lo. 19709.
WOENSDAG 11 JUNI
Anno 1924
Officieele Kerniisaevmn.
J Aan den gemeentelijken vischwinkel
wischmarkt 18, lel. 1225, is DONDERDAG-
verkrijgbaar SCHOL a 10.2010.41; MA
KREEL a f0 26, GEHEELE KABELJAUW
if 0.26, ROODE POON a f 0.36, TARBOT a
0.70, ZUIDERZEEBOT a f 0.50, VERSCHE
-Z. HARING a f 0.09 per pond cn NIEUWE
PARING a f 0.06 per stuk.
STADSNIEUWS.
Het vc^naamste nieuws
van heden.
LEIDSCH
DAGBLAD
PRIJS DER ADVERTENTIENt
80 Cis. per regeL Bij regelabonnement belangrijk legeren prijs,
Kleine Advertentién, uitsluitend bij vooruitbetaling, Woensdags en
Zaterdags 60 Cis., bij een maximum aantal woorden van SO.
Incasso volgens poslrecht. Voor eventueels opzending van brieven
J0 Cis. porto te betalen. Bewijsnummer 6 Cis.
Bureau Noordelndspleln Telefoonnummer» voor
Olrectie on Administratie 175 Redactie 1507.
Posichèquo- en Girodienst No. 57055 Postbus No. 54
PRIJS DEZER COURANTi
Voor Leiden per 8 maanden ZS.85, per week ..a.:.j..y-i ITn T^.
Builen Lelden, waar agenten gevestigd rijn. per week
Franco per post ƒ2.35 rf; portokosten,
||t nummer bestaat uit TWEE Bladen
EERSTE BLAD.
GEMEENTELIJKE VISCHVERKOOP.
N. C. DE GIJSELAAR, Burgem.
i Leiden, 11 Juni 1924.
Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde
Aan den vooravond, gisteren dus, van de
klgemcene Vergadering van de Maatschap
pij der Nederlandsche Letterkunde, kwam
B: Commissie voor Geschied- en Oudheid
kunde in het Nu'sgcbouw bijeen.
Br. F. K. H Kossmann, uit Rotterdam,
|irik er over-
Het wonder van Loosduin'en.
Daarmede wordt naar spr. opmerkte, bc-
loeld do geschiedenis van gravin Marga-
letha van Henenberg, dochter van Graaf
Kloris IV van Holland, die kort voor haar
leerlijden op Goeden Vrijdag 1276 zooveel
iinderen zou hebben Ier wereld gebracht
ll er dagen zijn in een jaar.
In de meeste kronieken en oudheid- en
Ichiedboeken van de 15de tot de 18de eeuw
l'indt men deze gebeurtenis verhaald er.
besproken. In de 18de eeuw komt men tot
Ie verklaring, die ook Ihans nog wel gang-
laar is, dat de gravin een tweeling zou
(ebben gekregen, en aangezien in Holland
i Paaschstijl gold, en men dus met Paschen
nieuw jaar rekende tc beginnen, dit
ireelal op den Goeden Vrijdag gelijk was
Sb het aantal dagen, dat liet jaar nog telde.
De wetenschap der 10de eeuw heeft zich
ons land met dergelijke onderwerpen
reinig opgehoudeneen hernieuwde ken
nisneming van de bronnen in de oude lite-
aluur kan Uians nog wel nieuwe belang
[telling wekken en nieuwe inzichten ope
en; in elk geval moet zij leeren, dat met
Jiet terugbrengen van een wonderverhaal
dit tot een soort aardigheid, niet het
laatste woord is gezegd.
Reeds in do eerste helft der 15de eeuw
login1, liet verhaal een vaste plaats te krij-
in de geschiedenis der IloUandschc
■raven. Wij weten, volgens spr., ook uit
poede oude bronnen, dat de bewuste gravin
derdaad op den Goeden Vrijdag 127G i9
ven en dat zij in de door haar moeder
kêütichle vrouwenabdij te Loosduinen werd
pegravcn! Ook haar oorspronkelijk graf
schrift, waarop natuurlijk van de 365 kin
deren geen sprake is, is overgeleverd.
