VERBOUW 1NGS-U1TVERK00P F. PIECK Mo. 19661. LEIDSCH DAGBLAD, Vrijdag 11 April. Tweede Blad. Anno 1924. EERSTE KAMER. Haarlemmerstraat 230 ZEER VERLAAGDE PRIJZEN TWEEDE KAMER. FEUILLETON. HET PLEEGKIND VAN DE DRIE CELIBATAIRS. (Vervolg van gisteren). Se Indische begrooting. De heer DE WAAL MALEFYT antwoordt Be Minister, dat de kwestie van dt samen smelting van burgerlijke en militaire gc- nceskundigé verzorging ernstig wordt on- 'de»zocht. Met hem is hij het eens, dat goed londerwijs ook een opvoedend karakter moet "bobben. Maar dat cjscht veel geld. Intus- Éclsen mag men niet uit het oog verliezen, het woningvraagstuk in Indië een ge heel ander karakter dan in ons land heeft. "JEn daarom zou onze woningwet ook niet ycor Indic passen. De klacht van den heer Haazcvoet over 3en regeeringssteun aan de missie is zeker niet van gewicht ontbloot, maar spr. zal zoodra mogelijk stappen doen om het vol gend jaar in het voorjaar bij de Staten- Gcneraal met een voorstel tot herziening van art. 123 E. R. te komen. Spr. erkent tegeuover den heer Haazevoct, dat het el lendig gesteld is met de bevolking op de Zuidkust van Nieuw Guinea. Weet do mis- flio do kern daarvan niet weder op to hef fen, dan is die bevolking bestemd om uit te filcrvcn. De heer DE MURALT repliceert. Hij ver dedigt tegenover de heeren Vau Kol en »Cra.n*r zijn inzichten omtrent de poenale 6anrfie en bestrijdt de opvatting van den heer Cramer, dat de Stadsspoorwegen zulk ten mooi rendement zouden opleveren. Het tegendeel, een tekort, gedurende meer dan 140 jaar, is te constateercn, naar spr. be cijfert. Het heeft spr. genoegen gedaan dat <le Minister de houding van den heer Wes- terve'd heeft afgekeurd. Hij waarschuwt Verder tegen de neiging van een deel der bevolking voor het communisme, dat er aantrekkelijker voor is dan het socialisme. De heer VAN KOL repliceert en dringt aan op scherper regeeringscontrole op de .concessies op Sumatra's Oostkust. De houding des ministers in zake Nieuw Guinea waardeert spr. ten zeerste. Spr. dringt er wijders op aan den prijs Voor de kinine te verlagen, don opiumver koop te beperken tot racdischo doeleinden, er. den coca-aanplant tc staken. Met do poenale sanctie blijft spr. geen vrede heb ben. De door spr. ingediende nota heeft dco Minister, tot sprekers leedwezen, vrijwel onbeantwoord gelaten- Spr. wcnscht daar- iom verlof tc vragen een interpellatie tot den Minister to richten over de rechtmatig heid van de besteding van Indische gelden ivoor de Nederlandsche defensie. Dc heer DE GIJSELAAR acht de inter pellatie in deze vergadering overbodig, .vooral op dit moment. Dc VOORZITTER wijst er op, "dat de Kamer later zal beslissen of do interpella tie zal worden gehouden. De heer CRAMER verdedigt zich tegen aan1 allen van den minister en van den heer Dc Muralfc. Hij heeft niets in liet midden gebracht, dat hij niet zou kunnen bewijzen. De heer VAN KETTWICH VERSCHUUR (V.-B.) acht de exploitatie van Niouw- 'Guinca een buitengewoon belangrijke zaak. De minister heeft dienaangaande niet veel medegedeeld. Ook zonder overdracht van publiekrechtelijke bevoegdheden aan den concessionaris acht spr. groote gevaren aan wezig. Er zou daar b.v. een haven kunnen worden gegraven en de concessionaris zou daaruit schepen van zekero naties kunnen weigeren. Daarvan- zouden internationale 'moeilijkheden van greoton omvang het ge volg kunnen zijn. Deze zaak maakt naar buiten deu indruk van geheimzinnig behandeld te worden. De groote voorzichtigheid, die dient betracht te worden, brengt mede, dat zij geheel openbaar wordt. Dc minister heeft aan spr. echter medegedeeld, dat deze zaak waar schijnlijk in Indië zal worden gepubliceerd cu zoo niet, dat dc