VOOR DEJEUGD
No. 5.
Zaterdag 2 Februari.
3|
Anno 3924
J UiiijïjJ sïiü i tisiii issii 1 i::ii |ii»iiii:iiii»°'
IEIDSCH DAGBIAD
Het Eiland-Huis.
IA
Naar het Engelsch van F. M. HOLMES.
Vrij bewerkt door C. H.
1)
Hoofdstuk IV.
„Wat heb je gehoord?"
.Vafc moest hij doen'?
..Dat is nog de allergrootste moeilijk
heid zei bij half binnensmonds. ,,Ik zai
nu toch moeten zwemmen of door het water
waden. Daarna moet ik in mijn natte klec-
ren naar het dorp hollen om mijn bood
schappen te doen. Maar hoe kom ik weer
thuis Hoe komt die akelige tob ook los
De reden was, dat hij haar niet stevig
genoeg vastgemaakt had. Bovendien had
hij niet gedacht, zoo lang in den goudenre
gen te blijven, noch geweten, dat het water
zoo'n sterken stroom had.
De tobbe dreef hoe langer hoe verder
weg en hij moest het dus zonder haar stel
len. Vanuit den boom kon hij over het wa
ter heen zien. Modderig als het was, glin
sterde het toch in den feilen zonneschijn
Zooals ik reeds zei, lag het buis in een
laagte, een soort kom, en Arnold kon nu
duidelijk zien, dat bet water achter bet
buis vandaan kwam; waar het vandaan
kwam en waarheen het stroomde, vermocht
hij echter niet te ontdekken.
,,Het kan niet van de rivier komen", zei
bij nadenkend, „want dio stroomt aan den
anderen kant. Ik begrijp alleen niet, waar
het dan wel vandaan komt."
Allerlei voorwerpen dreven aan de opper
vlakte als: bossen hooi en stroo, stukken
hout en zelfs een tinnen veldflesch. De
laatste bracht hem op een idee.
„Ik weet wat!" zei hij op eens in zich
zelf. ,,Ik zal Lecntjc en Nanda vragen, mij
het oude zitbad te stureu."
Daarop riep hij luid om hun aandacht te
trekken.
Eerst kwam er geen antwoord en hij kon
uit verschillende geluiden opmaken, dat
Leent je en Anna 'bezig waren den door het
water aangerichtcn vuilen boel zoo goed
en zoo kwaad als dit ging, op te ruimen.
,,Ze zijn druk aan het werk", dacht hij.
En bij riep nog eens, ditmaal harder dan
den eersten keer.
ZijD roepen trok Nanda5s aandacht en zij
snelde naar het raam. Haar kreet van ver
bazing lokte ook do andere daarheen.
„Lieve help!'5 riep Leentje uit. ,.Iioe
komt hij daar nu? En waar is de tob?"
„Kunnen jullie mij het oude zitbad stu
ren V5 vroeg hij.
De meisjes verdwenen haastig van het
raam cn Leentje riep weer*.
„Maar je wou toch niet in het oude zit
bad gaan, Arnold!55
,.0, 'k zal er best komen!55 haastte hij
zich te zeggen. „Als jullie het maar naar
den boom kunt sturen. Leg cr alsjeblieft
een stok of iets anders in om het voort te
roeien.55
„Haal de boodschappen tocii vooral
vlug!55 drong Leentje. „Ik weet anders geen
*aad. -Als het lang duurt, zouden we hier
nog van honger omkomen
Arnold moest nu toch werkelijk lachen
„Wees maar niet bang. Leentjeant
woordde hij. „Ik kom dadelijk terug en
breng een massa voor je mee om tc koken
en op te eten."
Leentje verdween nu ook van het raam
en het duurde niet lang, of Arnold hoorde
geluiden, die hem sterk deden vermoeden,
dat ze het bad uit het raam lieten. In het
volgend oogenblik plaste het in het water.
Maar het had een vrij hoogen achterwand
cn natuurlijk plofte het juist onderstboven,
in het water.
„Ahhh!" riep de jongen teleurgesteld
uit. „Wat een pech! Het zal nu wel eeu
hee'.en tijd dureu, vóór het Bier is. Voor
zichtig alsjeblieft. Laat het vooral nies
wegdrijven
Al spoedig zag hij, dat de slimme Elly
beneden op de tafel geklommen was, die
daar nog van den voiigen avond vóór het
raam stond, en het bad trachtte" om te
keeren met een bezem, het beste voorwerp,
dat voor dit doel geschikt en tevens onder
haar bereik was.
Loontje kwam haar helpen, daarna de
anderen en doof gezamenlijke inspanning
van krachten gelukte hot, het bad om te
wippen. Daar zij er een touw aan gebonden
hadden, opdat het hun niet ontsnappen
zou, vierden zij dit en gaven het bad mot
den bezem nog een zetje in Arnold's rich
ting. Het dobberde op het water, niettegen
staande de hoogo kant het nu en dan top
zwaar dreigde te maken.
Het was maar goed, dat het vreemdsoor
tige vaartuig vastgebonden was, anders
zon het naar alle waarschijnlijkheid voorbij
Arnold en den goudenregen geschoten zijn,
vóór de jongen in staat geweest was het
te grijpen. Nu was het dicht genoeg bij
Arnold, dat deze er het blikje met het touw
er aan in kon gooien en het zoodoende
naar zich toe trekken.
