Twee Helden. ANEKPPTES. Joop en Kees ten Bergjhe hadden boeken van Aimard gelezen en zij waren zóó ver vuld van allerlei avontuurlijke toohten en overvallen, dat zij niets vuriger wenscbteu dan zelf een avontuur te beleven. j,Ik vind het eoht flauw en kinderachtig", zei Joop tegen zijn broertje; „om 'a avonds als een juffershondje in je mandje te krui- .pen. Vin jij dat ook niet ,,Ik?" riep Kees uit, „wel, ik schaam me over mezelf. Als je leest over al die ferme jongens en mannen, die 's nachts hun .hoofd tegen een boomstam legden, met 'een pistool naast zich, dan..." „N-cm, dan krijg je lust om ook eens te •gaan zwerven, hè?" Kees en Joop staken de hoofden bij el kaar en er werd zóó lang en zóó geheim- zuimg door de jongens gefluisterd, dat 'Moeder wel driemaal onder aan de trap moest roepen: „Joop! Kees 1 Weten jullie wel, dat bet al tien minuten vóór twee is?'* Fluks werden de boeken gegrepen en holden de jongens naar school. Zij waren jedhter met hun gedachten niet bij de les Jen toen de onderwijzer in de geschiedenis 'les aan Joop vroeg: „Wie was de Vader des Vaderlands?" 'antwoordde de droomer: „Gustaaf Aimard, meneer 1" De bede klas lachte uitbundig, toen tijn dwaasheid er uit was. Joop kreeg bo vendien straf, want de onderwijzer dacht niet anders, of hij gaf dit antwoord met bp®et. Toen de jongens 's-middags aam tafel ^aten, keken zij elkander telkens zóó veel- 'beteekenend aan, dat mijnheer Ten Berghe vermoeden kreeg, dat zij kattekwaad in hun schild voerden. Maar toen de beide bengels nadat zij bun huiswerk gemaakt Jen hun lessen geleerd hadden, in den groe ten tuin gingen spelen en ravotten, dacht hij er niet verder over na. Achter in den tuin, een heel eind van het buis, stond een prieeltje, dat geheel met klimop en wilden wingerd begroeid iWU6. Dikwijls leerden de jongens daar hun [fessen of zaten zij er te lezen. Ook nu Ke (pen zij erheen, na eerst een poog geknik kerd te hebben. Toen zij er naast elkaar bp de gefe tuinbank zaten, zei Kees tegen Joop: „Hier zullen we onze ledematen harden! Hoe flauw en meisjesachtig, hè, om in je eaóhte bedje in de kamer te liggen!" „Ja, heel flauw I" gaf Joop toe. En even later begon hij weer, aarzelend: ,3£aar zou 't niet erg koud zijn? En... [zouden er misschien muizen en oorwormen en misschien zelfs spinnen ln het prieeltje fcijaT" .Akelige, flauwe jongen! Meisje! Ben je daar soms bang voor? Nee, als er be- Ten en tijgers m aantocht waren, zooals m die dichte bosseben, dat zou nog wat [andere zijn..." „Maar hoe krijgen we ons beddegoed hier?" vroeg Joop, die blijkbaar nog met 'beelemaal voor het plan gewonnen was. „Laat dat maar aan mij over. Daar 'weet ik wel wat op!" antwoordde Kees. I Toen het dien avond bedtijd was en de jongens als naar gewoonte Vader en Moe der goeden nacht wensohten en naar hun bovenaóhterkamertje gingen, waren zij nog nauwelijks over den drempel van hun slaapvertrek, oi Kees fluisterde Joop in 't oor: „Dat is een'bof, hoor! Vader en Moe der gaan straks naar Oom Paul en Tante Jenny. Rika is zóó doof, dat ze niets zal jhooren en we kunnen lekker dus ongemerkt 'naar beneden sluipen." „En de dekens en ons bed dan?" „Wou j ij soms op een zacht bedje sla- Ipen? Deden de helden van Aimard dat 'soms ook? Kun-je begrijpen! Je neemt je kussen op je hoofd en een deken onder je arm en zoo gaan we op onze teenen het huis uit. Dan kampeeren we in 't prieeltje en we zullen een leuk nachtje hebben!" De jongens kleedden zich niet uit, Keen hield de deur op een kier en zoodra