AFDELINGEN GERZON. i, 19682. LEIDSCH DAGBLAD, Donderdag 8 Mei. Tweede Blad. Ann? 1924. UIT DE PERS. NIEWE (Ilill! BABY ARTIEKELEN, LlJIFRMAfin-UlTZETTEH, HERENSOKKEN EERSTE KAMER. TWEEDE KAlféER. FEUILLETON. J PLEEGKIND VAN DE DRIE CELIBATAIRS. f «Nb evonCnngeenn 1116 De rechtspositie der ambtenaren. uitrent hot- Tweede Kamer-votum van g, in sake art. I van het agn. „3e- _eidswetje" wettelijke regeling var. jaUagen betreffende rechten en plichten (ambtenaren regt het „Vad." (Lib.), dat minister van Justitie de opmerking deo Katholieken leider Nolens, dat Tover de grenzen tiL86ahen publiek en raat recht vele artikelen en bookwor- gesohreven zijn, maar dat hij nergens tien had, dat in het publiek recht alles irloofd is, onaangenaam getroffen moet n. Het blad zegt dan; ï3t wachten is nu op den afloop van i proces, op touw gezet op grond van i iegetlokken artikel 40. Uoge het wadhten niet al te lang duren ig hier alle reden om deze zaak eens ï-Noderldndsóhe snelheid af te wik- jYoor de Regiering, en vooral voor den Ljstar van Justitie, aldus verklaart ook overzicihtssöhrijver van het „Handels- (Lü>.), is het afstemmen van Art. I, omdat het een zoo diep principieele gold, een zeer onaangenaam votum. schrijver zegt o.a.: groofco meerderheid der Kamer im- (en daaronder een belangrijk deel rechterzijde) heeft nu te kennen gege- dat, naar haar oordeel, de Minister Justitie een belangrijk stuk van de erhouding tussdhen overheid en lenaar verkeerd inziet. In andere poli omstandigheden zou dit voflff een titter van Justitie een reden tot onfc- [g-aanvragen kunnen zijn. Dooh dat zou i zeker niemand wensoben (het- ver- dan ook zuiver zakelijk geweest). En [heer Heemskerk heeft ook geen porta ille-kwestie gesteld. i „Maadbodo" (R.-K.) zegt over minis- Heemskerks verdediging: Minister trad in herhaling van zijn zwak betoog. Al heel weinig sfcee&hou- 1 leek ons een nieuw argument, nl. dit: als de Overheid de bevoegdheid heeft r personeel te ontslaan, d.w.z. het zijn jele salaris te ontnemen, zij ook het idere mag doen bij de wet de mogo- |seid afsnijden dat over opgeheven aa nspraken wordt nagepleit. Weinig loudend, zeggen wijimmers ook aan ontslagen ambtenaar zal men het reoht 1 mogen ontzeggen, ter zake van aan- welke hij krachtens zijn vroeger stverband meent te hebben, zich op i rechter te beroepen. Pet veelgegiaptc wetsontwerp aldus daart do „N. R. Ct." (Lib.), is nu jets meer dan een vrij onbeduidende be- welke slechte voor een klein per- Itage omer onderwijzers beteefkenis heeft. Het blad aóht het votum een gevoeligo dtrlaag voor den minister van Justitie voor de geheole rogeering, die zieh dan in dit oprioht in de gomeensohappe- i rechtsbeginselen, welke ter rcdhfcer- |e leven, blijkt tc hebben vergist l fchter meent de ,,N. R. Ct.", dat uit de mmenverhouding (5629) niet afgeleid worden, dat de meerderheid der Ka- een proces over de salarisverlaging nsobelijk 0f de kansen op suc-oes voor ambtenaren groot aabt. We tegenstemmors, mr. Dresseibuys Van Sohaik, bobben reeds op 11 ►ril betoogd, dat zij die kansen intogen- reer gering achten. Maar dit braoht nog niet mede, dat de weg naar den fcter zou worden versperd. ,,Stando-aird" (A.