LEIDSCH DAGBLAD, Zaterdag 17 Mel.
Derde Blad. Anno 1924.
FEUILLETON.
HET PLEEGKIND VAN DE
DRIE CELIBATAIRS.
TWEEDE KÜMÉR.
tio. 19690.
Vijf en twintig jaren
MWerk van Den Haag".
Op 28-Augustus 1898 riclitle de toenma
lige Russische Keizer zijn bekend onlwape-
cingsmanifest lot de verschillende souve-
rcinen in Europa, Amerika en Azië. Nadat
langdurige onderhandelingen waren ge
voerd, kwam de in dit manifest bedoelde
Conferentie niet, zooals aanvankelijk
gedacht was. te Brussel, doch te 's-Gra-
venhage bijeen. Op 18 Mei 1899, juist een
kwart-eeuw geleden, werd zij op den
verjaardag van den monarch, wiens tra
gisch uiteinde toen zeker niet te voorzien
<yas geopend. Acht jaren later kwam,
nogmaals op uilnoodiging van den Russl-
schen Keizer, zij hot ook ten gevolge van
den aandrang van President Roosevelt, een
tweede Vredesconferentie, opnieuw te
's-Gravenhage, bijeen. Het Permanente Ho!
van Arbitrage kwam voort uit de werk
zaamheden van 1899; na den oorlog wer
den in het, dank zij Carnegie's' edelmoedige
gift, opgerichte Vredespaleis achtereenvol
gens hel Hof van den Volkenbond en de
Academie voor Internationaal Recht geves
tigd. Zoo Den Haag niet is geworden, wat
enkelen een korten tijd hebben gehoopt: dc
zetel van den Volkenbond, dan toch is het
de stad, waar recht wordt gesproken lus-
schen de natiën, en waar het volkenrecht
wordt ontwikkeld en den jongeren geleerd.
Over de beleekenis in het algemeen, ja
z:!fs over de vraag of de Vredesconferenties
beleekenis hadden, spreken wij hier niet.
De resultaten der eerste Vredesconferentie
stelden de groote menigte, die daarvan een
einde verwachtte van den wedstrijd der be
wapeningen, teleur, en moesten na de
opgewekte verwachtingen wel teleurstellen.
Ontwapening, zelfs stilstand der bewape
ningen, mislukte; met een nietszeggende
motie eindigde het debat. De Conferentie
van 1899, als ontwapeningsconferentie be
doeld. werd een arbitrage-conferentie,
schiep vooruitzichten van veel grooler be-
{ocktnis, waarvan het Permanente Hof
maar een eerst, klein begin vertegenwoor
digde. Maar dat kon voor de groote menigte,
ja zelfs voor menigen ingewijde, niet direci
duidelijk zijn.
De tweede Vredesconferentie beproefde,
om dit Permanente Hof uit te breiden, zoo
wel wat zijn rechtskracht als wat zijn ar
beidsterrein betreft; zij slaagde niet, en
bracht het evenmin tot een begin van dus
genaamde verplichte arbitrage, ten
aanzien waarvan haar voorgangster even
eens vergeef sche pogingen had gedaan. In
1907 kwam het vraagstuk van de ontwape
ning zelfs niet ter sprake; het was in con
ditio sine qua nop voor de deelneming van
enkele groote Mogendheden. Maar dc tweede
Vredesconferentie nam een schijnbaar
slechts administratief besluit, dat evenwel
principieel van groote beleekenis was. Zij
proclameerde de continuïteit van
haar arbeid. Toen men in 1399 uiteen ging,
\va$ hel onzeker, of de eerste Vredescon
ferentie een phase op zichzelf in dc ge
schiedenis zou blijven, dan wel het begin
van een nieuw tijdperk. Lang heeft het ge
duurd alvorens men zekerheid verkreeg. In
1907 kwam men tot overeenstemming ten
aanzien van de volgende conferentie, die
opnieuw met acht jaren lusschenruimlc,
das in 1915, zou worden gehouden, en die
een aanmerkelijk betere voorbereiding zou
ontvangen. Voorbereidingen voor de derde
Vredesconferentie waren dan ook reeds al-
l.rwege getroffen, toen de noodlottige oor
log uitbrak. Juist deze beslissing, in 1907
r nomen, om de Vredesconferentie min of
meer permanent in het raderwerk der in
ternationale politiek in te schakelen, heelt
doen ontslaan wat men gewoon is te noe
men het „werk van Den Haag". Er bestond
nu althans eenige zekerheid, dat op den in
1899 gelegden grondslag zou worden voort
gebouwd en dat men, langzaam, pas voor
pas, maar niettemin gedurig, zou voorwaarts
gaan Het Vredespaleis, inmiddels gebouwd,
verkreeg daardoor ook hoogere beleekenis.
