Prijs 55 No. 19656. LEIDSCH DAGBLAD, Zaterdag 5 April. Derde Blad. Anno 1924^ TWEEDE KAMER. SPORT. FEUILLETON. HET PLEEGKIND VAN DE DRIE CELIBATAIRS. STILTS. ■Door AMY VORSTMAN—TEN HAVE. Evenmin als cr absolute rust bestaat, be staat er absolute stilte. Evenzeer als de meeat volmaakte rusttoestand nog zeer rela tief if, evenzeer is hetgeen wij onder abso luie stilte verstaan een door zijn betrekke lijkheid begrens begrip. Zoo zijn onze ze- numen afgcstsompt, dat hetgeen wij stilte üoernen, slechts een stilte vol geluiden is, die {weldadig op onze mishandelde trommelvlie zen inwerkt. Is er eeD kostelijker Godengo- «chonk dan de Stilte 1 Noen Weel gij iets te noemen, dat mcor verfrischt, verkwikt of opbeurt dan de stilte 1 Neen 1 Stilte is ont- epanning en lafenis voor zenuwen en geest. Stilte verheft ver-ionigt, ver-diept ons licleleven. Uit de stilto putten wij nieuwe kracht, nieuwen moed rn nieuwen levens durf Het is in do stilte, dat groote bcsluitc-n genomen cn groote plannen gemaakt wor den. De stilto is de beste heelmeesteres voor ons verdriet en de aandacht igstc toehoor der van ons geluk. In onzen tijd van dreunend geweld, van gillend, gierend, daverend lawaaiis het begrip stilto als iels lief-vertrouwds uit iVroeger dagen. Iets landelijksiets, wat niet meer bij tons past, iets voor ouden van dagen eu fciokenWij zijn modernvrij doen mee aaD het toeterende, schaterende, schal- lende gedreun wij willen Diet anders yvij kunnon welhaast niet meer anders Wij hebben behoefte aan leven om ons heen De cacophonio van het straatrumoer houdt ons in haar greep en binnenska mers zetten wij heb voort Vrooiijk en luidruchtig zijn langzamer hand synoniem geworden en een gepasto vroo'ijkheid, die zich heden ien dage niet uit in een joelende olkaar-ovcrschveeuwen- de-drukte, wordt maar al te vaak met mede lijden schouder ophalen tot een „tam ge noegen" gestempeld. Ongemerkt zijn wij gewend geraakt aan oen zeker kwantum lawaai en langzamer hand hebben onze zenuwen zich weten aan te passen aan het zoogenaamde gvoote- stads-gowocl. Waarom gaan wij echter in onze huise lijke omgeving door met ons tc omringen met schel cn luid rumoer 1 Waarom kweeken wij niet in onze binnen kamers de stilte als een kostbaar bezit, dat met zijn wcldadigcn invloed ons vermag te verjongen en te verrijken Waarom „vlieden" wij dc stilte, als hielu z;j een verschrikking in Waarom vullen wij de stilte met onnoo- -dige. geluiden, met zenuwachtige gesprek ken, zonder zin, met een middelmatige mu- xiekalles liever dan de stilte op ons te laten inwerken 1 Stilto is ccn toetssteen voor de persoon lijkheid Wie de stilte schuwt is instinctief bo- yreesd zichzelf te ontdekken. Voor velen zou inderdaad dezo ontdekking met een 6chok gepaard gaan. Dc rust, waaraan wij op geregelde tijden behoefte hebben, opdat "de natuur haar herstellingswerk aan ons kan verrichten, kan niet uitsluitend van lichamelijken aard zijn. Ook odzc geest heeft rust noodig, om zich te herstellen van de opeenvolgende indrukken cn emoties, die zonder ophouden op ons aanstormen. Eon eerste vevesisobte voor dezo geeste lijke rust is stilto om ons en in ons. De «tilte om ons is vaak niet van ons willen afhankelijk en do moeder van het grome geain of do \voi-kcnde-\T0uw-met-de-drukke- dagtaak aidlcn dikwijls genoeg de verauch- ting slaken: „Ooh, was het toch maar een beetje stil om me heen." De natuur kan zioh edhter niet rucfc so ciale toestanden ophouden