No 19692.
LEIDSCH DAGBLAD, Dinsdag 20 Mei.
Tweede «Blad. Anno 1924.
Gemeenteraad van Leiden.
FEUILLETON.
HET PLEEGKIND VAN DE
DRIE CELIBATAIRS.
.(Vervolg van gisteren).
16o. Voorstel om de Rijksregeling len op
zichte van de salarisvermindering, mei in
gang van 1 Mei 1924, loe le passen op hel
leerarenpersoneel aan het Gymnasium, de
Hoogere Burgerschool met vijfjarigen cur
sus. de Hoogere Burgerschool voor Meisjes,
en de afd. A der gemeentelijke Kweekschool
voor onderwijzers en onderwijzeressen. (130)
Du heer K001STRA zegt. dat B. en W.
overnemen de krachtterm van den minister
dat anders de subsidie zal worden ingetrok
ken. Hij meent, tro's de .opgedane ervarin
gen in den raad. nog een poging te moeten
doen om den raad te bewegen niet mee te
gaan met dit voorstel.
Door de intrekking van arl. 4.0 van het
bezoldigingsbesluit is dit voorstel op de
agenda gekomen. Hij leest voor dit art. 40
en het oude art. 40. Als de raad meegaat
zijn de leden vasal en van den minister.
De intrekking acht hij een onrechtvaar
dige daad; hij wil niet aan woordbrëuk
meedoen en hij hoopt, dat de raad dit ook
niet zal willen.
De kosten het subsidie-verlies zijn
niet zoo groot om z i. daarvoor terug te
dnngen; elders hceR men heL cok niet ge
daan.
De heer KNUTTEL verzet zich ten sterk
ste tegen deze eerste stap op het hellend
vlak van loonsverlaging. De regecring mag
men hier z. i niet volgen.
Waar blijft op deze manier de positie van
den gemeenteraad? De regecring dwingt
eenvoudig een bepaald bestuit le nemen.
Op den duur zal men do regcering toch
niet kunnen volgen, wil men het onderwijs
niet beneden peil brengen en ontwrichten.
B. en W. gaan zelfs nog verder dan de mi
nister daar ook de Kweekschool er bij le
belrekken. Zij accepteeren dus het stand
punt der regecring blijkbaar, ook voor zich
zelf. Deze heele verlaging zal men moeten
weigeren.
De heer EERDMA NS meent, dat het be
toog der vorige sprekers een paar jaren tc
laat komt. Men heeft toch destijds zich niet
verzet, toen de regeerir.g de salarissen ver
hoogde; toen aanvaardde men het verband
met de regeering eenvoudig. Is men toen
meegegaan, dan dient men het ook nu te
doen al is het natuurlijk onaangenaam,
waar het loonsverlaging betreft.
De heer WILBRINK sluit zich aan bij
den heer Eerdmans. Z. i. heelt de raad niet
te beslissen in dingen als art .40 etc. De ver
hooging aanvaardde men wel.
De heer KNUTTEL: nonsens.
De heer WILBRINK: geen nonsens, gaat
liet naar uw zin, dan zwijgt u als een
kalf (gelach) anders direct een groole mond.
De regeling van B. en W. zal men vol
gens consequentie moeten volgen.
Wethouder v. MEYNEN zal niet ingaan
I op punten van debat, die thuis hooren in de
Tweede Kamer. Wij breken ons woord in
ieder geval niet, zoo daarvan sprake is.
Met den heer Knuttel is hij het eens, dal dit
een eerste stap is tot loonsverlaging.
De heer KNUTTEL; dank u voor deze
erkenning
Do WETHOUDER: niet met het tweede,
dat wij ons moeten verzetten; de omstandig
heden eischen versobering, al is het pijn
lijk. De raad heeft steeds den minister ge
volgd, dus moei men dat nu ook doen, in
consequentie van dc vroegere besluiten.
't ls ook heelernaal niet onbillijk. De sa
larissen hier zijn van 19021915 vrijwel
gelijk nan dien van het rijk geweest van
13151918 hooger, in 1919 ongunstiger dan
van het rijk, sedert 1920 is er gelijkheid. En
wanneer wij nu bet rijk weer volgen, ziet
hij nergens onbillijkheid.