-R.) laat een an- ae stem hoornen. Met den minister, gelodfe blad, dab, na wat er gesohied is, over- met de organisaties illusoir zou zija; beroep op de organisaties om niet te Ocedeeren zou, aoo wordt betoogd, wei- raiBOn hebben, waar deze zich omtrent vaststelling der verhouding tussohen Regeering en ha-w ambtenaren blijk- ar op een standpunt stellen, dat de Re ling niet wil en niet kan aanvaarden, lot blad besluit dan kze eerste dag na het recès braoht een •eo vooor de regeoring. Een échec, dat te was, maor dat te betreuren blijft, omdat bot Wijk gaf van een niet begrij pen, of het niet deelen der zienswijze vaa de regeering doox een groep, waarvan men mag verwachten, dat zij deze regeering zoo krachtig mogelijk zal steunen. fnbussohen dient nu afgewaolit tc wor den, wat verder geschieden zal. En tovens komt de vraag, welk punt nu weer vor- sohil van meening aan do Rechterzijde zal doen blijken. ,,Het Volk" (S. D. A. P.) noemt het ge zegde van mgr. Nolens, dat ook ten aan zien van het publiek reoht niet alles ge oorloofd is, een krasse uitlating uit den mond van den aanvoerder der grootste re- geeriugspartij jegens deze regeoring. Het blad zegt verder: Overigens stelle men het zich oiet voor, alsof allen, die tegen art. 1 van het wets ontwerp hebben gestemd, tegenstanders zouden zijn van de salarisverlaging, waar toe de regeering is overgegaan. De stem ming over J. ter Laan's motie in April heeit- anders geleerd. Ook zonder arb. 1 van wetsontwerp 312 hebben de ambtenaren het zwaar genoog te verantwoorden. Maar dat die slechte manoeuvre der regeering is mislukt, dab het verderfelijk algemeen beginsel niet in een wet tot uitdrukking is gebracht, stemt tot levendige voldoening. Naar aanleiding van mgr. Nolons' mee ning, dat men zelfs den schijn moet ver mijden, dat men iemand wil beletten recht te verkrijgen, wanneer hij meent dit te kun nen krijgen, zegt de Kameroverziahtsokrij- ver van „De Tijd" (R.-K.): Ik wil wel eerlijk bekennen, dat ik be wogen en bewonderend heb toegeluisterd naar dezen eminenten hoogen staatsman en priester, want, o, er is zooveel onrecht in de wereld en het is zoo moeilijk, want zoo een, dan is de heer NolenB overtuigd, de bezuiniging op den staatsdienst eea le vensbelang is, maar zelfs eventueel verlies van millioenen maakt nog geen onreoht- duldbaar. RECLAME. (COMPLETE BEZOEKT U ZE EENS 1-183 (Vervolg van gisteren). Minister DE VISSER beantwoordt de versohillende sj^rekers. Hij constateert met genoegen, dat geen der leden de onvrien delijke uitingen in het Voorloopig Verslag voor zijn rekening heeft genomen, maar men algemeen erkent de noodzakelijkheid van bezuinigingsmaatregelen. Spr. begint met de opmerkingen in zake het Hooger Onderwijs. Aan prof. Slotema- ker de Bruine antwoordt spr., dat de daling van het aantal studenten in de filosofische vakken te Utrecht hem het middel heeft verschaft om voor de medische faculteit ruimer plaats beschikbaar te stellen. Spr. is verder huiverig zich te verzetten tegen de vestiging van bijzondere leerstoelen. Wat het Middelbaar Onderwijs betreft, de kwestie van de toelating tot de H. B. Scho len is zeer moeilijk, de inzichten daarom trent zijn wisselend. Thans wil men de examens weer gestreng gehandhaafd zien, nadat men eerst voor grooter vrijheid van 't lager onderwijs inzake beslissing over de toelating tot de H. B. 8. had gestreden. Spr. hoopt ia dezen een definitieve regeling te treffen bij de novelle tot herziening van de wet M. O. Wat de nieuwe salarisregeiing betreft, vreest spr., dat men zich daaromtrent te grooto bezorgdheid maakt. Het besluit van 26 April immors bevat in art, 3 reeds een bepaling, die te groote salarisdaling tegen gaat, door deze tot 10 pOt. te beperken. Die bepaling zal ook tot het nijverheids onderwijs worden uitgestrekt. Bovendien heeft de regeering vastgesteld, dat onder wijzend personeel niet'slechter zal