J HET PRUTTELSUND. FEUILLETON. f-r-- D® Sneeu w-pop, Do Droom van Haasje Knabbeigraag. a daad al heel weinig van deze teekenen ge zien, daar hij in plaats van op zijn post ts zijn, in de herberg gezeten had. En toen de muur doorgebroken was. had hij zich even min op zijn post bevonden. Daar hij in de meening verkeerde, dat het Eiland-Hute ten gevolge van het hooge wateT verlaten was, i had hij gedacht daar ongemerkt te kunnen pfveraacbten. De buitengewoon hevige regens der laatste weken hadden bovendien den watervoor raad in het reservoir sterk vermeerderd en de niet gerepareerde of versterkte Jiuur was hierdoor bezweken. Toen de kinderen den volgenden morgen beneden kwamen, waren zij heel verbaasd, dat al het water weer verdwenen was, ter wijl de tuin er aJ boel eigenaardig en mod derig uitzag na zijn langdurig bad, waaraan hij niet gewend was. „Het water ia beeiemaal weg f riep Ell-y i uit „Het zakte gisteren ai 1" zei Arnold. 1 „Nu we den vuilen boel in huis opgeruimd hebben, moeten we eens zien, wat we aan (den tuin kunnen doen", zei Leentje. „Kijk, daar komt de postbode het pad weer ai, alsof er niets gebeurd is I" „Een brief van Tante Jenny F" riep Nanda 'uit, het epistel van den bode aannemend. „Misschien vraagt zij ons wei te logee/en". Uit den inhoud van den brief bleek, da* Nan da goed geraden had. Tante Jenny woon-* die in Hilversum, vijf minuten van Grootmoe der van Ti el al. Grootmoeder was eenigfl dagen geleden plotseling heel ziek geworden, zoodat Vader en Moeder opontboden waren. Gelukkig ging het nu wat beter, maar Va der en Moeder walden Grootmoeder toch lie ver nog niet zoo gauw weer verlaten. Zoo kwam het, dat Tante Jenny de kin deren, die juist vacantie gekregen hadden, te logeeren vroeg en de heeie familie dns in Hilversum zon zijn. Leentje zou hen bren gen en daarna evenals baar kameraad vrij krijgen. „O, wat "n «enig plan P juichten de kin deren. „En als we bier terugkomen", zed Arnold, „zal er we! niets meer van den watersnood te zien zijn. Het is toch een leuke tijd ge-; .weest, vin-je ook niet, Leentje 7" „Misschien wel, Arnold", antwoordde Leentje lachend. „Ik kon alteen niet tegen het schommelen van de tob. Maar laten we nu gaan pakken en ons klaarmaken". Een paar uur later zs.ten zij in den trein naar Hilversum. Leentje schudde nog het hoofd, als zij aan de overs booming en de j wascbtobbe dacht. J. r—EINDE, v - C:door FRANCO®. - - Pr „Dat is waar", ad Rika's moeder. Nooit is haar iets te veel. 'k Zou nfet ■weten wat ik zonder haar beginnen moest. TVij hebben haar ons „zonnestraaltje" ge- 'poemd. Die naam verdient zij Yolkomon." Een poosje bleef jafirouw Marks nog pre den. Toen zeide zij: „Stuur Rika met het kleintje maar weer eens gauw een middag naar mij toe. Wat afleiding heeft zij wol noodig en nu ik zelf een logeetje heb, is bet 'dubbel aardig voor haar." Zop weid alge- sproken. Tbmt gekomen zd juffrouw Marks, riots ttver hgt afgelegde bezoek. Maar Suze zelf vroeg. „Tante, hoe komt %et toch dat Rika al die dingen voor haar 'moeder en zusje doan kan?" „Dat komt, mijn kind", was het ant woord, „omdat zij haar oudera en zusje zoo (innig hef heeft." Drie maanden waren er verioopen. Nog steeds logeerde Suze bij „lante" Anna, en '(was er nu al geheel en al ingeburgerd. Het verblijf bij tante had haar ook goed gedaan. Neen. niet opeens was Suze van het „pruttelkind", een lief metsje geworden- Toen zij bij (ante eenmaal aan de om geving gewend was, had ook tante met haar mopperbniep kennis gemaakt -y ;-r t a r jl _a.