Briefwisseling Mc Donald'en Poincaré. De Onzichtbare Hand. No. 19627. LEIDSCH DAGBLAD, Maandag 3 Maart. Tweede Blad. Anno 1924. FEUILLETON. Veiligheid schadevergoeding schulden ontwapening en arbitrage samenwer king tnsschen beide landen. Mc Donald's brief. Da Engelsché premier Ramsay MacDo- Hald, heeft op 21 Februari een eohrijven aan den Fransoben premier 1'oiDcarè ge licht, waarin hij begint met rijn voldoening jiit te spreken over het welwillende ant woord, dat hij op rijn vorig sohrijven heelt Ontvangen. Dit moedigt hem aan, thans ben verdere phase van besprekingen van 8« verschillende, tussohen Engeland 6n Frankrijk bestaande moeilijkheden te be treden. Do Engelsche premier wensoht ip be- 1 idoeld schrijven den vreg voor to bereiden ivoor een volledige wederkeerige verstand houding, door tonder eenige reserves de ^moeilijkheden op te sommen, waarmee men te kampen heeft, en den toestand uiteen te setten, zooals hij dien persoonlijk inziet. MaoDonald verklaart dan op dit moment fclefc in details tc willen afdalen en even- Biin ©enigerlei omschreven voorstel te wil len doen. Het is sleobts rijn doeJ, aan rijn Fianschen collega duidelijk te maken, dat jlins inziens de geschillen van het verleden piet altijd onvermijdelijk te noemen waren. iVoarts wenscht hij Poincaré de verzeke- ting te geven van zijn bereidwilligheid om in de toekomstr bet geheele probleem in JÖjn hoofdlijnen te onderzoeken. „In de briefwisseling, welke reeds heeft plaats gehad", zoo zegt MacDonald, „heb ben wij den nadruk gelegd op de belangrijk- beid van de publieke opinie zoowel in iPrankrijk als in Engeland. Ik zelf heb niet '«Heem gepoogd de gezichtspunten en wen- pchen van mijn eigen landgenooten uiteen jÉe zetten, doch eveneens getracht, de opi- nies en wensche^ van Frankrijk te reali- Reeren, Vele Engelschen zijn van gevoelen, dat Frankrijk, in tegenstelling met de bepalin gen van het verdrag van Versailles, een fcituati© tracht te scheppen, waardoor het zou verkrijgen, hetgeen het gedurende do vredesonderhandelingen van 1919 niet heeft bunnen bereiken. De opinie van dit deel van het Engelsche volk is, dat deze poli- Wek van Frankarijk slechts onzekerheid en $6 gevaren van den bestaanden toestand kan bestendigen en dat zij ten slotte zal leiden tot de vernietiging van alle tijde lijke waarborgen, welke Frankrijk verkre gen mocht hebben. 'Er waren vele lieden in Frankrijk, die Verwachtten, dat do volledige nederlaag ,Van Dultschland, hun automatisch de be vrijding zou hebben gebracht va-n de bedrei gingen, welke, zoo-als ik ten volle besef, goer reëel zijn. Sommigen waren van mee^ ping, dat heb noodig zou zijn, dat de fransche grenzen werden uitgebreid tot 0en Rijn. Zij werden in deze verwaohting fechter teleurgesteld. In plaats daarvan werd hun een waarborg door Engeland en de Ver. Staten aangeboden. Toen do Ame- fcikaanseho waarborg ten slotte niet gege ten werd, verviel dit aanbod vanzelf, en sindsdien kan het Franscho volk met eenig fecht naar andere en meer tastbare waar borgen eoeken. f Ook met betrekking tot de eohadevei- f;ooding heeft het Franscho volk een te- eurstelling moeten dragen. Nteoh d© vrij- x Srel onbeperkte verwachting van den dag Her overwinning, nooh het offieieele voor- jtel van een bedrag ln 1021, staan thana fpeer in eenig verband tot de economische Jïtuatie van bet oogenblttk. Engelands positie is daarvan geheel ver- ioliiltend. Zijn veiligheid t« land en ter aeé blijft onbedreigd. Maar zijn economisch be staan ia ernstig in gevaar gebracht. Dit is niet alleen te wijten aan Duitsohlands on bekwaamheid om een bepaald bedrag aan schadevergoedingen te betalen, doch even eens aan de voortdurende dislocatie van de markten van Europa, betgeen voornamelijk to wijten is aan de onzekerheid in de be trekkingen tuaochen Frankrijk en Duitsch- land, den voortdurenden economischen chaos in