Na uitvoerig de verschillende overleve
ringen, die er omtrent deze legende bestaan;
hebben meegedeeld en enkele voorwer
ken, die in de kerk van Loosduinen zich
lebben bevonden en betrekking zouden
lebben gehad óp deze gebeurtenis, te hob-
len genoemd, deed spr. uitkomen, dat men
[voor de verklaring van liet ontslaan van
dergelijk verhaal in de eersle plaats-
|noet nagaan in hoeverre het overeenkomt
net andere volksvertellingen. En 'Jan komt
nen in dit geval lot talrijke verhalen, met
i dezelfde motieven, hetzij ten opzichte
Ivan de geboorte van een ongewoon aantal
[kinderen, hetzij tevens tot liet ongeloof aan
mogelijkheid van zulke geboorten zonder
ichending der huwelijkstrouw; hetzij ook
l verhalen, waarbij de verwensching eener
•(■schimpte de aanleiding is lot een of andere
wonderlijke geboorte. In dit geval zou de
gravin een moeder, die van een tweeling
s bevallen, hebben beschimpt, hetgeen
gravin zonder echtbreuk onmogelijk
■achtte, waarop deze moeder haar zou heb-
verwenscht.
Hierover bestaat oen belangrijke studie
dr Boekonoogen naar aanleiding van
ren bekende Nederlandsche Volksprent.
Het Loosduinsche verhaal bestaat dus niet
1 rich ze-lf en behoeft niet uit een toe val
se groep te worden verklaard. Integendeel
moet hei zijn ontslaan uit overal in omloop
Bade motieven, die zich hier lot een leer-
aanie geschiedenis hebben gevormd in ver-
id met een der oude vorstelijke grafste-
in het abdijkerkje, dat ook bij andere
wier graven sprookjes zat hebben gekend.
tweede spreker in deze bijeenkomst
ÏS! dr. E. Slijper, uit Utrecht, die een ver
moeiing hield over;
De benoeming van J. G.
Huschke tol hoog
leeraar te Leiden.
Spr. v;ng aan mot er op te wijzen, dat
Luzac in 1796 bij zijn aftreden als
..^■•-magnificus tc Leiden een rede had
Ij ,0™'T' over „Socrates als burger", waar-
lleir °Pva"'ng uiteenzette over wat
Ittvm K<aT0 ^''ikheid en juiste regeerings-
I verte- tocleel£. Dort daarop verscheen een
'ug van deze rede met een bijvoegsel
Over het Atheensche Staatsbestuur. De reac
tionaire beginselen, daarin neergelegd, wek
ten ergernis en ten gevolge daarvan werd
Luzac ontheven van zijn professie in de
Vad. Geschiedenis Hij bedankte nu echter
ook voor die in de Grieksche taal. Wie zou
hem opvolgen? Wyllenbach stelde, omdat
hij niet ronduit wilde weigeren, boven
matige eischen. Wolf, do Homerus-criticus,
bedankte. Toen dreef oen der Curatoren,
Van Santen, de benoeming door van F, G.
Huschke, die lot dusverre gouverneur ge
weest was bij aanzienlijke Amsterdammers.
Luzac had intusschen den curatoren een
proces aangedaan; 20 Maart 1797 gelastten
de Heeren van het Prov. Bestuur van Hol
land den Leidschcn Curatoren liet volledig
herslel van prof. Luzac,
Huschke, van geboorte Duilscher, keerde
naar zijn vaderland lerug; het was hem
hier te lande niet gelukt een Rectoraat,
waarmee hij zich tevreden zou gesteld heb
ben, in alwachting van beier le verwerven.
Hij was juist professor in Rostock gewor
den, toen hij hoorde, dat Luzac bij de ramp
van Leiden, 12 Januari 1807, was omgeko
men. Er werden toen, met name door Ilic-
ronymus de Bosch, pogingen gedaan, om
Huschke opnieuw benoemd te krijgen in
deze vacature, welke pogingen eindelijk
met succes werden bekroond. Een halfjaar
later bedankte Huschke evenwel kort en
bondig, zonder opgave van redenen. Eerst
in 1815 werd de vacanle leerstoel door prof.
Bake bezet.