Niet dadelijk heeft men begrepen, dat dit
geen gebouw was om den reeds verkregen
vrede in le herbergen, maar oen tempel, die
in zijn aanwezigheid symboliseert dc nood
zakelijkheid van vrede, onder de volkeren.
De oorlog wierp at'es omver, en het
„werk van Den Haag" scheen le bobben
Geautoriseerde vertaling naar het
Engelsch van E. PHILIPS—OPPENHG1M,
door Mevrouw v. d. AV.
(Nadruk verboden).
41)
..Het bewijs," antwoordde zij, „is lief
lelijkste, en dal is gevonden. Ik veronder
stel toch, dat de politie erger.s goed voor is.
'i) zouden in staat zijn, om uit een vast-
at'iand lei! hun gevolgtrekkingen te maken
eo daarop voort te houwen."
„Gaat u de hulp van de politie inroepenf
Gelooft u niet, dat het voor ieders bestwil is
zelfs ia liet belang van uw echtgenoot,
«ken te laten zooats zij zijn?"
nij lachte hoonend.
wilt, dat ik den man vrij laat loopen,
>t mijn echtgenoot verraderlijk doodschoot?
jak ju voor je advies, Arnold Grealson.
ein ander plan in mijn hoofd."
'k ging iels dichler hij haar zitten.
„Lady Delaliaye, begon ik.
gebruik van mijn voornaam zou je
'■■in, a n? doeltreffender kunnen maken, de
i. dat ia feó5r geVa! probceren. Ik heb je
verladen om dien (e gebruiken."
til';» 1? n°° Pen'^ nr.hling voor mij hebt,
vó-V?' moe.' le eers' Gé".3 ernstig nadenken,
ei... j £e.n'SW slappen legen monsieur Feur-
"d^ion i H;n!i c!' ajTL da'. hij gewichtige
han-i-i- ,c' m:,;nde le hebben, om te
kijk' Zlyi. 3 hij d?ed. Als jc het goed be-
aren n; handelwijzen van je echjge-
afgedaan. Nieuwe leuzen werden tijdens
tJffn oorlog geboren, en een interslatclijke
organisatie, hotzij-in den Volkenbond, het
zij op andere wijze, stond voor den geest.
Te Parijs, zop hebben wij gehoord, werd
van hel werk van Den Haag slechts terloops
gesproken. Maar al spoedig is er een keer
gekomen. De commissie, belast met het
ontwerpen van het Hof van den Volken
bond, vergaderde in bel Vredespaleis te
's-Gravenbage, en stelde voor, dat daar de
zetel van dit aanstaande Hpf zou zijn. Een
voorstel, door de algemeene vergadering
van den Volkenbond tol besluit gemaakt,
en daarom le belangrijker, wijl dil Hof yan
den Volkenbond, in tegenstelling met het
daarnevens beslaande Permanente Hof van
Arbitrage, een werkelijk gerechtshof is, dat
internationaal gelijkt op de rechtbanken,
die in alle beschaafde landen de geschillen
tusschen de individuen beslechten. Merk
waardig is het wel, dat noch op den dag,
dal de internationale commissie haar voor-
slel vaststelde, noch op dien, dat de Vol
kenbond te Genève het tot een besluit
maakte, in Nederland de beleekenis er van
is beseft. Geen vlaggen werden in Den Haag
uitgestoken; slechts een enkel artikel werd
aan de beslissing gewijd; de beleekenie,
niet internationaal, doch voor Nederland
zelf. van bel werk yan Den Haag, ging
blijkbaar nog eens aan Nederland voorbijl
Wij noemen ons gaarne het land van
Grolius, Ier herinnering aan het feit, dat
deze beroemde vaderlander het volkenrecht
ontdekte, toen hij zijn beroemd werk over
het „recht van den oorlog en den vrede"
schreef. Grolius leefde in een lijd, die voor
ons de gouden eeuw heette, en dat wij
wat waren Dat hij het volkenrecht ont
dekte, m. a. w. dat hij bevond, dat er reeds
toen in het verkeer tusschen de natiën
zekere algemeene regelen werden gevolgd,
kan geen toeval heeten. Nederland, mei
zijn loen reeds uitgebreiden internationalen
handel, had op dat oogenblik meer dan
eenig ander land belang bij het bestaan van
zulk een volkenrecht. Een positie, als gedu
rende het leren van Grotius, neemt Neder
land niet meer in. Het „werk van Den Haag"
i3 ons min of meer toegevallen; zelf heb
ben wij het niet opgezocht. Geheel toeval,
dat het ontstond, is het echter weer niet.
