No 19692. LEIDSCH DAGBLAD, Dinsdag 20 Mei. Tweede «Blad. Anno 1924. Gemeenteraad van Leiden. FEUILLETON. HET PLEEGKIND VAN DE DRIE CELIBATAIRS. .(Vervolg van gisteren). 16o. Voorstel om de Rijksregeling len op zichte van de salarisvermindering, mei in gang van 1 Mei 1924, loe le passen op hel leerarenpersoneel aan het Gymnasium, de Hoogere Burgerschool met vijfjarigen cur sus. de Hoogere Burgerschool voor Meisjes, en de afd. A der gemeentelijke Kweekschool voor onderwijzers en onderwijzeressen. (130) Du heer K001STRA zegt. dat B. en W. overnemen de krachtterm van den minister dat anders de subsidie zal worden ingetrok ken. Hij meent, tro's de .opgedane ervarin gen in den raad. nog een poging te moeten doen om den raad te bewegen niet mee te gaan met dit voorstel. Door de intrekking van arl. 4.0 van het bezoldigingsbesluit is dit voorstel op de agenda gekomen. Hij leest voor dit art. 40 en het oude art. 40. Als de raad meegaat zijn de leden vasal en van den minister. De intrekking acht hij een onrechtvaar dige daad; hij wil niet aan woordbrëuk meedoen en hij hoopt, dat de raad dit ook niet zal willen. De kosten het subsidie-verlies zijn niet zoo groot om z i. daarvoor terug te dnngen; elders hceR men heL cok niet ge daan. De heer KNUTTEL verzet zich ten sterk ste tegen deze eerste stap op het hellend vlak van loonsverlaging. De regecring mag men hier z. i niet volgen. Waar blijft op deze manier de positie van den gemeenteraad? De regecring dwingt eenvoudig een bepaald bestuit le nemen. Op den duur zal men do regcering toch niet kunnen volgen, wil men het onderwijs niet beneden peil brengen en ontwrichten. B. en W. gaan zelfs nog verder dan de mi nister daar ook de Kweekschool er bij le belrekken. Zij accepteeren dus het stand punt der regecring blijkbaar, ook voor zich zelf. Deze heele verlaging zal men moeten weigeren. De heer EERDMA NS meent, dat het be toog der vorige sprekers een paar jaren tc laat komt. Men heeft toch destijds zich niet verzet, toen de regeerir.g de salarissen ver hoogde; toen aanvaardde men het verband met de regeering eenvoudig. Is men toen meegegaan, dan dient men het ook nu te doen al is het natuurlijk onaangenaam, waar het loonsverlaging betreft. De heer WILBRINK sluit zich aan bij den heer Eerdmans. Z. i. heelt de raad niet te beslissen in dingen als art .40 etc. De ver hooging aanvaardde men wel. De heer KNUTTEL: nonsens. De heer WILBRINK: geen nonsens, gaat liet naar uw zin, dan zwijgt u als een kalf (gelach) anders direct een groole mond. De regeling van B. en W. zal men vol gens consequentie moeten volgen. Wethouder v. MEYNEN zal niet ingaan I op punten van debat, die thuis hooren in de Tweede Kamer. Wij breken ons woord in ieder geval niet, zoo daarvan sprake is. Met den heer Knuttel is hij het eens, dal dit een eerste stap is tot loonsverlaging. De heer KNUTTEL; dank u voor deze erkenning Do WETHOUDER: niet met het tweede, dat wij ons moeten verzetten; de omstandig heden eischen versobering, al is het pijn lijk. De raad heeft steeds den minister ge volgd, dus moei men dat nu ook doen, in consequentie van dc vroegere besluiten. 