minister dan zal over wegen, dit in Nederland te doen. Als dit zoo is, dan kan de ongerustheid worden weggenomen. Mi uister DE GRAAFE y.cgt dat geheim zinnigheid met de concessie in zake Nicuw- Guinea niet wordt betracht, doch dc zaak verkeert nog in een zoodanig beginstadium 'dat van publicatie va» regcc) ingswegc nog geen sprake kan zijn. Als de concessie aanvrage in Indië niet te voren reeds is ge publiceerd, zal hij zeer ernstig overwegen dit in Nederland te doen. Zonder stemming werd 'de Indische be grooting goedgekeurd, nadat de heer Van Kol aanteekening had verzocht, dab zijn fractie tegen de begrooting zou hebben ge stemd. Zonder beraadslaging óf stemming wor den voorts aangenomen eenige kleine ont werpen. De vergadering wordt verdaagd tot 22 April, 2 uur. Dan wordt afdeeling9onder- zoek gehouden 23 April openbaar het Bil- liton-ontwerp en verder dc Staatsbcgroo- ting. RECLAME. 219 (Vervolg van gisteren). Hoofdstak X (Arbeid). De lieer SCHAPER (S.D.) wijst er op dat de huren nog naar boven gaan terwijl de loo- nen dalen. Spr. vraagl den minister hieraan toch zijn aandacht te wijden. Hel lot der verecnigin- gen, die in duren tijd hebben gebouwd, wordt wanhopig door de bepaling omtrent de buren. De regeering moet minder geld uit de annuï teiten vragen en do vereenigingen redden. Wel degelijk is het hier een crisis-aangele- genlieid, een crisisschuld, die gedelgd moei worden. Mevr. BAICKER-NORT (V.D.) bepleit in stelling van geneeskundig onderzoek vóór hot huwelijk. Zij wil beginnen mei een kort ge schrift aan huwenden te verstrekken. Dc heer COLIJN (A.-R.) vraagl vergoeding van scliado aan de woningbouwvereenigin- gen, die schade hebben geleden door dc hoogc innen, die zich niet konden handhaven. Dc heer SURING (11.K.) verklaar! dank baar te zijn voor de subsidies voor de drank- beslrijding. Hij hoopt, dat deze niet meer dalen zullen. Overigens vraagt hij ook herziening der Drankwet om misstanden weg te nemen. De heer RUTGERS VAN ROZENBURG (C.H.) keurt de woningpoiitiek der regeering goed. Spr. acht de wijze van bepaling der hu ren naar gezinsinkomen minder juisl. Som mige huurders zijn daarvan de dupe en zij zoeken een goed heenkomen al is de woning minder goed dan die zij hadden. Hooger dan de marktwaarde mag z. i. de huur niet zijn. De heer BOON (V B.) vraagt den Minister in overleg te Ireden met den Minister van Binnenlandsche Zaken len einde het perso neel der Krankzinnigenverpleging onder het Departement van Arbeid le brengen met het oog op de belangen van het personeel. De heer SCHEURER (A.R.) houdt een uit voerig beloog voor reorganisatie van den Ge zondheidsdienst, waardoor meer eenheid en minder kosten zullen worden bereikt. Thans zijn alle diensten afzonderlijk georganiseerd en werken zij zelfstandig zonder 't noodigc onderlinge verband. De heer VAN GIJN (V.B.) wenschl de hu ren te bepalen op de marktwaarde. Geen sub sidies wcnscht hij en geen afschrijvingen van schuld, omdat men nimmer weet hoe de ioesland zich alsnog zal kunnen wijzigen. De lieer BRAAT (Plalt. Partij) wijst op de moeilijkheden, die c-r voor do boeren ont slaan uil de Vleeschkcuringswet, die geen noodslachlingen toelaat. Spr. dringt aan op wijziging in hel belang der landbouwers, o.a. van de keuring voor kleine eigenaars, die in de hal lalcn slachten en wien het aller minst er om te doen is om de keuring te ont duiken. Dc Gezondheidsdienst iieeft z. i. voor de dorpen weinig waarde. Van klachten wordt geen nolitie genomen. De heer OUD (V.D.) vraagt krachtige be strijding van de malaria. Reeds is deze ziekle aanzienlijk verminderd ,o.a. in Noord-Hol land. Mej. WESTER MAN (V.B.) sleunt het plei dooi voor verplichte keuring vóór het huwe lijk. De