De lotgevallen van Huschke geven, zoo
als spr. ten slotte nog nader aantoonde, een
eigenaardigen kijk in het wereldje der phi-
lologen aan het einde der 18de en in het
begin der 19de eeuw.
Rede van den voorzitter.
Hedenvoormiddag werd de jaarlijksche
vergadering in het Nulsgebouw geopend
door den voorzitter, dr. J. L. Walch, met
een toespraak, waarin hij, na een woord
van welkom tot de aanwezigen, er aan her
innerde, dat dr. A. W. Bronsveld thans juist
een halve eeuw lid van de Maalschappij is,
om vervolgens een korte herdenking le wij
den aan de leden, die dit jaar der Maat
schappij door den dood ontvielen, te weten:
Je heeren W. P. Kops, ds. J. Manssen, mr.
A. D. van Assondelft de Coningli, dr. It. E.
J. M. van der Volden, J. T. Cremer, prof. dr.
G. Kalff, Taco H. de Beer, A. W. Weissman,
I Maroellus Emanis, prof. dr. J. J. A A.
j Frantzon, K. P. C. de Bazel, dr. M. Wolff,
I dr. E. T. Kuiper, jhr. mr. W. G. Feilh, prof.
j dr. II. J. Elhorst, mr. H. Graaf van Ifogen-
dorp, C. S. Adama van Scheltema en A. Th.
Hartkamp, alten binnenlandsehe, en Ver-
I ginie Loveling en Roland Bonaparte, bui-
tenlandsclie leden. Spr. verbond aan deze
herdenking oen opmerking over het onder
al de wisselingen voorlieven van de Maat
schappij zelve; een voortleven, dat echter
geenszins oen onveranderd voortbestaan is.
Een spiegelbeeld gevend van het cultureel,
speciaal van het letterkundig leven in Ne
derland, vertoont de Maalschappij in kort
bestek de belangrijke veranderingen, welke
i Jat leven hebben gekenschetst. Eén van de
i gewichtigste symptomen was, eenige jaron
geleden, de instelling van de Commissie
voor Schoone Le tierenoen gebeurtenis, die
gezien moet worden als oen teeken, hoe, na
een korten tijd van verwijdering, de samen
werking van scheppende en wetenschappe
lijke literatuur beoefenaars voor ons be
wustzijn weer een noodzakelijkheid was ge
worden. Spr, wilde trachten in een kort be
stek oen verklaring van dal tijdelijk uiteen
gaan en weer lot elkaar komen te geven.
Hij wijst er op hoe voor '80 de schrijvers
moestal „lettrés" waren. Hij noemde in dit
verband Geel, Van Limburg Brouwer, Bos
boom Toussaint, Ollmams, Van Lennep,
Huët, Vosmaer, Alberdink Tliijm en wijst
op de uitzonderlijke overgangspositie van
Mullatuli.
Dit gezamenlijk opbouwen houdt op met
de Tachtigers, die zic.h nvet felle kracht af
scheiden voor de officieele wetenschappe
lijke literatuur, beoefening van hun tijd. De
diepgevoelde afkeer van het vervallen en
verstarde „geestelijk leven", van een onder
gaande cuituur was liet voornaamste, wat
de Tachtigers deefs naturalisten, deels
idyllische mystici gemeen hadden. Zij heb
ben met schoonheid, kracht en aanmatiging
een ontzaglijken invloed uitgeoefend. Toch
zou men een groote fout maken, als men in
dit individualistisch streven de eenige of
ook maar de voornaamste drijfkracht zag,
die in de jaren 18901920 onze geheele
cultuur van richting heeft doen veranderen.
De in wezen onkenbare stroom des
tijds heeft zich ongetwijfeld het feest ge
openbaard bij de naar hun aard meest
intuïtieve kunstenaars, maar ook op alle
andere gebieden van liet leven ia hij waar
neembaar; en natuurlijk niet alleen in ons
land.
Spr. wijst er op, hoe ook in de gemeen-
schapsfilosofie van dien lijd de Ronais-
sanse met het stofvorheeri ijkend materia
lisme haar uiterste consequentie en tevens
haar keerpunt bereikt had.