Het duurde niet lang, of Arnold was uit
den boom gekomen en in zijn nieuwe boot
gestapt. Deze zonk wel iets dieper in hei;
water, maar bleef toch kahn drijveü. Ge
lukkig was Arnold zoo verstandig om te
gaan zitten, daar waar de wand bet laagst
was, zoodat de boot nu minder topzwaar
werd.
Met een luid „Hoera!55 zette hij toen
den boom af en met één hand wuivend naar
degenen, die vóór het raam stonden, bracht
hij zijn vaartuig midden in het water.
Bij wijze van roeispaan had ETly den
bezemsteel in het zitbad geworpen, want
de stok, dien Nanda er eerst in gelegd had,
was bij de tuimeling in het water gevallen.
Arnold greep hem in het midden vast en
pagaaide er vrij handig mee.
Een grappig gebruik van een bezemsteel
Maa-r dc bewoners van het Eiland-Huis had
den nooit gedacht door zoo'n overstrooming
overvallen te worden en zij moesten dus in
deu werkelijken zin des woords: roeien met
dc riemen, die zij hadden.
„Hallo!" ik moet dien bos kooi uit dcu
weg blijven!55 zei Arnold. „Ik zal hem eeu
ijsberg noemen of een walvisch. Maak, dao
je wegkomt, walvisch!55 riep hij uit, terwijl
hij den vermeenden walvisch met ziju ou-
misbaren bezemstok wegduwde.
Maar al werkte hij ook nog zoo hard,
hij kwam toch maar heel langzaam vooruit.
„Ik zou wel eens willen weten, waar de
tob was!55 dacht hij. „Wel heb j© ooit, daar
ligt ze, gestrand in de haag! De tob was
beter dan het bad. Ik heb eigenlijk wel zin
om er in over te stappen cn ze beiden aan
wal te brengen.55
En dit mocht hem werkelijk gel.ukkeii- Hij
kwam bij de tobbe, bond die aan de boot'
vast, slapte in de eerste over en roeide naar
land.
Dit ging lang niet gemakkelijk, maar de
ondernemende, ferme jongen hielid vol en
slaagde cr na eenigen tijd werkelijk in den
oever te bereiken.
Met een overwinningskreet sprong hij aan
wal en nadat hij zijn vloot zooals hij de
tobbe en het zitbad noemde, heel stevig
aan een boom vastgebonden had, liep hij
vlug naar het dorp.
Weldra kwam hij langs een dichte haag
en terwijl hij haastig zijn weg vervolgde,
hoorde hij stemmen aan den anderen kant.
Éérst lette hij daar nauwelijks op. maar toen
verstond hij één of twee woorden, welke op
de overstrooming betrekking hadden.
„Als ik ze zag", dacht hij, „zou ik vra
gen hoe dit ontstaan is."
Maar wat zei de één nu?
„.-Vis ik vertelde, dat jij niet op je post
was, zou je leelijk gestraft worden. Dat weet
ik wel!"
- ..Maar je zulL mij toch niet verraden; dat
weet ik zeker", antwoordde de ander.
„Dat weet ik nog zoo zeker niet!"
„Ik deed het toch niet met opzet", jam
merde de ander.
„Niet met opzetl Nee, natuurlijk niet!
Toch, is het jouw schuld en is deze vreesc-
lijke overstrooming cr het gevolg van. In
plaats van op je post te zijn. zat je in de
iierbcrg. Je liadt bijtijds moeten waarschu
wen, dan had de wand van het reservoir
hersteld kunnen worden en was er niets
gebeurd."
Arnold had woord voor woord kunnen ver-t
staan. Een eindje verder was een opening
in de haag. Daar moest hij langs.
„Wie had ook kunnen denken", begon
de tweede man weer, „dat zoo'n sterke muu*
bezwijken zou."
„Je mag nog van geluk spreken, dat het
water niet den anderen kant' uitgestroomd
is," hernam de eerste weer. „Want dan zou
de h'eele staÖ ondergeloop*;n en de ramp
nog veel grooier zijn geweest, die nu toch al
zooveel schade veroorzaakt."
Dit was dus de oorzaak der 'overstroom
ming: Hel'reservoir, dat de dicht bevolkte
stad en óok hun kleine dorp van water
voorzag.' had zijn inhoad over den bodem
van het laatste uitgestort. Zou het heel©
dorp ondergeloopen zijn? Arnold brandde
van verlangen om dit te weten. En hoe had
die ééne man de ramp moeten voorkomen?.
De jongen was nu bij de opening in d«j
heg gekomen. Plotseling zag hij de beide
mannen, die hij had hooren praten, heel
duidelijk. Hij kende geen van beiden, maar
loen zij hem zagen, schenen ze allebei te
schrikken, hielden op met praten en keken
hem op een eigenaardige manier aan, al6of
zij hem wilden vrager, wat hij gehoord
had.
Arnold liep recht door langs de opening
in de haag, alsof de mannen er niet waren,
Maar de gezichten prentte hij in zijn geheu-i
gen en hij meende ze stellig te zullen her
kennen, als hij ze weer zag.
Natuurlijk had hun gesprek hem stof tot
nadenken gegeven. Maar het voornaamste
waarvoor bij op het oogenblik te zorgexi
had, waren de boodschappen en de manier,
waarop hij die liet best thms kon krijgen,