Nettie's Nieuwe Hoed.
bij a! dadelijk waterhoentjes zwemmen, en
ook mannen, die aan den oever zaten te
bengelen. Dat rond Springertje zóó aardig,
dab hij zich hce! dicht bij den oever waag
de, vlak bij één der mannen, duist kwam
er een Waterhoentje voorbij, dat hem toe
riep: Kok-kok, kok-kok, pas op, klein kik
kertje, pas op voor die mannen en ga heen.
Waarom moet ik heengaan?" dacht
Springertje. „Die mannen zullen me toch
geen kwaad doen."
Daar zag juist cón der mannen den kleinen
kikker; hij greep Springertje beet, g topte
liem in een blik en zei: ,,Je bent een lekker
hapje voor mijn kippen."
Hcevl lang bleef Springertje niet in het
blik, want toen de man weer ging hengelen,
wipte het kikkertje er uit, 6prong in het
■hooge gras en hipte al maar verder, totdat
Kij verdwaalde. En 'fc werd zoo warm, cn
1 Springertje kreeg ook dorst en hij zag geen
olapt. Niets zag liij dan droog gras en zwarte
aarde. Hij begon nu te kwaken van verdriet
en v^ooral van berouw, omdat hij van zijn
ouders was weggeloopen. „Rck-kek-kek!"
•riep bij. „Ach, waar is toch onze oude
sloot?" Verder sprong nu weer Springertje,
totdat hij kwam bij een sloot vol modder.
Daar sprong hij in, dronk wat van het vieze
modder-water, en toen hij daar nu een
poosje zat on rondkeek, kwam er een jongen
aan, die hem uit de sloot haalde en hem
toen een touwtje om zijn rechtervoorpootje
bond. Zoo trok nu de jongen het kikkertje
aan het touwtje voort. Ach, wat vond Sprin
gertje dat toch akelig! ,,W&b dat dc wijde
wereld, dat Jiy zoo verlangde te zien Was
hij daarom ongehoorzaam geweest en uil de
oude sloot weggeloopen O, en wat deed
zijn pootje hem toch pijnDaar liet de jon
gen het touwtje los! Hij zag oen vlinder,
liep dien na! En nu sproDg ook het kik
kertje, nog met het touwtje om zijn pootje,
syerdor.
O, daar zag hij koeien en een sloot!
Met één sprong was hij er in, en plaste in
't heldere water, 'fc Ging wel wat 'lastig met
dat touwtje om zijn poot maar 'twas toch
wel prettig. Zoo zwemmende keek Springer
tje rond, en hij keek óók naar den oever.
En daar zag hij iets heel vreemds'fc Liep
en 'twas wit. 't Was een beest, maar een
paard was 't niet, en een koe ook niet. En
't was ook geen schaap, want het hod maar
twee pooten, cn die pooten waren heel hoog.
En een langen, rooden bek had het beest!
Springertje wist natuurlijk niet, dat heb
Langbek, de ooievaar was, dio daar liep.
Ach, Springertje, waarom ben je toch niet
in de sloot bij vader en moeder Rek-kek-kek
gebleven 1 Als daér Langbek aan den oever
had gestaan, dan zou moeder je wel tocgc-
kwaakt hebben: „Hek-kek-kek, rek-kek-kek,
pas op en blijf bij me, Springertje! Want
dat witte beest op twee hooge pooten, is
"Langbek, de ooievaar
Maar nu, nu zwom SpriDgertje naar <lea
oever, juist naar de plek, waar Langbek
etond. Daar sprong hij in het gras en keek
heel nieuwsgierig naar den rooden snavel
•van het vreemde dier.
En het vreemde dier keek ook naar Sprin
gertje en zei hapDaar zat nu het on
gehoorzame kikkertje in den bek van dea
ooievaar, 't touwtje hing er uit. Zoo vloog
vader Ooievaar met ongehoorzaam Sprin
gertje naar zijn nest. En SpriDgertje Ja,
die had nu de wijde wereld gezien. Maar
wat hij had gezien, dat zou hïj niet meer
kunnen vertellen, want... hij was nu dood!
.Opgepeuzeld was hij door de ooieva arskin-
'deren op het nest!
TANTE JOH.
Naar het Engelsch van L. KIRCHMAIJR.
Vrij bewerkt door C. H.
Nettie was een kleine nuf. Ja, ze was
fejgenlijk een vreeselijke nufl En vandaag
Vaö ze heel opgewonden, want....* ze zou
een nieuwen hoed gaan koopen. Een nieu
wen hoed! Er lag er één voor het raam van
den hoedenwinkel in de Langstraat en daar
had ze aJ haar zinnen op gezet. Ze zou hem
met Moeder gaan koopen van het geld, dat
rij op baar verjaardag van Grootmoeder ge
kregen had.