Met het oog op de finanliün der gemeente
kunnen wij de subsidie ook niet missen; T
zou onverstandig zijn die op le offeren.
De subsidie is f 30 f 35.000 per jaar on
geveer, meent hij. T is f 1000 per klas.
De VOORZITTER: dit is nog verhoogd;
ik geloof, daL de subsidie vorig jaar f 40.000
was.
De WETHOUDER: Dat bedrag mogen wij
niet prijs geven. Er is een uniforme rege
ling, mogen wij die nu breken?
Wat de Kweekschool betreft, inderdaad,
die verkeert in een andere positie, maar de
consequentie eiscl.t volgens B. en W. dat
deze er ook in betrokken wordt. Steeds is de
uniformiteit ook .voor de Kweekschool in
acht genomen door den raad, dus nu moet
het z. i. ook.
Definitief is dc regeling niet, de minister
zal een nieuwe tref len
De heeren KOOISTRA er. KNUTTEL: jüt
nog een stuk er af.
De WETHOUDER: dat weet ik niet. Maar
de regeling is voorloopig.
De heer KNUTTEL meent dat het stand
punt dal wij mee moeten gaan, omdat wij
dat vroeger ook deden, at heel vreemd is.
Wanneer men meegaat wanneer men het er
mee eens is. dan z?gt dit toch niet, dat men
mee moet gaan bij vreemde bokkesprongon
als nu van de regecring. Vroeger is er ook
wel eens verzet geweest bij subsidie-aange
legenheden.
Wat de billijkheid betreft, zouden de
leeraren elders zich gegriefd voelen, als Lei
den niet meeging Allerminst het niet mee
gaan op groote schaal zou wellicht het rijk,
wil het niet de slechtste overhouden, kun
nen dwingen, om terug te komen op zijn
besluit.
Leiden mag z. i. niet meegaan, trots ver
lies der subsidie.
De heer KOOISTRA zegt den heer Eerd
mans zich nooit ie zullen verzetten tegen
verbetering van ambtenaars-salarissen wel
en altijd tegen verslechtering. Dat wij niels
te maken hebben met hetgeen in de Tweede
Kamer gebeurt, betwist spr., wij mogen aan
woordbreuk niet meedoen. Hij onderschrijft
den heer Knuttel. Als hier de loonen eens
lager zijn, gaat men toch ook niet direct tot
verhooging over. Ier wille der uniformiteit.
Nogmaals ontraadt spr. aannemen van dit
voorstel.
De WETHOUDER handhaaft, dal de con
sequentie aannemen eischt. Hij vergat nog
te zoggen, dat als de rijkssubsidie verloren
gaal. ook verloren gaan de inkomsten uit
de buitengemeenten, waardoor het totaal
wel f 60.000 wordt.
De heer DUBBELDEMAN heeft destijds
de uniformiteit warm toegejuicht. Logisch
zou dus zijn meegaan met B. en W., maar
dit voorstel wordt louter gedaan uit beziü-
nigingsoogpunt en salarisverlaging acht hij
geen bezuiniging.
De heer EERDMANS meent, dat juist
dat altijd zijn voor salarisverbetering --
oorzaak is, dat wij thans voor deze moei
lijkheden staan. Laat de heer Kooistra dus
de hand in eigen boezem steken.
De heer KOOISTRA vraagt hierop voo-'
de derde maal het woord, dat kan hij niet
laten passeeren. Het wordt hem verleend
Hij betwijfelt, dat de Staat failliet zou gaan
op hetgeen hij voorstaat. De verhooging
destijds was gebaseerd op de dure levens
middelen enz. en nog is de levensstandaard
niet noemenswaard gedaald.
Het voorstel van B. en W. wordt hierop
aangenomen met 2011 stemmen.
Tegen de S. D. A. P.,' de heeren Wit-
mans. Knuttel en mevr. Dietrich.
17o. Voorstel:
a. tol het aangaan van een overeenkomst,
betreffende de levering van electricüeit in
de gemeente Warmond, door de Stedelijke
Electriciteitsfabriek te Leiden
b. tot wijziging van de op 25 Juni 1910
gesloten overeenkomst, regelende de levering
van gas in de gemeente Warmond door de
Stedelijke Gasfabriek le Leiden. (137)
Conform besloten.