—e door C. H. In een groote, donkergrijze wolk woonden een massa sneeuwvlokken. De wind dreef die wolk voort langs den hemel, soma zacht, maar soms ook met geweld. Als hij boos was, zette hij een bulderende stem op en stoven de wolken verschrikt uit elkaar. Dat was beeiemaal niet prettig. Op zekeren keer. toon de wind weer zoo'n booze bui had, was de wolk, waarin onze sneeuwvlokken buisden, heel even vrij dicht bij de aarde gekomen en toen hadden zij gezien, dat hei er daar toch heel anders uitzag dan boven in het hichtruim. „Ik zou wel eens graag op de aarde wil len rondkijken," zei een heel klein sneeuw vlokje en zij maakte in stilte een plannetje om, als de wolk weer eens dicht bij de aaide kwam, zich los te maken en naar be neden te glijden. En zoo deed zij ook. Toen de wind weer eens heel boos was en de wolken voortjoeg, zei het kleine sneeuw klokje tegen haar makkertjes: ,Jk ga naor de aarde. Wie gaat er mee?" „Ik, ikP riepen ze bijna allemaal te ge lijk en ze maakten zich zachtjes los uit de wotk an lieten zich naar beneden zakken, eerst heel voorzichtig en langzaam, maar «goedig ging het harder. Ze bonsden tegen elkaar en stoven weer niteen, precies als een troepje rumoerige, stoeiende kinderen, dat uit school komt Sommigen vielen op daler, en hoornen en anderen bedekten de straten en tuinen met een mooi. wit kleed. De menschen op de aarde zeiden: „Wat sneeuwt het vandaag!" En zij zetten den kraag ven bun jas op. De kleine ®eeuwrlo!c, die haar kame raadjes had overgehaald om de wolk te ver laten, was neergekomen m een tuin achter een mooi. groot hnis. Vóór de ramen zaten een jongetje en een meisje naar de sneeuw vlokken te kijken. Htin vader stond achter hen. Na een tijdje kwamen hier en daar aan den hemel blauwe plekken te voor schijn en het zonnetje brak door de wolken en scheen op de sneeuw, die fonkelde als diamanten. „Hè, wat is dat mooi!" zei het sneeuw vlokje en de kinderen klapten in de handen ran plezier. De deur ging open en zij kwa men lekker warm aangekleed buiten met hun rader. Ze gooiden elkaar met sneeuwballen en hadden dolle preL „Nu zullen we een sneenwpop maken en die onder den kastanjeboom zetten", zei hun vader. „Hè ja. een sneeuwpop, een groote sneeuw popi" riepen de kinderen vroolijk en het duurde niet lang. of daar slond een groote sneeuwman, met de armen kruiselings over Maar teute deed elsof zij daar niets van mwkte. Bad zij Suze eenmaal iets opge dragen, Suze mocht mopperen of niet, tante bleef bfj haar besluit. Vaak brachten zij een bezoek aan Rika «n haar zieke moeder. En menig keer kwam Ook Rika bij hen op visite. Als Suze dan de velerlei manier zag, waarop Rika zich nut tig wist te maken, begon zij zich langzamer hand over zichzelf Se schamen. Eens kwam Rdka op visite toen Suze alleen thuis was. Beide meisjes zaten sausen in de huiskamer. Toen schouk Suze Rika haar vertrouwen. „Ria", Troeg Suze, „hoe komt het toch, dat al moet je nog zoo Teel doen. je toch al tijd vroolijk en vriendelijk bent?" „0, neen Suze', zei Rika, „dat moet je blei zeggen, 'k Ben ook we! eens verdrietig •n ongeduldig, meur als ik dan zie dat het voor moeder toch zoo prettig is, dat ik haar zoo kan helpen, dan word ik vanzelf weer büj en Troolijk. Maar Suze jij zou toch ook Wij rijn als jij je moeder zoo zou kunnen helpen?" Toen vertelde Suze van haar onvriende lijkheid thuis voor moeder en 't zusje en dat moeder haar da.irom een poosje had wegge stuurd. Vriendelijk keek Rika hoar aan. .