worden behandeld dan het overige rijkspersoneel. De salarieering bij het Midd. Ond. moet intusschen anders geregeld worden dan bij 't andere onderwijs, omdat er velen zijn, die slechts enkele uren per week lea geven. Deze kunnen niet op dezelfde wijze behan deld worden ala de andere' leeraren. Met kracht Icomt spr. op tegen de bewering, dat hij bij subsidieering meer vrijheidsbe perking betracht dan vroeger. Dat is ia de Tweede Kamer ook beweerd, doch het be wijs is niet kunnen geleverd worden. Maar natuurlijk moet voor een juiste subsidiee ring scherpe controle op de begrootingen worden geoefend en door dit niet uit het oog te verliezen, is verleden jaar 2 mRliocn bezuinigd. Spr. laat integendeel grooter vrijheid toe, o.a. wat betreft de inrichting van een letterkundige afdeeling bij een H. B. S. Wanneer een H. B. S. met 3-jarigcn cur sus wordt omgezet in een 5-jarige en dit noodig blijkt-, dan is aldus antwoordt spr. dr. Franssen do Minister bereid tot verhooging van het subsidie. Zoo is ook de houding der regeering tegenover de uitbrei ding van een Handelsschool. Voor dG vesti ging van een nieuwe openbare huishoud school te Amsterdam kan geen subsidie ver leend worden. Voor de school voor costuum- naaisters te Amsterdam is met het oog op het nationaal karakter der instelling wel steun beschikbaar. En nu het lager onderwijs. De bijdragen uit dc gemeentekas voor rente en aflossing aan bijzondere scholen, ook al zijn ze schuld vrij is een gevolg van een amende ment van de Tweede Kamer. Maar spr. heeft dit oorspronkelijk niet gewild, even min als de thans bestaande schoolgeldhef fing wanneer voor meer dan een kind flchoolgeldheffing moet betaald worden. Spr. vindt trouwens de geheele schoolgeld heffing zoo verkeerd, dat een herziening z.L dringend is en door hem met zijn col lega van binnenlandsche zaken zal overwo gen worden. Wat sprekers bezuinigingsbeleid botreft, wil hij beginnen er op te wijzen, dat ziju onderwijsbeleid steeds de goedkeuring van het Parlement heeft verworven. De kritiek daarop betreft enkel de bezuinigingsmaat regelen. En nu zou het plichtsverzaking zijn te volstaan met bezuiniging op de salaris sen, zooals do heer De Zeeuw zou willen; er moet meer bij zijn departement worden bezuinigd en spr. vervolgt daarbij de vaste lijn van verlaging van salarissen en inkrim ping van het aantal onderwijzers. Ten einde den wethouder van onderwijs te Amster dam, die zich vergist had te helpen, heeft epr, zijn regeling betreffende de verschui ving van den toelatingsleeftijd tot Septem ber verschoven. Maar hem mag men daarom geen wisseling van inzicht ten laste leggen. Het instituut van hulponderwijzeressen heeft spr. laten vallen, omdat de prachti- sche werking van den nieuweo maatregel zich te laat zou laten voelen. Voor de bezuinigingsplannen in het rap port van den Vrijheidsbond heeft spr. alle waardeering, doch wat zij zullen opleveren is onbekend en bovendien acht spr. het in strijd met de pacificatie dat vooral het bij zonder onderwijs door de voorgestelde maatregelen zou worden getroffen. Spr. herhaalt bij zijn bezuinigingpolitiek steeds 'n vaste lijn te zijn gevolgd. Ook bij het Hooger Onderwijs, waar hij vacatures onvervuld laat, bij het lager onderwijs, waar hij aanstuurt op, inkrimoing van per soneel. De minister verdedigt dan nader het in stituut van assistenten, De bezwaren daar tegen zijn schromelijk overdreven. Den heer Slingenberg antwoordt spr. dat in bewerking is een ontwerp tot regeling van de rechten der jongelui die de econo misch-literaire