18o. Praeadvies op de verzoeken van den
Voorzitter van den Ned. Bond van Tabaks-
vergunningshouders en redacteur van ,,Het
Tabaksblad" en van den Ned. Bond van
Werkgevers in Hotel-, Restaurant-, Café-
en aanverwante bedrijven „Horecaf", in
zake het in het leven roepen van een verbod
betreffende den verkoop van tabaksfabrika
ten, in café's enz (138)
Conform besloten.
19o. Voorstel om Burg. en VVelh. te mach
tigen om. gehoord de Commissie voor Steun
verlening, bepaalde personen van de steun
verlening uit te sluiten. (131)
Hierbij is een motie Heemskerk, luidende
De Raad spreekt als hare meening uit,
dat het beslissingsrecht inzake steunver-
leening dient te blijven in handen van de
Algemeene Cpmmissie voor Stcunverlee-
ning en cventueele beperkingen inzake
steunverleening. aan genoemde commissi?
dienen te worden opgedragen en door haar
uitgevoerd.
De heer HEEMSKERK licht de motie
toe. In 't algemeen is hij niet tegen hetgeen
B. en W. willen; er kunnen beperkingen
noodig zijn door omstandigheden, maar hij
verschilt met B. en W. alleen in dien zin.
dat hij het beslissingsrecht niet wil leggen
in handen van B. en W., maar dit wil laten
aan de Commissie, die toch zelfstandig zou
optreden volgens de oprichtingsplannen.
Het voorstel van B. en W. zou daarmee in
strijd komen. Voorts gelooft hij ook, dat
het niet goed is de beslissing te brengen bij
B. en W., omdat deze niet zoo goed op de
hoogte kunnen zijn, afhankelijk van advie
zen, als zij zijn.
Tenslotte meent hij, dat ook voor B. en
W. de toestand niet aangenaam zou worden
want dan zou bij hen terugkomen, hetgeen
zij vroeger afschoven aan het Burgerl. Arm
bestuur.
De heer v. STRALEN heeft met verba
zing \an dit voorstel kennis genomen, om
dat dit voorstel principieel het destijds ge
nomen besluit omverwerpt, door B en W.
de bevoegdheid te geven uit te schakelen
die zij willen. B. en W. geven geen enkel
feit, die het voorstel wettigt, alleen maar
tirades in 't algemeen.
B. en W. hebben blijkbaar iets hiermee
voor; hij citeert een persbericht over de be
doeling van den wethouder, die-blijkbaar
opruiming wil houden.
Sinds de onderbrenging van de steunrege
ling bij cie aparte Commissie, bestaat er
grootendeels bevrediging en B. en W. zul
len nu dit alles op losse schroevea zetten.
Zijn er feilen, dan kunnen die toch wel
wordeu verwijderd. De wethouder heeft
echter met de vakcentrales totaal geeu
overleg gepleegd.
Spr. meent, dat als en W. de bevoegd
heid krijgen, de raad gewoon zal zijn uit
gesloten, terwijl de belangen der wcrkloo-
zen zouden, worden geschaad.
De vakcentrales en zijn fractie zijn niet
tegen het uitsluiten van z.g. beroepswerk-
loceen, zoo die er zijn, maar is daarvoor
noodig deze machtiging voor B. en W.?
Had de wethouder niet alles zelf willen
weten, meer overleg gepleegd, dan was
het voorstel overbodig geweest, er zou wei
een weg zijn gevonden. Spr. doet het voor
stel dit punt van de agenda af te voeren
teneinde overleg te kunuen plegen.
Dc heer WILMER En uw vertegenwoor
digers in de commissie dan?
De heer WILBRINK: Zijn jullie dan
jochies?
De heer v. STRALEN: Overleg met de
vakcentrales als organisatie bedoel ik na
tuurlijk, dat is heel iets andera.
De heer OOSTDAM meent, dat de mo
tie-Heemskerk niet slaat op de feiten. 13.
en W. zullen toch iederen wevkloozo niet
apart beoordeeleu.