hij de voordeur beneden hoorde opengaan en zijn vader en moeder pratende er uit gaan, wenkte hij' Joop en ondernamen zij in aller ijl den tocht naar beneden. Als dieven slopen zij de trap af, die meer kraakte dan ooit, alsof zij de jongens ver klappen wilde. Toe zij op de onderste tre den stonden, gluurde Kees voorzichtig naar de keuken, waar de doove Rika zat te breien. Er was niemand in de gang te zien en alles was doodstil. Zij konden het nu wagen en de jongens, die zich niet uitge kleed hadden, liepen op hun teenen en met uitgerekten hals om zich heen spiedend, naar de tuindeur. Deze was gelukkig niet op slot en Kees maakte haar zoo geruischloos mogelijk openen, om er eerst Joop met zijn kussens en zijn deken door te laten en daarop zelf belast en beladen te volgen. Zoo kwamen zij aan het priëeltje, dat gelukkig een houten vloer had. Het was een vrij donkere Mei-avond, maar toch konden zij nog wel een en ander onder scheiden. „Ziezoo", fluisterde Kees, wiens hart niettegenstaande hij al zijn moed verzameld had, heel snel klopte, „nu zullen we eens een leuken nacht hebben. Ik heb een pistool bij me en als de een of andere struikroo- ver het in zijn hoofd mocht krijgen ons hier te verrassen, dan. dan jaag ik hem een kogel door 't lijf." Zóó had hij het in Aimard gelezen en zóó zou hij 't hier ook leveren. „Hoe gaan we nu slapen?" vroeg Joop, die alles prachtig vond, maar ergen slaap kreeg. ,,-Slapen?! Slapen?! We gaan nog niet slapen! Maar als het zoover is, rol je je in je deken en slaap je als een koning." Kees gluurde in de duisternis, boorde allerlei vreemde geluiden, die hem grieze lig voorkwamen en angstig maakten. Hij vermande zich echter en begreeip, dat hij zich als eeD moedige jongen gedragen moest Joop rolde zidh in zijn deken, stak zijn hoofd diep in het kussen en spande al zijn krachten in om zich te verbeelden, dat "hij in zijn bed lag. Maar de barde planken, die hij door de dunne wollen deken heen voelde, hinder den hem geweldig en al stopte hij zijn ooren ook nog zoo goed dicht, toch drongen allerlei zonderlinge geluiden tot hem door Kees dacht nog niet aan slapen, maar tuurde in de duisternis, alsof hij daar de vreeselijkste dingen dacht, te zien Het was buitengewoon zacht weer voor Mei, zoodat de avond koude in het berin wel te dragen was. Toch begon hij te rillen. Het was net, alsof hij in de verte wat wits zag naderen. Zijn blik trachtte door de duisternis heen te boren, maar hij kon niet ontdekken, wat het was. Brrwat werd het koud! Joop was intusschen ingedommeld. De nachtelijke stilte en de eenzaamheid joe gen Kees nu meer angst aan, dan hij zich herinnerde ooit gehad te hebben. Zou hij maar niet liever stil weer in huis sluipen? Maar Rika had de tuindeur al op slot ge draaid en dus zou de beele geschiedenis uitkomen BrrHet werd hoe langer hoe kouder! Die helden van Aimard moesten toch ste vige kerels geweest zijn, als zij daar nooit over klaagden. Kom! bij moest maar even onder zijn deken kruipen en een uurtje gaan liggen. Eerst tuurde hij nog een poos naar de bladeren boven hem en sperde hij telkens de oogen open om zeker te zijn, dat zij niet dicht vielen. Maar... eindelijk vielen ook zijn Oogen dacht... „Kees, Keesl" fluisterde Joep, die door een zonderling geritsel dicht bij hem wac- ker was geworden. Hoe lang zou hij wel geslapen hebben? Hij wist het niet, maar het ontwaken was allesbehalve prettig; ai zijn ledematen deden hem pijnhij was zoo stijf als een plank en had een gevoel, alsof hij bevroren was. Wat hoorde hij toch? Zoo'n vreeand, zon derling geluid, alsof iemand met een scherp voorwerp in de aarde wroette. Voorzichtig stak hij even zijn hoofd boven de deken uit en keek behoedzaam in het rond. De zwarte nacht was niet meer zoo ondoor dringbaar en Joop kon met eenige inspan ning hier en da=5r boomen onderscheiden.