Duitsohland, welke zioh too dui delijk manifesteert in de heftige fluctua ties van de valuta, en ten slotte door de ongewisheid ln de relaties tussohen Frank rijk cn Engeland. Zoodoende is het gekomen, dot het En gelsche volk met ongerustheid de houding van Frankrijk gadeslaat. In Engelsche oogen sohijnt het Fransche optreden een vast voornemen in te houden, om Duitscü- land te ruïneeron en om het continent te veroveren, zonder acht te slaan op Enge lands redelijk© belangen, en van do ge volgen daarvan in verband met een regeling van het Europeescho probleem. Deze Engelsehen gevoelen rich bezorgd omtrent de groote militaire en luchtvaart- organisaties, welke ln stand worden ge houden zoowel in Oostelijk als in Weste lijk Frankrijk. Zij zijn tevens eenigszinS verontrust over de belangstelling, welke de Fransche regeoring toont in de militaire organistaties van de nieuwgevormde sta ten in Centraal-Europa en ten slotte vra gen zij, waarom toch deze organisaties ge- -financierd worden door de Fransohe re geering, zonder dat deze laatste acht slaat op het feit, dat de Britsche belastingbeta ler meer dan 30 millioen pond per jaar moet opbrengen tot betaling van den in terest op de Amerikaansoho leeningen, en dat deze zelfde belastingbetaler eveneens groote sommen moet opbrengen om do rente ts betalen van Frankrjjks schuld aan Engeland. Voor de betaling van deze schuld heeft Frankrijk tot dusver geen enkelen stap gedaan en rioh geen opofferingen ge troost, welke ook maar eenigszins te verge lijken zouden zijn met onze eigen opofferin gen. Met dergelijke volksopinies, hoe onjuist zij ook mogen rijn, moeten wij beiden re kening houden. Het is naar mijn oordeel te wijten aan den invloed, van 3eze publieke opinies, dat onze naties in do laatste ja ren vaak niet hebben samengewerkt. Van harle verlang ik er naar, om met u tezamen in Frankrijk cn Engeland het noo- dige vertrouwen te wekken. Laat ons in deze briefwisseling eerst over eenstemming bereiken omtrent de aanhan gige kwesties alvorens wij overgaan tot aan gelegenheden als het Roergebied, de bezet ting van het Rijngebied en de Palis. In hoofdzaak zijn onze doeleinden niet zoo zeer verschillend. Frankrijk wenscht waar borgen voor zijn veiligheid, het Brilsche volk heelt hetzelfde ideaal. Maar terwijl Frank rijk dit begrip alleen tot Duitschland uitstrekt hecht het Britsche rijk er een veel uilgebrei- der beeteekenis aan. Wij wenschen waarbor gen tegen den oorlog. Veiligheid ls mijns In ziens niet alleen een Fransche maar een Europeesche kweslie, welke alle staten van Europa betreft. De toekomst zal wellicht algemeene ont wapening en algemeene beslechtig van ge schillen door arbitrage brengen; in afwach ting daarvan is het echter onze taak, ver trouwen in die toekomst te wekken en de in ternationale achterdocht en ongerustheid, welke thans heerschen, weg te nemen. Of dit doel gedeeltelijk bereikt kan worden door plaatselijke demilitariseering en neulra- liseering, door het instellen tusschen som mige staten van neutrale grondgebieden, on der wederkeerige of zelfs collectieve waar borgen en controle of wel door eenigerlei an der middel, dit is een kwestie, die in details kan worden onderzocht. Dit is een zaak, naar mijn meening, waarin de Volkenbond zoowel door bespreking als door eventueel optreden een belangrijke rol zal kunnen spelen. Voor deze politiek zou de goede wil en medewerking van alle Europeesche naties moeten worden ingeroepen. Deze politiek kan alleen verwezenlijkt worden, als Frankrijk en Engeland het eens zijn*. Wat de schadevergoeding betreft: dit be grip strekt Frankrijk eveneens slechts uit tot de betaling der schulden door Duilschlandt- Het Britsche volk wenscht evenzeer de ver woestingen van den oorlog hersteld te zien, maar voor de Engelschen is deze verwoes ting een ruimer begrip: Engeland ziet haar in de te gronde