommissie voor da socialisatie.
Statuten „De Dageraad".
Aan do orde is de interpellatie-Boon in
zake de weigering tot goedkeuring der Sta
tuten van Do Dageraad. Daaifcij zijn te
vens aan de orde de motie Boon, luidende:
De Kamer, van oordeel,
dat de weigering tot goedkeuring van
de wijziging der Statuten der Vereeniging
de Dageraad geen steun vindt in een juis
tc uitlegging der wet van 22 April 1855,
ga-at over tot de orde van den dag.
cn de motie-Ge Aard, luidende:
De Kamer,
van oordeel, dat de weigering van de
goedkeuring dor wijziging van do Statuten
van de Vereeniging de Dageraad to Am
sterdam ten onrechte is gesohied op gron
den, ontleend aan een beoordceling van de
veronderstelde geestesrichting der aan
vragers
dat daarmede ingeluid is de opheffing
van de bij de Grondwet gewaarborgde vrij
heid van gedachte en gedachte ui ting
dat inzonderheid de nadore mondelinge
motiveering van de weigering dus een aan
merkelijk deel der burgerij als ton ernstige
miskenning van haar gewetensovertuiging
zal worden gevoeld;
gaat over tot de orde van den dag.
De heer MAR CHANT (V.-D.) vraagt hot.
de positie der Vereeniging is geworden iru
zij de statuten handhaaft, gelijk zij niet
zijn goedgekeurd, want de vereeniging is
een verboden vereeniging geworden. Is
strafvervolging niet noodig en urgent?
Zonder deze is 'do Minister in een hache
lijke positie', als hij dit overlaat aan het
parket. Als dat niet vervolgt, staat de Mi
nister zeer zwak. Spr. hoopt dus, dat de
Minister een strafvervolging zal instellen.
Spr. deelt overigens niet bet standpunt'
van den Minister; diens rede van gisteren
heeft hij niet kunnen doorgronden. Die rede
was allesbehalve een klare uiteenzetting
van staatkundig beleid en van dc wet vaa
1855. De Minister en de Dageraad gaan 'u
wedstrijd aan in sofiat-iek, want reëel be
lang had de wijziging niet. Spr.'s inzicht'
is dit dat vóórop stond, dat de statuten
afgewezen moesten worden. Het gaat niet
tegen het atheïsme, niet tegen de uiting
daarvan, zegt de Minister. De agnostioua
die niet positief de goddelijke normen onk
kent, krijgt bescherming van den Minis
ter, maar de positieve atheïst niet. Waar
blijft de Regeering met de keuring der
geesten in Indië?
Het onderscheid tusschen de beide re
dacties der Statuten kan spr. niet begrij-»
pen. Hij begrijpt niet waar eigenlijk het
verschil ligt, dat de houding der Regeering
rechtvaardigt. Het streven naar 'de volle
dige ontwikkeling der monsehelijke per
soonlijkheid 6obijnt het bezwaar te zijn',
vooral het- woord volledig. Do Minister
mag de statuten niet toetsen aan zijn eigen
beginselen, die alleen recht van bestaan
zouden hebben. De Minister raag niet vra
gen of een atheïst een geweten heeft. Dat
beduidt trouwens niets, want heb hangt er
van af of iemand vaak in strijd handelt
met zijn geweten. Aanmatiging, domme
bcleediging is het te vragen of iemand een'
geweten heeft of niet. Van die vraag hoeft?
oen Minister af te blijven. Een groot deel
van het volk voelt dat beduimelen van zijn'
ziclolcven als een beleediging. Een Minis
ter is geon willekeurig moralist. Het pro
fijt van de gewone gratie moet deze Mi
nister met dezelfde welwillendheid toeken
nen aan zijn roomsclic vrienden als aaö
Idc leden der linkerzijde.
In dit gansche geval is gebleken dat men
do rechterzijde een injectie wil geven om"
dat zij bezig is te verloopen. Straks zal do
heer Schokking het slotwoord spreken en
zich riohtcn tot zijn Katholieke vrienden,
om t-e betoagen dab men rechts één is itt
vriendschap ondanks alle vijandschap. On
derwijl gaan zijn geestverwanten in Amster-»
dam huis aan huis, om pamfletten uit Ic
deelen waarin Rome als de groote vijand
wordt uitgemaakt.
De heer SOHOKKING (C.-H.)Bewijs
dat I
Do heer MAItOHANT (V.-DIk zal de
pamfletten geven. Ia de verkiezingsdagen
zal weer gepropageerd worden dat niemand
der linkerzijde zich tegen dat afschuwelijke
ahteïsme heeft verzet en dat dit het beste
bewijs is voor de noodzakelijkheid eener
eensgezinde rechterzijde. Het is alléén te
doen om de macht te behouden en daar-»
aan wordt alles opgeofferd.
Do heer KERSTEN (Ger. Staafck. Partij)
meent dat de overheid Gods dienaresse is
en dat dus de consequentie meebrengt dat
dc Regeering nog v^rdor gaat dan zij ging.