't ls ook heelernaal niet onbillijk. De sa larissen hier zijn van 19021915 vrijwel gelijk nan dien van het rijk geweest van 13151918 hooger, in 1919 ongunstiger dan van het rijk, sedert 1920 is er gelijkheid. En wanneer wij nu bet rijk weer volgen, ziet hij nergens onbillijkheid. Met het oog op de finanliün der gemeente kunnen wij de subsidie ook niet missen; T zou onverstandig zijn die op le offeren. De subsidie is f 30 f 35.000 per jaar on geveer, meent hij. T is f 1000 per klas. De VOORZITTER: dit is nog verhoogd; ik geloof, daL de subsidie vorig jaar f 40.000 was. De WETHOUDER: Dat bedrag mogen wij niet prijs geven. Er is een uniforme rege ling, mogen wij die nu breken? Wat de Kweekschool betreft, inderdaad, die verkeert in een andere positie, maar de consequentie eiscl.t volgens B. en W. dat deze er ook in betrokken wordt. Steeds is de uniformiteit ook .voor de Kweekschool in acht genomen door den raad, dus nu moet het z. i. ook. Definitief is dc regeling niet, de minister zal een nieuwe tref len De heeren KOOISTRA er. KNUTTEL: jüt nog een stuk er af. De WETHOUDER: dat weet ik niet. Maar de regeling is voorloopig. De heer KNUTTEL meent dat het stand punt dal wij mee moeten gaan, omdat wij dat vroeger ook deden, at heel vreemd is. Wanneer men meegaat wanneer men het er mee eens is. dan z?gt dit toch niet, dat men mee moet gaan bij vreemde bokkesprongon als nu van de regecring. Vroeger is er ook wel eens verzet geweest bij subsidie-aange legenheden. Wat de billijkheid betreft, zouden de leeraren elders zich gegriefd voelen, als Lei den niet meeging Allerminst het niet mee gaan op groote schaal zou wellicht het rijk, wil het niet de slechtste overhouden, kun nen dwingen, om terug te komen op zijn besluit. Leiden mag z. i. niet meegaan, trots ver lies der subsidie. De heer KOOISTRA zegt den heer Eerd mans zich nooit ie zullen verzetten tegen verbetering van ambtenaars-salarissen wel en altijd tegen verslechtering. Dat wij niels te maken hebben met hetgeen in de Tweede Kamer gebeurt, betwist spr., wij mogen aan woordbreuk niet meedoen. Hij onderschrijft den heer Knuttel. Als hier de loonen eens lager zijn, gaat men toch ook niet direct tot verhooging over. Ier wille der uniformiteit. Nogmaals ontraadt spr. aannemen van dit voorstel. De WETHOUDER handhaaft, dal de con sequentie aannemen eischt. Hij vergat nog te zoggen, dat als de rijkssubsidie verloren gaal. ook verloren gaan de inkomsten uit de buitengemeenten, waardoor het totaal wel f 60.000 wordt. De heer DUBBELDEMAN heeft destijds de uniformiteit warm toegejuicht. Logisch zou dus zijn meegaan met B. en W., maar dit voorstel wordt louter gedaan uit beziü- nigingsoogpunt en salarisverlaging acht hij geen bezuiniging. De heer EERDMANS meent, dat juist dat altijd zijn voor salarisverbetering -- oorzaak is, dat wij thans voor deze moei lijkheden staan. Laat de heer Kooistra dus de hand in eigen boezem steken. De heer KOOISTRA vraagt hierop voo-' de derde maal het woord, dat kan hij niet laten passeeren. Het wordt hem verleend Hij betwijfelt, dat de Staat failliet zou gaan op hetgeen hij voorstaat. De verhooging destijds was gebaseerd op de dure levens middelen enz. en nog is de levensstandaard niet noemenswaard gedaald. Het voorstel van B. en W. wordt hierop aangenomen met 2011 stemmen. Tegen de S. D. A. P.,' de heeren Wit- mans. Knuttel en mevr. Dietrich. 17o. Voorstel: a. tol het aangaan van een overeenkomst, betreffende de levering van electricüeit in de gemeente Warmond, door de Stedelijke Electriciteitsfabriek te Leiden b. tot wijziging van de op 25 Juni 1910 gesloten overeenkomst, regelende de levering van gas in de gemeente Warmond door de Stedelijke Gasfabriek le Leiden. (137) Conform besloten. 