afdeeling van een Handels school of een H. B. 8. hebben gevolgd. Den hoor Smeenge antwoordt de minis ter ten slotte, dat hoogstwaarschijnlijk geen supplotoire begrooting te wachten zal zijn. Het zou voor hom een teleurstelling ztfa. indien het anders mocht loopen. De heer DE ZEEUW repliceert. Hij handhaaft zijn bezwaar tegen de verhooging van den toelatingsleeftijd, wat een ernstige schade zal opleveren voor de gemeentekas sen, evenals trouwens andere bezuinigings maatregelen des ministers. De spr. verklaart ten slotte tegen deze begrooting te zullen stemmen. De MINISTER VAN ONDERWIJS du pliceert kortelijk en vindt daarbij gelegen heid nog enkele vragen van eersten aanleg te beantwoorden. Zoo antwoordt hij den heer De Vries, dat hij er rekening mede moet houden, dat de wet het instituut van de normaallessen heeft gehandhaafd. Den heer De Waal Malefijt zet spr. uiteen, dat het praktisch onmogelijk is bij do bereke ning der subsidieering steeds rekening te houden met de werkelijke kosten per leer ling. De begrooting wordt z. h. st. goedge keurd, nadat de heer DE ZEEUW had ver klaard, dat zijn fractie wil geacht worden tegengestemd te hebben. Begrooting van Justitie. Aon de orde is de begrooting van Justi tie vcor 1924. De heer mr. HEERKENS THIJSSEN behandelt ons gevangenisstelsel en speciaal de celstraf. Afschaffing daarvan wil spr. niet, maar het huidige cel-leven noemt Bpr. onmen8chwaardig. In het kort schetst spr dat leven, als een pijniging, hoogst onge zond, weinig lichaamsbeweging en weinig frissche lucht gevend. Spr. noemt het celleven hoogst eentonig, ook op hot stuk van arbeid. Waarom ook niet gezorgd, dat kort voor 'fc 'ontslag den gevangenen wat meer lichaamsbeweging wordt gegeven Allicht ware ook het meu bilair van een oei wat beter te maken. En dan mist de celstraf elk opvoedend begin sel; er wordt niet gedifferentieerd tusschen personen die 6 woken en die 6 jaar eitten. In onze gevangenissen moest men ten min ste één man hebben, die gevoelt voor re- classeeringswerk. Nu krijgt een gevangene wel bezoek, soms zelfs te veel, maar aan dit bezoek ontbreekt elk systeem. Zelfs zijn er bezoekers, die niet weten hoe tegenover oen gevangene op te treden. De minister is ongetwijfeld een vriend van de roclassee- ring en dus zal hij zeker deze grief wel be amen. De zielen- moeten door gediplomeerde verplegers worden Dt-hc. Icld, niet door menschen, die onbevoegd zijn. In de gevangenissen worden godsdienst oefeningen gehouden, doch met de wijze waarop dit geschiedt heeft spr. geen vrede. De hokjes der kerkgangers mogen z. i. niet getralied zijn, eooals thans het geval is. De koepelvorm onzer gevangenissen is zeer mooi, maar een fout is, dat ze een noordkant en een zuidkant hebben. Wie aan den noordkant zit, ziet gedurende al de jaren, dat hij er is, de zon niet. Ook de nachtrust is te lang zeer tot schade van goest en lichaam. Waarom hefc niet moge lijk gemaakt, dafc er 'b avonds wat gewerkt wordt, desnoods naar eigen keuze 1 Verder wijst hij er op, dat gevangenen, die ver van hun woonplaats hebben moeten zitten, een belangrijk deel van hun uifc- gangsgeld moeten besteden om do reis te maken naar hun woonplaats. Minister HEEMSKERK sympathiseert met vele opmerkingen van den heer Heer- kens Thij9sen. Er zijn gevangonen, die de cel prefereeren boven gemeonschappelijken arbeid. Het stelsel van werk, zooals dit in Veenhuizen geschiedt, is meer opwekkend dan het celstelael, al is dit laatste bij geen enkel strafstelsel als onderdeel te missen. Evenmin is eentonigheid