VERBOUW 1NGS-U1TVERK00P
F. PIECK
Mo. 19661.
LEIDSCH DAGBLAD, Vrijdag 11 April.
Tweede Blad. Anno 1924.
EERSTE KAMER.
Haarlemmerstraat 230
ZEER VERLAAGDE PRIJZEN
TWEEDE KAMER.
FEUILLETON.
HET PLEEGKIND VAN DE
DRIE CELIBATAIRS.
(Vervolg van gisteren).
Se Indische begrooting.
De heer DE WAAL MALEFYT antwoordt
Be Minister, dat de kwestie van dt samen
smelting van burgerlijke en militaire gc-
nceskundigé verzorging ernstig wordt on-
'de»zocht. Met hem is hij het eens, dat goed
londerwijs ook een opvoedend karakter moet
"bobben. Maar dat cjscht veel geld. Intus-
Éclsen mag men niet uit het oog verliezen,
het woningvraagstuk in Indië een ge
heel ander karakter dan in ons land heeft.
"JEn daarom zou onze woningwet ook niet
ycor Indic passen.
De klacht van den heer Haazcvoet over
3en regeeringssteun aan de missie is zeker
niet van gewicht ontbloot, maar spr. zal
zoodra mogelijk stappen doen om het vol
gend jaar in het voorjaar bij de Staten-
Gcneraal met een voorstel tot herziening
van art. 123 E. R. te komen. Spr. erkent
tegeuover den heer Haazevoct, dat het el
lendig gesteld is met de bevolking op de
Zuidkust van Nieuw Guinea. Weet do mis-
flio do kern daarvan niet weder op to hef
fen, dan is die bevolking bestemd om uit te
filcrvcn.
De heer DE MURALT repliceert. Hij ver
dedigt tegenover de heeren Vau Kol en
»Cra.n*r zijn inzichten omtrent de poenale
6anrfie en bestrijdt de opvatting van den
heer Cramer, dat de Stadsspoorwegen zulk
ten mooi rendement zouden opleveren. Het
tegendeel, een tekort, gedurende meer dan
140 jaar, is te constateercn, naar spr. be
cijfert. Het heeft spr. genoegen gedaan dat
<le Minister de houding van den heer Wes-
terve'd heeft afgekeurd. Hij waarschuwt
Verder tegen de neiging van een deel der
bevolking voor het communisme, dat er
aantrekkelijker voor is dan het socialisme.
De heer VAN KOL repliceert en dringt
aan op scherper regeeringscontrole op de
.concessies op Sumatra's Oostkust.
De houding des ministers in zake Nieuw
Guinea waardeert spr. ten zeerste.
Spr. dringt er wijders op aan den prijs
Voor de kinine te verlagen, don opiumver
koop te beperken tot racdischo doeleinden,
er. den coca-aanplant tc staken. Met do
poenale sanctie blijft spr. geen vrede heb
ben. De door spr. ingediende nota heeft dco
Minister, tot sprekers leedwezen, vrijwel
onbeantwoord gelaten- Spr. wcnscht daar-
iom verlof tc vragen een interpellatie tot
den Minister to richten over de rechtmatig
heid van de besteding van Indische gelden
ivoor de Nederlandsche defensie.
Dc heer DE GIJSELAAR acht de inter
pellatie in deze vergadering overbodig,
.vooral op dit moment.
Dc VOORZITTER wijst er op, "dat de
Kamer later zal beslissen of do interpella
tie zal worden gehouden.
De heer CRAMER verdedigt zich tegen
aan1 allen van den minister en van den heer
Dc Muralfc. Hij heeft niets in liet midden
gebracht, dat hij niet zou kunnen bewijzen.
De heer VAN KETTWICH VERSCHUUR
(V.-B.) acht de exploitatie van Niouw-
'Guinca een buitengewoon belangrijke zaak.