18o. Praeadvies op de verzoeken van den Voorzitter van den Ned. Bond van Tabaks- vergunningshouders en redacteur van ,,Het Tabaksblad" en van den Ned. Bond van Werkgevers in Hotel-, Restaurant-, Café- en aanverwante bedrijven „Horecaf", in zake het in het leven roepen van een verbod betreffende den verkoop van tabaksfabrika ten, in café's enz (138) Conform besloten. 19o. Voorstel om Burg. en VVelh. te mach tigen om. gehoord de Commissie voor Steun verlening, bepaalde personen van de steun verlening uit te sluiten. (131) Hierbij is een motie Heemskerk, luidende De Raad spreekt als hare meening uit, dat het beslissingsrecht inzake steunver- leening dient te blijven in handen van de Algemeene Cpmmissie voor Stcunverlee- ning en cventueele beperkingen inzake steunverleening. aan genoemde commissi? dienen te worden opgedragen en door haar uitgevoerd. De heer HEEMSKERK licht de motie toe. In 't algemeen is hij niet tegen hetgeen B. en W. willen; er kunnen beperkingen noodig zijn door omstandigheden, maar hij verschilt met B. en W. alleen in dien zin. dat hij het beslissingsrecht niet wil leggen in handen van B. en W., maar dit wil laten aan de Commissie, die toch zelfstandig zou optreden volgens de oprichtingsplannen. Het voorstel van B. en W. zou daarmee in strijd komen. Voorts gelooft hij ook, dat het niet goed is de beslissing te brengen bij B. en W., omdat deze niet zoo goed op de hoogte kunnen zijn, afhankelijk van advie zen, als zij zijn. Tenslotte meent hij, dat ook voor B. en W. de toestand niet aangenaam zou worden want dan zou bij hen terugkomen, hetgeen zij vroeger afschoven aan het Burgerl. Arm bestuur. De heer v. STRALEN heeft met verba zing \an dit voorstel kennis genomen, om dat dit voorstel principieel het destijds ge nomen besluit omverwerpt, door B en W. de bevoegdheid te geven uit te schakelen die zij willen. B. en W. geven geen enkel feit, die het voorstel wettigt, alleen maar tirades in 't algemeen. B. en W. hebben blijkbaar iets hiermee voor; hij citeert een persbericht over de be doeling van den wethouder, die-blijkbaar opruiming wil houden. Sinds de onderbrenging van de steunrege ling bij cie aparte Commissie, bestaat er grootendeels bevrediging en B. en W. zul len nu dit alles op losse schroevea zetten. Zijn er feilen, dan kunnen die toch wel wordeu verwijderd. De wethouder heeft echter met de vakcentrales totaal geeu overleg gepleegd. Spr. meent, dat als en W. de bevoegd heid krijgen, de raad gewoon zal zijn uit gesloten, terwijl de belangen der wcrkloo- zen zouden, worden geschaad. De vakcentrales en zijn fractie zijn niet tegen het uitsluiten van z.g. beroepswerk- loceen, zoo die er zijn, maar is daarvoor noodig deze machtiging voor B. en W.? Had de wethouder niet alles zelf willen weten, meer overleg gepleegd, dan was het voorstel overbodig geweest, er zou wei een weg zijn gevonden. Spr. doet het voor stel dit punt van de agenda af te voeren teneinde overleg te kunuen plegen. Dc heer WILMER En uw vertegenwoor digers in de commissie dan? De heer WILBRINK: Zijn jullie dan jochies? De heer v. STRALEN: Overleg met de vakcentrales als organisatie bedoel ik na tuurlijk, dat is heel iets andera. De heer OOSTDAM meent, dat de mo tie-Heemskerk niet slaat op de feiten. 