Hij is hot dus niet eens met den Minister
dat deze zich niet tegen bet atheïsme ver
zet. Dat moet hij wel doen, meent spr.
De Minister moet alles doen om de eere
Gods tc beschermen en dus de vereeniging
De Dageraad te bestrijden.
Do heer VAN SCHAIK (R.-K.) zegt, dat
van weigering van erkenning geen sprako
is geweest want dan had zulks bij Kon.
besluit moeten zijn uitgesproken. De vraag
is of doze vereeniging een doel heeft dat
dc goede zeden aanrandt. De Minister
meent van wel en spr. is het daarmede
eens. Het atheïstische denken is voor spr.
in strijd met de goede zeden. De godser
kenning is een zedelijk goed cn de ont
kenning dus in strijd, daarmede. Het alheïs-
Kaar 't Engelsch van LEONARD MERRICK.
Geautoriseerde vertaling van Mej. E. II.
12)
„Er zijn niet veoi vrouwen, die een der
gelijk gedrag zouden vergeven; dat kan ik
ie wel beluigen,' zei zn norse.li. Zij hield
Haar voel uit en hij begon haar schoen vast
Ie knoopen. „Hoe weet ik nu, of je je woord
toit houden."
„Vertrouw mij." smachtte hij „Wees goed
op mij Waarlijk, vertrouw mij!"
Zij lag achterover g-'ieund in haar sloel,
ronder antwoord le geven; haar aardig ge
zichtje stond nog onverzettelijk. Hij Ifok
"aar schoenen uit.
„Wees goed voor mij!" smeekte hij.
..Top, wees goed op mij!" Hij overdekte haar
Maat met kussen en vleide.... tot zij ten
laalsle zei, dat zij hern vergaf.
HOOFDSTUK VI.
Maar het lag niet in haar naluur, om de
oplettendheden, die haar bewezen werdc-n,
j"ot aan te nomen en dan niet tegelijk te
Wonen, dat zij hel we! aardig vond, en het
'aS niel in Je natuur van den man, die haar
t°o licihad, om zich aan zijn woord te hou-
O'n en ve. Jriagzaam le zijn. Eer hel een
"(jaar verder was, waren er al een half
oa'jn van die scènes voorgevallen,
rolovf V"or nos 'w"tïer uf; de verzoening
n'e' 200 8auw; maar het verloop van
m was sloods heizelfde, zij flirlle, hij
o'd haar uil, en dan kroop hij voor haar
-tol haar wrok.bedaard was. En die gewaar
wording van hoe ver zij hem wel kon doen
kruipen, wekte in haar een barbaarsch in-
slincl. Ofschoon haar fouten het gevolg wa
ren van zwakheid en niel van kracht, had
den dergelijke macliisprocven iels opwin
dends voor haar, en dikwijls hield zij zich
maar zoo hard enkel om het genot er van te
hebben, hem vernederd le zien. Eens grief
de zij iiem zelfs diep, om geen andere reden
dan om haar lust le voldoen. Zij waren te
ruggekeerd van een concert en om den man
die zoo kersversch van zijn triomf kwam,
zich voor haar zoo schandelijk te zien ver
nederen, bezorgde haar al een min soort
genot.
Zij hadden een huis genomen in Hamp-
sleadeen huis, met een ruimen tflin en de
noodige stalling. Behalve aan de studeer
kamer met den kalen parketvloer en de on-
gesloiieerde vensiers en die niets bevatte
dan de piano en twee stoelen, had zij haar
hart opgehaald aan de overige vertrekken,
waar zij ieder hoekje volpropte. Zij schreef
aan haar moeder vol (rois, dat „er geen
goedkoop ding (e vinden was in heel het
huis," Evenzeer naar waarheid had zij er
kunnen bijvoegen, dal er geen siuk mooi
was. Zij en Lee hadden een punt gemeen,
beiden waren zij zeer praalziek en hij vond
zijn omgeving nog maar niet vertoonma-
kend genoeg, om te kunnen zien den schat
van geld, die er aan besleed werd.
En zij had een zeslal gedienstigen; Het
slielkind van den lenorzanger werd nu naar
„the Ileath" gereden in den fijnslcn op
schik, door een volslagen „nurse." Bij haar
bedienden wekte mrs. Lee minder sympa
thie, dan bij de mannen, die haar echtge
noot zijn „vrienden" noemde; zij keken op
haar neer, omdat zij dien zwarte getrouwd
iiad, terwijl zij hem als hun heer veel meer
onizagen dan haar als hun „mevrouw."
Instinctief begreep zij dit en niel zelden
kwam het voor op „the Woodland," dat een
van de meisjes ontslagen werd, omdal zij
„niet eerbiedig genoeg was geweest in haar
optreden." Het was immers ook niet waar
schijnlijk, dat zij het noodig zouden aohlen
veel eerbied le toonen voor de dochter van
een hospita en de vrouw van een neger.
Een paar vrouwen, die zij ontmoette, sche
nen een andere opvalling van haar positie
te hebben dan de mannen er nu eenmaal
op nahielden. Zij vond het gezelschap van
vrouwen veelal ergerlijk, na haar huwelijk.
