H VOOR DE JEUGD M
miDSCH DACBIAD
Wo. 7.
Het Eiland-Huis.
Satordacj 16 Februari.
^smums^Bis
Anno 1924
•vs
vrfVW,^ t*ó»è*é»ê*6***ê*6
Naar het Engelsch van F. M- HOLMES,
yrij bewerkt door C. H.
16
Hoofdstuk VI.
Een ongenoods gast.
CSloO.
Hly luisterde aandachtig. Ja, het was
Zroduidelijk hoorde zij nu iets tegen den
muur onder haar raam bonzen.
Haar eerste ingeving was, Arnold wakker
te maken. Maar ze dacht: „Hij zal zoo vree-
'selijk moe zijn I" en besloot maar liever
Leentje te wekken.
f Deze sliep in de kamer naast de hare, zoo.-
jdal Elly niet ver behoefde te loopen.
Zij sprong met een kloppend hartje
£it bed en was op het punt naar Leentje's
kamer te gaan. Maar toen zij de maan zoo
helder zag schijnen, dacht zij, dat zij wel
eens even uit het raam kon kijken om te
'zien, wat er toch zoo tegen den muur aan-
gebonsd was. Alles was nu heel rustig.
Behoedzaam stak zij het hoofd uit het
raam. Zij kon echter niets ontdekken en het
pater zag er in den maneschijn al heel rus
tig en vredig uit. Maar de boot lag er
Hveer, de boot, waarin Jakob weggeroeid was
'en die hij aan den anderen kant van het wa
iter aan een boom vastgebonden zou hebben.
„Hij heeft 'm teruggebracht I" dacht hij.
l.En dat is natuurlijk het leven geweest, dat
ik gehoord heb. Wat dorn, om zoo te schrik
ken Hij had zeker een tweede boot bij zich
fen is daarin teruggegaan. Ik hoor nu niets
meer. Hij is dus weg. Wat aardig van hem,
Hat hij boot nog zoo Iaat teruggebracht heeft.
Morgenochtend heeft hij misschien geen
tijd. Ik hoef Leentje nu niet wakker te
fcnaken, want alles is rustig".
Elly kroop nu weer in bed en niet anders
denkende, dan dat zij de oplossing van het
raadsel gevonden had, sliep zij weldra in.
Maar in den vroegen morgen, toen do be
drijvige Leentje, die ook dien dag heel wat
op te knappen had, in de keuken kwam, zag
Zij tot haar grooten schrik oen man in zijn
.Volle lengte op de tafel liggen slapen.
Haar eerste ingeving was, een bezem op
te nemen en hem óf in het water te vegen,
óf tot een gevecht op leven en dood uit te
dagen. Haar gezond verstand en practisch
Overleg behaalden echter de overhand en zij
bedacht een plannetje. Met een geheimzin-
nigen glimlach op het gezicht haalde zij
haastig, maar heel behoedzaam, alle eet
waar uit de keuken en deed zij de deur
daarna aan den buitenkant op sloL
„Daar is hij veilig opgeborgen I" zei zij
binnensmonds. „Als hij het raam uitklimt.
Valt hij in het water en verdrinkt Leen
tje wist niet, dat de boot er weer lag. „En
wij moeten er natuurlijk voor zorgen, dat hij
de deur niet intrapt, terwijl Arnold den
Veldwachter haalt Wat doet de man hier en
hoe komt hij in mijn keuken
Eén blik naar buiten deed haar de boot
Ontdekken en tevens, dat het water een heel
Bind gezakt was.
„Dat '8 een uitkomst I" dacht Leentje.
*Maar wat za! de tuin er uitzien I"
Het huis toonde duidelijk, dat Leentje den
Vorigen dag druk aan het werk geweest was,
^ant het zag or nu heel wat netter en be- j
®52fitearj?ï wit, daQ teea gj et >Q terug-
beerde. Zij had een groote hoeveelheid water
in emmer9 door de ramen naar buiten ge
gooid en vóór de deuren een soort dammen
gemaakt, zoodat het water niet weer naar
binnen sijpelen kon. Dien morgen had ze
haar werk willen voltooien en tegen den
middag een goed maal koken.
„Die akelige ventmompelde zij. „Wat
vervelend toch, dat hij in mijn keuken ia,
juist nu ik die eens flink onder handen wil
nemen f"
En zij begon op haar spirihis-stel wat wa
ter te koken om thee te zetten.
Op dit oogenblik gaf de ongenoode gast
eenige teek enen van leven Hij was ont
waakt en toen hij tot de ontdekking kwam,
dat de deur op slot was en er geen andere
uitgang in de keuken was rlan door het wa
ter, begon hij uit alle macht tegen de deur
te trappen om de aandacht, te trekken.
„Trap maar legen de deur, baasje zei
Leentje. „Je komt er niet anders uit dan in
de armen van den veldwachter, dat kan ik
je wel vertellen 1"
De kinderen werden door het leven wak
ker en Leentje legde hun haastig den toe
stand uit
„Dan heb ik vannacht iemand gehoord
riep Elly uit. ..Ik was op het punt je te roe
pen, Leentje." En zij vertelde hetgeen zij ge
hoord en gezien had.
„Zooals de zaak geloopen is, komt het er
niet op aan", zei Leentje. „En ik ben maar
blij, dat je me niet geroepen hebt. Er uit
komt hij niet. of 't moest in de armen van
den veldwachter zijn. Versta je dat, deug
niet
,,lk trap de deur in", riep de man, „al9 je
'm niet opendoet 1" En hij ging voort met
tegen de deur te schoppen.
