s VOOR DEJEUGD 1ÊIDSCH DAGBLAD to*T t 45S is8 W OA No. 10. Zaterdag 8 Maart. Anno Gta. •7. Windheksje. - «i» Naverteld door HERMANNS. 'k Zal jullie vandaag eens wat van Wind- kduje vertellen. Jullie kent haar natuur lijk AÜeniaal] Heeft ze niet dikwijls fijn geholpen bij 't oplaten van vliegers 'l Maar ook wel eens erg geplaagd door je pet of hoed weg te pakken en voort te blazen, zoodat je ze niet meer kon terugkrijgen O, en nog veel meer ondeugende dingen heeft Windheksje gedaan, daarom heet ze ook heksje. In een groot Engelsch boek met mooie platen heb ik jaren geleden een heeleboel «over Windheksje gelezen en dat ga ik nu Toor de kinderen van onze kindercourant navertellen. Luistert dus maar: Windheksje woonde ergens ver weg op Ge heuvels van het heideland en was een echte ondeugd. Ze hield er van de wolken Toor zich uit te drijven als een kudde scha pen, maar veel en veel sneller gingen ze dan schapen ooit in hun leven geloopen hebben. Moeder Maan zei, dat ze er duizelig van kWerÜ, maar wat gaf Windheksje d£arom 'i Soms kwam zij naar beneden op de aarde «om de heideplantjes te plagen, maar die hielden zich stevig vast met hun worteltjes fen lachten Windheksje uit. Zij kon zelfs de zich kronkelende wegen Diet met rust laten en blies er groote stof wolken overheen, zoodat de wegen nauwe lijks zelf konden zien, waar zij Jaeen moes ten. De paarden keerden haar den rug toe, zoo gauw zij haar hoorden aankomen en vee wilde ook niets van haar weten. Toen haar 't kattekwaad uithalen einde lijk begon te vervelen, was er dus niemand voor een aanspraakje te vinden en voelde zij zich erg eenzaam, 't Gaf niets, of ze al probeerde zich te verbeteren en zóó zachtjes over 't heideland te blazen, dat er zelfs geen bij door uit haar koers werd gebracht, of 's avonds stille liedjes te zin gen tusschen de takken van de berkeboo- men. Iedereen dacht er toch al (Hen tijd wantrouwend over, wat zij morgen al weer voor ondeugende dingen zou uitvoeren. Op 't laatst werd zij zóó driftig en ongeduldig, Gat zij 't heideland haastig verliet en op een dorpje neerstreek, dat tusschen de heu vels verscholen lag. Windheksje rammelde er aan deuren en vensters, blies in de schoorsteenen, in de kamers, kortom, ge droeg zich weer als een ondeugend heksje. Toen ging zij naar Baas Goedma-ns boom gaard om uit te rusten, maar schudde eerst nog zijn halveu appeloogst yan de boomen. „Doe een goede daad, „voor dat Jt is te laat, -- „dan voel je je niet eenzaam' meer „}k verklaar je op mijn wöord van eer: 5,zet j' oogen maar goed open „?t geluk is niet door drift te koopen I" „Hoor", zei Windheksje en keek door 3e takken naar den zanger van dit versje ?en mannetje met een gieter, die haast jrooter was dan hijzelf. Er was niets meer *an hem te zien, behalve een regenboog- fjerp die zijn uiterlijk iets vroolijks gat Hij lachte en schudde zijn vuist tegen haar: „Windheksje, ik heb een appeltje ïnet je te schillen! Verleden week blies je mijn regenwolken weg, juist toen het '8 nachts zou gaan regen enJ" „Ja", riep Windheksje uit, „dat was een grapDe boeren keken dien avond allemaal naar de lucht en zeiden: „Daar komt een bui!" En o wat bromden ze, toen ik daar op de wolken wegblies!" En bij deze her innering moest ze hardop lachen. „Ja, ja", hernam Regenman, „je bent een stoute, kleine heks. Pas maar op, je zult er nog eens voor gestraft worden. Werkelijk, al je ondeugende streken zijn Koning Naturus ter oore gekomen en nu zal hij je mischien wel in de gevangenis stoppen. Ja, pas maar op O, wat werd Wmdheksje toen driftig! Zij schudde de appelboom zóó heftig, dat er geen enkele appel aan bleef, deed de vensters van baa3 Goedmans huis rinkelen en wierp de dekkleeden, die over de hooi bergen lagen, hoog in de lucht. Zij blies een troep wilde ganzen mijlen ver uit hun koers en gooide den weerhaan van den kerktoren naar beneden. Toen ging ze ia duizelingwekkende vaart terug naar 't hei deland en ging daar op een heuvel zitten uitrusten. Dat zij, na alles wat ze gedaan had, tamelijk buit-en adem was, lam je bégrijpen. De zon staarde haar verwijtend aan, toen zij den volgenden morgen opkwam. Zij was verontwaardigd, over al 't onheil, dat Windheksje weer had aangericht. Wel dra zou dit onstuimige juffertje evenwel ondervinden, dat 't niets gaf, of ze al pro beerde den toorn van koning Naturus te ontloopen. Voordat 't roode schijnsel van den dage raad plaats had gemaakt voor 't gouden zonlicht, stond hij reeds vóór haar en schud de zijn zware, puntige speer tegen haar. „Op je knieën, meisje", riep hij uit en