De minister heeft dienaangaande niet veel
medegedeeld. Ook zonder overdracht van
publiekrechtelijke bevoegdheden aan den
concessionaris acht spr. groote gevaren aan
wezig. Er zou daar b.v. een haven kunnen
worden gegraven en de concessionaris zou
daaruit schepen van zekero naties kunnen
weigeren. Daarvan- zouden internationale
'moeilijkheden van greoton omvang het ge
volg kunnen zijn.
Deze zaak maakt naar buiten deu indruk
van geheimzinnig behandeld te worden. De
groote voorzichtigheid, die dient betracht
te worden, brengt mede, dat zij geheel
openbaar wordt. Dc minister heeft aan spr.
echter medegedeeld, dat deze zaak waar
schijnlijk in Indië zal worden gepubliceerd
cu zoo niet, dat dc minister dan zal over
wegen, dit in Nederland te doen. Als dit
zoo is, dan kan de ongerustheid worden
weggenomen.
Mi uister DE GRAAFE y.cgt dat geheim
zinnigheid met de concessie in zake Nicuw-
Guinea niet wordt betracht, doch dc zaak
verkeert nog in een zoodanig beginstadium
'dat van publicatie va» regcc) ingswegc nog
geen sprake kan zijn. Als de concessie
aanvrage in Indië niet te voren reeds is ge
publiceerd, zal hij zeer ernstig overwegen
dit in Nederland te doen.
Zonder stemming werd 'de Indische be
grooting goedgekeurd, nadat de heer Van
Kol aanteekening had verzocht, dab zijn
fractie tegen de begrooting zou hebben ge
stemd.
Zonder beraadslaging óf stemming wor
den voorts aangenomen eenige kleine ont
werpen.
De vergadering wordt verdaagd tot 22
April, 2 uur. Dan wordt afdeeling9onder-
zoek gehouden 23 April openbaar het Bil-
liton-ontwerp en verder dc Staatsbcgroo-
ting.
RECLAME.
219
(Vervolg van gisteren).
Hoofdstak X (Arbeid).
De lieer SCHAPER (S.D.) wijst er op dat
de huren nog naar boven gaan terwijl de loo-
nen dalen.
Spr. vraagl den minister hieraan toch zijn
aandacht te wijden. Hel lot der verecnigin-
gen, die in duren tijd hebben gebouwd, wordt
wanhopig door de bepaling omtrent de buren.
De regeering moet minder geld uit de annuï
teiten vragen en do vereenigingen redden.
Wel degelijk is het hier een crisis-aangele-
genlieid, een crisisschuld, die gedelgd moei
worden.
Mevr. BAICKER-NORT (V.D.) bepleit in
stelling van geneeskundig onderzoek vóór hot
huwelijk. Zij wil beginnen mei een kort ge
schrift aan huwenden te verstrekken.
Dc heer COLIJN (A.-R.) vraagl vergoeding
van scliado aan de woningbouwvereenigin-
gen, die schade hebben geleden door dc hoogc
innen, die zich niet konden handhaven.
Dc heer SURING (11.K.) verklaar! dank
baar te zijn voor de subsidies voor de drank-
beslrijding. Hij hoopt, dat deze niet meer
dalen zullen.
Overigens vraagt hij ook herziening der
Drankwet om misstanden weg te nemen.
De heer RUTGERS VAN ROZENBURG
(C.H.) keurt de woningpoiitiek der regeering
goed.
Spr. acht de wijze van bepaling der hu
ren naar gezinsinkomen minder juisl. Som
mige huurders zijn daarvan de dupe en zij
zoeken een goed heenkomen al is de woning
minder goed dan die zij hadden. Hooger dan
de marktwaarde mag z. i. de huur niet zijn.
De heer BOON (V B.) vraagt den Minister
in overleg te Ireden met den Minister van
Binnenlandsche Zaken len einde het perso
neel der Krankzinnigenverpleging onder het
Departement van Arbeid le brengen met het
oog op de belangen van het personeel.
De heer SCHEURER (A.R.) houdt een uit
voerig beloog voor reorganisatie van den Ge
zondheidsdienst, waardoor meer eenheid en
minder kosten zullen worden bereikt. Thans
zijn alle diensten afzonderlijk georganiseerd
en werken zij zelfstandig zonder 't noodigc
onderlinge verband.