Er waren van den beginne af al dadelijk
enkele pijnlijke voorvallen; maar zij wist,
dat jaloersche menschen altijd minachting
toonen, en de voordeelen waren talloos,
hield zij zich dan maar weer voor.
■Het was dus enkel, dat zij er tegen opzag,
wat haar nog boven hel hoofd hing; anders
zou zij zich in die houding van de vrouwen
wel geschikt hebben met de gedachte,"dal zij
precies heizelfde zouden gedaan hebben,
als zij maar in de gelegenheid waren ge
weest.
Haar werkelijke vernedering kwam irrden
vorm van een baby. Het was een kleine,
geel-gelinie baby, die in het eerst geen
levensvatbaarheid scheen te hebben. Dit
hoorde zij pas enkele dagen later en toen
het haar verteld werd, sloot zij de oogen uit
vrees, dat die haar gedachten zouden verra
den. Het was een kleine, geel-gelinte baby,
dien zij met afkeer ais den hare beschouw
de, en loen zij hem haar in de armen leg
den, ging er een rilling over haar lichaam
bij die aanraking.
De vreugde van Lee wekte haar toorn. Zij
haatte hem, als hij glimlachend over het
kussen hingwerd woedend door wat zij
voor ongevoeligltcid hield, als hij dacht, dat
zij blij zou zijn. Hij was verrukt; het kind
was van haar cn van hem.
Na verloop van enkele maanden had hij
meer van haar verlangd dan alleen maar
als haar echtgenoot aangenomen le zijn, en
nu voortaan moesten zij het eens zijn, vond
hij. Zij was niet langer meer de ïouvercine,
die goedkeurde; zij was de moeder van zijn
zoon. Die misvatting duurde echter slechls
kort en het was zijn eigen kind, dat den
man openbaarde, hoe zijn huwelijk een
dwaasheid was geweest. Toen hij zag, dat zij
zich schaamde over haar moederschap,
schaamde hij zich over zijn hartstocht; het
was haar verachting voor haar baby, waar
uit hem bleek hoezeer hijzelf werd veracht.
Want haar vernedering sleet niet uit en
ofschoon zij haar best deed het gevoelen ie
verbergen, wist heel het huishouden toch,
dat het haar altijd overwinning kostte het
kind aan le raken. Zij was vernederd, met
iederen keer, dat zij hem zag. Al die ver
sieringen van kantjes en lintjes waren haar
pijnlijk.
Als de baby naar huiten gedragen werd,
kromp zij ineen bij de opmerkingen, die zij
wis!, dat de buren aan hun vensiers zouden
maken. Telkens als zij zich over de kamer-
wieg heenboog, leek het gezichtje haar
zwarter en belachelijker.
Hij werd David gedoopi. Dil had Lee zoo
gewenscht en haar kon het niet schelen.
Lee bracht hem zijn eerste siuk speelgoed
cn ging altijd na of 't niet tochtte in de ka
mers, waar het kind verbleef, Tot hem
wendde ook de zuster zich, als zij dure uil
gaven had voor te slaan.
Ownies liefde voor den anderen kleinen
jongen was tot nog toe heel kalm geweest.
maar geprikkeld door jaloezie als, zij nu
wprd kreeg zij buien van groote leeder-
lif id, niet anders dan uilingen van wrok.
Oisclioon hij altijd even vriendelijk en gut
bleef tegenover haar zoontje, noemde zij
hem, in zichzelvcn, dien armen kleinen
Vivian, en een giebelende dienstbode, die
juisl gesnapt werd, toen zij de opmerking
liet hooren, dat „de neus van liet kind niet
precies den vorm had van dien van zijn
vader," kreeg op staanden voet haar ontslag.
Het in haar oog afzichtelijke van den
bahy nam loe naarmate hij groeide. De huid
werd steeds donkerder, enkel de palmen van
dc handjes en de zolen van de kleine, platle
vodjes hielden de geelachtige lint. I)e uit
slaande neusgaten werden slceds wijder, do
uitpuilende lippen en uitstekende jukbeen
deren kregen meer en meer het neger-type.
Vivian had de gelaatskleur van een per
zik en zijn hoofdje was gekroond met alle
maal zijde-achtige krulletjes, die om een
slok werden gewonden. Davids gèzichljo
kreeg de kleur van een mispel en zijn haar
dreigde al even kroezig te worden ais dat
van zijn vader. Zelfs voor een mulat was
hij niet gunstig bedeeld van uiterlijk, en dn
mulat er. zijn stielbroertje vertoonden een
eigenaardig contrast, als zij daar tegenover
elkaar in den kinderwagen zaten. Niet zel
den hielden vreemden de nurse op straal
slaande, om haar vragen te slellen, die zij
dan gewoonlijk aan mevrouw overbracht.
Vivian was Rink cn kon soms laslig zijn.
David was leer cn de dienstmeisjes konden
niet anders van hem getuigen dan dal hij
een heel geduldige baby was.
(Wordt vervolgd)'.