gerichte., markten, in de ver zwakte koopkracht, in de afneming van de scheepvaart en don builenlandschen handel, in de verwarring van de Internationale valu ta's en in de werkloosheid. Onze verwoeste gebieden zijn wellicht moeilijker waar te nemen en vast te stellen. Hun wederopbouw zal minder merkbaar, maar zal langduriger zijn. Voor ons echter bestaan zij evenzeer en in even wreeie wer kelijkheid als voor Frankrijk, en zoolang geen herstel daarvan is gevonden, zal het lijden yan het Britsche rijk voortduren. Vóór wij dit probleem kunnen bespreken, moeten wij evenwel wachten op de rappor ten van de beide commissies van experts, en ik hoop, dat deze rapporten uw land en hel mijne tot elkander zullen brengen. Ik zie geen reden, waarom het vergoedingsprobleem, als het behandeld wordt tegelijk met dat van de internationale schulden, niet spoedig zou kunnen worden opgelost op zulk een wijze, dat aan Engeland de hoop wordt gegeven op een economische stabilileit in Europa en aan Frankrijk de verzekering ,dat zijn gerecht vaardigde eischen zullen worden vervuld. Ook hier zal, als Frankrijk en Engeland slechts willen samenwerken, de medewer king van andere Europeesche naties verze kerd zijn. Het zal ons dan mogelijk zijn, ons tot de V. S. te wenden, niet als schuldenaars die met elkander twisten, maar als een ver- eenlgd Europa, dat erop uit is, de kwalen le genezen, waaraan de volkeren thans lijden. Op deze basis zal ik met u onze voornaam ste problemen willen bespreken. Als wij het sen3 kunnen worden over de voornaamste principes, en als die principes aan onze res pectieve volken en aan de publieke opinie van de gansche wereld kunnen worden uit eengezet, dan twijfel ik niet, dat de proble men van kleineren omvang zullen kunnen worden opgelost. Als wij ons daarentegen verwarren in het netwerk van details, dat zicli gevormd heeft rondom kwesties als die van het Roergebied, het Rijnland en de Palts, dan zullen onze doeleinden opnieuw worden verduisterd en dan zouden wij weer terugvallen in den ouden kringloop van meeningsverschillen en twislen op punten, die, hoe belangrijk ze ove rigens ook mogen zijn, toch geen fundamen- teele beteekenis hebben. In de hoop, een dergelijke achterwaarlsche beweging te voorkomen, heb ik in dit schrij ven aangegeven, wat m. i. de hoofdpunten van het probleem zijn. Ik herhaal, dat naar mijn overtuiging de toestand van Europa alleen verbeterd kan worden door samenwerking tusschen Enge land en Frankrijk, op basis van wederzijd- sche sympathie en inachtneming van elkan ders wenschen en moeilijkheden en daar door van de belangen van de wereld in haar geheel. Tot zulk een samenwerking ben ik steeds yolkomen bereid. (w.g.) RAMSAY MACDONALD, Poincaré'* antwoord. In den aanvang van zijn antwoordbrief verklaart Poincaré, met groot genoegen, de vriendschappelijke en openhartige uiteenzet ting van Mac-Donald te hebben gelezen. Hij is het ten volle met hem eens zoowel wat betreft de kwesties, welke geregeld moeten worden, als wat betreft de methode, welke hij voorstel! voor de oplossing van deze kwes ties. Poincaré gaat dan als volgt door Evenmin als u wensch ik in deze periode van onze briefwisseling in détails te treden of concrete voorstellen te doen. Maar ik ben er ten zeerste op gesteld u te verzekeren, dat ik bereid ben met u een aanvang te maken met het onderzoek van deze groote proble men, en dat ik dit onderzoek zal aanvan gen in denzelfden geest van verzoening en loyaliteit, welke u bezielt. U hebt volkomen gelijk nis u verklaar!, dat de publieke opinies in onze beide landen op de door u genoemde punlen zeer verschil len. Niettegenstaande dat geloof ik, dat wij met wederkeerigen goeden wil er zonder te veel moeite in zullen slagen, om deze be treurenswaardige misverstanden uit den weg te ruimen. Sinds de onderteekening van het vredes verdrag is Frankrijk steeds bezield