van arbeid steeds te vermijden. Er is al één en ander gedaan om de celstraf minder eentonig te maken, o.a. door het aanbrengen, dikwijls door de gevangenen zelf, van decoraties aan de mu ren. De Minister is steeds een voorstander van reclaasoering geweest, doch met een groot aantal gevangenen is niote te beginnen. Het desideratum, dat iedere gevangene indivi dueel behandeld en bewerkt dient te wor den, zal wel niet geheel te vervullen zijn. Maar natuurlijk moeten er in de collegoa van regenten personen worden gebracht, die zeer veel belangstelling voor dc gevan genen hebben. Over de verpleging van zieke gevangenen zijn geen ernstige klad»ton loopende. Zoo veel mogelijk wordt reeds de hulp ingoroe- pen van gediplomeerde vcrplegenden. De begrooting van Justitie wordt aange nomen zonder hoofdelijke stemming. De vergadering wordt verdaagd tot he den 11 uur. Aan de orde is dan do Marinobegrooting, (Vervolg vau gisteren). Motor- en Rijwlelwet. De heer VAN BRAAMBEEK (S.-D.) lioht toe een amendement om te bepaJen, dat het maximum der snelheid bij bruggen enz. niet lager dan 12 K.M. mag worden gesteld. Hij wil niet verder gaan om heb verkeer niet te belemmeren. De beer v. d. MOLEN (A.-R.) verdedigt een amendement om te bepalen dat de ge meenten geen hooger maximum dan 15 K.M. in plaats van 20 K.M. zullen mogen stollen. De heer BRAAT (Platt. partij) nobt >2 K.M veel te weinig omdat het niet moge lijk is die snelheid te rijden tonder den motor kapot te maken. De heer BONGrAERTS (R-K.), begrijpt» niet waarom het amendement-Van Braam beek noodig ia. Aanwijzingon van verkeers agenten aoht hij van meer gewiaht dan bob oonstateeren van maximum-snelheid, het geen niet gemakkelijk is. Met het vooe- sohrijven van nieuwe maximum-snelheden komen wij niet vorder. Boter ware hot ge weest geen cijfers te 6 bellen maar alles te laten regelen waar dit noodig is. De MINISTER acht het amendemons- Branmbeek niet aannemelijk. Wilde heb aannemelijk zijn dan zou de bepaling moe ten gelden voor de bebouwde kom en voer bepaalde auto's, bijvoorbeeld met aanhang wagens. Het amendement-v. d. Molen wijst spr. af: lö K.M. is te laag, een trokadbul- ten-snelheid. De heer VAN BRAAMBEEK (S.-D.) wijzigt zijn amondoment in don geeot ma hetgeen de Minister heeft gezegd. De heer DRESSELH'UY8 (V.-B.) heeft bezwaar tegen het amendement-Van Braam beek, omdat dit in boog© mate bet vorkeer zal belommeren. Spr. wijst bijv. op den weg Den HaagUt reoht die vol bruggen ligthet zou onmogelijk zijn dien weg te berijden. De grens van 20 KjM. is redelijk. De heer BEUMER (A.-R) betoogt, dab vele gomeenten bepalingen voor het auto verkeer hebben gemaakt die onmogelijk zijn na te komen. In bet buitenland wor den veel minder bepalingen gemaakt en 't aantal ongelukken is daar niet grooter. De MINISTER betoogt, dat bet groot ste gevaar op do wegen wordt gevormd door dames op de fiets. Spr. handhaaft zijn opvatting, dat het beter is de beide amendementen te verwerpen. Het amendement-v. d. Molen wordt ver worpen met 52 tegen 23 stemmen. Het amendement-Van Braambeek wordt aangenomen met 89 tegen 37 stommen. De beer VAN RA VESTE YN (C. Fr.) verdedigt de instelling van een ahauffeura- examen, waarvoor de Kamer indertijd een motie heeft aangenomen. De kosten van dit examen dienen gedragen te worden door de auto-eigenaars. Mej. KATZ (O.dl.) wensdit te bepalen, dat dogenen die onder fcoccdrihfc besbuurfc, den leeftijd voor hefc verkrijgen van het rijbewijs moet hebben. De heer SOHOKKINO (O.