Want voor de Vredesconferenties en wat
daaruit kon voortspruiten, zocht men een
neutralen bodem, waarop dil werk welig
kon opbloeien, en waar was zoodanige bo
dem beier te vinden dan in het altijd als
reehllievend bekende Nederlandl
Men denke zich de mogelijkheden, die het
werk van Den Haag in internationaal op
zicht biedt, gelijk men wil. Maar één ding
valt niet te ontkennen: do wereld wordt
inlernationaler, niet uit idealisme, maar uit
economisch noodzakelijkheid. Men begrijpe,
dal Nederland, al ware het stechts uit egoïs
tische economische overwegingen, daarte
genover niet onverschillig kan en mag blij
ven Meent men van dezen Volkenbond niet
veel le mogen en le kunnen verwachten,
men 'sleune dan degenen, die belangstelling
voor de herziening, verbetering van dien
Volkenbond vragen, opdat iels beters tot-
stand kome dan hetgeen nu aanwezig is.
Men sleune, zoo men dit niet door persoon
lijke toewijding en arbeid kan of wil doen,
althans door zijn belangstelling, die men
kan toonen, bijv. door loe le treden tot de
nog veel le zwakke Nederlandsehe organi
satie voor den Volkenhond.
Op 18 Mei 1899 werd voor Nederland op
internationaal gebiod geheel een veld van
nieuwe vooruitzichten geopend. Eigenlijk
schonk deze datum ons een internationale
positie, gelijk wij die in den loop dc-r negen
tiende eeuw niet meer gekend hebben, en
ten gevolge van de gewijzigde omstandig
heden niet meer konden verwachten.
Dat bedenke men aan hel einde dezer
eerste kwart-eeuw van het werk van Den
Haag, waarop meer dan wij het als be
scheiden Nederlanders wel eens aannemen,
de aandacht van een deel van de wereld
i-: gevestigd.
De bedoelde organisatie is de Veree-
niging voor Volkenbond en Vrede, en bij
welker Secrelariaat, te 's-Gravenhage ge
vestigd (Jan-y.-Nassau-straat 93) men zich
als lid kan opgeven tegen een minimum ad
f 1 per jaar.
noot vatbaar voor uitleggingen, die weinig
eervol voor hem zijn. Het zal een onaange
naam schandaal geven, als alles weer wordt
opgerakeld, en Isohels geschiedenis zal weer
over ieders tong gaan. Hoe zal dat de Aarts
hertogin bevatten?"
„Hectemaa! niet; maar de Aartshertogin
is niet de eenige persoon, die in aanmerking
komt jij schijnt te vergeten, wat het voor
naamste is. Het is een moordenaar, dien jij
in bescherming neemt. Jij wilt, dat ik hem
vrij laat rondloopen."
„Dat is niet geheel juist. Je echtgenoot
6tierf niet aan de wond. Hij had een slechte
gezondheid."
„Ik zie daarin geen verschil. Hij stierf
van den schok, die er op volgde."