De heer HEEMSKERK: Dat moet juist.
De heer OOSTDAM: Hierin ben ik dus
mis. Hij komt er dan tegenover den beer
v. Stralen tegen op, dat er geen overleg
i3 gepleegd. In de steuncommissie heeft de
webhouder zijn plannen medegedeeld er»
drie welccn tijd was er om bij de vakcen
trales zijn licht op te gaan steken voor dc
vertegenwoordigers. Drie weken is toch
voldoende. Algemeen heeft men den maat
regel echter aanvaard.
De heeren KNUTTEL en v. EOK: Dat
is niet waar.
De heer OOSTDAM: Dat. staat toch -n
den brief der commissie, die erkende dat
wijzigingen nooclig waren.
Geroep: Dat is wat anders.
De lieer OOSTDAM: Nooit is ere bedoe
ling geweest van deze commissie een pen-
sioencommissie te maken.
De heer KNUTTEL: 't Is een schandaal.
De beer BAART komt er tegen op, dat
de commissie algemeen van oordeel was
dat in deze zin wijzigingen noodig waren.
Spr. heeft zich uitgelaten als de heer v.
Stralen hier. Zeker, ook hij achtte wijzigin
gen noodig, maar alleen wanneer de vak
centrales gekend zouden worden. En dat
is geweigerd.
De VOORZITTER leest voor, dat alleen
in de stukken staat, dat algemeen wijzi
gingen noodig werden geoordeeld en dat
is toch juist.
De lieer BAART meent,, dat de arbei
ders verreweg tegen deze regeling zijn. On
der overleg verstaat hij ook overleg met
de vakcentrales. Hij sluit zich geheel aau
bij den heer v. Stralen en diens voorstel.
De heer ELKERBOUT vindt dit voor
stel ook niet sympathiek, vooral het laat
ete gedeelte niet, waar staat het uitslui
ten van bepaalde personen. Hij vreest, dat
dit niet in engeren ziu is genomen, waarop
bij nader ingaat.
De VOORZITTER en de WETHOUDER
meenen. dat dit vocnuitloopen is op bet
werk der commissie.
Dc heer KNUTTEL aoht bet wel ter
zake.
De heer ELKERBOUT acht het toch
goed, dat hierop eens wordt ingegaan. In
de metaalindustrie is b.v. een opleving,
maar in onderdeelon heersokt er tooh nog
groole werkloosheid en dat zal vooreerst
wel blijven.
Er zijn gevallen dat twee jaar uitkeering
is genoten. Kon men geen werk vinden,
dan heeft bij geen bezwaar tegen doorge
ven, maaj* anders wel, of ook, wanneer de
vrouw werkt of zoo.
Spr. behandelt dan 65-jarigen etc. Zon
der nadere definitie over die bepaalde
personen1' kan hij niet meegaan met dit
voorstel. Rationeel zou hij vindenlaten
aan de oommissie, die dan in dezelfde
richting kan werken, waartegen geen en
kele vakcentrale zich zal verzetten.
De heer HEEMSKERK trekt zijn motie
in en stelt een amendement voor, waarin
de commissie wordt gemachtigd, bepaalde
personen uit te sluiten van steunverlee-
niug.
De VOORZITTER wijst er op, dat de
raad destijds besloot steun to verleenen,
oc»k bij bedrog etc. zelfs.
De heer v. STRALENDat is niet waar,-
zie bet reglement.
De VOORZITTER: Daarmee heb ik mets
te maken, alleen met het raadsbesluit, dat
steun voorschrijft zonder meer, en a*i wil
len B. en W. eenvoudig veranderen.
De lieer KNUTTEL noemt het een schan
delijk stuk, omdat het een aanval ia op de
arbeiders en omdat bet onwaarachtig is.
Behoefte aan wijzigingen is nooit ge
voeld veronderstelt hijmen heeft zich ge
deeltelijk daarmee aecoord verklaard om
erger trachten te voorkomen, zoo is
zijn indruk. Schromelijk overdreven noemt
hij, dat er velen zijn, die nimmer ernstig
moeite deden naar werk, Er zijo wellioht
heel enkele gevallen maar om die enkele
mag deze maehtig-ing niet worden gegeven,
want dat zou do deur openzetten voor erger.