heer W1NTERMANS (R.K.) wil de land bouwers tegemoet komen ingeval van nood- slachting van dieren. De MINISTER zegt om korl le zijn, dat hij alle geopperde grieven en klachten aan zijn department zal laten onderzoeken. Wat de volkshuisvesting betreft is alleen de geld kwestie besproken. Het groote belang van voorziening in den woningnood is niet meer aangeroerd, zoodat spr. concludeert, dat men de politiek daarbij gevolgd goedkeurt. In vier jaar tijds zijn 150.000 woningen in Nederland gebouwd én er zijn er G6.000 in aanbouw of in voorbereiding. Door particulieren zonder eenigen sleur, zijn er 9000 in aanbouw. De huurpoliliek is een puzzla die onoplos baar is. Iedere oplossing geeft onbillijkheden, waaraan niets is le doen. De kwestie overlaten aan de gemeenlebe- sfuren gaal ook niet overal. Spr. is daar hui verig voor. Hij moei kiezen tusschen vast houden aan annuïteiten of de gemeenten moeien de shoppen beialen. Men moet ook lellen op de belangen van dc Rijksschaikist. (Rumoer). Spr. ontken!, dal de woningnood nog zoo groot is. In Amsicrdam is een tekort van 9000 woningen, maar er zijn er 8000 in aan bouw, zoodat men daar geen klagen heelt. Voor de Woningwetbouw is 6 millioen be schikbaar, even veel ais voor parliculieren bouw. De molie der zevch vrouwelijke Kamerle den is een middel waarvan men allicht zal zeggen: als dal niet helpt, helpt niemendal. De wijze waarop bezuinigd wordl acht spr. zóó dat zij de minste schade doet. Spr. kan daaraan dus niels wijzigen. Mevr. DE VRIES—BRUINS (S.D.) irekt haar motie in, als de Minister de zaak nog eens overwegen wil. De MINISTER zegl dit loc. Bij art. 157 stelt de heer BRAAT (Plait. P.) voor de post van elf millioen voor woning- houw af le voeren van de bcgrooting. De MINISTER zegt, dat dit niet kan, aan gezien de premies reeds zijn toegezegd. Bij dc afd. Werkeioosheidsverzekering houdt de heer DE GROOT (V.B.) eenige alge- meene beschouwingen. Mevr. BAKKER—NOItT (V.D.) wenscht meer sleun aan werkelooze kunstenaars. De heer IIIEMSTRA (S.D.) vraagt den Mi nister dc werkloozenkassen te blijven steu nen. Na eenige inlichtingen van den MINISTER werd deze afdeeling goedgekeurd. De begrooting is afgehandeld en goedge keurd. De vergadering wordl verdaagd lol heden avond acht uur. Avondzilliug. Handelsverdrag Nederland— Tsjecho-Slovakije. Aan de orde is hot wetsontwerp van liet op 20 Januari 1923 te 's-Gravenhage lus- schen Nederland en Tsjecho-Slovakije ge sloten handelsverdrag met daarbij behoo- rend protocol met bijlagen en voorbehoud der bevoegdheid tot het bekrachtigen van wijzigingen, welke overeenkomstig para graaf 9, lid 3, van het protocol eventueel in de bepalingen daarvan mochten worden aangebracht. Do heer VAN DEN HEUVEL (A.-R.) vraagl naar het verschil lusschen de goede ren, in lijst C en die welke op geen lijst voorkomen. Staat de regeering tegenover de laatste misschien minder welwillend dan tegenover de eersle? Op lijst C komt niet voor siroo, van welk artikel in 1922 voor 1 millioen naar Tsjecho-Slovakije is uitge voerd. Ook de redeneering t. a. v. de con- tingent-cijfers op lijst b bevalt hem niet. Wat is de bedoeling van de bepaling van par. 8 van het protocol Beteekent deze een doorioopendc verschuiving of slechls een verschuiving binnen een bepaalden lijd? Voor den tuinbouw is liet verdrag zeer on gunstig. omdat men te veel over het hoofd heeft gezien den bijzonderen aard der tuin bouwproducten. Opneming van een paar pracliei onder degenen die ann dc beraad slagingen over een dergelijk verdrag deel nemen, zou beter geweest zijn. Dal het ver drag zoo slecht is, is het gevolg van de weerloosheid van Nederland op het gebied van dc handelspolitiek. Minister VAN