13. en W. zullen toch iederen wevkloozo niet apart beoordeeleu. De heer HEEMSKERK: Dat moet juist. De heer OOSTDAM: Hierin ben ik dus mis. Hij komt er dan tegenover den beer v. Stralen tegen op, dat er geen overleg i3 gepleegd. In de steuncommissie heeft de webhouder zijn plannen medegedeeld er» drie welccn tijd was er om bij de vakcen trales zijn licht op te gaan steken voor dc vertegenwoordigers. Drie weken is toch voldoende. Algemeen heeft men den maat regel echter aanvaard. De heeren KNUTTEL en v. EOK: Dat is niet waar. De heer OOSTDAM: Dat. staat toch -n den brief der commissie, die erkende dat wijzigingen nooclig waren. Geroep: Dat is wat anders. De lieer OOSTDAM: Nooit is ere bedoe ling geweest van deze commissie een pen- sioencommissie te maken. De heer KNUTTEL: 't Is een schandaal. De beer BAART komt er tegen op, dat de commissie algemeen van oordeel was dat in deze zin wijzigingen noodig waren. Spr. heeft zich uitgelaten als de heer v. Stralen hier. Zeker, ook hij achtte wijzigin gen noodig, maar alleen wanneer de vak centrales gekend zouden worden. En dat is geweigerd. De VOORZITTER leest voor, dat alleen in de stukken staat, dat algemeen wijzi gingen noodig werden geoordeeld en dat is toch juist. De lieer BAART meent,, dat de arbei ders verreweg tegen deze regeling zijn. On der overleg verstaat hij ook overleg met de vakcentrales. Hij sluit zich geheel aau bij den heer v. Stralen en diens voorstel. De heer ELKERBOUT vindt dit voor stel ook niet sympathiek, vooral het laat ete gedeelte niet, waar staat het uitslui ten van bepaalde personen. Hij vreest, dat dit niet in engeren ziu is genomen, waarop bij nader ingaat. De VOORZITTER en de WETHOUDER meenen. dat dit vocnuitloopen is op bet werk der commissie. Dc heer KNUTTEL aoht bet wel ter zake. De heer ELKERBOUT acht het toch goed, dat hierop eens wordt ingegaan. In de metaalindustrie is b.v. een opleving, maar in onderdeelon heersokt er tooh nog groole werkloosheid en dat zal vooreerst wel blijven. Er zijn gevallen dat twee jaar uitkeering is genoten. Kon men geen werk vinden, dan heeft bij geen bezwaar tegen doorge ven, maaj* anders wel, of ook, wanneer de vrouw werkt of zoo. Spr. behandelt dan 65-jarigen etc. Zon der nadere definitie over die bepaalde personen1' kan hij niet meegaan met dit voorstel. Rationeel zou hij vindenlaten aan de oommissie, die dan in dezelfde richting kan werken, waartegen geen en kele vakcentrale zich zal verzetten. De heer HEEMSKERK trekt zijn motie in en stelt een amendement voor, waarin de commissie wordt gemachtigd, bepaalde personen uit te sluiten van steunverlee- niug. De VOORZITTER wijst er op, dat de raad destijds besloot steun to verleenen, oc»k bij bedrog etc. zelfs. De heer v. STRALENDat is niet waar,- zie bet reglement. De VOORZITTER: Daarmee heb ik mets te maken, alleen met het raadsbesluit, dat steun voorschrijft zonder meer, en a*i wil len B. en W. eenvoudig veranderen. De lieer KNUTTEL noemt het een schan delijk stuk, omdat het een aanval ia op de arbeiders en omdat bet onwaarachtig is. Behoefte aan wijzigingen is nooit ge voeld veronderstelt hijmen heeft zich ge deeltelijk daarmee aecoord verklaard om erger trachten te voorkomen, zoo is zijn indruk. Schromelijk overdreven noemt hij, dat er velen zijn, die nimmer ernstig moeite deden naar