cn wie zondigt tegen ha-ar wetten, zal vroeg of laat den tol hiervoor mooton betalen. En onze ceiuw ran materialisme is ieder oogenblik zoo xiltgcvuld met plichten en beslommeringen *n dringende bezigheden, dat hij, die het waagt van zijn kostbaren tijd te ver-droo- ine-n, al spoedig voor een stumper uitge maakt wordt. En toch, hij, die zidh tot ge woonte gemaakt heeft ora van iederen werkdag eenige kostbare oogenblikkon van stilte en zelfinkeer voor a oh op to eisohen, dat 13 een wijs man. Wat is de rusteloozo geest, die ons drijft naar daden en nog weer daden Altijd moeten wij met iets bezig zijn. Niota-doen is slecht, wordt- ons reeds in onze prille jeugd geloerd. Had men ons cahter in onze kinderjaren geleerd, dat die rusteloozo drang naar bezigheid on zo ont wikkeling deerlijk in don weg staat, dan zouden^vij nu niet zoo vreemd staan tegen over onszelf, svanneer we ons per ongo- iuk cons met onszelf alleen bevinden en wij zoudon niet zoo schrikken van dc stilte. Wij kunnen niet niets-doen. Wij zijn het niet gewend. Wij vinden het „gek", „mar", „eng" alles, wat ge maar wilt. Wij storten ons in het rumoer om aan dc stilte te ontkomen. Wij kunnen niet in een trein zitten zon der boek of courant... Wij kunnen niet wachten in winkel of wachtkamer, want de tijd valt ons zoo langwij hebben im mer niets te doen? Wij kunnen geen avond alleen thuis zit ten zonder to verlangen, dat ex iemand kome, om met ons tc praten... ons bezag te houden... ons af te leidon. Afleiden, waarvan Yan de stilte, die ons benauwt, bedrukt, bezwaart, als een looden last. Voor sommigen is echter de stilto ccn troost en een toevlucht, eeii aansporing en een onuitputtelijk© bron van kracht. Voor dezulken, die zioh bewust zijn van de schoppende kracht der goddelijke stilte, hoeft <le stilto geen verschrikkingendoch een wcldadigcn, roinigonden. berrijdenden invloed. Do stilto is als een leege doos, dlo eerst waarde krijgt door hetgeen wij er in leg- gen. - Er rijn mensohon, die denken, dat zij stw zitten, wanneer zij met niets bepaalds be zig zijn. Hun oogen gaan eohtcT rusteloos rond, hun handen wriemelen, zenuwachtig, hun geest is herig met het hen omringende. Wanneer ze zoo tien minuten hebben „stilgezeten", zeggen rij: „Ziozoo, dat is lang genoeg, nu kan ik weer aan den gang gaan." En zij bedenken geen moment, dat sij geen seconde opgehouden hebben mot „aan den gang to zijn." Stilto in en om ons moet, om volkomen te zijn, gepaard gaan mot elkander. Dc stilte in ons is dc bewuste harmo nie van ons voelen en denken. Het is geen gave, doch eem gewoonte. En aangezien alle gewoonten aangeleerd kunnen worden la ons heelo zijn niet een aaneenschakeling van gewoonten? kunnen wij dus ook loeren do stilte in ons aan te kweekon. Kunt go stil ritten? Heelomaal, volkomen stil, zoodat alles aan en in u in rust is? Als go dat kunt, kunt go ook sympa thiek zwijgen. Weet ge niet wat sympathiek zwijgen is? Ik zal het u vertellen: er zijn vele ma nieren van zwijgen. Er is hot mokkenuc zwijgen, het booze-liet- belcodigde zwijgen er is ook het zwijgen, omdat-men-niets-tc- zeggon weet. Dat ig het leege zwijgen. Er is het gespannen zwijgen, waarbij de on uitgesproken verwijten als tastbaar om u heen zijn... Eindelijk is er het zwijgen, dat- voortkomt uit de behoefte om te zwijgen het verlangen naar stilte. Wanneer dit verlangen van twee perso nen togelijk uitgaat, ontstaat het sympa thieke zwijgen. Het sympathieke zwijgen, (dat