geweest met dezelfde wenschen. Het wenscht het herstel van de materieele verliezen en de definitieve verzekering van zijn veiligheid. Zijnerzijds wil Grool-Britlannié, welks economisch leven in hevige male geschokt is door den oorlog, de herleving van de Euro peesche markten, de algemeene hervatting van den arbeid en de crealie van stabiele In ternationale betrekkingen. Verre van onvereenigbaar te zijn, zijn deze belangen en wenschen van onze beido landen geheel In harmonie met elkaar en aan beide kan worden voldaan door één en hetzelfde middel. Als wi] vragen óm schadevergoeding en waarborgen voor onze veiligheid, geven wi] ons niet over aan bekrompen of zelfzuch tige gevoelens. Wij zijn er inderdaad op uit, de voorwaarden te scheppen voor een duur- zamen Europeeschen vrede. Op den dag, dat Frankrijk schadeloos gesteld zal zijn en be veiligd voor het gevaar van aanvallen, zal het geheele continent een groote kans heb ben op het herstel van rust en vrede. Diegenen onder de Engelschen, die mee- nen, dat Frankrijk droomt van politieke of economische vernietiging van Duitschland, zijn geheel bezijden de waarheid. Als cre diteur van Duitschland is Frankrijk niet zoo gek, dat het dien staal lot armoede zou wen schen te brengen. Het is In het belang van Frankrijk, dat Duitschland werkt en produ ceert en zich herstelt, en als Frankrijk niet wenscht dat dit herstel ontaardt in een he gemonie, zoo heeft het evenmin den wensch naar een continentale suprematie. Evenmin koestert Frankrijk de heerschzuchlige plan nen, welke hei soms in Engeland worden toegeschreven en welke in tegenspraak zijn met alle principes van een democratische re publiek. Geen enkel redelijk Franschrnan heeft er ooit over gedacht, ook maar het kleinste deel van Duitschland te annexce- ren of om ook maar één Duitscher in een Franschrnan om te zetten. Nimmer is er go- durende do vredesonderhandelingen of sinds dien één enkel plan van dien aard door Frankrijk naar voren gebracht. Frankrijk, dat zij aan zij met Engeland voor den vrede der volken heeft gevochten, is evenzeer als Engeland buiten staat, inbreuk le maken op deze vrijheid. Nimmer hebben wij om den Rijn als onze grens gevraagd. Wij hebben alleen gevraagd, dat Duitschland niet langer in een positie Door DOUGLAS VALENTINE. Schrijver van „De man met den Klompvoet". I Geautoriseerde vertaling van W. E. P. (Nadruk verboden). B9) „Hot was aardig donker op slraat en ik Nolgde hem, zonder dat hij mij zag, eerst Ben lioordweg op en toen een bocht om „Lateham Villas", viel Marigold in. „Ik heb er niet veel op gelet, waar hij me teen bracht", zei Barling, „wat ik alleen tnaar wou weten was, wal hij in zijn schild Voerde I Opeens ging hij een hek binnen Ik Was dichter bij dan ik zelf wel wilde en hij sloeg zóó plotseling af, dat ik me gauw moest laten vatten en neerhurkte achter liet tuin muurtje van den voortuin." „Nu, de voordeur moet wel op een kier hebben gestaan, want de officier kon hem Zóó maar openduwen en hij ging heel zacht jes naar binnen. Ik kroop door het hek en kwam zoo ver als de half open deur. Ik kon Be Irap onder zijn voetstappen hooren kra ken cn ik dacht er juist over of ik het huis tinnen zou gaan, toen ik een pang hoorde én tegelijk komt er iemand de trap afvlie- ïen hij rent door de vestibule de achter deur uit. Ik zag, dat hij over den tuinmuur klom, en ik was'op het punt hem tegen te houden, denkend, dat het de officier was, maar toen zie ik, dat het een kort, dik ventje is, niet half zoo groot als de kapitein. En toen begreep ik ineens, dat er moord en root gaande was in dat huis en wat kon ik zeg gen, als ei een politie-agent langs kwam Dus ik sloop weg cn ik liep zoo hard als ik ton terug naar de Union Jack Club. „Den volgenden morgen zag ik, dat ik tn'n verlofpas kwijt was. Ik dorst het niet te gaan rapporleeren, voor het geval het ding gevonden was, want