„Maar als je nu weer thuis komf, Suze", zei ze, „dan is hot toch niet meer zoo?" „Neen", zei Suze, „als ik weer thuis kom, dan ga ik probeeren voor allen lief te rijn, maar 't is wel heel moeilijk, als ik hel maar kan." U. tiWei Suze", zei Rika, „ais ik sr«! eens elkaar en een stok in den arm, precies ab een schildwacht, die op post staat. Tw«3 stukjes anthraciet waren zijn oogen en hij kreeg een pijp in den mond en een ouden hoed op het hoofd. Het was een grappig ge* zicht en de kinderen stonden hem vol be wondering aan te staren. Toen Juf hen ein* del ijk kwam halen, kon zij hen bijna niei mee krijgen. 's Nachts vroor het flink, zoodat df sneeuwman goed hard werd. Eet maant)* scheen zoo vriendelijk en deed hem fonke len, alsof hij een gewaad aanhad, dat met edelsteenen bezet was. De kleine sneeuwvlok, die met haar buur tjes gebruikt was voor hel hoofd van da sr.eouwpop, vond dit alles prachtig. Ruim veertien dagen stond de sneeuwman! in den tuin en de kinderen kwamen dik wijls naar hem kijken. Onze kleine sneeuw vlok dacht, dat dit nu altijd zoo zou blijven- maar zij had zich leelijk vergistl 1 Op een morgen scheen het zonnetje war-' mcr dan de vorige dagen en de sneeuw oft de hoornen begon te smelten, zoodat er wel dra dikke druppels aan de takken hineen, De sneeuwpop zag nu niet wit meer, maai vuil-grijs en werd week. Spoedig was el geen vorm meer aan te bekennen en h«j duurde niet heel lang, of de arme sneeuw? man zakte in elkaar. Er bleef ten slolt* niets anders over dan een groote plas- waarin een stok en een hoed dreven, iet* Verder lag de pijp. Eb ook die plas verdween langzamer hand. Hij werd steeds kleiner, totdat hej water eindelijk heelemaal in den grond ge- trokt en was. j Op ie kleine sneeuwvlok, die natuurlijk eok gesmolten was, moest of rij wilde ot niet mee den grond in. Zij keek naai den blauwen hemel en dacht: „Och, was ik daar maar gebleven-" Maar haar berouw kwam te laat Het Tras, om te zien, een. heel aardig diertje, ons haasje Knabbelgraag. Zijn wol-< lig vachtje was van een mooie, zachtbruind kleur, en zijn borst-jo en het puntje varri zijn korts pittig staartje waren sneeuwwit. Zijn oogje® keken schrander, maar tocty goedig de wereld in, en hij had een paav prachtige, lange ooren, die aan het uiteindd' zwart waren, wat een heel aardige teeke- ning er aan gsvf. BÜj zou ook niemand kwaad gedaan heb-j ben, integendeel, zijn flinke, ruime woning^ ©en groot hol, gegraven in het zand van: een dennenbosc-h, stond altijd open vood verdrietig ben als ik het zoo druk heb, dan, denk ik altijd aan Anna die ook hier op de krans komt ,en die geen moeder meer heeft Of aan dat zieke meisje bij ons in de straai dat altijd op bed moest liggen en nooit wer ken kan. Dan ben ik o zoo blij dat ik vooi mijn moedertje werken kan." Zoo was er langzaam aan een verande ring in Suze ontstaan. Zij mopperde niet meer bij alles en iedere kleinigheid bracht haar niet meer uit haar humeur Met grooU blijdschap merkte juffrouw Marks die ver andering op: Eens toen het 's middags naaikrans was geweest (Suze maakte kleertjes voor da broertjes of zusjes van de meisjes) en Suza voor alle meisjes erg vriendelijk was geweest zei juffrouw Marks 's avonds: „Wel, Suae, begin je nog niet naar huid te verlangen?" (In al dien tijd had Suze «Haar éénmaal haar moeder gezien). Suze kreeg een kleur. .Moeder schrijft nog niets van thuis ko men, tante", zeide zij. „Wie weet", zei tante en haar oogen lach ten geheimzinnig, „wie weet hoe gauw zij dat doen zal." „0, maar tante", zei Suze, „u weet tocK wel waarom moeder mij hier gestuurd heeft, en,.,, env ik pruttel toch no7 dikwijle?" „Ja, Suze", zei tante nu ook heel ernstig» „Maar nu zie je in, hoe verkeerd dat van j« is en nu strijdt je er tegen en omdat je dat ernstig meent, zul je ook die slechte ge- jvoopte pv^iwinnenï" J(Slot volgt^

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1924 | | pagina 18