ook met meerdere gelijkgestemde per sonen „beoefend" kan worden) is do beste toets voor vriendschap. Ja, ik zou zelfs zoo vgt willen gaan met te beweren, dat een toekomstige oolitge- noot(e) aan dezen eisoli moet voldoen. Velen vorkeeren in de meening. dat stil te en zwijgen synohiem zijn mot achteruit gang. „Men komt or niet- verder mee" Niets is minder waar. Want hot is in de stilte, dat jge uw groot-sten vijand on u besten vriend vinden zult: uzelf. Het is de stilto. die ons nederigheid leert en ons voorbereidt om onze levensles te loeren. Want trots is ont-oegonkeliik on het zijn slechts do oedorioen des harten. di° do waarheid zullen vermogen te zien. (Vervolg van gislerenj'. De Minister van Marine, de heer WES- TERVELD, antwoordt. Allereerst beant woordt hij eenige vragen. Voorop het alge- meenbeleid, dat van verschillende kanten is bekeken. Het standpunt van den heer Van Ravesteijn, dié niets wil, kan spr. na- tuurlijk in het geheel niet accepleeren. Wat het gevolg is van eenzijdige ontwapening, weet iedereen en daarop behoeft hij niet verder in te gaan. Met nihilisten is niet te debattoeren, omdat liet debat geheel on vruchtbaar zou zijn. Spr. wijst alleen er op, dat de heer Ilugenhollz onze tegenwoor dige vloot in Öclober nog geschikt achtte om onze- neutraliteit to verdedigen. De heer Marchanl licelt zijn beweringen niet bewe zen: er is wel degelijk op deze begrooling bezuinigd, al is het niet gemakkelijk, gezien het groote bedrag dat daaraan vastligt voor salarissen, pensioenen, enz. De houding van den lieer Bomans be treurt spr. zeer cn hij begrijpt ze niet, om- dal Dij ze niet terugvindt in het Katholieke Rapport. Met de Indische voorstellen zou dc lieer Bomans-stellig kunnen meegaan. De lieer Bomans is eenzijdig en daarom kan spr. niet anders dan dit afwijzen. De heer Dresselhuys geelt do noodzakelijkheid van een vloot toe en dat verheugt spr. De regee ring wenschl in de eerste plaats de vloot die cr is te behouden en dat wil de heer Dresselliuys ook. Trekt de regeering nu een nieuwe lijn? Haalt zij de Vlootwet door een achterdeur binnen? Er beslaat geen enkele grond voor dezo vraag. Nieuwe lijnen worden niet ge trokken Dat was eigenlijk ook niel gedaan in de Vlootwet, want daarin werd alleen voortgezet wat reeds vaststond. Aangezien hier alleen klein materiaal wordt aange vraagd is er van een nieuwe lijn geen sprake Dc regecring acht liet beslaande tech nisch onvoldoende voor de handhaving on zer neutraliteit cn liet is dus geen lokken in de val der Vlootwet, als zij het technisch wenschl te verbeteren cn daarvoor één, zegge één vaartuig vraagt. De lieer Dressel huys wil de regeering steunen; laat hij dien slcun eens lastbaar maken. Dan moet de heer Dresselhuys niet beginnen mei een oneerlijk motief te veronderstellen bij de regeering. nl. dat zij meer wil dan zij voor stelt. Ilel overleg dient tc geschieden op zuiver zakelijk lerrein en voor overleg is noodig een wederkeerig vertrouwen. (Ru moer). Het overleg in zake een nieuwe Vlootwet is nog niet afgeloopen. Onder een nieuw ontwerp moet een ander ontwerp worden verstaan, want hel zou van weinig politiek inzicht getuigen als de regeering hetzelfde ontwerp indiende. Op de bewering, dat de gouverneur-gene raal Wood de boeman is, gaat spr. niet in (gelach). De bewering werd door nicls ge motiveerd. (Rumoer). Vervolgens behandelt spr. eenige perso neelskwesties. De regeering is niet blind voor do gevolgen van