De heer VAN GIJN (V.B.) wenschl de hu
ren te bepalen op de marktwaarde. Geen sub
sidies wcnscht hij en geen afschrijvingen
van schuld, omdat men nimmer weet hoe de
ioesland zich alsnog zal kunnen wijzigen.
De lieer BRAAT (Plalt. Partij) wijst op de
moeilijkheden, die c-r voor do boeren ont
slaan uil de Vleeschkcuringswet, die geen
noodslachlingen toelaat. Spr. dringt aan op
wijziging in hel belang der landbouwers, o.a.
van de keuring voor kleine eigenaars, die
in de hal lalcn slachten en wien het aller
minst er om te doen is om de keuring te ont
duiken.
Dc Gezondheidsdienst iieeft z. i. voor de
dorpen weinig waarde. Van klachten wordt
geen nolitie genomen.
De heer OUD (V.D.) vraagt krachtige be
strijding van de malaria. Reeds is deze ziekle
aanzienlijk verminderd ,o.a. in Noord-Hol
land.
Mej. WESTER MAN (V.B.) sleunt het plei
dooi voor verplichte keuring vóór het huwe
lijk.
De heer W1NTERMANS (R.K.) wil de land
bouwers tegemoet komen ingeval van nood-
slachting van dieren.
De MINISTER zegt om korl le zijn, dat hij
alle geopperde grieven en klachten aan zijn
department zal laten onderzoeken. Wat de
volkshuisvesting betreft is alleen de geld
kwestie besproken. Het groote belang van
voorziening in den woningnood is niet meer
aangeroerd, zoodat spr. concludeert, dat men
de politiek daarbij gevolgd goedkeurt. In vier
jaar tijds zijn 150.000 woningen in Nederland
gebouwd én er zijn er G6.000 in aanbouw of
in voorbereiding. Door particulieren zonder
eenigen sleur, zijn er 9000 in aanbouw.
De huurpoliliek is een puzzla die onoplos
baar is. Iedere oplossing geeft onbillijkheden,
waaraan niets is le doen.
De kwestie overlaten aan de gemeenlebe-
sfuren gaal ook niet overal. Spr. is daar hui
verig voor. Hij moei kiezen tusschen vast
houden aan annuïteiten of de gemeenten
moeien de shoppen beialen. Men moet ook
lellen op de belangen van dc Rijksschaikist.
(Rumoer).
Spr. ontken!, dal de woningnood nog zoo
groot is. In Amsicrdam is een tekort van
9000 woningen, maar er zijn er 8000 in aan
bouw, zoodat men daar geen klagen heelt.
Voor de Woningwetbouw is 6 millioen be
schikbaar, even veel ais voor parliculieren
bouw.
De molie der zevch vrouwelijke Kamerle
den is een middel waarvan men allicht zal
zeggen: als dal niet helpt, helpt niemendal.
De wijze waarop bezuinigd wordl acht spr.
zóó dat zij de minste schade doet. Spr. kan
daaraan dus niels wijzigen.
Mevr. DE VRIES—BRUINS (S.D.) irekt
haar motie in, als de Minister de zaak nog
eens overwegen wil.
De MINISTER zegl dit loc.
Bij art. 157 stelt de heer BRAAT (Plait. P.)
voor de post van elf millioen voor woning-
houw af le voeren van de bcgrooting.
De MINISTER zegt, dat dit niet kan, aan
gezien de premies reeds zijn toegezegd.
Bij dc afd. Werkeioosheidsverzekering
houdt de heer DE GROOT (V.B.) eenige alge-
meene beschouwingen.
Mevr. BAKKER—NOItT (V.D.) wenscht
meer sleun aan werkelooze kunstenaars.
De heer IIIEMSTRA (S.D.) vraagt den Mi
nister dc werkloozenkassen te blijven steu
nen.