„Denk een oogenblik aan de positie van
monsieur Feurgères. Isobel is het eenige
kind van de vrouw, die hij innig liefhad. De
zorg voor haar is voor hem een gewetens
zaak en een zaak van eer. Alles, wat hij
kon, was, op oen afstand over haar te wa
ken. Hij zag haar in gevaar. Welke weg lag
er anders voor hem open? Vergeet oen
oogenblik, dat majoor Delaliaye je echtge
noot was, en stel je in de plaats van Feur-
gëres. Wat kon hij anders doen dan hem
dooden?"
„Hij zondigde tegen de wel; de wel van
rr.ensclien en de wel van God. Hij moet de
gevolgen dragen. Ik ben niet wraakzuchtig,
Arnold, ik zou het hem vergeven hebber.,
dat hij mijn echtgenoot doodde of dal hij het
fund met geweld nam ,maar hij gaat (e ver."
„Ben je naar de pcülie geweest?"
„Nog niet."
II; krgcg eenige hoop.
„Je kwam hier om hem eerst le bezoeken?
Je hebt iets voc.r te sletten, een schikking?"
Zij schudde liet hóófd
(Vervolg van g l s e r e n).
De lieer VAN RAVESTEIJN (G. Ir.) slelf
de volgende vragen:
Acht de Minister de onderhandelingen
met de gedelegeerden der Unie van sovjets
afgebroken dan wel geschorst of verdaagd?
Is de Minister niet van oordeel, dat ons
land thans zich in de onzekere en abnor
male positie ten aanzien van handel en
scheepvaarl, schulden en vorderingen
tegenover de sovjets bevindt?
Is den Minister een middel bekend om uit
deze onzekere en abnormale positie te ge
raken of beschikt Zijne Excellentie over
dwangmiddelen tegenover de sovjets, waar
door deze genoopt zonden fcynnen worden
ons land binnen korten tijd meer tegemoet
te komen dan waartoe zij blijkens de mede-
deelingen van den Minister te Berlijn bereid
waren?
Is de Minister van meening, dat de ver
houding van de sovjets tegenover andere
mogendheden, die haar hebben erkend of
nog niet hebben erkend zooals Frankrijk
en de Amerikaanschg Unie binnen af-,
zienbaren lijd een wijziging zal ondergaan
zóó dat daardoor de kansen voor ons land
grooler worden om de niet-geclausuteerde
meest begunstigingsformule te verkrijgen,
die de Regeering noodzakelijk acht?
Meent de Minister riet veel meer, dat de
uitslag der verkiezingen in Frankrijk, de af
treding van het Kabinet Poincaré en het
waarschijnlijks oplreden van een meer
Iinksch georienleeijde regeering de kans
grooter maken dal Frankrijk en dientenge
volge ook België binnen korten tijd hot voor
beeld van Engeland en Italië zullen volgen
en de sovjels zonder meer zullen erkennen,
waardoor onze positie nog ongunstiger zou
worden
Heeft de Minister de overtuiging, dat de
sovjels de haven van Rotterdam zoozeer
noodig hebben als basis voor haren uitvoer
van graan en pelroleum naar West-Europa
dat zij ter wille van die belangen harerzijds
bereid zouden zijn de onderhandelingen te
heropenen en tot groolere concessies bereid
zouden blijken dan bij de jongste onderhan
delingen?
Is de Minister niet van meening, dal in
zonderheid het belang van Rotterdam dat
nog altijd in sterke mate onder den druk der
economische malaise verkeert, een zoo spoe
dig mogelijke volledige hervatting der be
trekkingen met de sovjets gebieden vordert?
De Minister van Buitenlandsche Zaken,
de heer VAN KARNEBEEK antwoordt. De
toelichting van den inlerpellant hield zich
minder bezig met de onderhandelingen dan
wel met de vraag wat er nu gebeuren moet.
Voorzoover hij de onderhandelingen besprak
heeft hij minder kritiek geleverd op onze
regeering maar werd getracht de houding
der Russen in bescherming te nemen. Ne
derland heette een deftige koopman Zijn
grief zat dus in een verschil van aanzien dat
zich deed gelden bij de onderhandelingen.