-H.) heeft be zwaar tegen bet voorstel-Van Ravesteyn, omdat bekwaamheid en geacbiktheid gera voldoende maatstaven zijn. De MINISTER zegt op proctisoho gron den hefc examen te moeten afwijzen. Het is eonvoudig ondoenlijk. Bpr. neemt het amendement-Kat® over. 'Mulhoriseerde vertaling naar het "Jelsch van E. PHILIPS—OPPENHEIM, door Mevrouw v. d. W. (Nadruk verboden). ben ia tanle, de dochler van Ini ü"ï8 v?n Wa'denburg. J'j behoort d. .?e?'acht. Je weel heel goed, dat pr.ru- 1 spreek. Hoe durf je tegen bt im.ki ov,er een als Feurgère3? Je <ms bloed in de aderen. Ik beveel je, >r ms<?e <e Kaan, en dadelijk en br,,'i.eigenaardige betrekkingen af Kline" 't.un ie 'len. die naar je i biju Z1) wierp een veelbeteekenen- een h.u!? "'e vriendea zijn ge- jp ;pe»nin* eer;a. Maar nu eiseh to haar tante Hink aan. Zij was Dg. sprak zonder eenige vreife- H ^,1 f' mij niet mogelijk om te lr ®iin JTS- Welke Plannen er ook «nnkiikena 2i'n S™aa-kt", zeide zij, •nn miin r "u moe' Die' ver2e'en, dat a'digd i p ieY®n vriend hier alles ver- "Wfla hilhu111 aan monsieur plaats 'd om hedenavond in zijn Plaats t» ueuenavona ln zijn '«WW toft" Werd bl^ woede. mil. om ie te vertellen, ldnd, dat die monsieur Feurgères je moeders „Uwe Hoogheidl" riep ik uit. Zij brak af en beet op haar lippen. Isobel wees naar de deur. „Madame", zeide zij, „monsieur Feurgères had mijn moeder lief. Ik zal mijn, aan hem gegeven woord, houden." Er werd op de deur geklopt. Kapitein Mil ton stond op den drempel. „Uwe Hoogheid", zeide hij, met een diepe buiging, „het doek zal onmiddellijk open gaan." De Aartshertogin verliet ons, zonder een woord te zeggen. HOOFDSTUK XII. Het gebeurde niet dikwijls, dat wij ons zulk een weelde veroorloofden; maar toen wij den schouwburg verlieten, zag ik beter dan in de loge hoe bleek .Isobel was, hoewel zij zich gedurende den geheelen avond flink had gehouden. Ik riep daarom een taxi en zij viel met een zucht van verlichting daarin neer. Ik slak een sigaret aan. Plotseling voelde ik een koude hand in de mijne. „Arnold", fluisterde zij, „ik haat die ytouw. Het kan mij niets schelen dat zij mijn tante is; en Arnold „Ja?" „Ik geloof, dat zij ook mij haat. Zij kijkt mij aan op een manier, alsof zij mij gaarne dood zou zien. Ik wil niet naar haar toe, Arnold. Zeg, dat ik niet behoef te gaan." Ik antwoordde niet onmiddellijk. Haar meer vrouwelijke manieren van de laatsle maanden, de waardigheid, die zij zich had eigen gemaakt, waren verdwenen. Zij was weer het kind, met verschrikte oogen en bevende lippen; het kiad, dal in de eerste dagen zoo gemakkelijk onze harten had ver overd. „Lieve Isobel, de Aartshertogin heeft mij nu twee verschillende dingen over je ver teld. Zij 6chijnt zeer verlangend te zijn, om je onder haar hoede te krijgen; maar haar manier van doen is lot nog toe zeer vreemd geweest. Wij zullen je niet afstaan, tenzij wij daartoe verplicht zijn. Maar „Wat, Arnold?" viel zij in de rede. „Ais de Aartshertogin werkelijk je taaie is, zooals zij beweert, moet je honderd andere familiebetrekkingen hebben en velen van hen zullen ongetwijfeld andere menschen zijn. In dat geval, zie je, Isobel, moet je een geheel ander leven gaan lijden. Het is onge rijmd, dat je bij ons blijft wonen op een bovenverdieping, als je in een palei3 thuis behoort met veel geld en bedienden en mooie japonnen en al die soort van dingen. Je begrijpt mij, nietwaar?" besloot ik hortend. „Neen, dat doe ik niet. Als ik een Wal denburg ben en nicht van de Aartshertogin, waarom heeft men mij dan al die jaren aan mijn lot overgelaten en wie was er verant woordelijk voor, dat die man mij van de School kwam halen? Welke verklaring zul len zij daarvoor geven? 