Na eenige inlichtingen van den MINISTER
werd deze afdeeling goedgekeurd.
De begrooting is afgehandeld en goedge
keurd.
De vergadering wordl verdaagd lol heden
avond acht uur.
Avondzilliug.
Handelsverdrag Nederland—
Tsjecho-Slovakije.
Aan de orde is hot wetsontwerp van liet
op 20 Januari 1923 te 's-Gravenhage lus-
schen Nederland en Tsjecho-Slovakije ge
sloten handelsverdrag met daarbij behoo-
rend protocol met bijlagen en voorbehoud
der bevoegdheid tot het bekrachtigen van
wijzigingen, welke overeenkomstig para
graaf 9, lid 3, van het protocol eventueel in
de bepalingen daarvan mochten worden
aangebracht.
Do heer VAN DEN HEUVEL (A.-R.)
vraagl naar het verschil lusschen de goede
ren, in lijst C en die welke op geen lijst
voorkomen. Staat de regeering tegenover
de laatste misschien minder welwillend dan
tegenover de eersle? Op lijst C komt niet
voor siroo, van welk artikel in 1922 voor
1 millioen naar Tsjecho-Slovakije is uitge
voerd. Ook de redeneering t. a. v. de con-
tingent-cijfers op lijst b bevalt hem niet.
Wat is de bedoeling van de bepaling van
par. 8 van het protocol Beteekent deze een
doorioopendc verschuiving of slechls een
verschuiving binnen een bepaalden lijd?
Voor den tuinbouw is liet verdrag zeer on
gunstig. omdat men te veel over het hoofd
heeft gezien den bijzonderen aard der tuin
bouwproducten. Opneming van een paar
pracliei onder degenen die ann dc beraad
slagingen over een dergelijk verdrag deel
nemen, zou beter geweest zijn. Dal het ver
drag zoo slecht is, is het gevolg van de
weerloosheid van Nederland op het gebied
van dc handelspolitiek.
Minister VAN KARNEBEEK anlwoordl,
dat dit verdrag zijn oorzaak vindt in hel
slreven naar consolideering van hetgeen
reeds verkregen was. De minima contingen
ten beleekenen dan ook, dat voor die hoe
veelheden per sê consenten gegeven wor
den, maar daarmede is niet gezegd, dat
men, wil men meer invoeren, geen consent
voor het meerdere verkrijgt. Bovendien is
in het verdrag de meeslbegunsiigings-clau-
sule opgenomen. De verdragen van Tsjecho-
Slovakije met Frankrijk, mei Italië, met
Spanje met Portugal zijn alle gebouwd op
lijslen en conlingenten. Als men naast deze
verdragen ons verdrag legt, zal men zien,
dat Nederland er heusch nicl zoo slecht van
af is gekomen.
Ilct wetsontwerp wordl z, h. st. aangeno
men, evenals dat lot wijziging der wet op
de Rijksverzekeringsbank en liet wetsont
werp tot wijziging der Radenwct.
Inferpellatie-L ter Laan.
Aan de orde zijn daarna:
Wetsontwerp wettelijke regeling inzake
de wijziging van bepalingen betreffende de
rechten en verplichtingen van ambtenaren;
voorziening mei betrekking tol een over
gangsbepaling der Lager Onderwijswet 1920
Wetsonlwcrp voorloopige voorziening ten
aanzien van dc bezoldiging van de leden
van de Aigemeene Rekenkamer.
Wetsontwerp voorloopige voorziening ten
aanzien van de bezoldiging van den Raad
van Slate.
Wclsonlwerp voorloopige voorziening ten
aanzien van de bezoldiging van de leden
der rechterlijke en van die der militair-
rechterlijke macht.
Bij de algemeone beraadslagingen over
deze wetsontwerpen, dio op voorstel van
den VOORZITTER tegelijkertijd behandeld
worden, is tevens aan de orde:
De interpellatic-J. ter Laan over den
stand van zaken in de Centrale Commissie
voor het georganiseerd overleg len aanzien
van de salarisregelingen en de arbeidsvoor
waarden van do ambtenaren.