dan zouden ze natuur lijk denken, dat ik wat met den moord uit slaande had. Zoo komt het, dat ik een deser teur ben, heeren en een mooie gedragslijst van achttien jaar, zonder één smetje, bedor ven heb, alles door dien moordenaar en spion hier I" Kanonnier Barling hield plotseling op als of hij zichzelf een meening had laten ont vallen, die do militaire discipline hem niet toestond te uiten. De stilte, die volgde op het verhaal van den kanonnier, werd het eerst door den chef verbroken. „Strangwise", zeide hij, „deedt je niet be ter ons te vertellen, wie je bent „Hij is officier van de Pruisische Garde", zei Desmond, „en hij werd hierheen gezon- 1 den door den Duitschen Inlichtingendienst in de Vereenigde Staten, om een aanstelling in het Engelsche leger te krijgen. Toen een flinke kerel noodig was om de Ster van Po len terug te halen voor den Kroonprins, zond de Inlichtingendienst in Berlijn opdracht aan Strangwise (die toen bij de artillerie in Frankrijk diende), om zich gevangen te la ten nemen. De Duitschers berichtten toen naar behooren, dat hij krijgsgevangen was, en lieten hem toen „ontsnappen" als de ge makkelijkste en minst verdachte manier om hem weer naar Londen terug le krijgen 1" De chef glimlachte vrooüjk. „Dat is een verduiveld handig idee", merkte hij met zijn gewone schranderheid op „ik moet zeggen dat is geniaal I Prach tig gewoon I Ik zou den man mijn compli ment willen maken, die dót hoeft verzon nen I" „Dan moogt u dat compliment aan mij maken, chef", zei Strangwise. „Ik heb veel van je collega's ontmoet in mijn tijd, Strangwise", zei hij, „maar jou ken ik niet I Wie ben je Strangwise lachte. „Vraag dat maar aan Nur-el-Din", zei hij, „dat is te zeggen, als jullie haar nog niet doodgeschoten hebben I" „En kis dat nu al gebeurd was .vroeg de chef. Desmond sprong op. „Dat kan niet I" riep hij uit. „Die stouw is immers een slachtoffer, niet een van de raddraaiers, chef ,.En èls dat al gebeurd was?" vroeg de chef aan Strangwise. Een eigenaardige verandering was over den gevangene gekomen. Zijn zwierige ma nier van doen was verdwenen en er was een uitdrukking van angst in zijn oogen. „Ik zou haar gespaard hebben, als dat mogelijk was geweest", zei Strangwise, „maar zij heelt mij bedrogen met dat ju weel. Zij bracht het succes van mijn op dracht in gevaar. Jullie, Engelschen, hebt geen begrip van discipline. Voor ons, Prui sische officieren, gaat een order hoven al het andere. Er is niets, dat wij niet zouden opotferen om onze bevelen te kunnen ge hoorzamen. En mijn order was de Ster van Polen terug te halen voor Zijne Keizerlijke Hoogheid den Kroonprins, luitenant-kolonel van het regiment, waartoe ik de eer heb te behooren, het Eerste Pruisische Garde- Ir.taulerie-Regiment. Maar Nur-el-Din span de samen met onzen vriend hier en met dat kleine ding boven, om mijn plannen te verijdelen, en ik kende geen genade voor haar. Ik heb die papieren in haar japon ge naaid, of liever Bellward deed het om de verdenking van mij af te wenden. Ik daoht, dat jullie, Engelschen, le laf zoudt zijn om een vrouw terecht tc stellen, maar ik verwachtte, dat jullie het meisje een paar jaar onder bewaking zoudt houden. Ik zou haar doodgeschoten hebben, zooals ik Rass deed, wanneer zij niet Zijn slem beefde even en hij zweeg. „Wanneer zij niet mijn vrouw was ge weest", zei Strangwise. HOOFDSTUK XXXI. Het valies van 100.000. Het was een zonnige, frissohe morgen. Er was wat vorst in de luclit. Het Engelsche Kanaal strekte zich uit als een glinsterende glasspiegel tot aan de verre Fransche kust, even helder en mooi in zijn kalme rust als hel woest en gevaarlijk is in zijn wildheid. Het was vloed, maar de kleine golfjes, die tegen de kust sloegen bij het kleine landhuis, klotsten zacht. Een jong meisje lag op een ligstoel op de waranda, goed ingepakt voor de scherpe zeeluoht. Maar de frissohe wind