Zij stond voor den spiegel en zei tegen
zichrelycu f
„Wat zul je mooi zijn met dien nieuwen
hoed!"
Het was erg warm en zij bedacht, wat
een heerlijke schaduw hij geven zou, want
het was een heel grooie hoed.
Zij liep nu langs haar broertjes cn zusjes
Heen, die juist bezig waren haar lievelings-
spellelje te spelen. Zij riepen haar en één
oogenblik aarzelde Nettie. Maar toen be
dacht zij plotseling, dat zij haar nieuwe
jurk aan had want o. ze was zoo graag
netjes! en daar zij de ware reden niet
wilde noemen, zei ze, dat 't haar te warm
was cn giüg zij den tuin in.
Jn den tuin verveelde zij zich gauw in
haar eentje cn daar zij nog meer dan een
halfuur moest wachten, liep zij hot hekje
uit en het veld in vlak achter him huis.
Dit veld noemden zij altijd het ..KoDijnen-
veld", omdat er zooveel konijntjes waren.
Zij ging in de schaduw van een grooten
boom zitten. De zon maakte haar slaperig
en het duurde niet lang, of ze sloot de
oogen.
Spoedig verschenen de konijntjes. Maar
Nettie was al ingedommeld en droomde, dat
zij haar mooien nieuwen hoed ophad.
De konijntjes kwamen nu heel dicht bij
haar en Langoortje zei met een fijn stem
metje:
„Ze lijkt wel een beetje op Feetje Vleuge
ling. Maar die heeft niet zoo'n groot, gek
ding op haar hoofd!"
„Wie is Feetje Vleugeling?" vroeg Net
tie nu.
„Wat!? Ken je die niet? Wel, dat is de
Fee. die voor alle kleine dieren in de velden
en in de boomen zorgt en zij woont in een
heerlijk IaDd, te midden van mooie, groene
velden, prachtige bergen en kabbelende
beekjes. Ze maakt ons allemaal gelukkig."
„O, wat zou ik haar sraag willen zien!
Toe, neem me eens mee!" vleide zij.
„Heel goed", antwoordde het konijntje.
„Ga maar mee!"
Nettie stond op en alle konijntjes trippel
den achter Langoortje en haar aan.
Langoortje verdween in zijn holletje en
zei met een fijn stemmelje:
„Kom binnen!"
Nettie kroop nn ook in het holletje,
maar haar hoed kon niet door de'ope?
nlDg. Die was veel te groot!
„Och. och!" zuchtte zij en het huilen
stoDd haar nader dan het lachen. „Ik kan
er niet door en ik zou Feetje Vleugeling toch
zoo heel graag willen zien!"
„Laat je hoed dan achter," ried Grijssnor,
een verstandig konijn, haar aan.
„O, maar dal kan ik niet!" riep Nettie
verschrikt uit. „Hij i9 pas nieuw!"
„Dan kun je niet meegaan!" klonk het
en Nellie barstte nu in tranen uit.
Na een poosje werd ze wat kalmer en
daar zij begreep, dat er niets anders opzat,
als zij met Langoortje wilde meegaan, zette;
zij haar hoed af en legde hem voorzichtig
op het gras neer.
„Ik kom", zei ze.
„Heel goed!" klonk het en Grijssnor gal
dc anderen een knipoogje.
Nettie kon nu gemakkelijk door de ope
ning komen en bevond zich in bet volgend
oogenblik in het hol.
Maar het zag er hier heel anders uit dan
zij verwacht had. Het waren allemaal gan
gen met verschillende konijnen woningen.
Alleen zou ze hier nooit den weg kunnen
vinden.
Op korten afstand van elkaar waren glim
wormpjes, die de onderaardse he gangen ver
lichtten en het mcnschenkind nieuwsgierig
aankeken.
Plotseling werd het veel lichter en kwa
men zij in een prachtigen tuin. Verscheiden
dieren speelden daar en allen zagen er
vroolijk uit.
„O, wat mooi!" riep NeÜie uil en „.Als ik
nu mijn nieuwen hoed maar ophad 1" dacht
zij. Grijssnor raadde haar gedachten en zei:
„Je kunt je niet gelukkig voelen, als je al
tijd aan je kleeren denkt Je hoed maakt het
best!" En hij knipoogde weer.
Maar Nettie kon de gedachte aan haar
nieuwen hoed tcich niet uit haar hoofdje zet
ten. Zij bedierf eigenlijk al haar plezier. Als
iemand hem eens stal of hij nat werd van
een regen! Het liefst zou zij teruggekeeni
zijn, maar zij zou onmogelijk den weg kun
nen vinden. En zij durfde het den konijntjes
niet te vragen.
