Het Vlindertje.
CORPPSPIwnFNTIE.
„Je zwijgen geeft mij de overtuiging, dat
je de duiven gestolen hebtl"
Daan ontstelde hevig bij het hooren van
deze harde woorden. Zou hij zeggen, wat
er gebeurd was Maar hoe kon hij de vra
gen, die natuurlijk volgen zouden, beant
woorden zonder daarbij zijn neefje te ver
raden? Hij kon niet door een leugen de
schuld op zich nemen, zonder dat zijn oom
begrijpen zou, dat hij de waarheid niet
sprak. En hoe kon hij zijn neefje, dat er
zoo ellendig aan toe was, verraden door
te zeggen, dat hij nog getracht had hem
van zijn plan af te houden? Neen, dat kon
hij immers ook niet doen I Hij moest de
gevolgen dragen en alleen Leonard zou hem
van zijn schuld kunnen zuiveren.
„Nog éénmaal, maar nu oak werkelijk
voor het laatst, vraag ik het je", zei mijn
heer Willis. En hij herhaalde zijn vraag.
Weer geen antwoord.
„Nu Daan, dan blijft er voor mij geen
twijfel meer bestaan, of je schuldig bent
of niet. Ik wil geen dief onder mijn dak
herbergen. Ga naar je kamer en pak on-
middellijk je koffer 1"
Alles begon plotseling voor Daan te
draaien. Hij werd eerst vuurrood en daarna
'doodsbleek. Wat zei zijn oom? Noemde hij
hem een dief en wilde hij hem niet langer
under zijn dak herbergen Eén oogenblib
Weifelde hij, doch het was slechts één kort
ixsgen'blik. In het volgende herstelde hij
rioirweer en met een vaste stem, die hem
zelf verbaasde, zei bij:
„Goed, Oomt"
Hij keerde zich om, verliet het vertrek
efi ging naar zijn eigen kamer, waar hij
zich diep ellendig op zijn bed wierp, ge
heel verbijsterd door de gebeurtenissen der
laatste twaa-lf uren en de vreeselijke verden
king, welke op hem rustte.
Plotseling werd er op de deur geklopt
'en kwam Holms binnen.
„Ik zal uiw koffer naar het station bren
gen voor den trein van 10.05," zei hij.
Daan keek opzijn trots deed hem al
zijn wilskracht bijeenrapen. Haastig wierp
(hij zijn bezittingen in zijn koffer en volgde
(hij Holms naar beneden door de achter
deur. Dit gebeurde van den kant van
rHolms zonder eenige bedoeling, daar hij al-
\tijid door deze déiur ging, maar Daan, die
de schande tocih al nauwelijks verkroppen
kon, kwam het voor als een vernedering
(te meer, waarin de bedoeling lag, dat hij
(daardoor geen der buisgenooten meer zien
zou.
Het was een regenachtige morgen en
Daan voelde ziob. diep ongelukkig, terwijl
♦bij achter Holms aan naar het station liep.
Welk een verschil met hun aankomst <-'jJ
'dien mooien,, zonnigen Aprilmorgen, toen
(Kitty en he# wagentje op hen stonden te
wachten eto zij allerlei plannen hadden
voor den heerlijken tijd, dien zij op de
jHoeve zouden doorbrengen 1 En nu... in on
genade I Hoe zou zijn leven op school zijn,
ala het uitlekte, hetgeen zeker gebeuren
eou? De jongens zouden hooren, dat bij te
ruggekomen wtas vóór het einde der vacan-
jtie en hij zou geen Rntwoord op hun vraag
kunnen geven, waarom hij niet tegelijk met
Leonard teruggekomen was. Zij zouden al
lerlei gevolgtrekkingen maken, die zeker
verre vrtü aangenaam voor hem beloofden
te zijöil
Aan. het station gekomen zette Holms
fzijin koffer neer en ging een kaartje halen.
Tcreü de trein binnengekomen was, zette
hij den koffer in een coupé. En nadat hi.i
weer uit de coupé gestapt was en Daan
plaats genomen had, zei bjj:
„Goeie reis, jongeheer 1 Ik geloof, dat
Holms fneeT weet dan mijnheer zelf en ze
ker sp'reken wil, als de tijd daartoe geko
men i-3. Maar moed houden
Y'oór Daan nog antwoorden kon, zette
le trein zich reeds weer in beweging. Maar
'ie werden van Holms hadden een sprank-
Je hr jp in het hart tod den armen jongen
getoaverd, een sprankje, dat kwam van
een kant, vanwaar hij' dit het allerminst
verwachtte.