KARNEBEEK anlwoordl, dat dit verdrag zijn oorzaak vindt in hel slreven naar consolideering van hetgeen reeds verkregen was. De minima contingen ten beleekenen dan ook, dat voor die hoe veelheden per sê consenten gegeven wor den, maar daarmede is niet gezegd, dat men, wil men meer invoeren, geen consent voor het meerdere verkrijgt. Bovendien is in het verdrag de meeslbegunsiigings-clau- sule opgenomen. De verdragen van Tsjecho- Slovakije met Frankrijk, mei Italië, met Spanje met Portugal zijn alle gebouwd op lijslen en conlingenten. Als men naast deze verdragen ons verdrag legt, zal men zien, dat Nederland er heusch nicl zoo slecht van af is gekomen. Ilct wetsontwerp wordl z, h. st. aangeno men, evenals dat lot wijziging der wet op de Rijksverzekeringsbank en liet wetsont werp tot wijziging der Radenwct. Inferpellatie-L ter Laan. Aan de orde zijn daarna: Wetsontwerp wettelijke regeling inzake de wijziging van bepalingen betreffende de rechten en verplichtingen van ambtenaren; voorziening mei betrekking tol een over gangsbepaling der Lager Onderwijswet 1920 Wetsonlwcrp voorloopige voorziening ten aanzien van dc bezoldiging van de leden van de Aigemeene Rekenkamer. Wetsontwerp voorloopige voorziening ten aanzien van de bezoldiging van den Raad van Slate. Wclsonlwerp voorloopige voorziening ten aanzien van de bezoldiging van de leden der rechterlijke en van die der militair- rechterlijke macht. Bij de algemeone beraadslagingen over deze wetsontwerpen, dio op voorstel van den VOORZITTER tegelijkertijd behandeld worden, is tevens aan de orde: De interpellatic-J. ter Laan over den stand van zaken in de Centrale Commissie voor het georganiseerd overleg len aanzien van de salarisregelingen en de arbeidsvoor waarden van do ambtenaren. De heer J. TEI1 LAAN (S.-D.) merkt op, dat het niet alleen belreft hel vraagstuk van de- rechtspositie van rijksambtenaren, dal wij niet alleen moéten bedenken, dal wij in een rechtsstaat leven, doch bovenal dient men ten deze in het oog te houden welke beteekeni9 voor een Slaat een goed korps ambtenaren heeft. Wil men lerug naar de schrikbarende loe- slanden van voorbeen, toen er ambtenaren bij de vleet waren, die met f 800 per jaar rond moesten komen, men sieune deze re- gecring in haar verderfelijk slrevent Onbe grijpelijk is hei, dat deze regeering, mei dergelijke antecedenten (verwerping van dc Vlootwet) aan het Parlement deze voorstel len durft te doen. Dat artikel iO werd inge trokken, terwijl deze interpellatie reeds was aangevraagd ,is een hoon aan de Tweede Kamer. Indien de Kamer zich respecteerde, zou zij deze regeering naar huis sluren met een paspoort Van onbekwaamheid. Do re geering zegt: wij zijn bevoegd maatregelen van bestuur te treffen en weer in to trek ken, maar dan maakt het weisontwerp tot vaststelling van dc bevoegdheid van de re geering om artikel iO in te trekken toch wel oen heel vreemde liguurl Spr. wijst er op, hoe onwelwillend de houding van den heer Weslerveld als on derhandelaar was tegenover dc vertegen woordigers van de ambtenarenorganisalies. Uit alles blijkt, dat de regeering, hoewel „zij overleg op hoogon prijs stelt", in fcile eik overleg boycot. Daaruit valt dan ook te verklaren, dat men ten slotie geen heil meer van zulke besprekingen kan verwach ten. Zelfs heeft de regeering nagelaten on derzoek te doen naar aard en omvang van het offer, dal de vertegenwoordigers der or ganisaties in uilzichl slelden. Daardoor wordt hol moreel van hc-l heele volk ge schokt. en het amblenaarskorps in opstand gebracht. Waarom is naar het door de arnblcnaren beloofde „offer" geen onderzoek ingesleld? En, in verhand daarmede, wenscht spr. le vernemen of het inderdaad de bedoeling is