werk, Er zijo wellioht heel enkele gevallen maar om die enkele mag deze maehtig-ing niet worden gegeven, want dat zou do deur openzetten voor erger. Beperking der sleunverleening zit tevens voor en deze commissie i9 er juist een lot zoo hoog mogelijk brengen der sleunverlee- ning binnen de beperkingen van den mi nister. Ook met de argumenten van den heer Van Stralen kan hij zich niel vereenigen. Er is een tusI zeide deze; dat zou hem kunnen bewegen voor le stemmen, opdat die rust verdwijne en er geageerd worde. Tegen hetgeen de heer Oosldam zeide, protesteert hij scherp. Alsof de werkloozen- trekkers- renteniers zijnl Het amendement-Heemskerk geeft vol gens hem niels, misschien wordt het er slechter door zelfs, daar er anders nog beroep bij B. en W. over zal blijven. De heer WILBRINK meent, dat men aan de vakcentrales, de vertegenwoordigers der belanghebbenden, het gemeentelijk belang toch niet mag toevertrouwen. In de commis sie is dit voorstel aangenomenniel met algemeene stemmen, dat is waar, maar dat zij er voor geweest zijn om erger le voor komen is onjuist; de lieert Baart heeft zich ook voor wijziging verklaard, terwijl de heer v. d. Made zweeg en zich dus blijkbaar bij den heer Baart aansloot. Moeten wij nog met de vakcentrales on derhandelen, terwijl zij vertegenwoordigd zijn in de commissie? Zijn de vertegen woordigers dan kwajongens? Z. i. heeft er voldoende overleg plaats ge had, drie weken gelegenheid gaf de wet houder en toen zeide de heer Baart, dat zijn centrale in 't algemeen geen bezwaar had, zij het, dat wel gevreesd werd voor zekere gevaren, die werden genoemd. Het stuk van B. en W. is dus geheel juist, dit tegenover den heer Knuttel, die blijkbaar verkeert is ingelicht. Spr. sleunt warm het voorstel van B en W.t nog enkele voor beelden als afgument aanhalend. Wethouder SANDERS zegt, dat de bedoe ling van het raadsbesluit, waarbij de steun commissie werd ingesteld, was onttrekking der werkloozen aan het Burgerl. Armbe stuur en brengen van den steun op de normen van de sleunverleening. Iedere uit getrokken wcrklooze had recht op steun. Of dit juist was, moet ontkend worden. En kele feilen bevestigen, dal er zijn, die hoe wel de uilkeering alleen voor 't allernoo- digste voldoende is. toch daarop ycgefeer- den; dat was vroeger zoo b.v. in KA, oude Athene en nu nog. Van den sleun zijn verschillende afge voerd wegens het plegen van fraude etc; de lijst ligt voor de raadsleden ter inzage. Ifet algemeen werkloozen-cijfer was 1482 op 1 Febr. en op 2 Mei 859; een verhouding van 100 lot 58; het aantal steunlrekkenden was resp. 604 en 422, verhoudingscijfers 100 en 70. Dat spreekt voor zichzelf De vraag is ook aangeroerd, of in zekere bedrijven nog wel van werkloosheid kan worden gesproken, zoo men ernstig naar werk zoekt en dan moet b.v. een bakker altijd bakker blijven, of moet hij ook naar ander werk omzien? Invaliden hooren er toch ook niet onder. Unaniem is dan ook in dc commissie gezegd, dat er beperking noo dig was. Was de commissie echter bi) machte beperking in te voeren? Unaniem werd geantwoord; neen. Toch zegt het adres van den Lcidschen Bcsluurdersbond van wel! Spr. wil aannemen, dal de heer Baart op eigen houtje heeft beslist. Toen was vastgesteld, dat de Commissie geen beperking kon aanbrengen, was een raadsbesluit noodig en nu zijn B. en W. daarmee gekomen. Het