Windheksje kroop in elkaar en beefde over al haar leden. Haar drift was nu weg. „Luister! Miju dochter Fleurette heeft haar hart gezet op een reismantel van distelpluisjes. Ik beveel je deze teere stof naar mijn paleis te blazen, opdat de naai vrouwen haar zullen kunnen gebruiken voor den mantel. Maar pas op, wees niet ruw! Er mag geen enkel pluisje geknakt of op één of andere manier beschadigd zijn." En de Koning zette 't ondereind van zijn zware speer met een harde bons neer, om te toonen, dat hij gehoorzaamd wenschte te worden. De menschen en dieren, die in 't heide land woonden, hadden het dien dag zwaar te verantwoorden, want de wind draaid3 wel twintig ma-al en de paarden konden zich telkens haast niet gauw genoeg om- keeren om hun rug in de juiste richting te krijgen. Maar Windheksje wist, dat hoe zij ook tegenspartelde, er toch geen ontkomen voor haar aan zou wezen. Niemand durfde koning Naturus ooit ongehoorzaam te zijn. Den volgenden dag ging zij dus aan het werk. Zachtjes zweefde zij naar een groep purperen distels en vroeg om wat pluisjes. Eerst wilden zij stekelig zijn en haar ver zoek weigeren, maar Windheksje kon wel lief zijn, als zij 't wilde, en zoo wist zij de distels te overreden. s Avonds kon zij reeds een groote wolk pluisjes vóór zich uit blazen naar het paleis en Fleurette en haar hofdames grepen er vyoolijk naar. 't Is nooit verstandig toe te geven aan je humeur, noch om altijd anderen te pla gen en te hinderen. Wel is het de zeker ste manier om ©en hoop vijanden te krijgen,- Op zekeren dag, toen Windheksje haar taak bijna vervuld had, was ze erg teleur gesteld, dat er geen enkel SisteTpluisje meer te vinden was op de plaats, waaT zooveel distels groeiden. „Jt Spijt ons", zeiden de distels, „maar je weet zeker nog wel, hoe ruw je verleden jaar die aardige, kleine goudvinkjes hebt weggeblazen Nu, hur koning zond giste ren een menigte naar ons toe met 't bevel alle pluisjes weg le halen. Zij hebben zich goed van hun opdracht gekweten, zooals je ziel". Windheksje was erg in haar schelp ge kropen gauw vloog ze naar een ander dis telveld. Helaas, zij kwam tot de ontdekking, dat zij hier allen afgemaaid waren en nu was Baas Goedman druk bezig ze op eea grooten hoop te verbranden. Windheksje kon 't niet laten hem zijn pet van 't hoofd te slaan, toen zij verder vloog. Naar 't noor den, naar 't zuiden, 't oosten en 't westen ging zij, maar toen de avond viel, had zij nog geen enkel distelpluisje kunnen vinden. Daar hadden haar vijanden wel voor gezorgd Windheksje was erg terneergeslagen, toew zij audiëntie bij de Prinses aanvroeg. „0. laat Windheksje direct binnenkomen, hoorde zij Fleurette zeggen „Ik ben juist bezig mijn mantel te passen hij is bijna af". Fleurette zag er alleraardigst uit in haaf nieuwen mantel, want de teere kleur paste goed bij haar gouden Laar en rose gelaats kleur. Maar Windheksje kon haar oogen niét afhouden van de kale plek, die nog niet van *t zachte disteldons was voorzien. „Uwe Hoogheid, ikik kan er niet meer van krijgen", stamelde zij. De Prinses keek ontevreden en werd zelf3 driftig. Nu vond Windheksje driftig zijn niet meer grappig. „Je moet dadelijk nog wat gaan halen", zei ze bits „ik kan toch niet op reis gaan in een mantel, die niet af is „0, foed, neen", riepen alle hofdames en keken Windheksje afkeurend aan. Ze had den menige berisping aan haar te danken gehad, als zij er door. haar toedoen slordig en verwaaid ui'zagen en hadden 't dus niets op haar begrepen. „Je moet nog wat zien te krijgen, al zou je er voor naar 't eind van de wereld moeten reizen", riep de Prinses stampvoetend uit en meteen keerde ze haar den rug toe. „Ver trek oogenblikkelijk". 't Arme heksje sloop verdrietig weg. Zij liet 't hoofd hangen en was zóó terneerge slagen, dat zij niet eens driftig kon worden. Ze had alle plekjes al afgezocht en wist niet meer, waar zij er nog moeite voor zou kun- uen doen. Daar kwam Regenman op een drafje aan om Fleurette's luip te begieten. De Prinses was heel precies en hield veel van haai bloemen, dit wist hij. Daar hij een goedhar tig mannetje was, bleef hij staan, nu hij Windheksje zoo verdrietig zag, om te vra gen wat er aan scheelde. „Zoo, zoo", zei hij. toen hij alles gehoord had en schudde 't hoofd. „Je bent een lastig kameraadje voor ons allen geweest, dat is waar. Maar zou je nu kunnen beloven goed op te passen, tot dat alle bloesems in 't vol g«?nde jaar tot vruchten zijn geworden *,0 ja] 0 ja]" EifcQ ^Vindheksie uit- -4-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1924 | | pagina 15