door beraadslaging tol een stemmigheid ie komen. De voor (J92f en 1925 genomen en ie nemen bezuinigingsmaatregelen wijzen sprv er op, dat de economische omstandigheden gedurig veranderen en daarom is de hou- ding der organisalies redelijk te achten, welke de maatregelen voor 1921 en 1925 van elkaar gescheiden willen houden. De regeering is reeds bereid gebleken tol eenige concessies, o.a. is de datum van 1 April tot 1 Mei geworden en voor de gehuwden zijn dc 10 pCl. gesplitst in 5 pCt. met 1 Mei en 5 pCt. met 1 October, helgcen een vermin dering van de balen beleekcnt met 5 mil lioen. Waarom heeft Minister Weslerveld dit niet reeds medegedeeld. Zelfs in de ver gadering op 29 Februari in de Centrale Commissie van Overleg, waarom hield deze onderhandelaar loen strak en stijf vol, dat er 11 millioen moesten komen en geen cent minder? Hoeveel denkt de regeering met den af zonderlijken maatregel te bezuinigen? Wij kunnen en mogen hier te lande geen ambtenarenkorps hebben, dat het paupe risme wordt ingedreven! In 1920 was Minister Dc Vries bereid om de voorbereiding van de voorgenomen wij zigingen in het Bezoldigingsbesluit aan de organisaties mede le deel en, thans acht do regeering het niet noodig. Zonder de Cen trale Commissie ook maar in hel minst in de voorbereiding te kennen^ wordt geheel eenzijdig een wijzigingsontwerp voorgesteld. Voorts waarschuwt spr. de regeering er legen zich niet te richten naar den plaat- selijken loonslandaard. Dit zou, in het bij zonder aan dc werklieden aanleiding kun nen geven om zich bij elke plaatselijke loon- aclie aan le sluiten. Spr. vermaant de regeering le bedenken, dal 't niel alleen om malcrieclc vraagstuk ken gaat. maar ook om de richting van het heele regeeringsbeieid en de waardeering van haar waardigheid en gezeg. Er is thans nog gelegenheid om fouten goed te maken. Een eerste middel daartoe zal do intrekking zijn van dit wetsontwerp en de heropening van het overleg op rcéelcr basis. Spr. formuleert zijn grieven in de vol-, gc-nde vragen: 1. Is het juist, dat hel overleg tusschen de regeering en de vertegenwoordigers van het personeel in de Centrale Commissie voor Georganiseerd Overleg over wijzigin gen van het Bezoldigingsbesluit inzake de saiaricering van hel personeel over 1921, sinds 29 Februari 1921 geen verderen voortgang heeft? 2. Wil de regeering modedecien waarom, na de verklaring van de vertegenwoordigers der vijf vakcentrales, die tezamen niet minder dan 50000 ambtenaren vertegen woordigen, dat zij bereid waren aan dc teden hunner organisalies voor te stellen een offer te breng n, mits aan bepaalde voorwaarden werd voldaan, werd nagelaten te onderzoeken hoever deze vertegen woordigers bereid waren te gaan en waar uit naar hun oordcel in totaal hel te bren gen otter bestond? 3. Is hel standpunt door de regeering ten opzichte van het georganiseerd overleg in genomen, aldus op le vatten, dat, hoezeer zij meent het laatste woord te moeien spre ken, door beraadslaging in de Ccntrala Commissie voor zoover mogelijk eenstem migheid over te treffen regelingen dient Is worden verkregen? Indien deze vraag be vestigend wordt beantwoord acht zij dan het optreden van den Minister van Marino in de Centrale Commissievergaderingen van 12 en 29 Febr. met dit slandpunt vereenig- baar? Slaal de regeering op lie! slandpunl, dat de voor 1921 en 1925 aangekondigde maat regelen óén cn ondeelbaar zijn of wel is zij bereid, nadai voor 1921 evenlucel een nood maatregel is getroffen, aan het einde van dit jaar te overwegen oi er, en zoo ja, welke maatregelen voor het jaar 1925 nog zouden moeten worden gelroffen: 5. Wil de regeering mededeelen voor zoover liet haar mogelijk is hoe groot hel bedrag