VOOR DEJEUGD lË-IDSCH DAGB1AD 19. Anno 1924. Zaterdag 10 Mei. 'V i I e J i t a a o 1 2 i|t J o te J a 2 j #C t> t nul tl ui hiil| li'il 111 I a iieil l»*»l 11* ïi.' vi.' ti.' i ji» i tl» t i ui.' i »i' 'JL'«A*iAjÏIA.'i 'X''i? vermiste Duiven. het Engelsch van E. LINDSAY, Vrij bewerkt door C. H, HOOFDSTUK IX, In afwachting. spannen verwachting hield Daan de •p de deur gevestigd, steeds hopen- zij opengaan en Leonard binnen- zou. Eeeds dagen had hij er een oei van gehad, dat zijn neefje en teeds grooier moeilijkheden zouden welke langzaam maar zeker leid een vreeeelijke ontknoop ing, hoe De deur Weef echter gesloten en cuten kropen voorbij. Zij kwamen is een eeuwigheid voor. verschillende kanten werd er ge- r is Leonard?" tot nu toe had men deze vraag htstreeks tot liem gericht, al wel dadelijk komen," an twoord- rouw Willis, die er geen flauw ver van had, wat de oorzaak van Leo- afwezagheid zijn kon. durfde zijn tante niet aankijken, ling ging de deur open... maar nét ia, die binnenkwam, haastig naar r Willis liep en haar wat influister- sohien kwam het, doordat de gast- plotseling doodsbleek werd, dat al- stig naar haar keken. Zij gaf baar oot, die aan het andeTe einde der een wenk en verdween met Lom. was er gebeurd? Niemand bad er ermoeden van, maar op elk gezicht duidelijk dezelfde vraag te lezen, d trachtten de j eugdige gasten door doch het was hun onmogelijk. Na oogenblikken kwam mijnheer Willi a onen. leren", zei hij, ,,het spijt mij, maar lang, dat wij niet bij elkaar kunnen Leonard heeft een ongeluk gehad we niet weten, of hij gekwetst is zouden we toch niet meer vrcfrlijk ajn en is het dus maar beter, dat aar huis gaat." nderen stonden op en gingen lang- un kleeren halen. eer Willis trok haastig zijn jas aan, ia pet op en was op bet punt ae r uit te gaan, toen hij Daan, die zag, riep. jongen 1" zei hij. ,,Weet jij iets hetgeen Leonard vanavond gedaan Flug, antwoord mei" bleef zwijgen. ta je mij niet?" vroeg zijn oom. gaf echter nog geen antwoord. als je weigert te antwoorden, r© verder geen tijd verspillen I" aei Willis en hij liep haastig weg, iw en Daan met ontstelde gezichten all achterlatend. uw Willis liet de kinderen, die in t woonden, naar buis gaan. De an besten echter wachten, totdat zij werden of Holms hen wegbrengen aohtig liep zij naar de keuken en nog eena vertellen, wat er precies was. Het eenige wat Anna wist, was dat er een jongen uit het dorp geko men was met de boodschap, dat jongeheer Leonard een ongeluk gehad had. Onmid dellijk daarop keerde zij ia de eetkamer terug en riep Daan in een aangrenzend Vertrek bij zich. „Daan, waar ging Leonard vanavond heen?" vroeg zij. Daan bleef evenwel hardnekkig zwijgen. „Daan, waarom geeft je mij geen ant woord?" vroeg mevrouw Willis weer. „Kun je bet mij niet zeggen?" „Nee, Tante, ik kan het niet", antwoord de hij eindelijk. „Ik wou, dat ik het konl Maar werkelijk, ik kan het u niet zeggen 1'^ En hij snelde de kamer uit en liep eondeT óch den tijd te gunnen zijn pet van den kapstok te nemen zijn oom achterna. Terwijl Dean de hall doorliep en me. vrouw Willig weer in de eetk&met terug gekeerd was, klopte Holm3 haastig aan de deua* en daar hij geen antwoord kreeg, ging hij naar binnen. Hij had zijn koetsiers jas aan en zijn hoed in de hand. Juist toen hij binnenkwam, praatte mevrouw Willis met Arthur en Hanny Brouwer, Jacques en Emmy Parker, die klaar stonden om door Holms naar huis te worden gebracht. „iMevrouw", zei Holms, nauwelijks in staat het bericht mede te deelen, „het nieuwe karretje is gestolen!" „Wat?!" riep mevrouw Willis versohrikt uit. „Het nieuwe wagentje gestolen? Wat bedoel je toch, Holms?" „Ik zette het wagentje klaar om het da delijk bij de hand te hebben, als ik de kin deren wegbracht, mevrouw I En toen ik Kitty wilde inspannen, waren zij en het wagentje beide verdwenen. De sporen van de wielen kon ik duidelijk in het zand zien. Ik geloof vast, dat ze gestolen zijn." „Onmogelijk 1" antwoordde mevrouw Willis. „Ga