Beperking der sleunverleening zit tevens
voor en deze commissie i9 er juist een lot
zoo hoog mogelijk brengen der sleunverlee-
ning binnen de beperkingen van den mi
nister.
Ook met de argumenten van den heer
Van Stralen kan hij zich niel vereenigen.
Er is een tusI zeide deze; dat zou hem
kunnen bewegen voor le stemmen, opdat die
rust verdwijne en er geageerd worde.
Tegen hetgeen de heer Oosldam zeide,
protesteert hij scherp. Alsof de werkloozen-
trekkers- renteniers zijnl
Het amendement-Heemskerk geeft vol
gens hem niels, misschien wordt het er
slechter door zelfs, daar er anders nog
beroep bij B. en W. over zal blijven.
De heer WILBRINK meent, dat men aan
de vakcentrales, de vertegenwoordigers der
belanghebbenden, het gemeentelijk belang
toch niet mag toevertrouwen. In de commis
sie is dit voorstel aangenomenniel met
algemeene stemmen, dat is waar, maar dat
zij er voor geweest zijn om erger le voor
komen is onjuist; de lieert Baart heeft zich
ook voor wijziging verklaard, terwijl de heer
v. d. Made zweeg en zich dus blijkbaar
bij den heer Baart aansloot.
Moeten wij nog met de vakcentrales on
derhandelen, terwijl zij vertegenwoordigd
zijn in de commissie? Zijn de vertegen
woordigers dan kwajongens?
Z. i. heeft er voldoende overleg plaats ge
had, drie weken gelegenheid gaf de wet
houder en toen zeide de heer Baart, dat
zijn centrale in 't algemeen geen bezwaar
had, zij het, dat wel gevreesd werd voor
zekere gevaren, die werden genoemd. Het
stuk van B. en W. is dus geheel juist, dit
tegenover den heer Knuttel, die blijkbaar
verkeert is ingelicht. Spr. sleunt warm het
voorstel van B en W.t nog enkele voor
beelden als afgument aanhalend.
Wethouder SANDERS zegt, dat de bedoe
ling van het raadsbesluit, waarbij de steun
commissie werd ingesteld, was onttrekking
der werkloozen aan het Burgerl. Armbe
stuur en brengen van den steun op de
normen van de sleunverleening. Iedere uit
getrokken wcrklooze had recht op steun.
Of dit juist was, moet ontkend worden. En
kele feilen bevestigen, dal er zijn, die hoe
wel de uilkeering alleen voor 't allernoo-
digste voldoende is. toch daarop ycgefeer-
den; dat was vroeger zoo b.v. in KA, oude
Athene en nu nog.
Van den sleun zijn verschillende afge
voerd wegens het plegen van fraude etc; de
lijst ligt voor de raadsleden ter inzage.
Ifet algemeen werkloozen-cijfer was 1482
op 1 Febr. en op 2 Mei 859; een verhouding
van 100 lot 58; het aantal steunlrekkenden
was resp. 604 en 422, verhoudingscijfers 100
en 70. Dat spreekt voor zichzelf
De vraag is ook aangeroerd, of in zekere
bedrijven nog wel van werkloosheid kan
worden gesproken, zoo men ernstig naar
werk zoekt en dan moet b.v. een bakker
altijd bakker blijven, of moet hij ook naar
ander werk omzien? Invaliden hooren er
toch ook niet onder. Unaniem is dan ook in
dc commissie gezegd, dat er beperking noo
dig was. Was de commissie echter bi)
machte beperking in te voeren? Unaniem
werd geantwoord; neen. Toch zegt het adres
van den Lcidschen Bcsluurdersbond van
wel!
Spr. wil aannemen, dal de heer Baart op
eigen houtje heeft beslist.
Toen was vastgesteld, dat de Commissie
geen beperking kon aanbrengen, was een
raadsbesluit noodig en nu zijn B. en W.
daarmee gekomen. Het is een billijke regc-
ling, waarbij de raad controle kan, uiloefe-»
nen door interpellatie etc.