Na een korte schets van de werking der
„nieuwe richting", loonde spr. aan, dat de
literatuurstudie gemakkelijk van methode
veranderen kon, daar zij nog oen jonge we
tenschap is, (lie nog voor vijftig jaar ter
nauwernood haar oriënteering had gevon
den. Zij was deels verlengsel der taalstu
die, deels ietwat verwijde biografie. Jonck-
bloet toch is eigenlijk pas de eerste, die een
wetenschappelijk geschiedverhaal geeft.
Dat Jonckbloets' werk vóór-de beweging
der tachtigers werd opgesteld, is, volgens
spr., een nieuw bewijs, dat de bovengenoem
de „stroom des tijds" evenzeer vloeide door
hot gebied der wetenschap, 'al3 door dat der
kunst, al denkt hij er niet aan, den zijde-
lingschen sterken invloed van de scheppen
de kunstenaars te onderschatten.
Op het gebied der literatuurgeschiedenis
dan is de breuk met het classicisme zeer
sterk waarneembaar. In de plaats van zich
blind te slaren op enkele literatuurperioden,
komt da historische methode met haar
steeds waakzaam gevoel van verbondenheid
en relativitoit-van-waarden. Maar voelt
men sterker dan le voren, dat deze weten
schap een onderdeel der historie is, men
heeft zich ook doordrongen van het besef,
dat, waar men kunsthistorie geeft,
aeslhelisclie ontvankelijkheid het eerste
noodige is voor haar beoefenaars.
Die aesllhefische ontvankelijkheid nu
wordt het best levendig gehouden door
nauw verkeer met de levende kunstenaars,
door wie de schoonheid 't klaarst spreekt.
Anderzijds heeft de bezonnen kunstenaar
begrejoen. dat hij. om het leven in zijn veel
vormigheid té kunnen omvallen, de voor
lichting noodig heeft van de wetenschappe
lijk beoefenaars zijner kunst
Spr. noemde als voorbeelden eenige re
sultaten van moderne literatuurhistorische
studie, die voor den kunstenaar van hoog
belang zijn. Inderdaad aldus besloot spr.
zijn interessante beschouwing de samen
werking van hen, die de letterkunde schep
pen en die haar wetenschappelijk beoefenen
moest ten slotte weer als dc ware oplossing
worden gezien een oplossing, die mogelijk
was, toen de nieuwo richting beide gebieden
had veroverd.
Na het uitspreken van den wensch, dat
dit besef van saamhoorigheid een voorbode
mag zijn van nog groolcr eenheid in het
cultuurleven der komende tijden, verklaar
de spr. de 158ste vergadering geopend.
Verslag
r e s s o
van de secreta-
Na de met applaus ontvangen rede van
den voorzitter, bracht de secretaresse, mej.
dr. C. Serrurier, hol verslag uit van den
staat der Maatschappij on van haar belang
rijkste lotgevallen en handelingen geduren
de het afgeloopcn jaar.
Daaruit bleek o. m., dat de Maatschappij
in 1923 18 gewone en 2 buitenlandsche
leden door den dood verloor. Het aantal
leden bedroeg op 1 Januari van dit jaar:
722, n.l. 2 cereleden, 524 gewone leden in
Nederland, 7 in de Koloniën, 27 in het bui
tenland, benevens 162 buitenlandsche leden.
De Maalschappij werd gedurende het af
geloopcn jaar door één of meer leden van
het besluur op verschillende vergaderingen
en congressen vertegenwoordigd.
De „Haagsche Post"-prijs werd toegekend
aan mej. Jo de Wit voor haar bundel no
vellen. getiteld; „Oj»n Zee."
De directie van de „Haagsche Post'" be
sloot dezen prijs niel weder uit te loven en
dus geen prijsvraag meer tc doen uitschrij
ven.
De Urie-jaarlijksche prijsvraag der Maat
schappij zal nu echter weder worden uilge
schreven.
Verdere verslagen.
Hierop volgde het verslag van den staat
der boekverzameling, de rekening en ver
antwoording van den penningmeester cn de
verslagen van de Commissiën voor Taal en
Letterkunde, voor Geschied- en Oudheid
kunde en voor Schoone Letteren.
Al deze verslagen werden goedgekeurd.