Even later echter deed hij 't voorkomen alsof
juist Rusland door zijn grootte het meeste
aanzien had. Spr. achtte deze opvatting der
internationale verhoudingen niet bijzonder
democratisch. De Nederlandsehe gedelegeer
den zijn niet als kooplieden gaan handelen.
Het was niet een kwestie van loven en bie
den maar een kwestie van onderzoek naar
de oplossing der verhouding der beide Sta
ten.
Spr. geeft nog oens in hel kort een exposé
van het verloop der onderhandelingen.
Tegen de verwachting in werden allerlei
prealabele kwesties gesteld, en het bleek
niet de bedoeling van de Russen een regel
matig handelsverdrag le sluilen. Over zoo'n
regelmatig handelsverdrag viel niet te on
derhandelen. Men was wel bereid meer be
gunstiging toe te staan, maar onder zekere
reserves. Voor Europeesche en Aziatische
nabuurstaten zou deze meestbegunstiging
niét gelden. Dit aanvaardde Nederland,
maar hel aanvaardde niet de reserve, dat de
landen die Rusland vroeger reeds hadden
erkend, waren uitgeschakeld. Op die wijze
zou de meeslbegunsliging geheel illusoir zijn
en dus keerden de Nederlandsehe gedele
geerden naar hun land terug. De onderhan
delingen waren geschorst volgens de Neder
landsehe gedelegeerden, volgens de Russi-
„Tusschen monsieur Feurgères en mij kan
geen sprake zijn van iels dergelijks. Hij
kan mij niets aanbioden, wat voor mij van
eenige waarde is ol voor mij eenig belang
heeft."
„Waarvoor kom je dan hier?"
„Om jou te spreker. Ik wilde je dit vra
gen, Arnold. Jij wenscht, dat monsieur Feur
gères vrij blijft. Jij wilt ook op mijn hand
zijn. Welken prijs ben je bereid te beta
len?"
„Eiken prijsl"
Toen boog zij zich naar mij toe.
„Wat is hij voor jou, Arnold, deze man?
Jij hebt voor sommigen van je vrienden wel
bijzonder veel over!"
„Ik ken de geschiedenis van zijn leven en
dal is mij genoeg. Voorts is hij een oude
man en ik verbeeld mij, dat zijn gezondheid
minder wordt. Laat Item zijn laatste levens
dagen rustig eindigen. Je zult daarvan nooit
spijt hebben, Eileen. Als mijn dankbaarheid
je iets waard is
„ik wil meèr dan je dankbaarheid."
Wij keken elkaar gedurende eenige oogen-
blikken aan Ik las op haar gezicht, in haar
trekken en in den zachten glan3 harer
oogen, hetgeen ik verwachtte daarin le zul
ten lezen. Ik zoidc niets.
„Het is nog niet zoo lang geleden, Arnold,
dat je van mij hieldt of ten minsle deedt
alsof je van mij hieldt, fk ben niet veel ver
anderd, nietwaar? Geef die doellooze ver
volging ran'een kind op. O, je bewaart je
geheim Iiecl goed, maar je kunt de waarheid
niet vcor mij verbergen, liet is niel alleen
menschlievendheid, die je tot zulk een vrou-
wenriddcr hoeft gemaakt. Jij gelooft, dat je
van haar houdt, van dat kindl Arnold, het
is een dwaze inbeelding. Jullie behooren tot
verschillende elanden; jij bent tweemaal
sche afgebroken. De eerste vraag is dus niet
te beantwoorden.
speculatie is in hel Nederlandsehe be
leid geen sprake. De incidenten te Berlijn
hebben op de Nederlandsehe regeering ia-
derdaad eenigen indruk gemaakt.
Wat vraag 2 betreft, wijst spr. er op dat
men niet de huidige positie moet vergelijken
met die welke wij wenschon, maar met die
welke hel gevolg zou zijn van aanvaarding
van een overeenkomst gelijk Rusland die
wepsohte. (Gelach).
Óver dwangmaatregelen fegèn Rusland
beschikt de Regeoring niet. Zij acht dwang
middelen niet de geschikte middelen om de
verhouding met andere landen goed la ma
ken ol te houden. (Gelach).