aan bezuiniging is, dat sinds is voortgevloeid uit het volgende reeds gelrof fen complex van maatregelen? te. verlenging van den diensttijd 2e. inperking en nadere regeling van diverse toelagen, waaronder die voor kin deren en vacanlio; 3e. een nader geregclden aftrek voor jeug dige personen; 1e. inperking van de verplaatsingskosten Geauthoriseerde vertaling naar hel Engefsch van E. PHILIPS—OITEXHEI.U, door Mevrouw v. d. JV. (Nadruk verbcdm). *12) „Dan zal ik eiseiien, dat zij hun recht be wijzen, aisvorens Isobel ons verlaai. Ik wil over de dooden geen kwaad spreken; maar ik was er bij tegenwoordig, loen majoor itelahaye werd doodgeschoten, en ik ben er nicl zeker van, dal de kogel van den moor denaar geen grooler misdaad voorkwam Hel kind was doodsbang. Het is mijn eer lijke overtuiging, dat haar vrees niet on»e- grond was." „Mijnheer, die zaken gaan mij nieis aan. 'Juist om de hartstochten en het kwade in de wereld, houden wij zoo streng vasl aan ons dogma van afzondering. Wat Isobel ook moge geleden hebben, hier zal zij dal lee- vergeten. In de gezegende jaren, die a our ons liggen, zal de herinnering aan haar on gelukkigen tocht verduisteren en ver zwakken. Hel kan wellicht voor haar besl- v. il geweest zijn, dat zij voor een oogenblik .een schaduw van slechte dingen heeft kun nen aanschouwen." I „Isobel is dus bestemd voor Y' „Voor de Kerk. Dat is bei laatst' genomen t .luit van hen, die daartoe het recht heb- v-,] T,em*n kever geen leerlingen, die - tTövoelen voor oen noviciaat. Ge- oonluk tvordep wij teleurgesteld en zij in wio wij verl rouwen hebben, worden te ruggelokt door de wereld. Wij doen echter ons best oin hen. terwijl zij hier zijn, den beteren weg 1e wijzen. Wij vreesden, dat wij Isobel hadden verloren. Wij zullen echler allen gelukkig zijn, haar hier weer welkom le heeicn. „Madame, ik geloof niet, dat Isobel door haar r.aluur of aanleg geschikt is voor zulk een leven." „Zulk een verlangen btijkl nooil duidelijk bij do jeugd. Het is een zeer groot geluk voor hel kind, dal zij daarin zal opgroeien." „Ik ben bang, dat onze inzichten in deze zaak te veel verschillen, dat een verdere woordenwisseling eenige vrucht zal dragen U heeft gesproken over hen, die het recht hebben over de loekomsl van hel kind (e be slissen. Ik zal hen gaan bezoeken. „Dat is nicl noodig; wij zullen naar Engeland om haar sluren." „Begrijp ik goed. madame Richard, dal u weigert om mij het adres te geven varf hen, die achter, u slaan, wat betrelt de schikkin gen omtrent het kind?" „Zij zulten dc zaak niel mei u willen he spreken. Hun beslissing is reeds genomen. Isobel is bestemd voor de Kerk Ik nam mijn hoed. „Ik zal u niet langer ophouden, ma dame." „Er is reodi iemand naar Londen, om hel kind terug te halen." „Wat dat betreft, is hel misschien beter openhartig met u 1c zijn, madame Richard. Uw boodschapper zal alleeD terugkeeren." Voor hel eerst toonde hel gezicht van de vrouw eenig toeken van gevoèi. Haar don kere wenkbrauwen trokken een weinig sa men. De uitdrukking van haar gezicht stond mii tenzij „U heelt geen recht op hel kind." „Ook weet ik niemand, die dat wil heeft." „Wij hebben gedurende lien jaren voor baar gezorgd. Dat geeft op zichzelf een rechl. Het zou niet passen, dat het kind bij u bleef." „Madame, Isobel is bestemd voor het leven." De dame sloeg een kruis. „Er is maar één leven. Wij zullen Isobel daartoe voorbereiden „Ik zal mijn vrienden raadplegen. Uw boodschapper zal onze beslissing aan u overbrengen." Het gezichl van de vrouw werd nog som berder. „Maar ongetwijfeld zult u het kind niet durven houden." „Madame, de mensehclijkheid geeft ons somlijds bijzondere rechten. Isobel is nog een kind. Zij kwam onder