(Wofdt vervolgd).
Een pas uitgekomen vlindertje opende
zijn oogjes en keek eens in het rond. Dat
wa9 dus nu de wereld, waarover het oudere
insecten wel eens had hooren praten onder
elkaar, toen het nog een pop wa9 en nog
niets zien kon.
Wat zag het er mooi en heerliji: rondom
hem uitDe zon scheen zoo verrukkelijk
hst. voelde de warmte zijn nog wat vochtig
lijfje doorgloeien, en 't moest zijn kleine
kijkertjes dichtknijpen ybor het felle licht
dat zij maar niet in eens zoo verdragen
konden.
Het klapwiekte nog wat met z'n teere
vleugeltjes, die nog wat gekrenkt waren
door zijn nauwe gevangenis, en in eens
kreeg het drang om die vleugeltjes te gaan
gebruiken. Het sloeg ze uit en ja hoor, na
een paar mislukte pogingen ging het beter
en verhief t zich in de lucht. Het was maar
een gewoon citroengeeltje, maar door de
zon beschenen, zag het er zoo mooi en fijn
uit met z'n ranke lijfje en zachte, teere
vleugeltjes, dat het een lust was om er
naar te kijken.
^wam, na een poosje over een wei
land te hebben gevlogen, over een heg een
mooien tuin binnen, waar tal van bloemen
stonden en waarvan in het bijzonder een
perk met de prachtigste rozen het aantrok
Daar vloog het vlindertje heen. Wat rook
dat heerlijk en wat waren er mooie kleuren
rmder. Vooral een rozerood roosje trok het
buitengewoon aan. Daar zou het eens heen-
vliegen en zeker in dat rozenhartje wel lek
keren honing vinden, want het diertje had
honger gekregen na dien, voor hem verren,
toöht.
Het zette zich op 't roosje neer en peur
de, steeds met de vleugeltjes trillende, naar
het zoete vocht, Wat smaakte dat heerlijk!
Dat smaakte naar meer, en het vloog van
het ééne roosje naar het andere en dronk
tot het genoeg hadtoen ging het weer
naar t eerste roosje terug om er eer. praatje
mee to maken,in zijn taaltje, dat de men-
schen niet kunnen verstaan, maar de
bloempjes wel.
Zoo hoorde het, dat de menschen, aan
wie deze tuin behoorde, heel goed waren,
maar zij hadden twee kinderen, een jongen
en een meisje, welk laatste allerliefst was,
maar de jongen wild en onbesuisd. Het
vlindertje moest dus maar oppassen als
Wim, zoo werd hij genoemd, in den tuin
liep, want als die het zag zou hij zeker
trachten het te vangen, en dan was het met
hem gedaan.
Het vlindertje dankte het roosje voor
zijn waarschuwing, en beloofde oplettend
te zullen zijn; toen gaf hij de bloem nog
een vlinderzoentje en vloog verder.
Dien dag genoot het echt van zijn leven
tje. Het fladderde rond, rustte dan weer
eens uit, snoepte honing en maakte kennis
met andere insecten, die hij meestal heel
aardig vond, maar een er van, de spin, vond
hij een nijdig schepsel en bleef maar een
beetje van haar web vandaan, want de
vliegjes hadden hem verteld, dat, als zij
kon, zij zeker niet zou nalaten hem daarin
te vangen, en dan zoog zij het aime vlin
dertje uit. Ook de vogels, die het zoo gaar
ne hoorde, moest het uit den weg zien te
blijven, want dat waren de ergste vijanden
van de insecten, daar die hun tot voedsel
dienden.
De avond viel, de zon ging onder, en ons
vlindertje begon het wat frisch te krijgen
en moe te worden. Daarom zette het zich
op een beschut plaatsje neer, onder een
groot zonnebloemenblad, en viel in slaap.
Heel vroeg in den morgen hoorde het de
vogeltjes sjilpen en opende het zijn oogjes.
Het wa3 al licht geworden, doch de zon
was nog niet heelemaal doorgekomen,
maar wat was de lucht prachtig! Allemaal
rose wolkjes en op één plaats begon er al
wat schittering te komen, daar moest de zon
zeker opgaan. Het diertje rekte zich wat
uit en liet 2Ïjn vleugeltjes wat bewegen, en
vloog toen naar zijn vriendinnetje, het
roosje, om te zien of dat ook al wakker was
Dit zag er met die dauwdroppels nog veel
mooier uit dan gisteren en het diertje deed
zich in haar hartje te goed aan den geuri-
gen honig en vertelde haar, dat hij haar het
allermooiste vond, en dat zij zoo heerlijk
I rook. Het roosje bloosde van al dien lof j
zei tegen het vlindertje, dat het maar dij
wijls terug moest komen, wat het dan 04
gaarne beloofde.