is een billijke regc- ling, waarbij de raad controle kan, uiloefe-» nen door interpellatie etc. Wat overleg met de vakcenlralos belrcll, deze zijn gekend, daar zij immers in de commissie zijn vertegenwoordigd. Hij heeft zich nog beschikbaar gesteld de vakcentra-» les le hooren; hij heeft ze niet gezien. Het voorslel-Heemskerk is alleen een ver-» schil van procedure. B. en W. willen dat niet bestrijden, integendeel, zij steunen het. De heer v. STRALEN is niel van meening veranderd. Een ernstige bespreking met de vakcentrales heeft niel plaats gehad, hoewel dit toch van groole waarde is om het ook betrokkenen zooveel mogelijk naar den zin te maken, hetgeen agitatie voorkomt, waar op de heer Knuttel blijkbaar alleen bedacht is. Mogelijk zouden B. en W. dan ook wel overtuigd hebben niels anders te bedoelen, dan zij verklaren. Zijn fractie is niet tegen elke uilsluiting al zijn er meer zijden aan lang trekken van sleun als de wethouder aangaf, die hij nu nader aangeeft. Z. i. kan aan iemand, die een jaar lang niet gewerkt heeft, worden medegedeeld, dat hij kan afgevoerd worden •na drie weken. De heer lüNUTTEL Ik vind dat niel. De heer v. STRALEN: dan zou intusschen naar hem een onderzoek kunnen worden in gesteld en spr. zou daarom gaarne zien een aparte commissie van beroep, opdat de eind beslissing billijk zij. Daarover zou hij gaar-, ne nader spreken met B. en W. en hij blijft aandringen op uitstel. B. en W. en de com-, missie hebben bevoegdheid genoeg om uit te sluiten, die dit verdienen. De heer KNUTTEL keert zich legen liet slandpunl-v. Stralen, wat is de menschen brengen in een verdedigende positie, hcU geen juist moet worden voorkomen. Agita-» tie is het eenige middel om de werkloozeu te dienen. Wat B. en W. willen, is tevens loondrukken en wat daarbij behoort. Tot bedrog worden velen wel gedwongen door den aftrek van 2/3 der verdiensten, zoo zu eenig tijdelijk werk krijgen. Maar ook an-» ders is daartegen wel een weg te vinden. De heer DUBBELDEMAN erkent, dat er veel gekwebbeld is, dat er niet veel zaaks is gezegd, wanneer men hel gesprokene zou ontleden. Er zijn er blijkbaar hier, b.v. de. horren Wilbrink on Oosldam, die blij zijn, dal er zijn. die de boel eens beduvelen, hetgeen de werkloozen algemeen te schande maakt. De heer WILBRINK: Dat is zeker geen kwebbelen. De heer DUBBELDEMAN: Zeker, er kun. Geauthoriseerde vertaling naar het Engelseh van E. PHILIPSOPPENHE1M, door Mevrouw v. d. W. (Nadruk verboden). „Arnold, ik heb in langen lijd niets gege ten. Zij hebben wat in mijn eten gedaan om ®ij slaperig te maken; nadat ik dat had be grepen, durfde ik niets meer eten." ^Binnensmonds gaf ik aan mijn woede loen wij door een klein stadje reden, jvendde ik mij tot den chauffeur. Hij begon 0?n langzamer te rijden en hield ten slotte *v|l voor een restaurant. Met het eerste hapje so?p schenen Isobels jeugd en kracht terug ,ren- iya nog iets le hebben gegoten en eQ glas wijn te hebben gedronken, begon zij krfr^k'H' ProlMde, toen ik haar geen ue aanbood, en ik haar aanspoorde om te ^trekken. In den auto kwam zij dicht bij jjuJ zitten en eenigszir.s verlegen slak zij ^r aroi door den mijne. Zoo spoedden wij joort op weg naar Tarijs. r*11 Sesprek, ook al was Isobel er reeds m„el°e In staat geweest, was bijna on- tfrllen ^°Ck lrac^e 2"i ülii a^es ver" deur" Was kmnershuis." zeide zij, „en de Van de kamer werd afgesloten vóór ik Miin I briefje oen valstrik was. vriani?,1?.