De heer J. TEI1 LAAN (S.-D.) merkt op,
dat het niet alleen belreft hel vraagstuk van
de- rechtspositie van rijksambtenaren, dal
wij niet alleen moéten bedenken, dal wij in
een rechtsstaat leven, doch bovenal dient
men ten deze in het oog te houden welke
beteekeni9 voor een Slaat een goed korps
ambtenaren heeft.
Wil men lerug naar de schrikbarende loe-
slanden van voorbeen, toen er ambtenaren
bij de vleet waren, die met f 800 per jaar
rond moesten komen, men sieune deze re-
gecring in haar verderfelijk slrevent Onbe
grijpelijk is hei, dat deze regeering, mei
dergelijke antecedenten (verwerping van dc
Vlootwet) aan het Parlement deze voorstel
len durft te doen. Dat artikel iO werd inge
trokken, terwijl deze interpellatie reeds was
aangevraagd ,is een hoon aan de Tweede
Kamer. Indien de Kamer zich respecteerde,
zou zij deze regeering naar huis sluren met
een paspoort Van onbekwaamheid. Do re
geering zegt: wij zijn bevoegd maatregelen
van bestuur te treffen en weer in to trek
ken, maar dan maakt het weisontwerp tot
vaststelling van dc bevoegdheid van de re
geering om artikel iO in te trekken toch
wel oen heel vreemde liguurl
Spr. wijst er op, hoe onwelwillend de
houding van den heer Weslerveld als on
derhandelaar was tegenover dc vertegen
woordigers van de ambtenarenorganisalies.
Uit alles blijkt, dat de regeering, hoewel
„zij overleg op hoogon prijs stelt", in fcile
eik overleg boycot. Daaruit valt dan ook te
verklaren, dat men ten slotie geen heil
meer van zulke besprekingen kan verwach
ten. Zelfs heeft de regeering nagelaten on
derzoek te doen naar aard en omvang van
het offer, dal de vertegenwoordigers der or
ganisaties in uilzichl slelden. Daardoor
wordt hol moreel van hc-l heele volk ge
schokt. en het amblenaarskorps in opstand
gebracht. Waarom is naar het door de
arnblcnaren beloofde „offer" geen onderzoek
ingesleld? En, in verhand daarmede,
wenscht spr. le vernemen of het inderdaad
de bedoeling is door beraadslaging tol een
stemmigheid ie komen.
De voor (J92f en 1925 genomen en ie
nemen bezuinigingsmaatregelen wijzen sprv
er op, dat de economische omstandigheden
gedurig veranderen en daarom is de hou-
ding der organisalies redelijk te achten,
welke de maatregelen voor 1921 en 1925
van elkaar gescheiden willen houden. De
regeering is reeds bereid gebleken tol eenige
concessies, o.a. is de datum van 1 April tot
1 Mei geworden en voor de gehuwden zijn
dc 10 pCl. gesplitst in 5 pCt. met 1 Mei en
5 pCt. met 1 October, helgcen een vermin
dering van de balen beleekcnt met 5 mil
lioen. Waarom heeft Minister Weslerveld
dit niet reeds medegedeeld. Zelfs in de ver
gadering op 29 Februari in de Centrale
Commissie van Overleg, waarom hield deze
onderhandelaar loen strak en stijf vol, dat
er 11 millioen moesten komen en geen cent
minder?
Hoeveel denkt de regeering met den af
zonderlijken maatregel te bezuinigen?
Wij kunnen en mogen hier te lande geen
ambtenarenkorps hebben, dat het paupe
risme wordt ingedreven!
In 1920 was Minister Dc Vries bereid om
de voorbereiding van de voorgenomen wij
zigingen in het Bezoldigingsbesluit aan de
organisaties mede le deel en, thans acht do
regeering het niet noodig. Zonder de Cen
trale Commissie ook maar in hel minst in
de voorbereiding te kennen^ wordt geheel
eenzijdig een wijzigingsontwerp voorgesteld.