deed zich gelden en nu de verpleegster zijn plannen tegenover de patiënte had verijdeld, nam hij wraak door de zachte bruine krullen door elkaar te blazen, die onder den hoed van het meisje uitkwamen. Zij wendde zioh tot den man naast Haar. „Kijkl" zei ze, met haar vinger naar zee wijzend. Een convooi schepen koos zee, begeleid door enkele torpedojagers .Leelijke, grijze massa's waren de stoomschepen; zij lieten een slreep zwarten rook achter zich. Zij stoomden de volle zee in, vol vertrouwen in de ongeziene macht, die den weg van hen veilig maakte. „Transporten, is het niel?" vroeg de man. Maar hij keek nauwelijks naar de trans porten. Al zijn aandacht was bij een zonne straal, die op het bruine haar van hel meisje viel, en hij vergeleek het diepe grijs van haar oogen met de steeds veranderende tinten van de zee. „Ja", antwoordde hét meisje. „Het is al do derde dag, dat zij oversteken I De vol gende weelc op dezen tijd zullen er tien nieuwe divisies in Frankrijk zijn. Hoe veilig sloomen ze daarheen I En te denken, dat we dat alles aan jou te danken hebben!" De man lachte en kreeg een kleur. „Van uit het strikt genomen beroepssland punt is het beter zoo weinig mogelijk over mij te spreken", zei hij. „Wat een nonsensl" riep het meisje uit. „Toen de chef mij gisteren kwam opzoeken sprak hij voortdurend over jou. „Ze versloe gen hem, maar hij hield volt" zei hij. „Ze wilden hem op zij zetten, maar hij kwam terug en zou ze wel klein krijgen!" Hij zei, dat liet een slrijd tusschen verstand en ge weld was geweest en hel yei9land over won. Zoolang als ik den chef ken heb ik hem nooit zooveel over een persoon hooren spreken. Weet je", ging Barbara voort, opziende naar Desmond, „ik geloof, dat je den chef een beetje beschaamd hebt ge maakt En dat ik het je mag vertellen, is een meer dan buitengewone prestatie I" „Denk je, dal je sterk genoeg bent om nieuw3 le hooren?" vroeg Desmond na een poos. „Natuurlijk", antwoordde het meisje. „Maar ik denk, dat ik wel raden kan wat hel is. 'i Is over Strangwise, is het niet?" Desmond knikte. „Hij is gistermorgen terechtgesteld", ant zal verkeeren, welke het zou kunnen vêf- oorloven, om den Rijn als militaire basis voor nieuwe aanvallen tegen Frankrijk te gebruiken. Wij hebben gevraagd, dat in het algemeen belang van den vrede, deze rivier een barrière legen nieuwe aanvallen zou zijn. Deze gedachte werd destijds door maar- schalk Foch uilgesproken, onmiddellijk na den wapenstilstand. Noch de opperbevelheb ber van de geallieerde legers, noch de Fran sche regeering in 1919 had ook maar voor een oogenblik het denkbeeld om ook maar een vierkanten centimeier Duilsch gebied bij Frankrijk in te lijven. Ikzelf was des tijds president van de republiek en heb toen deze opinie openlijk uiteengezet in een schrij ven aan president Wilson en Lloyd George Frankrijk heeft nimmer getracht iels le bereiken, dal het niet was toegestaan doot het verdrag van Versailles. Indien dit ver-, drag ware uitgevoerdzou Frankrijk nim mer hebben geklaagd. Op den dag der over winning had Frankrijk geen onbeperkte ver wachtingen. Het rekende niet op ondenkbare betalingen. Frankrijk hoopto alleen, dat het betaling zou krijgen, welke liet eischen mocht, „waarop het recht had I" 4 Poincaré zegt dan verder in zijn brief, dal men in Frankrijk bovenal do misverstanden in Engeland betreurt in zake de Fransche bewapening. Zijn er werkelijk Engelschen, die gelooven, dat Frankrijk in slaat zou zijn om mililaire toebereidselen tegen Engeland te nemen Poincaré ontkent dit ten stellig ste. Indien de militaire organisaties van Frankrijk zich over het geheele land ver spreiden, dan is dit alleen toe te schrijven aan de Fransche administratie en militaire organisatie, welke het onmogelijk maken al les in het Oosten van het land te concern Ireeren. Voortgaande zegt Poincaré dan„Onze politiek jegens de staten