Wat overleg met de vakcenlralos belrcll,
deze zijn gekend, daar zij immers in de
commissie zijn vertegenwoordigd. Hij heeft
zich nog beschikbaar gesteld de vakcentra-»
les le hooren; hij heeft ze niet gezien.
Het voorslel-Heemskerk is alleen een ver-»
schil van procedure. B. en W. willen dat
niet bestrijden, integendeel, zij steunen het.
De heer v. STRALEN is niel van meening
veranderd. Een ernstige bespreking met de
vakcentrales heeft niel plaats gehad, hoewel
dit toch van groole waarde is om het ook
betrokkenen zooveel mogelijk naar den zin
te maken, hetgeen agitatie voorkomt, waar
op de heer Knuttel blijkbaar alleen bedacht
is. Mogelijk zouden B. en W. dan ook wel
overtuigd hebben niels anders te bedoelen,
dan zij verklaren.
Zijn fractie is niet tegen elke uilsluiting
al zijn er meer zijden aan lang trekken van
sleun als de wethouder aangaf, die hij nu
nader aangeeft. Z. i. kan aan iemand, die
een jaar lang niet gewerkt heeft, worden
medegedeeld, dat hij kan afgevoerd worden
•na drie weken.
De heer lüNUTTEL Ik vind dat niel.
De heer v. STRALEN: dan zou intusschen
naar hem een onderzoek kunnen worden in
gesteld en spr. zou daarom gaarne zien een
aparte commissie van beroep, opdat de eind
beslissing billijk zij. Daarover zou hij gaar-,
ne nader spreken met B. en W. en hij blijft
aandringen op uitstel. B. en W. en de com-,
missie hebben bevoegdheid genoeg om uit
te sluiten, die dit verdienen.
De heer KNUTTEL keert zich legen liet
slandpunl-v. Stralen, wat is de menschen
brengen in een verdedigende positie, hcU
geen juist moet worden voorkomen. Agita-»
tie is het eenige middel om de werkloozeu
te dienen. Wat B. en W. willen, is tevens
loondrukken en wat daarbij behoort. Tot
bedrog worden velen wel gedwongen door
den aftrek van 2/3 der verdiensten, zoo zu
eenig tijdelijk werk krijgen. Maar ook an-»
ders is daartegen wel een weg te vinden.
De heer DUBBELDEMAN erkent, dat er
veel gekwebbeld is, dat er niet veel zaaks
is gezegd, wanneer men hel gesprokene zou
ontleden. Er zijn er blijkbaar hier, b.v. de.
horren Wilbrink on Oosldam, die blij zijn,
dal er zijn. die de boel eens beduvelen,
hetgeen de werkloozen algemeen te schande
maakt.
De heer WILBRINK: Dat is zeker geen
kwebbelen.
De heer DUBBELDEMAN: Zeker, er kun.
Geauthoriseerde vertaling naar het
Engelseh van E. PHILIPSOPPENHE1M,
door Mevrouw v. d. W.
(Nadruk verboden).
„Arnold, ik heb in langen lijd niets gege
ten. Zij hebben wat in mijn eten gedaan om
®ij slaperig te maken; nadat ik dat had be
grepen, durfde ik niets meer eten."
^Binnensmonds gaf ik aan mijn woede
loen wij door een klein stadje reden,
jvendde ik mij tot den chauffeur. Hij begon
0?n langzamer te rijden en hield ten slotte
*v|l voor een restaurant. Met het eerste hapje
so?p schenen Isobels jeugd en kracht terug
,ren- iya nog iets le hebben gegoten en
eQ glas wijn te hebben gedronken, begon zij
krfr^k'H' ProlMde, toen ik haar geen
ue aanbood, en ik haar aanspoorde om te
^trekken. In den auto kwam zij dicht bij
jjuJ zitten en eenigszir.s verlegen slak zij
^r aroi door den mijne. Zoo spoedden wij
joort op weg naar Tarijs.
r*11 Sesprek, ook al was Isobel er reeds
m„el°e In staat geweest, was bijna on-
tfrllen ^°Ck lrac^e 2"i ülii a^es ver"
deur" Was kmnershuis." zeide zij, „en de
Van de kamer werd afgesloten vóór ik
Miin I briefje oen valstrik was.