Voorts waarschuwt spr. de regeering er
legen zich niet te richten naar den plaat-
selijken loonslandaard. Dit zou, in het bij
zonder aan dc werklieden aanleiding kun
nen geven om zich bij elke plaatselijke loon-
aclie aan le sluiten.
Spr. vermaant de regeering le bedenken,
dal 't niel alleen om malcrieclc vraagstuk
ken gaat. maar ook om de richting van het
heele regeeringsbeieid en de waardeering
van haar waardigheid en gezeg. Er is thans
nog gelegenheid om fouten goed te maken.
Een eerste middel daartoe zal do intrekking
zijn van dit wetsontwerp en de heropening
van het overleg op rcéelcr basis.
Spr. formuleert zijn grieven in de vol-,
gc-nde vragen:
1. Is het juist, dat hel overleg tusschen
de regeering en de vertegenwoordigers van
het personeel in de Centrale Commissie
voor Georganiseerd Overleg over wijzigin
gen van het Bezoldigingsbesluit inzake de
saiaricering van hel personeel over 1921,
sinds 29 Februari 1921 geen verderen
voortgang heeft?
2. Wil de regeering modedecien waarom,
na de verklaring van de vertegenwoordigers
der vijf vakcentrales, die tezamen niet
minder dan 50000 ambtenaren vertegen
woordigen, dat zij bereid waren aan dc
teden hunner organisalies voor te stellen
een offer te breng n, mits aan bepaalde
voorwaarden werd voldaan, werd nagelaten
te onderzoeken hoever deze vertegen
woordigers bereid waren te gaan en waar
uit naar hun oordcel in totaal hel te bren
gen otter bestond?
3. Is hel standpunt door de regeering ten
opzichte van het georganiseerd overleg in
genomen, aldus op le vatten, dat, hoezeer
zij meent het laatste woord te moeien spre
ken, door beraadslaging in de Ccntrala
Commissie voor zoover mogelijk eenstem
migheid over te treffen regelingen dient Is
worden verkregen? Indien deze vraag be
vestigend wordt beantwoord acht zij dan
het optreden van den Minister van Marino
in de Centrale Commissievergaderingen van
12 en 29 Febr. met dit slandpunt vereenig-
baar?
Slaal de regeering op lie! slandpunl, dat
de voor 1921 en 1925 aangekondigde maat
regelen óén cn ondeelbaar zijn of wel is zij
bereid, nadai voor 1921 evenlucel een nood
maatregel is getroffen, aan het einde van
dit jaar te overwegen oi er, en zoo ja, welke
maatregelen voor het jaar 1925 nog zouden
moeten worden gelroffen:
5. Wil de regeering mededeelen voor
zoover liet haar mogelijk is hoe groot
hel bedrag aan bezuiniging is, dat sinds is
voortgevloeid uit het volgende reeds gelrof
fen complex van maatregelen?
te. verlenging van den diensttijd
2e. inperking en nadere regeling van
diverse toelagen, waaronder die voor kin
deren en vacanlio;
3e. een nader geregclden aftrek voor jeug
dige personen;
1e. inperking van de verplaatsingskosten
Geauthoriseerde vertaling naar hel
Engefsch van E. PHILIPS—OITEXHEI.U,
door Mevrouw v. d. JV.
(Nadruk verbcdm).
*12)
„Dan zal ik eiseiien, dat zij hun recht be
wijzen, aisvorens Isobel ons verlaai. Ik wil
over de dooden geen kwaad spreken; maar
ik was er bij tegenwoordig, loen majoor
itelahaye werd doodgeschoten, en ik ben er
nicl zeker van, dal de kogel van den moor
denaar geen grooler misdaad voorkwam
Hel kind was doodsbang. Het is mijn eer
lijke overtuiging, dat haar vrees niet on»e-
grond was."
„Mijnheer, die zaken gaan mij nieis aan.