^ ^wam binnen en trachlle eerst ïfooiu *e z'in- zeide mij, dat mijn aüer oud £iau was eu dat hij mij wenschle te zien vóór hij stierf. Ik moest daarom dadelijk met haar mede gaan. Ik antwoordde, dat ik jou eerst wilde zien; maar dat maakte Haar boos. Zij zeide, dat mijn leven een schande was voor onze familie; dat ik jouw naam niet meer mocht noemen en dat ik scheen te vergeten, dat ik pas uit een goed tehuis was gekomen. Toen verloor ik ook mijn geduld. Ik zei haar dat ik niet naar Illghera wenschte te gaan, en dat ik mijn grootvader en verdere familie r.iet wilde ontmoeten. Zij hadden mij zoo veel jaren aan mijn lot overgelaten, dat ik het nu ook wel verder zonder hen kon stel len. Zij viel mij niet in de rede, doch keek mij voortdurend aan met een ijskouden glimlach op haar gezicht. Toen ik uitgespro ken had, zeide zij „wij zullen zien," en liet mij daarna alleen. Zij brachten mij eten en r.adal ik daarvan iets genuttigd had, voelde ik mij ziek en slaperig. Daarna leek alles mij een droom. Ik verroerde mij alleen, als het mij werd gezegd. Het kon mij niet sche len, wat er met mij gebeurde. In Parijs kwam Adelaide in mijn kamer. Zij'bracht niij wat chocolade en vertelde mij, dat jij in de nabijheid was. Zonder haar zou ik, geloof ik, gestorven zijn. „Ik begon aandacht le schenken aan het geen men tegen mij zeide. Ik begreep, dat men mij niet naar Illghera zou brengen, om dat men voortdurend over de School sprak. Toen besloot ik mij zooveel mogelijk te ver zetten. Ik wilde hun eten niet meer aanra ken. Gelukkig bracht Adelaide mij af en toe chocolade. Ik zeide voortdurend tol mijzelf, dat ik niet ziek was, dat ik niet ziek wilde zijn. Daarom was ik in staat naar je uit te kijken en den heer von Leibingen een klap le geven, toeft hij op je wou schieten, en daarom kon tk 004 élle&n naar je auto kna pen. Arnold, waarom haat mijn tante mij op zulk een vreeselijke wijze?" Ik antwoorkdde haar niet, want haar slem werd hoe langer hoe zwakker, totdal zij op een gegeven oogenblik in een diepen slaap was gevallen met haar hoofd op mijn schouder. Haar hand rustte nog steeds in de mijne. Zoo sliep zij rustig tot wij in de bui tenwijken van Parijs waren aangekomen, waar het lawaai van voorbijkomende karren en rijtuigen haar deed opschrikken. „Ben ik veilig, Arnold," vroeg zij angstig. ..Ja. wees maar niet bang." Wij draaiden de Rue St.-Antoine in en hielden slil voor de woning van monsieur Feurgères. In de vestibule ontmoetten wij madame Tobain. Met een behuild en angstig gezicht trok zij mij ter zijde. .Mijnheer, ik ben bang Ik viel haar in de rede. „Eerst de jongedame," zeide ik. „Zij is ziek geweest. Waar kan ik haar brengen?" Zij wierp de eetkamer open, waar op een kleine, keurig versierde tafel een souper'ge reed stond. „Monsieur Feurgères was er bijzonder op gesteld, dat alles goed in orde zou zijn," zei madame Tobain. „Waar is monsieur?" vroeg ik. „Ik zal u bij hem brengen, als mademoi selle hier wil wachten." In de"~~ vestibule kon zij haar angst niet langer verbergen. „Monsieur, ik ben zoo bang, dat er iets met monsieur gebeurd is. Nadat u was ver trokken en hij orders gegeven had voor hot souper, riep hij mij bij zich. Hij stond voor mevrouws kamer met zijn handen vol bloe men. Hij was zelf naar den