Over de ontwikkeling der verhouding van
andere landen met Rusland kan spr. weinig
zeggen. Veel daarbij hangt af van de hou
ding van Rusland en daarvan is de inler
pellant wellicht beter op de hoogte dan spr.
(Gelach).
Wat de laa'.ste vraag belreH, kan spr.
moeilijk een meening geven omdat hij niet
kan doordringen in de zienswijze van Rus
land. Het schijnt dat men gaarne van de Rot-
terdamsche haven gebruik maakt en niets
staat in den weg. (Gelach).
Ongetwijfeld heeft de haven van Rotter
dam veel belang voor Rusland.
Spr. betreurt het wel dat in liet algemeen
de onderhandelingen niet zijn geslaagd,
maar er werd te veel van de Regeering ge
vergd.
De heer TROELSTRA (S. Dmeent dat
de heer Van Ravesteyn er steeds op uit is
de positie van Nederland te verzwakken. De
tegenstelling: liet groote Rusland en het
kleine Nederland acht spr. ook onjuist en af
keurenswaardig omdat de opvatting van een
machtspositie daaraan ten grondslag ligt.
Spr. gelooft dat deze interpellatie eer tot de
Russische Regeering had gericht moeten
worden.
Deze gansclie zaak dient objectief behan
deld te worden en men moet vragen wat
wederzijds de bezwaren zijn. De heer Van
Ravesleyn moet niet alleen offensief zijn
tegen da Nederlandsehe Regecring, maar ook
defensief voor de Russische. Kan de heer
Van Rave3leyn meedeelen wal de reden is
van de houding dar Rusische regeering.
In De Tribune is sleeds de voorstel
ling gegeven alsof de houding onzer regee
ring werd bepaald door de Nederlandsehe
couponknippers. Vandaag heeft de lieer Van
Ravesleyn daarvan niet gewag gemaakt en
nit de mededeelingen van den Minister
blijkt dat dit punt heelemaal niet is behan
deld.
De moeilijkheden die de onderhandelin
gen deden mislukken, zijn wederom opge
worpen door de Russische afgevaardigden.
De heer SCHOKKING (C. H.) sluit zich
aan bij den heer Troelstra, dat het niet aan
gaat de onderhandelaars als kooplieden te
beschouwen.
De heer WIJNKOOP (C P.) meent dal de
Minister natuurlijk te Berlijn zekere belan
gen lieert verdedigd. Spr. meent, dat Rus
land de onderhandelingen niet heeft afge
broken.
Minister VAN KARNEBEEK zegt met
minachting af te wijzen het verwijt van den
heer Wijnkoop, dat hij andere belangen dan
die van den Staal heeft willen behartigen.
Na eenige dupliek van dc heeren Van
Ravesleyn en Troelslra wordt de interpella
tie gesloten.
Bryan-tractaat.
Aan de orde is het wetsontwerp tol goed
keuring van het op 18 December 1913 ge
stolen verdrag mei de Vereenigde Stalen
van Amerika, betreffende de onderwerping
van geschillen aan oen permanente interna
tionale commissie.
Goedgekeurd.
Nijverheidsonderwijs.
Aan de orde is de wijziging van de wet
Op het Nijverheidsonderwijs.
De heer AMENT (R K.) vraagt eenige in
lichtingen aan don Minister over het land-
bouwhuishoudonderwijs.
De heer WINTERMANS (R. K.) dringt
aan op uitbreiding van het landbouwhuis-
houdonderwijs. Er zijn te weiuig cursussen
voor de boerinnen.
Minister DE VISSER zegt, dal hij de op
merkingen aan de inspeclrice gal overbren
gen.
zoo oud. Het zal jaren duren, vóór zij zelfs
kan beseffen, wat het leven en wal liefde is.
Geef haar op. Zij is nu in veilige handen.
Ga roet mij mede terug naar Londen en
monsieur Feurgères is vrij."
„Monsieur Feurgères .mevrouw, zegt u
dankl"
Hij was do kamer zachtjes binnengeko
men en stond bij de deur. Lady Delahaye's
gezicht begon te betrekken.