'Juist om de hartstochten en het kwade in de
wereld, houden wij zoo streng vasl aan ons
dogma van afzondering. Wat Isobel ook
moge geleden hebben, hier zal zij dal lee-
vergeten. In de gezegende jaren, die
a our ons liggen, zal de herinnering aan haar
on gelukkigen tocht verduisteren en ver
zwakken. Hel kan wellicht voor haar besl-
v. il geweest zijn, dat zij voor een oogenblik
.een schaduw van slechte dingen heeft kun
nen aanschouwen."
I „Isobel is dus bestemd voor Y'
„Voor de Kerk. Dat is bei laatst' genomen
t .luit van hen, die daartoe het recht heb-
v-,] T,em*n kever geen leerlingen, die
- tTövoelen voor oen noviciaat. Ge-
oonluk tvordep wij teleurgesteld en zij
in wio wij verl rouwen hebben, worden te
ruggelokt door de wereld. Wij doen echter
ons best oin hen. terwijl zij hier zijn, den
beteren weg 1e wijzen. Wij vreesden, dat wij
Isobel hadden verloren. Wij zullen echler
allen gelukkig zijn, haar hier weer welkom
le heeicn.
„Madame, ik geloof niet, dat Isobel door
haar r.aluur of aanleg geschikt is voor zulk
een leven."
„Zulk een verlangen btijkl nooil duidelijk
bij do jeugd. Het is een zeer groot geluk voor
hel kind, dal zij daarin zal opgroeien."
„Ik ben bang, dat onze inzichten in deze
zaak te veel verschillen, dat een verdere
woordenwisseling eenige vrucht zal dragen
U heeft gesproken over hen, die het recht
hebben over de loekomsl van hel kind (e be
slissen. Ik zal hen gaan bezoeken.
„Dat is nicl noodig; wij zullen naar
Engeland om haar sluren."
„Begrijp ik goed. madame Richard, dal u
weigert om mij het adres te geven varf hen,
die achter, u slaan, wat betrelt de schikkin
gen omtrent het kind?"
„Zij zulten dc zaak niel mei u willen he
spreken. Hun beslissing is reeds genomen.
Isobel is bestemd voor de Kerk
Ik nam mijn hoed.
„Ik zal u niet langer ophouden, ma
dame."
„Er is reodi iemand naar Londen, om hel
kind terug te halen."
„Wat dat betreft, is hel misschien beter
openhartig met u 1c zijn, madame Richard.
Uw boodschapper zal alleeD terugkeeren."
Voor hel eerst toonde hel gezicht van de
vrouw eenig toeken van gevoèi. Haar don
kere wenkbrauwen trokken een weinig sa
men. De uitdrukking van haar gezicht stond
mii tenzij
„U heelt geen recht op hel kind."
„Ook weet ik niemand, die dat wil heeft."
„Wij hebben gedurende lien jaren voor
baar gezorgd. Dat geeft op zichzelf een
rechl. Het zou niet passen, dat het kind bij
u bleef."
„Madame, Isobel is bestemd voor het
leven."
De dame sloeg een kruis.
„Er is maar één leven. Wij zullen Isobel
daartoe voorbereiden
„Ik zal mijn vrienden raadplegen. Uw
boodschapper zal onze beslissing aan u
overbrengen."
Het gezichl van de vrouw werd nog som
berder.
„Maar ongetwijfeld zult u het kind niet
durven houden."
„Madame, de mensehclijkheid geeft ons
somlijds bijzondere rechten. Isobel is nog
een kind. Zij kwam onder mijn hoede door
een eigenaardig toeval. Ik iieb de zorg voor
haar niet gezocht. Ik was er, om u de waar
heid ie zeggen, zeer mede vertegen. Toch is
zij onder mijn hoede en ik zal doen, wat
naar mijn oordeel het besle is."
„Mijnheer, u mengl zich in zaken, die ge
wichtiger zijn dan u kunt vermoeden."
„Het ligt in uw machl mij voor 1e lich
ten, madame."
„Ilel is geen maehl, die ik mag gebrui
ken."