bloemist ge weest. „Tobain," zeide hij, „u weet, dat ik atfiüd dn deuc afsluit als ik ia deze kamer ga. Vandaag zal ik dal echter niet doen. Maar u moet goed begrijpen, dat niemand mag binnenkomen behalve mijn vriend, mijnheer Arnold Greatson, die vanavond zal terugkeeren .Dit is mijn wensch, Tobain." Ik viel hem in de rede, doch hij sloeg daarop geen acht en zeide nogmaals: „Onthoud dit, Tobain .alleen mijnheer Greatson. Toen be gon ik mij al ongerust te maken. Hij ging binnen en sloot de deur achter zich en sindsdien heb ik hem "niet gezien en geen geluid gehoord. Wil monsieur nu eens bin nengaan?" Ik deelde Tobains onuitgesproken vermoe dens en klopte zachtjes aan de deur. Er volgde geen antwoord. Ik opende de deur op een kier. De kamer was in duister gehuld, maar bij het verder openen der deur werden plotseling door een geheimzinnig contact eenige eleclrische lampen ontstoken, die een gedempt licht in de kamer wierpen. Man- sieur Feurgères zat ruslig met gesloten oogen en een glimlach op de lippen met het gezicht naar de deur. Het leek wel of hij sliep en heerlijk droomde. Naast zijn stoel stond een andere met een overvloed van donkerrooda rozen, die een zachten geur verspreidden. „Monsieur Feurgères," riep ik uit, „het is in orde. Isobel is hierl" Er volgde geen onlwoord. Toch was het mij of de glimlach op zijn gelaat sterker werd. Dit was verbeelding, want zijn harte- wensch was vervuld. Voorzichtig nam ik een der bloemen weg en bracht die aan Isobel. HOOFDSTUK VI. Isobel wist nu alles. Ik had haar volko men op de hoogte gebracht op een avond, dat wij gezamenlijk uit eten waren gegaan. Hel weder had ons naar buiten gedreven* De bladeren, die boven onze hoofden ruisch- ten, bewogen door een zachfcejx. avondwind, maakten een genotvoller muziek dan de violen in hel restaurant, en geen gebeeld houwd plafond kon schillerender zijn dan de met sterren bezaaide hemel boven ons. „En nu je mij dat alles- hebt verteld," zeide zij, „moet ik een beslissing nernen?. Zelfs nu zie ik mijn weg nog niet duidelijk voor mij. Mijn familie wil mij niel hebben, want zij had mij weer terug naar het pen sionaat willen brengen. Monsieur Feurgèref heeft mij bij testament een groot bedrag ver maakt. Nu dien ik toch zelve te beslissen wal mij te doen staat, nietwaar?" „Toch geloof ik, dal je dal niel moogt doen. Ik ben van oordeel, dat monsieur Feurgères gelijk heeft. De brief, dien ik in mijn kamer vond, was een paar uren vóór zijn dood geschreven en geeft blijk van een helder inzicht. Jij bent niet alieen een Prin ses van Waldenburg, maar je hebt boven dien een grootvader, die het verlies van je moeder en van jou nooit le boven gekomen is. Het was niet zijn schuld of zijn wensch, dal jij werdt weggezonden van Waldenburg, Hij werd steeds bedrogen door je tante, de' Aartshertogin. Ik geloof, evenals monsieur Feurgères. dal het je plicht is lot hem t« gaan." „Ga jij met mij mede?" vroeg zij angstig, „Ik verlaat je niet, totdat je onder zijn hoede komt. Maar daarna „Daarna, wal?" „Daarna moeten onze wegen scheiden, Isobel. Jij bent een kind uil een van Euro-, pa's eerste families; dat mag je niet verge ten, en die familiebetrekkingen leggen je verplichtingen op." Ik zag de uitdrukking in haar gezicht en miin hart bloedde. (Wordt vervolgd). 1

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1924 | | pagina 5