„Zijn stem lijkt vreeselijk \Tcel op die van
den man, die mij gisteren zoo leelijk behan
deld heeftzei Arnold nu. „Zou hij 't zijn?
O. ik geloof het vast P ging hij voort,
toen hij den man nog eens had hooren roe
pen. „We moeten zorgen, dat hij er niet uit
komt en de deur barricadeeren".
Zij sleepten nu van alles aan en sleepten
dat vóór de deur.
„Je komt er toch niet uil riep Arnold
nu, „want wij hebben de deur gebarrica
deerd I Wat kwam je hier eigenlijk doen
„Heelemaal niet met verkeerde bedoelin
gen I" bromde de man nu. „Ik bob niets
weggenomen. Ik kwam alleen maar hier om
te slapen".
Na een tijdje begon bij nog harder dan te
voreD tegen de deur aan te trappen. Deze
was gelukkig heel dik en stevig, zoodat zij
de aanvallen doorstond.
„Gauw maar, Arnold 1 Haal den veld
wachter 1 W ij kunnen in dien Lijd nog wel
meer vóór de deur zetten zei Leentje. „Jc
ontbijt staat klaar in de eetkamer. Eet eerst
wat".
Maar Arnold gunde zich slechts den tijd
een paar boterhammen in zijn zak te ste
ken. Vervolgens liet hij zich aan een sterk
touw uit één der bovenramen in de boot
neer. Flet waler was werkelijk een heel eind
gezakt, maar toch nog hoog genoeg om ei
door te roeien. Het ging gemakkelijk stroom
afwaarts en aan deD overkant gekomen
maakte hij de boot stevig vast.
Gelukkig trof hij den veldwachter thuis.
Deze had juist een vermoeiende^ nacht ach
ter zich, _w -v r r rv y i
Arnold deelde hem met enkele woorden
het gebeurde mee en gaf een beschrijving
van den man.
„Wel, ik geloof zeker, dat dat de man is.
dien ik den geheelen nacht gezocht heb
riep de veldwachter uit „Hij dacht zeker,
dat jullie hui9 vanwege het water onbe
woond was en meende er den nacht veilig
te kunnen doorbrengen. Hij is prachtig in
den val geloopen
De veldwachter grinnikte, nam een paar
handboeien uit een kast en stak die in zijn
zak.
„Als de man niet gewillig meegaat, kun-'
nen ze tc pas komen", zei hij. „We zullen
maar dadelijk gaan".
En zoo liepen Arnold en de veldwachter
In den vroegen morgen naar Daktein. Wel-'
dra hadden zij de boot bereikt. Arnold maak
te haar los, beiden stapten er in en de veld-'
wachter roeide haar vlug tegen den stroom
op. Intusschen was de man er niet in ges
slaagd de deur in te trappen en toen dezo
opengemaakt werd, liep hij in letterlijken
zinden veldwachter in de armen, zooais
Leentje reeds vooruit aangekondigd had.
„Ik ga al weg 1" zei de ongenoode gast,
die er heel moe en hongerig uitzag. .jDio
dingen kun je wel in je zak houden 1" En
hij wierp een steelschen blik op de hand
boeien. „Hebt u misschien een stukje brood
voor een uitgeputten man, juffrouw Bij
de laatste woorden keek hij Leentje aan.
„Wel, nu nog mooier I" riep deze ver-<
ontwaardigd uit. „Eerst bij iemand inbro-i
ken en dan nog een stuk brood vragen. Wat
'n brutaliteit 1"
„Nou vooruit 1" zei de veldwachter. „Ia
't hok kun je brood krijgen. Stap maar in d®
boot 1"
Arnold had vlak bij den man gestaan en
hem aandachtig gadegeslagen. Ja, het was
werkelijk dezelfde, die hem den vorigen dag
de handen vastgebonden had. Zou hij hem
wat te eten geven De jongen aarzelde.
Wat zag de man er moo en hongerig uit
Arnold aarzelde nu niet langer. Hij nam een
boterham, die hij nog steeds in zijn zak had
en gaf die aan den man op het oogenblik,
dat de veldwachter hem wegvoerde.
Het werd een drukke dag voor de bewo*
ners van het Eiland-Huis. Leentje en Anna
verlangden er naar, alle sporen van den wa
tersnood uit te wisschen en hadden de han-»
den vol. Arnold en zijn zusjes hielpen ijve*
rig mee. Intusschen werd het water steeds
lager en het duurde nu niet lang meer, of
hel Eiland-Huis zou geen Eiland-Huis meer;
zijn.
Arnold was met den veldwachter en den
man m de boet meegegaan en had haar aan
mijnheer Lans teruggebracht, wel begrij
pende, dat indien hij hiermede nog wachtte,
er te weinig water zou zijn om dit te doen.
Toen hij terugkeerde, trok hij kousen en
schoenen uit en kon hij gemakkelijk door
het water waden.
Toen de man ondervraagd werd, moest
Arnold tegenwoordig zijn om te getuigen,
wat hij wist. De oorzaak der overstrooming
werd vastgesteld. Wij mogen hierbij niet
verzwijgen, dat de man alles eerlijk erken
de. Zijn fout bestond hoofdzakelijk hierin,
dat hij heel nalatig was geweest. De muur
van het reservoir had reeds teekenen van
zwakte vertoond, welke hij verzuimd had
aaB Zijn chef mede Ie deelep. Hij had inder