Benoeming van gewone
cn buitenlandsche leden.
niorna werd de uilslag der stemming
over de tc benoemen gewone en buitenland
sche leden bekend gemaakt.
Tot gewone leden bleken benoemd tc zijn:
dr. C. van Arendonk, conservator aan de
Rijksuniversiteit te Leiden; dr. J. A. J.
Barge, hoogleeraar te Leiden; J. F. L. do
Balhian Versier, journalist te Amsterdam;
A, L. van Becck, leeraar aan het Gymna
sium le Leiden; dr. S. Braak, leeraar le
Winschoten; Joh. Braakcnsiek, te Amster
dam; J. J. Bruna, journalist te 's-Graven-
Iiage; A C. G. van Erven Dorens, te Arn
hem; dr. W. van der Gaaf, lector aan de
Universiteit te Amsterdam; dr. Th. Goossens,
rector der R.-K. Leergangen fe Tilburg;
mej. dr. J. D. Hinlzen, te Amsterdam; A.
van der Ilorsf, (ooneeldirecleur te Amster
dam; mr. J. C. Kiclstra, hoogleeraar te Wa-
geningen; Th. W. van Konijnenburg, kunst
schilder te 's-Gravenliage; W. J. Lugard, te
Twello; jhr. mr. A. M. Mariens van Seven-
hoven, Rijks-archivaris te Arnhem; dr. P.
A. Meilink, Rijks-archivaris ie 's-Graven-
hagc; dr. J. ter Meulen, bibliothecaris van
het Vredespaleis te 's-Gravenhage; mr. W.
Mol!, gein.-archivaris te 's-Gravenhage; W.
Nolet, hoogleeraar aan het Groot-Seminarie
te Warmond; dr. H. T. Oberman, predikant
te Rotterdam; mr. W. C. Schuylenburg,
gem.-archivaris te Utrecht: P. Sipma,
lerraar te Sneek; dr. W. H. Staverman,
leeraar te Deventer; mr. E. J. Thomassen k
Thuessink van der Hoop, te Wassenaar; D.
J. van der Ven, te Oosterbeek; J. W. Ver-
burgt, adj.-archivaris te Leiden J. Vinhuizen
le Middelstum; K. Wasch, letterkundige te
Leerdam, en J. J. Weve, bouwkundig inge-
nieur te Nijmegen.
Tot buitenlandsche lodenf
C. Graham Bolha, te Kaapstad, archi
varis der Unie van Zuid-Afrika; dr. Bruno
Becker, te P< trograd; dr. Fr. Dillberg, kunst
historicus le Berlijn; dr. M. J. van der Meer,
hoogleeraar te Frankfort a. M., en S. Roche-
blave, hqoglceraar te Straatsburg.
Het Sprookje,
Na de pauze hield prof. dr. A. Jolles, uit
Leipzig, een voordracht over: „Het Sprook
je". Ilier mag het spreekwoord gelden, aldus
ving spr. aan, dat, waar het hart vol van
is, de rnond van overloopt. Aanvankelijk
lag het in spr.'s bedoeling om hier over het
„raadsel" te sproken en daarover zou heel
wat te vertellen zijn, mede door de nieuwe
gczichLsjiunlen, die de Finsche school daar
over heeft geopend. Wil men echter het
raadsel goed begrijpen, dan zal men lot uit
gangspunt moeten kiezen de oud-Indische
lectuur en dit achtte spr. minder eigenaar
dig in een vergadering van de Maasschajv
pij, die zich in het bijzonder de studie van
de Nodtrlandsche letterkunde ten doel stelt.
Nu heeft men voor de wetenschappelijke
behandeling van het sprookje een andere
methode gevonden dan vroeger. Het spraak
gebruik maakt weinig onderscheid tusschen
een sage, een sprookje, een legende en een
mythe en beschouwde ze althans als syno
nieme begrippen, welke men door elkander
kon gebruiken. In 't voorbijgaan wijst prof.
J. er echter op, dat deze begrippen niet eens
in alle talen door een afzonderlijk woord
worden aangeduid."Het woord sage komt
in het Fransch niet eens voor, en eigenlijk
ook niet in het Engelsch.