uitvoering dor uitzen ding van Nederlandsch personeel naar In- dié. Een commissie zal de kwestie der split sing onderzoeken. En daarbij zal ook de kwestie van het personeel Ier sprake komen. Het overplaatsen van de opleiding van Ilellevoclsluit naar Gorinchenj had velo voordeelen en terugbrengen zou vele kosten met zich brengen, o.a. voor de slichling van een hospitaal enz. De kosten zouden Ie Hellevoetsluis hoo- ger zijn dan te Gorinchem. Het departement is. zoo sober mogelijk, meent spr. In de brochure van ICculcn slaat achter dit departement, wat betreft de mo gelijke beperking: geen opmerkingen. Naar spr.'s oordeel wordt er goed cn behoorlijk gewerkt. De heer KETELAAR (V. D.): Om l uur zijn ze allen bek-afl (Grool gelach). De MINISTER. Dc hoer Ketelaar vergist zich zeker met liet onderwijs! De overbrenging van de onderzee-booten van Vlissingcn naar den Helder heeft in hoofdzaak ten doel bezuiniging. Daarbij mocht niet geschald worden de verdediging van do Wester-Schelde cn daarbij moest ook in vredestijd gedemonstreerd blijven, dat wij den vasten wil hebben om onze ter ritoriale rechten te verdedigen. In oorlogs RECLAME. 991i Recal Zeep ■Een zuivere zeep als de Recal-ZeeplsonohtbeerUjK voor de verzorging van dei huid. Daar zij bovendien tot het laatste snippertje hard bUjft Is de Recal-Zeep zeer voordeetig in het ge* bruik. Men heeft er twee maal zoo lang aan als aan iedere andere zeep. ets tijd zal de gereedmaking in den kortst mo gelijken lijd plaats hebben. Aan de oefe ningen is volle aandacht gewijd; te Wil lemsoord is alle gelegenheid aanwezig om tc oefenen. De kwestie van het pensioen der oud- gepensionneerden heeft spr.'s aandacht en verbetering is te waohten, zoodra uitzicht beslaat op een sluitend budget. (Rumoer). (Geroep: Daar heb je nu de bezuinigingl) Thans het materieel. De snelheid is bij de schepen van zeer veel belang, maar de snelheid, dio de heer v. d. Voort v. Zijp voor de jagers wcnscht, is onmogelijk. De flottielje vaartuigen zijn onmisbaar voor do defensie in Indië. Zij zijn grooter, omdat zijn aan nieuwe eisohen moeten vol doen, o. a. voor het meenemen van een vliegtuig. Logisch en economisch is het deze Schepen S double usage le bestemmen. De motie-Marchant acht spr. een kapstok, waaraan alle verbetering wordt opgehangen. De lieer DRESSELHUYS (V B.) is vóór de overwegingen, die voor de rnotie-Mar- chant golden, maar is er legen, dat alle aanbouw wordt stopgezet. De heer WIJNKOOP (C. Fr.) zal vóór deze motie stemmen los van de toelichting. De heer DUYS (S.-D.) zal om die zelfde reden voorstemmen. De motie-Marchant wordt verworpen met 5G tegen 22 stemmen. Vóór V. D., S. D., plattelanders en comm. fractie. De lieer DUYS (S.-D.) verdedigt Ihans het eerste zijner vijf amendementen om de nieuwe voorstellen van den Minister te schrappen Past hetgeen de Minister nu voorstelt in een vast plan? Zoo ja, dan is er dus een plan en legt de minister de Kamer vast. Past het niet, i9 het dan geen weggeworpen geld? Van bezuinigingen wil de minister niet welen. Dal blijkt uit de houding van den minister ten aanzien van de oud-gepen- sionneerden. Toen wilde hij wel bezuinigen. De VOORZITTER verzoekt den heer Duys zich te bepalen tot zijn onderwerp. Het ver veelt spr., dat de heer Duys voortdurend buiten de orde gaat. (Rumoer, geschreeuw). De VOORZITTER verduidelijkt zijn woord dal 't hem verveelt dat de heer Duys zich niet aan zijn waarschuwingen houdt. Hij wil dal woord vervelen wel lerugnemen. De heer MARCHAXT (V.