mijn hoede door een eigenaardig toeval. Ik iieb de zorg voor haar niet gezocht. Ik was er, om u de waar heid ie zeggen, zeer mede vertegen. Toch is zij onder mijn hoede en ik zal doen, wat naar mijn oordeel het besle is." „Mijnheer, u mengl zich in zaken, die ge wichtiger zijn dan u kunt vermoeden." „Het ligt in uw machl mij voor 1e lich ten, madame." „Ilel is geen maehl, die ik mag gebrui ken." „Dan zal ik u niei langer ophouden, ma dame." Toen ik wegging, maakte zij een lichte buiging met het hoofd. Zij had reeds gebeld cn buiten de deur kon Ik de schuivende voetslappen hooren van de oude meid, die mij had binnengelaten. „Mijnheer, als u het kind houdt, zult u zich vijanden maken, zeer machtige vijan den. Het is lang geleden, dat ik in do we reld leefde; doch ik geloof, dat de tijden niet veel veranderd zijn Van de familie van hel kind mag ik u niels vertellen; om u echler tot beter inzicht te brengen, zal ik u dit zeggen. Hel zal beier zijn voor u cn voor het kind, dat het hier terugkeert; zelfs om, zooals u dal noemt, den levenden dood te omhelzen." „Madame, ik zal met dal alles rekening houden." „Hel zal zeer goed zijn, als u dal doel, mijnheer," zei zij beteekenisvol. „Een vijand van hen, in wier naam ik hel) gesproken, moet noodzakelijk een Lijzonder persoon zijn. wanl hij leeft hand in hand met den dood." HOOFDSTUK X. Zoo reed ik terug naar St.-Argueü, liet slaperige, oude stadje, met zijn rood? daken, mei zijn groote, verweerde kerk, waarvan de ramen, op liet oogenblik, dal de ramme lende wagen den heuvel afreed, bloedrood waren getint door de ondergaand, zon. Ach ter mij lag liet klooster met zijn oprijlaan van iepen ,zijn gesloten ramen, in zijn ver schrikkelijke gevangenisachtige stilte. Om kijkende, terwijl ik mij vasthield aan den kant van de kar zonder vceren, om tc be letten. dat ik op den weg zou geslingerd wonden, huiverde ik. De scholen van die soort, waarvan ik wel eens had gehoord, waren loch geheel anders. Zelfs na mijn kort verblijf daar was dit terugkeeren in de frisschc landlucht, naar den geur der weiden, naar de kleur cn het leven van hel landschap een zegening. Ik was volmaak! tevreden met het door mij genomen bestuit. Het wa3 niet mogelijk om hel kind naar zulk een plaats terug te zenden. Door een grootcn wijngaard kwam ik ein delijk in liet dorpje St.-Argueil. De slraat, die naar da herberg voerde, was geplaveid mei da meest verschrikkelijke keien, en daarom moosl ik met dc c;ne hand mijn liocd en mei den andere d?n kant van den wagen vasthouden. Mijn blauw gekielde koetsier hield ineens in voor ds oude poort van de „Lion d'Or" en ik was daardoor bijna voorover gestort op den breeden rug van het paard Toen ik lot mijzelf kwam, werd mijn aandacht gelrokken door een zacht schaterlachen: hel lachen van een vrouw, staande aan den ingang van dc h rberg. Ik keek op. Een bekende gestalte slond mij daar gade tc slaan: lady Delahaye, ilegant gekleed, in een fiers houding Naasl haar slond onder danig de herbergier met een wit schort voor. Ik klom van den wagen en lady Dclaiiayc kwam mij een paar pasjes le gemoet. Zij strekte een keurig gefiandsclieende hand uit en glimlachte. „Je moet mij mijn lachen niet kwalijk nemen, Arnold. Ifeusch, jo zag er zoo grap pig uil in dien verschrikkelijken wagen. Wat een vreemd? ontmoeting, nivlwaar? Heb je- een oogenblik lijd voor mij?" „Ik geloof, dal ik eerst vanavond van hier kan vertrekken. Willen wij binnen zitten?' Zij schudde hol hoofd. „De gelagkamer is ie benauwd." ant woordde zij. „Ik was gedwongen die le verlaten om wat Irissche lucht te happen. Laten wij de slraat op en neer wandelen." (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1924 | | pagina 5