- Hij luisterde soherp en met ingohoudli adem. Ja, hij hoorde werkelijk beweging, vree a; geritsel en gefluister. Lieve helpWate •ïem overkomen? Dadelijk Kees waki c ïemaakt „Kees 1 Kees!..." fluisterde hij. Maar Kees was niet wakker te krijgi Mij lag rustig te slapen en Joop durf niet hard roepen, uit angst, dat... di roovers... „Kees! Kees!" klonk het opnieuv gedempten toon en hij trok zijn broer i de mouwen. Deze werd nu met een diepen zuoht v t ker, keek verschrikt en met groote oo c rond en kon zich in de eerste oogenblik geen rekenschap geven van de pk waar hij was. Plotseling sprong bij q „Hou je stil!" fluisterde Joop, „hon stil! Et zijn dieven!..." „Waar?" vroeg Kees, plotseling bel te wakker wordend. ,,St! niet zoo hard! Luister maar!" Beiden luisterden met ingenouden ad Het geritsel was in him buurt. Het v alsof eea scherp voorwerp op een ao geslepen werd. Zij hoorden een gedem etem mompefei» „Ik zal ze wel krijgen, wacht maar! „Is je mes scherp genoeg?" vroeg ander. „En óf! Wacht maarl" Joop slaakte een doordringenden Vermoord te worden en nog wel vlak hun buis, dat was toch al te vreeselij Wat er nu gebeurde, ging zoo verba snel in zijn werk, dat de jongens het zelf niet konden begrijpen. Op den gil Joop schoten plotseling twee mannen eea lantaarntje naar het prieel toe. toen het licht van het lantaarntje op twee mannen en de beide jongens viel, ren de eersten niet minder verbaasc ontsteld dan de laatsten. Het waren de tuinman, en zijn zoon, die verlof den gekregen wurmen in den tuin te ken, omdat ze be el vroeg uit visschen wi gaan. Juist toen zij druk pan het zoeken v en met het hun mes den grond uitgro om de kruipende dieren te vangen, Joop wakker geworden. Nu volgde er van weerszijden een ril ging, en Joop en Kees, die rillend en vend tegenover Piet en zijn zoon ston vertelden hun wedervaren. „Het gekste is"', zei Piet-, „dat j ouders zoo zullen schrikken, als ik mi; in den naoht aanbel om je thuis te gen..." Toch zat er niets anders op. Joo; Kees wendden nog een zwakke poging Piet over te halen, hen mee naar hu nemen, om dan 's morgens vroeg wee naar hrun eigen huis te sluipen, maar van wilde Piet niets booren. „Nee jongeheeren, daar doe ik niet mee!' zei hij. „Je ouders zouden nog ken, dat ik ook in 't complot was. nu drie uurhier blijven kunnen niet en we zullen dus maar aanbellf De vader der beide jongens ko oogen niet gelooven, toen hij zijn z<y. rillend en bevend, en daarnaast P zijn zoon vóór ach zag staan. Er vie wat voor en al lagen de jongens e& uur later ook in hun eigen warme en dekte hun moeder hen met een deken toe de straf, die op dit avontuur volgde, was van dien aard Joop en Kees niet spoedig lust fc een tweede op touw te zetten. Vader noemde hen nog langen tij twee helden" en plaagde hen er mee, maar Joop en Kees hadden vonden, dat jongens van elf en tl jaar beter doen stil in hun eigen fej aj nacht door te brengen, dan met een pi al was dit dan ook niet geladen een priëeltje te overnachten UIT DE SCHOOL. Onderwijzer: „In welk jaargetijde ben de vruohthooanen het meest te lv Jantje: „Izi den vaoamtietijd tek dt

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1924 | | pagina 16