-D.) verklaart zioh voor het voorstel omdat er geen slui tend budget is. De heer WIJNKOOP (C. Fr.) verklaart zioh cok vóór het voorstel. De heer DRESSELHUYS (V.-B.) zegt dat deze post bestemd is voor den verkennings- diensi ter vervanging van het verouderde materieel. Spr is dus legen dit voorstel. De lieer OUD (V.-D.) wil niets vernieu wen vóórdal beslist is over reorganisatie. De MINISTER zegl, dal de viool, die er is, gehandhaafd moet blijven en wat in dezen post wordt gevraagd is alleen tot herstel van het verouderde. Het amendement is voor spr. onaannemelijk. Het amendemenl-Duys wordt verworpen met 07 tegen 21 stemmen. Vóór S. D., V. D., comm. fractie en do heeren Braat en Dei Boer. De heer DUYS (S. D.) trekt zijn overige, amendementen in. Bij art. 16 verdedigt de heer DRESSEL HUYS (V. B.) zijn amendement om geen geld uit to trekken voor den onderzeeboot-, mijnenlegger. Dat is een geheel onbekend vaartuig in Indië en niemand weet of 't past in een verdedigingsstelsel voor Indië.. De Minister heeft geen 1000 gld. noodig voor studie; bet is, de bedoeling om de Ka-, mer oqlii-U'T vast te leggen. De hoor SNOECK HENKEMANS (C.-Hj. meent, dal deze mijnenlegger onmisbaar is. De voorbereiding zal lang duren en hel za? geen bezwaar zijn later bet bcnoodigde geld aan te vragen. Als dc Minister verklaart, dat hij voortgaal mot de voorbereiding dan is aanneming van het amendement niet uit gesloten. De MINISTER zegl, dal deze mijnenleg ger past in de lijn die het marinebeleid hooit gevolgd. Het leggen van mijnon is 6én der middelen ter verdediging legen de schcn ding der neutraliteit. Met dit amendement slaat of vall ds. marine natuurlijk niet. Hij laat de beslis sing aan dc Kamer over. Het amendement wordt aangenomen met 61 tegen 16 stemmen. Bij art. 33 bepleit de lieer v. d. BILT (R.-K.) bezuiniging op de kosten voor ma- ifozonoiileiding. Hij acht dio kosten tc hoog. De MINISTER zegl, dat men niet alte kosten moet optellen cn deelen door het aantal matrozen in opleiding. Er zijn nog andere [acloren die meetellen. Bij art 80 bespreekt de heer v. d BILT (R.-K.) den loodsdienst, die in dc Wielingen gelukkig at zeer is verbeterd. Hij hoop! dat dit in het belang van beide landen is. De heer VAX GIJN (V.-B.) vraagt wnnrom do gebouwen van don Loodsdienst niet on der den afgemeenen gebouwendienst vallen. De MINISTER zal de vraag van den heer Van Gijn overwegen. De betu noliufj wordt aangenomen met 52 tegen 19 stemmen. Tegen de S. D., V. D., C P. en Plattelan ders en Bomans. i De vergadering wordt verdaagd lot Dins dag één uur. VOETBAL. Programma voor morgen. NEDERLANDSCHE VOETBALBOND. Weatel. le klasae Aid. I: AjarFeijenoord 't Gooi—D.F.C.; H.F.C.—Z.F.C.: H.V.V.— V.O.C. Westel. le klasse Aid. II: QuickSparta; ExcelsiorBlauw Wit; Haarlem—Stormvo gels. 2e klasse A: Neplunus-Bloemendaal; Xor- xcsZandvoort; A.F.C.Scholen; Concor dia—V.V.A. Geaulhoriseerde verlating naar liet Engelsch van E. PHILIPS—OPPENIIEIM, door Mevrouw v. d. W. (Nadruk verboden). Zij keek door de vuile, smalle straal, die bezaaid was met afvaJ van groen ten wa gens. die den weg versperden, en alle ver keer, behalve voor voetgangers, onmogelijk maakten, naar de opeengehoopte manden in de straalgoot en naar de haveloos ge- klccde leegloopers. „Londen is dus niel overal zoo? .vroeg zij. Ik schudde mijn hoofd. „Dit is een achlcrslraai, bijna een slop," z?ide ik. „U is altijd