gauw naar bet dorp en zie mijnheer te spreken. Maar vlugEn kóm daarna terug om de kinderen in de brik weg te brengen met het andere paard er voor." Holms liep nu haastig naar het dorp. Mevrouw Willis deed eenigen tijd te ver geefs baar best, die nog niet vertrokken waren, bezig te houden, maar kon Eet niet langer uithouden. Zij ging opnieuw naar de keuken en vroeg: „Is Holms nog niet terug, Mina?" „Nee, mevrouw." „Ik begrijp er niets van", mompelde mevrouw Willis. „Wat kan hem zoo lang ophouder?" En waarom aeeft mijnheer mij geen boodschap gestuurd? U, wat zou er toch gebeurd zijn?" En zij barstte in tranen uit. Toen zij wat kalmer geworden was, ging zij weer naar de eetkamer terug, waar de kinderen op een hoopje bij elkaar stonden. Na een poosje zei zij tegen Mina, dat deze zich met de kinderen bezig moest houden en trok zij haar mantel aan, zette haar hoed op en ging met Anna naar het dorp. Zij was bang voor hetgeen zij daar hooren zou, maar voelde toch, dat de af schuwelijke onzekerheid, waarin zij ver keerde, nog erger was. Onder het loopen deed zij Anna allerlei vragen en sprak zij voortdurend tegen haar, in de vage hoop, dat het meisje iets ge ruststellends antwoorden zou. Na e enige oogenblikken bemerkte zij echter ,dat 7ij alleen aan het woord was en Anna haar geen antwoord gaf. „Waarom antwoordt je niet, Anna?" vroeg zij, min of meer ongeduldig. „Heb je misschien eenig idéé, wat er gebeurd is en waarom niemand op de Hoeve terug komt? Ik begrijp maar niet, waarom mijn heer niet iemand met een boodschap ge stuurd heeft! Wie kwam de ongelukstij ding brengen?" Plotseling hield mevrouw Willis op, keei het meisje onderzoekend aan en ging weei voort: „Wat weet je? Je verbergt iets voor me? Ik weet het nu zeker. Maar wat is het? Antwoord onmiddellijk!" Anna aarzelde. „Ik wil weten, wat er gebeurd is. Zeg 't mijGauw, gauw dan toch 1 Je hoeft mi niet te sparenspoedig zal ik immers toeïv toch alles weten 1" „Waarom wil je ?fc mij niet vertellen* Anna, och vertel 't mij toch alsjeblieft" P „O mevrouw, nee, nee!" zei het meisje dat begreep, welk een verkeerde uitwer king haar stilzwijgen bad. „Nee mevrouw Ik weet niet meer dan u, wat er met jon'j gebeer Leonard gebeurd is, al geloof il wel, dat wat het ook ie jongeheer Daan er schuld aan beeft. Mina noch ik hebben hem vanaf het oogenblik, dat hij op de Hoeve kwam niet goed kunnen zet ten. Nu weet u het!" „Wat weet ik?" vroeg mevrouw Willis, die er nu nog minder ven begreep, al wa< zij verlicht door het feit, dat Anna haar geen noodlottig ongeluk verzweeg. „Ver* tel me toch, wat je bedoelt." „Ik borstelde het goed van jongehee* Daan en zag in één van zijn zakken duive* veertjes ze hadden precies dezelfde kicar als Vaders vermiste duiven. Och, lieve help, nu is het er toch uitl En Mina eo Holms hadden mij aangeraden het niet te zeggen, vóór ik er geheel zeker van was.'^ „Maar wat heeft dat met jongeheer Leo nard te maken vroeg mevrouw Willis, die in haar zenuwachtigheid niet het min« ste verband tusachen deze twee dingen zag. „Och mevrouw, ik kan het niet helpen, maar ik meen zeker, dat wat er van avond dan ook gebeurd mag zijn dit er het gevolg van is. Ik geloof, dat jongeheer Daan wel meer van Vaders duiven afweert; ik kan het heusch niet helpen." Onzin, Anna!" antwoordde mevrouw Willis. „Misschien zijn 't nog veertjes van duiven, die hij op kostschool had." Anna gaf hierop geen antwoord en liep nu zwijgend naast haar meesteres voort Mevrouw Willis begon hoe langer hoe <wt» geruster te worden, waartoe Anna's mede- deelingen het hunne bijgedragen hadden. Toch kon zij niet gelooven, dat Daan zich aan zóó iets schuldig gemaakt zou hebben. Zij bad altijd gedacht, dat Daan een jon' gen wa3 met een eerzelvig en gesloten ka* ralcter, maar bad hem niet tot oneerlijk heid in staat geacht. Integendeelzij had zelfs gehoopt, dat zijn open karakter een goeden invloed op Leonard uitoefenen zon. (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1924 | | pagina 15