In een uitvoerig welenschappelijk beloog
toonde spr. aan, dat het de schuld is van
de methode van behandeling der genoemde
begrippen, dat het lot nog toe 9lechl gelukt
is, ze in hun beleekenis scherp le onder
scheiden. Men heeft, om lot hun onderlinge
samenhang te komen, ze van eenen vorm
traohten af le leiden.
Zij zouden herinneren aan het speelgoed
van de kinderkamer der beschaving. In den
loop der jaren zouden zij zich ontwikkeld
hebben en met do mcnschheid op de ver
schillende treden van den trap der bescha
ving zijn opgeklommen. Oorspronkelijk be-
hoorende bij de uitrusting van don primi
tieven mensch.
Spr. van zijn kant wil ze behandelen als
producten, in de letterkunde thuisbehoorend.
De sage, liet sprookje, do legende en do
mylhe zijn dc vormen, waarvan de laai zich
bedient. Zij hebben met de verbuiging en
klankverschuiving in de taalkunde gemeen,
dat men niet liet individu, maar de ge
meenschap er voor aansprakelijk moeten
sletten.
Komende lot hetgeen de genoemde be
grippen onderscheidt, deed spr. zien, dat elk
hunner betrekking heeft op een andere
werkelijkheid en een eigen godachtengang
eisoht. Hieruit volgt, naar spr. opmerkte,
dat men den eenen vorm niet in evolutio
nair verband kan brengen met een anderen
en niel kan zeggcn.dat de een uit den ander
is ontwikkeld. Zij treden niet overal gelijk-
kelijk op. De 16de eeuw was vooral de
eeuw van de legende. Hot religieus leven
der hervorming leidde er toe. Aan de sage
daarentegen is meestal een slaatsgedachto
verbonden.
In „Do Gids" heef! spr. gepoogd den gc-
dachlenvorm van de legende en de sage te
bepalen, thans heeft hij hetzelfde gedaan
(en opzichte, van het sprookje. Het la'g in
de iijn den oorsprong van het sprookje to
zoeken bij de wieg der menschh'eid, dus bij
natuurvolken. Spr. heeft dit vroeger zelf
ook gedaan. Hij heeft nu getracht naar het
begin van het sprookje en zijn verdere ont
wikkeling in Europa zelf te zoeken en ge
vonden, dat van de Toscaansche novelle
meermalen een sprookje de onderlaag vormt,
al is deze in dc meeste gevallen moeilijk te
herkennen.
Verder merklc spr. ook op, dat de geeste
lijke strooming der renaissance het sprookje
niet welgezind was. In de 17de eeuw werd
het sprookje een gelielkoosde vorm van lit
teraire uiting. (Perrautt en mad. d'Aulnoy),
terwijl een nieuwe stroom daarvoor uit het
Oosten kwam. Aan het einde van de 18de
en het begin der 19de eeuw ontwaakte voor
het sprookje een nieuwe behoede, uilgaan-
de van Herder, terwijl later Gebrs. Grimm
er dc beste vertegenwoordigers van waren,
tegelijk een vernieuwing der taalvormen er
aan verbindend. De slotsom van spr. s on
derzoek, dal wij hier niet kunnen volgen,
wa3 in 't kort deze: in de 16de eeuw treedt
het sprookje op als- moreele vertelling; tegen
het einde der 18de eeuw begint dit moreele
in de vertelling le vervagen, at verdwijnt
het niet. Eerst in de 19de eeuw heeft de
verbinding lus9chen de moraal en het
sprookje eerst voor goed afgedaan.
Aan de hand van eenige sprookjes, waar
onder „Roodkapje", „De Gelaarsde Kal'" en
andere, demonstreerde spr. de strekking van
het sprookje.
Als een voorbeeld om het verschil te doen
uitkomen tusschen sage en sprookje, behan
delde spr. korlelijk de Hilde-sage en het
sprookje van de Drie Koningskinderen.
Verschillende sagen en legenden vormen
de onderlaag van een epos-, het sprookje is
onvereenigbaar met het kunstwerk en dit
geeft er de zelfstandigheid en afgeslotenheid
aan, maar aan den anderen kant ook de
BINNENLAND.
De professoraten in de Ned. taal en letter-
kunde te Leiden.
Jaarlijksche vergadering van de Maal
schappij der Nederlandsche Letterknnde te
Leiden.