van de Kleine En tente is evenals altijd van vredelievenden aard geweest. Wij hebben deze staten gelden geleend, doch zijn hierdoor geenszins armer geworden of belemmerd in de betaling on- Zer schulden, daar er steeds reéelc wc arbor, gen tegenover stonden. Wij hebben het Roergebied bezet, ten einde Duitschland aan te sporen tot het tref fen van een regeling en len einde den koppl- gen tegenstand van de Duilscho industrieel# magnaten te overwinnen. Deze methode van aandringen zal ophouden, zooals wij her haaldelijk hebben verklaard, op den dag, dat Duitschland zal hebben betaald. De bezet ting van het Rijnland zal afloopen, wanneer de voorwaarden van het vredesverdrag zul len zijn vervuld en onze veiligheid zal zijn gewaarborgd. Het zal niet lang meer duren, dal de Com missies van Experts hare rapporten zullen Indienen. Ik hoop dan, dat wij spoedig de ge legenheid zullen hebben om een regeling te tretfen en ons er van te verzekeren, dat Duilschland deze zal ten uitvoer leggen. „Ik dank U voor Uwe verzekering, dat U de kwestie der intergeallieerde schulden als een geheel met die van het herstel beschouwt Het is in alle opzichten wenschelijk, dat deze problemen tegelijkertijd worden opgo- lost. De regecring der Fransche Republiek wenscht evenzeer als de Engelsche regee ring, de rol van den Volkenbond te verster ken'en uil le breiden. Indien dit alleen van ons afhankelijk ware geweest; had de Vol kenbond van den aanvang af krachtiger middelen van actie tot zijn beschikking ge- kregen, dan liij thans heeft. Wij hopen, dat deze bond in het goed vertrouwen van d» stalen, welke hem hebben samengesteld, die autoriteit zal vinden, welke noodig is, om zijn taak met succes te kunnen vervullen. Ik hoop, dat de ontwikkeling van den Vol. woordde hij. „Ik ben blij, <lat ze het in Frankrijk hebben gedaan. Ik had een vree- selijke angst, dat ze wilden, dat ik er bij zou zijn." „Waarom?" vroeg het meisje, met oen zweem van verontwaardiging in Haar stem; „hij verdiende geen genade." „Neen", antwoordde Desmond langzaam, „hij was een slechte kerei, een Pruis door en door. Ilij heeft je armen vader vermoord, hij heeft Rass doodgeschoten, hij heeft den dood van Marie de kamenier op zijn gewe ten, hij was zelfs bereid zijn eigen vrouw op te olteren aan zijn Pruisischen god, het militairisme, die de ziel uit een mensch' haalt en die in handen geeft van zijn meer deren. En tochen toch.wanneer ja samen met iemand aan hel front bent ge weest, Barbara, en alles 3amen hebt door gemaakt, in gevaar bent geweest op duizend manieren, dan is er toch een soort hand van sympathie voor jo verdere leven. En hij was een moedig man, Barbara; wreed en gewetenloos, dat geef ik toe, maar hij kende geen vrees en, ik kan 't niet helpen, maar moed bewonder ik altijd. Ik geloot, dat ik aan hem denk als aan twee menschen; de man, waarmee ik in het veld was en de llarieloozo bruut, die toekeek, terwijl dat beest van een Bellward Hij hield <)p, want hij zag, dat het ge zicht van het meisje pijnlijk vertrok. „Ik zal den een gedenken en den ander vergelen", besloot iiij eenvoudig. „Vertel mij eens", zei het meisje plotse ling, „wie was Strangwise eigenlijk?" „Toen hij gearresteerd was", zei Des- mond, „vroeg hij, even voordat zij hem zou den wegleiden, om den chef persoonlijk te mogen spreken. Wij werden allen wegge zonden en hij vertelde den chef zijn waren naam. Hij dacht, dat hij opgehangen zou worden, zie je, en hoewel hij nooit voor welke misdaad dan ook hij het vervullen van zijn opdracht terugdeinsde, was hij doodsbenauwd voor een oneervotlen dood. Hij vroeg den chef te zorgen, dat zijn ware naam niet genoemd zou worden (er v.-iile van de schande, die zijn terechtstelling over zijn familie zou brengen. Rigcnaardige Pruisische opvatting, niet?" (S'.ot volgt).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1924 | | pagina 5