Verschillende kleine molletjes kwam#5*
naar haar toe en brachten haar een ketting
van madeliefje? om haar wat op te vtoo-
lijken, maar Nettie duwde hen met ee#1
knorrig gezicht van zich af.
Op dat oogeDblïk klonk er muziek door de
lucht. Grijssaor fluisterde haar in het oor:
..Daar komt Feelje Vleugeling aan!"
0. wat zag zij er lief en zacht uit!
.Uien keken vriendelijk, alten behalvw
''én. En die ééne was Nettie, want het speet-
haar nog maar altijd, dat zij nu haar mooien
hoed niet ophad.
„Wie is die kleine Onweerswolk?" vroeg
bet Feetje. „Breng haar bij mij!"
Nettie werd nu door een paar konijntjes
naar voren geleid en vertelde het Feetje met
tranen in haar stem alles van den nieuwen
hoed.
Feetje Vleugeling lachte het klonk net
als een zilveren klokje en Grijssnor knip
oogde weer. „Bedoel je soms een groolen'
geel-strooien hoed met madeliefjes en zwart,
fluweel: er omheen?" vroeg zij.
„Ja", antwoordde Nettie blij.
„Dan behoef je je er niet ongerust over te
maken, want hij is goed opgeborgen. Ik zo.!
je er eens alles van vertellen. Maar eerst wil
ik je^ zeggen, dat in mijn rijk niemand ge
lukkig kan zijn, die alleen aan zichzelf
denkL En zoo lang je dien hóed hebt, zul je
ie ongelukkig voelen, want je kunt aan niets
anders denken. Als je werkelijk gelukkig
wilt worden, moet je anderen helpen."
„0, ik zou heel graag gelukkig willen,
worden", zei Nettie nu, „maar hoe kan ik
anderen helpen?"
„Kom maar mee, dan zul je het zien," zei
Feetje Vleugeling. Zij spreidde haar fijne
vleugels uit en vloog weg met Nettie, die nu
ook een paar vleugeltjes gekregen had.
Wat was het heerlijk, hoog boven de
boomtoppen in de koele lucht te vliegen!
Hoe ruischie het windje in de groene bla
deren! Nettie dacht nu niet meer aan haar
hoed en voelde zich eindelijk gelukkig.
„Zie je dat donkere daar?" vroeg het
Feelje op eens. „Dat is je hoed!"
Nettie keek. maar zag eerst niets. Einde
lijk ontdekte zij in god hoogen boom echtci
iets, dat op een nest geleek, en toen zij dich
terbij kwamep, zag zij. dat hot haar mooie,
nieuw© hoed was ,die daar tüsschen de
takken hing ener inzai een fa
milie van vijf jonge kraaien met hun moe
den. terwijl de frotsche vader op een tak er
vlak bij de wacht hield.
„Zie je wel. welk een nuttige bestemming
er aan je hoed gegeven is?" zei Feetje Vleu
geling nu. „Ondeugende jongens hadden het
kraaiennest verstoord en ze zaten allen, be
vende van de kou, op een dikken tak. toen
de wind gelukkig je hoed in den boom woei,
zoodat weer een prachtig, nieuw nest
hadden. Zie je nu wel, hoe goed het was,
dat je je hoed op den grond liet liggen en
de wind hem dus aan de jonge kraaien
brengen kon?"
„O. weest u astublieft niet boos. omdat ik
zoovreeselijk nuffig was en dién hoed ge
kocht heb. Ik zie nu pas in, dat ik altijd al
leen aan mezelf en aan mooie kleeren denk!'
zei Nettie.
Terwijl zij dit zei, werd ze wakker en zat
zij nog onder den schaduwrijken boom. Een
konijntje sprong weg id zijd holletje en een
kraai klapwiekte in de lucht. Zij wreef haar
oogen uit, raapte haar zonnehoed op en liep
haar huis.
Moeder kwam juist beneden en Nettie zei
legen haar:
.Jk wil een mooi prentenboek voor he!
geld van Oma koopen. Vloeder. Daar hebber
we allemaal wat aan."
Moeder knikte haar dochtertje goedkeu
rend toe. Gelukkig. Nettie was toch niet zóó
nuffig, als zij wel gedacht had.
En tóen zij samen gearmd liepen naar
den boekwinkel, vertelde Nettie Moeder van
haar dróóm onder den grooten boom op hef
Konijnenveld.
CORRESPONDENTIE.
Wegens ongesteldheid van Mej. A. Kcop-
xnans van Bosberen ontbreekt deze week de
correspondentie-rubriek, terwijl dienten ge*
vuige thans ook goen nieuwe raadsels worden
geplaatst v 7 fled. L. D.