0, Arnold, Arnold, ik wil jullie niet verlaten. Zend mij niet weg. Beloof mij, dat je dat niet zult doen." Een kind, zeide ik tot mijzelf, maar een kindl Niettemin was ik dankbaar, voor de duisternis van dc straat, waarin wij reden, voor de duisternis, die mijn gelaatstrekken verborg. Ik voelde haar adem op mijn wangen, haar hoofd bij mijn schouder. O, ik had ai mijn kracht, al mijn gezond verstand noodig „Lieve Isobel, ik kan je geen enkele be lofte doen. Alles moet afhangen van hetgeen monsieur Feurgères ons vanavond vertelt. Niets zou ons allen gelukkiger maken dan je bij ons te houden. Maar wellicht mo gen wij dat niet en m&g je niet bij ons blij ven. Tot wij Feurgères' verhaal gehooid hebben, lasten wij in bet duister." „Arnold," zeide zij op bevenden loon, „je bent vanavond niets lief tegen mij en ik voel, dat ik menschen noodig heb, die juist nu vriendelijk tegen mij zijn." Ik boog voorover, bracht haar handen aan mijn lippen en kuele die. Lief kind, vergeet niet, dat ik je voogd ben en dat ik voor jou moet denken, ver vooruit. En overigens heb ik geen gedachte of hoop in mijn leven, die niet bedoeld is voor jouw geluk." „Dat hoor ik liever, maar je schijnt verzot te zijn op mijn handen." Gelukkig hield de taxi plotseling stü. Ik betaalde en wij begonnen de sleenen trap pen naar onze kamers op te klimmen. Iso bel, die gewoonlijk eenige treden vooruit was, stak nu haar arm door den mijne en leunde zwaar op mij. „Arnold," fluisterde zij, „waarom wil je mij je verhaal niet voorlezen? Toe, vertel mij dal eens." „Lief kind, hoe kom je daar nu in eens op?" Zij boog voorover, waarschijnlijk om mijn gezicht te zien. „Dat doet er niet toe. Alsljeblieft, vertel het mij." ,4k zal hel je wel eens voorlezen. Het be valt mijzelf nog niet. Ik geloof, dat ik het ga overmaken." Zij schudde bet hoofd. „Je hebt mij altijd voorgelezen, voordat je in het net schreef. Dr verbeeld mij, Arnold, dat je niet meer zoo lief tegen mij bent als vroeger. Ik heb loch niets gedaan, dat je niet beviel, nietwaar? Daarom ben ik er van overtuigd, dat jij anders bent." „Jij, dwaa3 kind," zeide ik met mijn vriendelijksteo glimlach; „je hebt vanavond oen groote verbeeldingskracht" „Dat is het niet! Jij kijkt mij anders aan, je schijnt mij niet meer zoo graag bij je to hebben, en. Ik bleef slaan. Wij waren op de vierde verdieping gekomen, waar onze kamers wa ren. Me! den sleutel ln het slot koek Uc haar aan. „Lieve Isobel, als er iels i3 veranderd, be denk dan, dat jij van een kind eon vrouw bent geworden. Je moet begrijpen, dat, on danks het genoegen, om je bij ons te heb ben het grootste genoegen, dat wi) ooit beleefd hebben, Isobel wij een zekere verantwoordelijkheid op ons hebben geno men." „Ik ben je lot tast gowordenl" „Tot last, Isobel?" Er schoen bij haar Iels te dagen, want zij stak, met een lichten kreet, haar banden naar mij uil. En toen zij daar zoo stond, met baar schitterende oogen, rost haar heerlijken glimlach, werd de deur, waarvoor wij ston den, open geworpen en verachoen Arthur. Hij had zijn hoed op en zijn jas aan en ik zag dadelijk, dat hij niet zichzelf was. Hij keek ons met nijdige blikken aan. „Zoo, zijn jullie daar eindclijkl Allan en ik hebben genoeg van het wachten. Nog juist gelegenheid om je goeden dag te zeggen, Isobel. Ik ga weg!" „Weg? Waarheen?" vroeg zij, hem ver wonderd aankijkend. ilWordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1924 | | pagina 5