vriani?,1?.^ ^wam binnen en trachlle eerst
ïfooiu *e z'in- zeide mij, dat mijn
aüer oud £iau was eu dat hij
mij wenschle te zien vóór hij stierf. Ik moest
daarom dadelijk met haar mede gaan. Ik
antwoordde, dat ik jou eerst wilde
zien; maar dat maakte Haar boos. Zij
zeide, dat mijn leven een schande was voor
onze familie; dat ik jouw naam niet meer
mocht noemen en dat ik scheen te vergeten,
dat ik pas uit een goed tehuis was gekomen.
Toen verloor ik ook mijn geduld. Ik zei haar
dat ik niet naar Illghera wenschte te gaan,
en dat ik mijn grootvader en verdere familie
r.iet wilde ontmoeten. Zij hadden mij zoo
veel jaren aan mijn lot overgelaten, dat ik
het nu ook wel verder zonder hen kon stel
len. Zij viel mij niet in de rede, doch keek
mij voortdurend aan met een ijskouden
glimlach op haar gezicht. Toen ik uitgespro
ken had, zeide zij „wij zullen zien," en liet
mij daarna alleen. Zij brachten mij eten en
r.adal ik daarvan iets genuttigd had, voelde
ik mij ziek en slaperig. Daarna leek alles
mij een droom. Ik verroerde mij alleen, als
het mij werd gezegd. Het kon mij niet sche
len, wat er met mij gebeurde. In Parijs
kwam Adelaide in mijn kamer. Zij'bracht
niij wat chocolade en vertelde mij, dat jij in
de nabijheid was. Zonder haar zou ik, geloof
ik, gestorven zijn.
„Ik begon aandacht le schenken aan het
geen men tegen mij zeide. Ik begreep, dat
men mij niet naar Illghera zou brengen, om
dat men voortdurend over de School sprak.
Toen besloot ik mij zooveel mogelijk te ver
zetten. Ik wilde hun eten niet meer aanra
ken. Gelukkig bracht Adelaide mij af en toe
chocolade. Ik zeide voortdurend tol mijzelf,
dat ik niet ziek was, dat ik niet ziek wilde
zijn. Daarom was ik in staat naar je uit te
kijken en den heer von Leibingen een klap
le geven, toeft hij op je wou schieten, en
daarom kon tk 004 élle&n naar je auto kna
pen. Arnold, waarom haat mijn tante mij
op zulk een vreeselijke wijze?"
Ik antwoorkdde haar niet, want haar
slem werd hoe langer hoe zwakker, totdal
zij op een gegeven oogenblik in een diepen
slaap was gevallen met haar hoofd op mijn
schouder. Haar hand rustte nog steeds in de
mijne. Zoo sliep zij rustig tot wij in de bui
tenwijken van Parijs waren aangekomen,
waar het lawaai van voorbijkomende karren
en rijtuigen haar deed opschrikken.
„Ben ik veilig, Arnold," vroeg zij angstig.
..Ja. wees maar niet bang."
Wij draaiden de Rue St.-Antoine in en
hielden slil voor de woning van monsieur
Feurgères. In de vestibule ontmoetten wij
madame Tobain. Met een behuild en angstig
gezicht trok zij mij ter zijde.
.Mijnheer, ik ben bang
Ik viel haar in de rede.
„Eerst de jongedame," zeide ik. „Zij is
ziek geweest. Waar kan ik haar brengen?"
Zij wierp de eetkamer open, waar op een
kleine, keurig versierde tafel een souper'ge
reed stond.
„Monsieur Feurgères was er bijzonder op
gesteld, dat alles goed in orde zou zijn," zei
madame Tobain.
„Waar is monsieur?" vroeg ik.
„Ik zal u bij hem brengen, als mademoi
selle hier wil wachten."
In de"~~ vestibule kon zij haar angst niet
langer verbergen.