buiten geweest en dan lijkt het op het eerste gezicht niet mogelijk, dat er in een groote slad iets moois kan zijn. De sohoonheid van een groote slad vol mannen cn vrouwen is iets geheel anders dan de rustige pracht van weiden en heu vels en landwegen, maar die bestaat toch. Eu nu," vervolgde ik, even stilstaande, „moet ik u naar uw vrienden brengen. Ver te. mij eens, waar die vronen. U weel hun adres natuurlijk." Welke vrienden?" vroeg zij met groote oogen. ,,U verleide aan den hoofdcommissaris van politie, dat u vrienden heef', tc Lon den. Toen keek zij mij lachend aan en li»l U.tartrq haar mooie tanden zien. Haar lach word weerspiegeld in haar donker-blauwe oogen. „Maar ik bedoelde u!" riep zij uit. „Ik dacht, dal u dal wel wist. Ik heb niemand anders. U is mijn vriend, dat weel ik zeker, want u sprak mij zoo vriendelijk toe, toen ik zoo bang was, zoo doodsbang." Slechls con oogenblik keek zij ernstig, daarna lachte zij hartelijk over mijn ont steltenis. „WaaT moc-t ik u dan ireenbrengen?" „Ik ga natuurlijk met u mee. Waarom waarom, dat vindt u toch goed?" vroeg zij, met een brok m de koel. Ik vond mijzelf een laoimen kere! en ik haastte mij alle mogelijke verontschuldi gingen te maken. Ik lachte haar bemoedi gend toe. „Natuurlijk vind ik dal goed, maar ziet u eens, wij zijn met z'n drieën allen man nen en ik was bang. „Dat kan rmj niets schelen," zcide .zij vriendelijk. „Als zij allen zoo vriendelijk zijn ais u, dan denk ik, dal hel heerlijk zal zijn. fn de inrichting waren alleen meisjes, ziel u, er. de zusters en een paar onder wijzers, die ons onderwijs gaven, maar die mochten alleen met ons spreken bij het les geven en zij waren erg vervelend. Ik geloof niel, dal ik liet u erg lastig zal maken; daarvoor zal ik mijn best doen." Ik keek haar een beetje vreemd aan. Hoe- we! zij vrij groot was voor haar leeftijd, was zij een kind. Haar kleeren waren een. beelje kort; haar ponny en vlechten als die van alle schoolmeisjes, 't Meest verwonder lijke bij hair was. dal zij zich niets aantrok van liet drama, dat zich zoo juist had afge speeld. Haar oogen keken niet meer angstig; er was weer kleur op haar wangen. „Ga dan mee!" zc-ide ik. „Wij zullen in Sliand een taxi nemen Zij wandelde opgewekt naasi mij. Zij was bijna zoo groot als ik en had een zekere be valligheid in haar gang, die niet in over eenstemming was met haar leeflijd. Voort durend keek zij vol belangstelling en met nieuwsgierige blikken rond. Wij gingen 's avonds door Tarijs," zcide zij, een weinig bevend, alsof elke gedachte in verband met haar reis een kwelling was, en ik ben vroeger nooit in een groote slad geweest. Ik hoop, dat u meende, wat u zeide," vervolgd-,' zij, tnij lachend aankij kend, „dat er te Londen mooiere gedeelten zijn dan hier." „Zeer vele," verzekerde ik. „U zult de parken zien. Do rhododendrons zullen spoe dig in bloei staan en ik dtnk, dat u ze heel mooi zuil vinden, hoewel hel naluuriijk in een slad nooit zoo mooi is als builen. Daar is een laxi. Slapl u in." Onze komsl op Earls' Crescent No. f ver wekte, geloof ik, evenveel opzien, als ik had verwacht. Toen ik de deur opende van de groote, spaarzaam gemeubileerde kamer, die wij onze werkkamer noemden, sprong Arthur van de tafel, waarop hij had gelegen, cn Mabane, die nog steeds aan h et werk was, liet in stomme verbazing zijn penseel val len. Ik wendde mij tot liet meisje. „Dit zijn mijn vrienden, Isobei, van wie ik u heb verleid," zeids ik.t „Dit is mijn heer Arthur Fielding, het sieraad van ons huis, en dat is mijn lieer Allan Mabane, <lie zeer slechte schilderijen maakt, maar die andere mensehen probeert wijs te maken, dat zij het koopen waard zijn. Allan, deze jongedame, juffrouw Isobei de Sorrens, en ik, hadden le zamen een klein avontuur. Dat zat ik tater wel eens uitleggen." Boiden kwamen met uitgestrekte handen nader .Het meisje, dat zich weer plotseling van haar toestand bewust was ,gaf elk een hand en keek hen bijna medelijdend aan. „Ik hoop, dal u legen mijn komsl hier geen bezwaar zult hebben," vroeg zij, met iels smeekends in haar stem. „Ik schijn geen vrienden te hebben en mijnheer Arnold is zoo vriendelijk voor rnij geweesl. Als ik liier een poosje mag blijven, zai ik trach ten o, ik ben er zeker van, dat ik het niemand lastig zal maken." De wijze, waarop zij deze woorden had gesproken, was buitengewoon pakkend. Ter wijl het Irind daar zoo stond midden in de kamer, verlangend kijkend van den een naar den ander, palmde zij ons gemakke lijk in. Ik weet niel of dé" twee anderen zich bewust waren van de atmosfeer, die zij in onze vuile, naar rook riekende kamer scheen te brengen; maar ik voelde, dat in deze weinige oogcnblikken bijzonder duide lijk. Het was een vreemde, doch een hoogst vriendelijke atmosfeer. Wij hadden ons ont trokken aan den omgang met vrouwen. Zij scheen onmiddellijk weer sommige van die goede, zeldzame herinneringen bij ons op te wekken, die door egoïsme diep waren be graven. Voor één ding was ik op dat oogen blik zeer dankbaar: dat ik mijn vrienden kende .Mijn laak was licht geworden. „Lieve jongedame," riep Mabane met ernst uit, „u is hartelijk welkom. Wij zijn blij u hier te zien." „Meer dan welkom," verklaarde Arthur. „Wij zijn hier ailen één, weet u, jutfrouw de Sorrens, en als u Arnolds vriendin i6, is u r.»k onze „vriendin." Voor heiteerst kwamen tranen in haw oogen. Met een Irotscli gebaar, voegde zij deze weg. „U benl zeer vriendelijk; ik kan u nie(' zeggen boe dankbaar ik u beiden ben." Arthur baalde onzen ecnigen gemakke- lijken stoel en stond er op, dat zij daarin ging zitten. Mabane stak een gaskomfoor aan en ging zwaaiend met een ketel de ka mer uit. Ik gal een zucht van verlichting en gooide mijn hoed in een hoek. Blijkbaar had zij rnijn vrienden even gemakkelijk ingepalmd als mij. „Arthur," zeide ik, „wil je juffrouw De Sorrens een oogenblik bezig houden? 11c moei met juffrouw Bundelt spreken." „Ik zal mijn best doen. Arnold. Juffrouw Burdett is in dc keuken, denk ik. Zij kwam juist vóór jou thuis." Juf/rouw Burdelt was onze huishoudster en eenige bedienden. Zij was een leelijke, maar vriendelijke oude vrouw, met een goed hart. Zij hoorde mijn verhaal onbe wogen aan, zonder eenige geestdrift of af keuring le tooncn. Toen ik klaar was, zette zij eenvoudig haar muls recht en wreef met baar handen over haar schoot. „Ik zou dat kind, zooais u haar noemf, wel eens willen zien, mijnheer Arnold. Jul lie jongelui worden zoo licht bedrogen, en wat u voorstelt is iels heel eigenaardigs, om niet te zeggen ongepast." Ik nam daarom julfruuw Burdc-ll mee naar onze kamer. Toen de deur openging, schalde de lach van bet kind er door. Ar thur was op zijn stokpaardje, door mei ver rukking le vertellen van nuio-ritten, en zij luisterde met schitterende oogen. Zij hiel den dadelijk op, toe» wij binn=n kwamen. fiBbrdt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1924 | | pagina 9