De zon begon weer zoo heerlijk te scbl
nen en maakte alles nog eens zoo mooi,
ons vlindertje dartelde maar rond, zoc^
dan in deze, dan in gene bloem honing, e(
genoot zijn jong leventje met volle teugen]
Het maakte ook kennis met een ander vlinl
dertje en toen vlogen zij samen en haddej
I dolle pret.
's Middags kwam de familie, die het hui
bewoonde, in den tuin onder een groote:
bruinen beuk, die midden in den tuin stond
thee drinken, en om vier uur kwamen d
kinderen uit school en voegden zich bi
hunne ouders, maar kinderen hebben ge
woonlijk niet veel rust en zoo liepen zij c
heel gauw den tuin in.
In den beginne speelden zij naloopertj
en verstoppertje, maar toen hun dat bego:
te vervelen, gingen zij het rozenpark een
langs om wat mooie rozen te plukken voo
de middagtafel.
Daar kreeg Annetje, het meisje, op eem
ons vlindertje in het oog, en zei tegen haa
broertje: ,,0, Wim, kijk eens hoe aardig
een kapelletje: wat een fijn diertje, en zi<
het eens met zijn vleugeltjes trillen!"
Wim kwam ook kijken en zei: „dat moe
ik hebben", en eer zijn zusje het verhinde
ren kon, deed hij zijn hoed over het vlin
dertje, dat erg schrikte en pakte het zo.
met zijn hand.
Nu zat het in een benauwde, donkere ge
vangenis en 't baatte niets, of het al flad
derde, 't kon niet ontsnappen. De jonge:
droeg het gauw naar huis, zocht een doosj
op, en zette het arme diertje daarin me
een paar blaadjes. Ach! wat waren zij!
fijne vleugeltjes al beschadigd; op allerle
plaatsen was het stof er af en waren er lee
lijke vlekken op gekomen. Dat arme, arm
vlindertje 1 Wim had wel eenige gaatjes ii1
het doosje geprikt, dat het Wat lucht ko:
krijgen, maar dat was niet genoeg voor 't
diertje, dat gewend was om in de vrij*
natuur te leven, en nadat 't eenige ellendig*
uren had doorgemaakt, vond Wim het de:,
volgenden ochtend dood in het doosje lig
gen.
Het roosje had alles gezien, maar net ge
beurde te gauw, dan dat het 't vlindertj«
had kunnen waarschuwen, dat die stout
jongen het pakken wou, en het trenrde no;
lang om haar lief vriendje.
ANNA K.
Er valt ditmaal niets bijzonders te behai
delen met allen tegelijk, dus ga ik maar d
delijk een begin maken met mijn afzonde
lijke praatjes.
Neeltje van Leeuwen (Nieuwveen), begr
pen doe ik het ook niet; ik dacht al dadelij
hè waarom zou er deze wéék geen brief n
Neeltje in het couvert zijn. Het was jamiD
hoor, maar gelukkig dat het geep prijsras
seis waren, want dan zou je niet hebt!
kunnen mee loten.
Annie van Leeuwen je krijgt 't druk
al je kippenkinderen. Hoe leuk hè dat
voor alle kuikens mag zorgenik hoop votf
je dat er van deze 2 laatste broedsels otf
veel zal komendat schrijf je mij zeker ff-
Nelly de Boer, heel aardig van je om p,
toch nog een briefje te schijven, al had jt
deze week geen tijd om de raadsels op
lossen. ei
Rika en Koos van Veen (Koudekerk), .g'
is best hoor, laat Koos öan maar probeert
om de raadsels op te lossen en mij die c
den, zoolang als Rika weg is, en dan kaï
Koos later wel vertellen hoe alles is gegaan
Als iemand van thuis schrijft aan Rika, w;
die dan mijne groeten aan haar zenden.
Marie Metselaar, wel heb jij zoo'n 1-
gehad op die zilveren bruiloftspartij er
mocht je bruidsmeisje zijn? Had je het drui j
daarvoor?
Klazina Parlevliet, eD dus al verhuisd ;q
weer ingericht in het nieuwe huis. Vind '1
het niet vervelend dat Rika van Veen n&j'
Haizerswoude gaat wonen. Zou ze daar t
kindercourant niet meer lezen?
Aafje Key, dat wil ik gel 00 ven datjeM
zonder genoot van de bdoemhollonvew^1