„Monsieur, ik ben zoo bang, dat er iets
met monsieur gebeurd is. Nadat u was ver
trokken en hij orders gegeven had voor hot
souper, riep hij mij bij zich. Hij stond voor
mevrouws kamer met zijn handen vol bloe
men. Hij was zelf naar den bloemist ge
weest. „Tobain," zeide hij, „u weet, dat ik
atfiüd dn deuc afsluit als ik ia deze kamer
ga. Vandaag zal ik dal echter niet doen.
Maar u moet goed begrijpen, dat niemand
mag binnenkomen behalve mijn vriend,
mijnheer Arnold Greatson, die vanavond zal
terugkeeren .Dit is mijn wensch, Tobain."
Ik viel hem in de rede, doch hij sloeg daarop
geen acht en zeide nogmaals: „Onthoud dit,
Tobain .alleen mijnheer Greatson. Toen be
gon ik mij al ongerust te maken. Hij ging
binnen en sloot de deur achter zich en
sindsdien heb ik hem "niet gezien en geen
geluid gehoord. Wil monsieur nu eens bin
nengaan?"
Ik deelde Tobains onuitgesproken vermoe
dens en klopte zachtjes aan de deur. Er
volgde geen antwoord. Ik opende de deur op
een kier. De kamer was in duister gehuld,
maar bij het verder openen der deur werden
plotseling door een geheimzinnig contact
eenige eleclrische lampen ontstoken, die een
gedempt licht in de kamer wierpen. Man-
sieur Feurgères zat ruslig met gesloten
oogen en een glimlach op de lippen met het
gezicht naar de deur. Het leek wel of hij
sliep en heerlijk droomde. Naast zijn stoel
stond een andere met een overvloed van
donkerrooda rozen, die een zachten geur
verspreidden.
„Monsieur Feurgères," riep ik uit, „het is
in orde. Isobel is hierl"
Er volgde geen onlwoord. Toch was het
mij of de glimlach op zijn gelaat sterker
werd. Dit was verbeelding, want zijn harte-
wensch was vervuld. Voorzichtig nam ik een
der bloemen weg en bracht die aan Isobel.
HOOFDSTUK VI.
Isobel wist nu alles. Ik had haar volko
men op de hoogte gebracht op een avond,
dat wij gezamenlijk uit eten waren gegaan.
Hel weder had ons naar buiten gedreven*
De bladeren, die boven onze hoofden ruisch-
ten, bewogen door een zachfcejx. avondwind,
maakten een genotvoller muziek dan de
violen in hel restaurant, en geen gebeeld
houwd plafond kon schillerender zijn dan de
met sterren bezaaide hemel boven ons.
„En nu je mij dat alles- hebt verteld,"
zeide zij, „moet ik een beslissing nernen?.
Zelfs nu zie ik mijn weg nog niet duidelijk
voor mij. Mijn familie wil mij niel hebben,
want zij had mij weer terug naar het pen
sionaat willen brengen. Monsieur Feurgèref
heeft mij bij testament een groot bedrag ver
maakt. Nu dien ik toch zelve te beslissen
wal mij te doen staat, nietwaar?"
„Toch geloof ik, dal je dal niel moogt
doen. Ik ben van oordeel, dat monsieur
Feurgères gelijk heeft. De brief, dien ik in
mijn kamer vond, was een paar uren vóór
zijn dood geschreven en geeft blijk van een
helder inzicht. Jij bent niet alieen een Prin
ses van Waldenburg, maar je hebt boven
dien een grootvader, die het verlies van je
moeder en van jou nooit le boven gekomen
is. Het was niet zijn schuld of zijn wensch,
dal jij werdt weggezonden van Waldenburg,
Hij werd steeds bedrogen door je tante, de'
Aartshertogin. Ik geloof, evenals monsieur
Feurgères. dal het je plicht is lot hem t«
gaan."
„Ga jij met mij mede?" vroeg zij angstig,
„Ik verlaat je niet, totdat je onder zijn
hoede komt. Maar daarna
„Daarna, wal?"
„Daarna moeten onze wegen scheiden,
Isobel. Jij bent een kind uil een van Euro-,
pa's eerste families; dat mag je niet verge
ten, en die familiebetrekkingen leggen je
verplichtingen op."
Ik zag de uitdrukking in haar gezicht en
miin hart bloedde. (Wordt vervolgd). 1