„Mag ik u vragen, mijnheer, hoe lang u
reeds voor luistervink hoeft gespeeld?"
„Niet zoo lang, mevrouw, als ik zou ge-
wensoht bobben; maar loch lang genoeg om
alles te begrijpen. Mijn jonge vriend hier
schijnt met u te onderhandelen over mijn
veiligheid. Madame, dat kan ik niet toe
staan. Als uw stilzwijgendheid inderdaad
moet gekocht worden, moeten de voorwaar
den tusschen u en mij worden geregeld."
Zij keek hem onbeschaamd aan.
„Ik heb reeds aan mijnheer Grealson uit
gelegd, dat onderhandelen Ipsschen u en
mij onmogelijk is, omdat u mij niets aan te
bieden heelt, wat mij kan bekoren."
„En lieell mijnheer Grealson dat wel?'1
„Monsieur, dat is iets tusschen mijnheer
Grealson en mij."
Monsieur Feurgères liet zich niel alsclirik-
ken.
„Lady Delaliaye, ik verzoek u een oogên-
blik naar mij le willen luisteren. Ik zal niet
beproeven mij le rechtvaardigen. Ik wcnsch-
le u alleen met een paar woorden iels uit le
leggen, en ik vertrouw, dat u niel zult wei
geren mij aan te hooren."
„Als het de moeite waard is?"
„Wie zal dat zeggen? Ik wanseli u de ver
zekering te geven, ebt heigeen op dien be-
wusten avond voorviel in „Oafë Grand", niet
.een opwelling was van iemand, die een
Bij art. 5 batbogl ie heer VAN WIJNBER
GEN (R. K.) dat hij de facullaliefslelling
van subsidieverleening, gelijk dat thans ge
schied! in plaals van de verplichting, niet
kan aanvaarden. Bij vraagt den Minister
uitdrukkelijk te zéggen liog zijn houding zal
zijn tegenover nieuwe aanvragen als hem
de bevoegdheid is verleend om over de toe
kenning van subsidie ie beslissen. Spr.
lYensclit, dat in deze we', zal worden aange
geven op welke gronden een aanvrage om
subsidie voor een nieuwe school geweigerd
kan worden.
De heer GERHARD (S. D.) meent, dat de
Minister alleen mag overwegen of de nood
zakelijkheid voor hel slichten van een nieu
we school bestaal. Maar meer niet, anders
koml hij in sjrijd mei het onderwijsbelang.
Mej. WESTERMAN (V. B.) sluit zich bij
de vorige sprekers nan ten aanzien van de
facultatiefslelling der subsidieverleening.
De heer KETELAAR (V. D.) is eveneens
van oordeel, dat deze wijziging onge-
wenscht is.
De MINISTER zegt, dat een imperalie
„wordt" alle bezuiniging op dit onderwijs
onmogelijk maakt. Het is nooit spr.'s uitleg
ging geweest, dat „wordt" imperatief was,
maar om alten twijfel uit le sluiten dient
dat le veranderen en daarom wenscht hij
dat de Kamer zich uitspreekt. Spr. heelt
aauvTagen voor 160 scholen gekregen. Spr.
is boreid in een aanvulling van de wel te
bepalen, dat lot nader order geen subsidie
zal worden verleend aan de scholen na 1
Mei 1924 geopend, niel de mogelijkheid van
bijzondere uilzonderingen.
De heer GERHARD (S. D.) blijft zich te
gen de facullaliefslelling verzeilen. De aan
vulling brengl alle subsidie in gevaar, opk
die voor 1 Mei 1924 verleend.
De vergadering wordt verdaagd tot Dins
dag èën uur.
Door AMY VORSTMAN—TEX HAVE»
Ziet u?
Ja? Ziet u wezenlijk?
Waaneer u het gebruik van uw beide
oogon hebt, dan zult u vermoedelijk met
of zonder behulp van een bril kunnen zien,
d.w.z. kijken.