Een comité is gevormd ter bescherming
van de belangen der schnldeischers van het
„Spaarfonds voor Bodemcnltnnr", te Leiden,
Overleden is in Den Haag j'hr. mr. A. F.
de Savomin Lobman,
De temggang der vakbeweging.
Het aantal werkwillige textielarbeiders
in Twente neemt gestadig toe.
BUITENLAND.
Nadat de Fransche Kamer een motie-
Herriot tot verdaging had aangenomen heelt
Millerand gisteravond besloten al te treden
als president.
Tusschen vertegenwoordigers der Labour-
partij en Fransche radicalen en socialisten
zijn besprekingen gevoerd over de bniten-
landscbe politiek.
Een dreigende staking op de Dniische
spoorwegen.
De democratische Rijksdagfractie in
Dnitschland heeft een voorstel gedaan om
de reisbelasting ai te schaffen.
Geruchten betreffende nitstel van het in
werking-treden der Amerikaansche immi-
gratie-wet.
geneigdheid om hel als artistiek verschijn
sel niet te ernslig op (e vatten.
Het sprookje aldus besloot spr. zijn
even uitvoerige al? wetenschappelijke voor
dracht, waaruil wij boven slechls enkele
grepen deden is een eigenaardig groeisel,
waarin hel wonderbaarlijke en het realisti
sche zeer dicht bij elkaar liggen en dc
vorm niel alleen slerke innerlijke gebon
denheid vertoont, maar Iegelijk ook eigen
schappen met de splijtzwam gemeen heeft
Bestuur sbenosmingen
en sluiting.
In de plaats van de heeren dr. G. J. Boe-
kenoogen en D. Coster,, die als bestuursleden
aftraden cn niet weder verkiesbaar waren,
werden uil de door de maandclijksche ver
gadering voorgedragen dubbeltallen gekozen
de heeren: prof. mr. D. van Blom en dr. B.
A P van Dam.
Mej. A. Salomons werd als lid der Com
missie voor Schoone Letteren herbenoemd.
Hierna werd do vergadering gesloten.
Na afloop der vergadering begaven dc
meeste leden zich naar Noordwijk-Binnen,
waar in „Hel Hof van Holland" de gemeen
schappelijke maaltijd zal worden genoten.
Gedurende een pauze in den maaltijd
werd door eenige iooneelkunstenaars P. C.
Ifooft's tafelspel „Paris' Oordeel" opgevoerd.
3-October-Zangkoor 1924.
Gisteravond had in de lcleino Sladszaal
do eersle bijeenkomst plaats van de zang-
vereenigingen cn particuliere zangers en
zangeressen, die zich hadden opgegeven
voor liet vormen van het zangkoor voor den
a s. 3den October, dat zal worden geleid door
den heer L. Mens.
De Vcreenigingen, die zich reeds haddei.
opgegeven, waren present, maar van parti
culiere zijde wa? de deelneming nog niet
bijzonder groot. In het geheel waren er on
geveer 150 personen cn het bestuur rekent
vast op 200. Er moet dus nog een aanlal bij
komen. Hel zal aan te bevelen zijn, om met
aansluiting niet te lang te wachten, omdat
men er dan le vreemd invalt.
De heer Mens hield gisteravond een korle
inleiding, deelde iets mee van den heer
Schuyt, een Leidschen componist uit de
dagen van het Beleg, van wien ook liederen
zullen worden gezongen, en van Jan Pie-
tersz Swcelinck, in dien tijd organist te Am
sterdam en bekend componist, waarvan
eveneens een paar nummers zuilen ten ge-
Iioore gebracht worden.
Hierna werd mot de oefeningen begonnen.
Er hcerschle na de kennismaking der ver
schillende Vereenigingen, een aangename
geest. Laten er den volgenden keer nog zoo-
velen bijkomen, dat hel aantal van 200 is
bereikt I
Ten Raadhuize alhier heeft de instal
latie plaats gehad van het Plaatselijk Co
mité voor de gemeenten Leiden, Leiderdorp,
Oegstgeest en Zpclerwqude, tot ligt aanbie
den van een Nationaal Hitdéfbhjk aan d»