„Dan zal ik u niei langer ophouden, ma
dame."
Toen ik wegging, maakte zij een lichte
buiging met het hoofd. Zij had reeds gebeld
cn buiten de deur kon Ik de schuivende
voetslappen hooren van de oude meid, die
mij had binnengelaten.
„Mijnheer, als u het kind houdt, zult u
zich vijanden maken, zeer machtige vijan
den. Het is lang geleden, dat ik in do we
reld leefde; doch ik geloof, dat de tijden
niet veel veranderd zijn Van de familie van
hel kind mag ik u niels vertellen; om u
echler tot beter inzicht te brengen, zal ik u
dit zeggen. Hel zal beier zijn voor u cn voor
het kind, dat het hier terugkeert; zelfs om,
zooals u dal noemt, den levenden dood te
omhelzen."
„Madame, ik zal met dal alles rekening
houden."
„Hel zal zeer goed zijn, als u dal doel,
mijnheer," zei zij beteekenisvol. „Een vijand
van hen, in wier naam ik hel) gesproken,
moet noodzakelijk een Lijzonder persoon
zijn. wanl hij leeft hand in hand met den
dood."
HOOFDSTUK X.
Zoo reed ik terug naar St.-Argueü, liet
slaperige, oude stadje, met zijn rood? daken,
mei zijn groote, verweerde kerk, waarvan
de ramen, op liet oogenblik, dal de ramme
lende wagen den heuvel afreed, bloedrood
waren getint door de ondergaand, zon. Ach
ter mij lag liet klooster met zijn oprijlaan
van iepen ,zijn gesloten ramen, in zijn ver
schrikkelijke gevangenisachtige stilte. Om
kijkende, terwijl ik mij vasthield aan den
kant van de kar zonder vceren, om tc be
letten. dat ik op den weg zou geslingerd
wonden, huiverde ik. De scholen van die
soort, waarvan ik wel eens had gehoord,
waren loch geheel anders.
Zelfs na mijn kort verblijf daar was dit
terugkeeren in de frisschc landlucht, naar
den geur der weiden, naar de kleur cn het
leven van hel landschap een zegening.
Ik was volmaak! tevreden met het door
mij genomen bestuit. Het wa3 niet mogelijk
om hel kind naar zulk een plaats terug te
zenden.
Door een grootcn wijngaard kwam ik ein
delijk in liet dorpje St.-Argueil. De slraat,
die naar da herberg voerde, was geplaveid
mei da meest verschrikkelijke keien, en
daarom moosl ik met dc c;ne hand mijn
liocd en mei den andere d?n kant van den
wagen vasthouden. Mijn blauw gekielde
koetsier hield ineens in voor ds oude poort
van de „Lion d'Or" en ik was daardoor
bijna voorover gestort op den breeden rug
van het paard Toen ik lot mijzelf kwam,
werd mijn aandacht gelrokken door een
zacht schaterlachen: hel lachen van een
vrouw, staande aan den ingang van dc
h rberg.
Ik keek op.
Een bekende gestalte slond mij daar gade
tc slaan: lady Delahaye, ilegant gekleed, in
een fiers houding Naasl haar slond onder
danig de herbergier met een wit schort
voor.
Ik klom van den wagen en lady Dclaiiayc
kwam mij een paar pasjes le gemoet. Zij
strekte een keurig gefiandsclieende hand uit
en glimlachte.
„Je moet mij mijn lachen niet kwalijk
nemen, Arnold. Ifeusch, jo zag er zoo grap
pig uil in dien verschrikkelijken wagen.
Wat een vreemd? ontmoeting, nivlwaar?
Heb je- een oogenblik lijd voor mij?"
„Ik geloof, dal ik eerst vanavond van
hier kan vertrekken. Willen wij binnen
zitten?'
Zij schudde hol hoofd.
„De gelagkamer is ie benauwd." ant
woordde zij. „Ik was gedwongen die le
verlaten om wat Irissche lucht te happen.
Laten wij de slraat op en neer wandelen."
(Wordt vervolgd).