Want; kijken cn zien is nog lang niet
hetzelfde, U hebt uw oogen open, dus u
kijkt; maar ziet; u Ziet u met bewust vol
ledig begrip, dat wat er om u heen is 'l Be
kijkt u do dingen uit uw dagelijksche om
geving opgewekt, slaperig, kwiek, uitda
gend, onverschillig, afwozig, al naar uw ka
rakter dat medebrengt, of heeft dat, wat
gij te aanschouwen krijgt, zoo'n onuit-
wischbaren indruk op uwen geest; gemaakt,
dat ge het zonder eenige moeite feilloos
kunt weergeven; want eerst dan hebt go
iets werkelijk gezien.
Natuurlijk niet! roept ge uit. Verbeeld
je, wie kijkt er nu zoo raar om zich heen
iederen dag, dat is goed voor een politie
agent of een defectieve, die iets zoekt
stel je voor wafc vermoeiend om met zoo'n
doordringenden blik door het leven te
gaan l
,,Ik zie al meer dan me lief is 1" bromt
een ander. Och, och, wat een gemakzucht,
wat een vreeselijko angst voor wat inspan
ning, wat moeite en bovenal, wat een zelf-
zuchlige angst om uil den vciligen doezel
te geraken!
U kijkt dus zuiver lichamelijk zonder dat
uw geest mede kijkt,; bijgovolg ziet u niets.
Den eersten den besten keer, dat ge in een
tram komb to zitteo, let don eens op uw me
depassagiers en gij zulc begrijpen, wat ik
bedoel met het verschil tusschen kijken en
zien.
Natuurlijk kijken ze naar elkaar; ze zieü
elkaar immers ook
Mis, hoor! Ze zien niets van elkaar. Zo
zitten in zaligen dut verzonken als babies
in een reuzen-kinderwagen; ieder spirit
hoogst genoeglijk voort aan zijn of haar
gedachten-kringetje, prettig voortgeschom-
meld door dö schokjes van de glijdend©
tram.
Hoevelen onder ons rijden precies zoo op
zoo'n gemakkelijken cadans door het le
ven? Ea hoe weinigen van die velen zijn
zich er van bewust, dat ze ziende blind
zijn, willens cn wetens
Ik had eens een heftig debat over dit on-
moordmanie heeft, maar hel noodzakelijk
gevolg van een reeks van gebeurtenissen. U
kent de bijzondere verhouding, die beslaat
tusschen Isobel en mij. Ik had niet het recht
haar te naderen of een openlijke voogdij
over haar op mij le nemen. Elke toenadering
mijnerzijds zou onmiddellijk alle kansen in
gevaar gebracht hebben, die zij had om weer
haar rechtmatige plaats in Waldenburg in le
nemen. Ik kon dus alleen over haar waken
door middel van spionnen. Dit heb ik sleeds
gedaan.'*
„Met welk doel monsieur, Feurgères? U
kon toch nooit (usschenbeide komen."
„De zorg voor Isobel was mij opgelegd
door haar moeder. Dat was mij daarom hei
lig .Ik vertrouwde op mijn goed gesternte,
om iemand le vinden, die kon tussclienbeidc
komen, wanneer ik het niet kon, en mijn
goed gesternte zond mij op een zeer kritiek
oogenblik mijnheer Grealson.
Lady Delaliaye, kwaad te moeten spreken
van een vrouw, is iels zeer onaangenaams;
kwaad le spreken van de dooden is nog pijn
lijker. Toch moet ik eanigo feilen noemen.
De Aartshertogin was bereid tol het uiterste
te gaan om Isobels eervol t rugkecren in
Waldenburg tegen te gaar.. Hot was de
Aartshertogin, die, na wal zij noemde haar
zusters schande, Isobel in het geheim naar
die School zond. Het was uw echtgenoot, die
haar bracli!, en het was ook uw echtgenoot,
die haar van daar terughaalde. En het was
eijn bezoek nan de School en een onvoor
zichtige uitlating r>pn c?n vriend op zijn
Club te Parijs, die mij terugbracht naar
Engeland. Ik wil daarmede zeggen, dat ik
voldoende redenen had om ifcajoor Delaliaye
le wantrouwen als beschermer van Isobel.
(Wordt vervolgd).