stadsnieuws. No. 19599. WOENSDAG 30 JANUARI Anno 1924 Officieele Kennisnpvinften. Het voornaamste nieuws van heden. x PRIJS DER ADVERTENTIEN 80 Cis per regel. Bij regelabonnement belangrijk lageren prijs. Kleine Advertenliën, uilsluitend bij vooruitbetaling, Woensdags ea Zaterdags 50 Cis., bij een maximum aantal woorden van 80. Incasso volgens postrecbt. Voor eventueele opzending van brieven 10 Cts. porto te betalen. Bewijsnummer 6 Cts. Bureau Noordeindsplein Telefoonnummers voor Directie en Administratie 175 Redactie 1507. Postcheque- en Girodienst No, 57055 Postbus No. 54 PRIJS DEZER COURANTS Voor Leiden per 8 maanden ƒ2.35, per week 0.13, Buiten Leiden, waar agenten gevestigd rijn, per week «v.«—0.18, Franco per post 2.85 portokosten. Pit nummer bestaat uit TWEE Bladen EERSTE BLAD. GEMEENTELIJKE VISCHVERKOOP. Aan den gemeentelijken vischwinkel Vischmarkt 18 lel. 1225 is Donderdag ver krijgbaar SCHELVISCTl a f 0.28—f 0.40, SCHOL a f 0.26—f 0 50. SCHAR a f 0.22, MAKREEL a f 0.2G, KABELJAUW a f 0.40 f 0.45 per pond. N. C. DE GIJSELAAR, Burgem. Leiden. 30 Januari 1924. .NSCHRUVING VAN LEERLINGEN VOOR OPENBARE LAGERE SCHOLEN. Burgemeester en Wethouders van Leiden brengen Ier kennis van belanghebbenden: lo. dat het doen inschrijven van leerlin gen voor de toelating op 1 Maart 1924 tot de openbare lagere scholen aan het Plant soen, op het Schuttersveld, aan de Duiven- bodestiaat, aan de Haverstraat, aan de Panl Krugerstxaat, aan den Znidsingel, aan de Medusasbaat en aan de Vrouwenkerksteeg, gelegenheid zal worden gegeven in de Trouwkamer ten Raadhuize (dus niet op de scholen) op Donderdag 31 Januari, des namiddags van 1V*5 uur; Vrijdag 1 Februari, des voormiddags van 91 uur; Zaterdag 2 Februari, des namiddags van 2f uur en Maandag 4 Februari, des namiddags van Vh5 uur en dos avonds van 79 uur. 2o. dat bij de inschrijving h$t bewijs van geboorte-inschrijving moet worden vertoond 3o. dat, aangezien uitsluitend kinderen, die op 1 Maart 1924 ten minste 8V-' jaar oud zijn, mogen worden toegelaten, slechts aan een enkele school een nieuwe eerste klasse kan worden gevormd en dat derhalve alle teerlingen niet tot de door de ouders ver langde school kunnen worden toegelaten. N. C. DE GIJSELAAR, Burgem. VAN STRIJEN, Secretaris. LeidGD, 30 Januari 1924. INSCHRIJVING VAN LEERLINGEN VOOR DE OPENBARE BEWAARSCHOLEN. Burgemeester en Wethouders van Leiden brengen ter kennis van belanghebbenden, dat aan de Openbare Bewaarscholen in het Elisabelhshof, aan de van der Werffstraat en in de Groenesteeg van den 31en Januari tot en met den 9en Februari a.s. gelegenheid zal worden gegeven lot liet doen inschrijven van leerlingen en wel des voormiddags van kwart vóór 9 (ot halftien en uitgezonderd Woensdag en Zaterdag des namiddags yan kwart vóór 2 tot kwart over 2 uur. De leerlingen moeten op 1 Maart a.s. al thans den leeftijd van drie jaren bereikt hebben. N. C. DE GIJSELAAR, Burgem. VAN STRIJEN, Secretaris. Leiden. 30 Januari 1924. DRANKWET. Burgemeester en Wethouders van Leiden brengen ter algemeene kennis, dat door J. D. B Stijger, wonende le Leiden, een verzoekschrift is ingediend, om \Tergunning voor den verkoop van sterken drank in het klein voor gebruik ter plaatse van verkoop in het perceel Noordeinde No. 49. N. C. DE GIJSELAAR, Burgem. VAN STRIJEN, Secretaris. Leiden, 30 Januari 1924. HINDERWET. Burgemeester en Wethouders van Leiden brengen ter algemeene kennis, dat door hen de sub 2o vastgestelde voorwaarde, verbon den aan hun besluit van 12 November 1923, waarbij aan G. Dirkse en rechtverkrijgen den vergunning is verleend tot oprichting van een sigarenmakerij en tabakskerverij in het perceel Narmstraat No. 3, Sectie B. No. 2287, is gewijzigd. N. G. DE GIJSELAAR, Burgem. VAN STRIJEN, Secretaris. Leiden, 29 Januari 1924. Prol. dr. J. J. Hartman, f Gisteravond is alhier op 72-jarigen teel tijd overleden prof. dr. J. J. Hartman, oud- hoogleeraar in de faculteit der Letteren en Wijsbegeerte aan de Leidsche Universiteit. Hoewel de gezondheid van den oud-hoog- Jeeraar reeds geruimen tijd sleepende was, is de dood toch nog betrekkelijk onverwacht gekomen. Zondagavond werd hij door een beroerte getroffen. Ook ons was dit bekend, maar op verlangen van de familie hebben wij daarvan geen melding gemaakt. Wij kunnen nu wel zeggen, dat de loesland van bewusteloosheid heeft geduurd totdat de pa iiënt gisteravond kahn is ontslapen. Dr. Jacobus Johannes Hartman werd ge boren den liden Februari le Blankenham (O.), waar zijn vader predikant was. Hij be zocht daar eerst de dorpsschool, .vervolgens de Fransclie school van den heer J. C. ICes Ier, te Amsterdam, en eindelijk het gymna sium aldaar. Reeds als knaap voelde hij zich tot het Latijn aangetrokken en steeds zijn zijn studiën in die richting gegaan. Jri Juli 1869 werd hij ingeschreven als student aan de Gemeentelijke Universiteit te Amsterdam, waar hij zich weldra als een der beste leerlingen van den loenmaligen prol. Boot deed kennen. Het volgend jaar ging hij naar de Universileit le Leiden, waar Cobet, Pluygers,. De Vries en Goudsmit zijn leermeesters waren. Den lCden Juni 1877 promoveerde hij in de letteren op een dis sertatie: Studia critica in Luciani opera. Na proceplor (18731883) en vervolgens conrector (1883—1891) aan het gymnasium te Leiden te zijn geweest, weid hij 13 Juli 1891 benoemd lol hoogleeraar in Latijn en Romeinsche Antiquiteiten alhier, welk ambt hij aanvaardde 23 Sept. d a.v. met een rede: „De literarum veterum et inimicis", welk ambt hij bleef bekleeden totdat de Ilooger-Onderwijs-wet hem na het bereiken van den 70-jarigen leettijd in September 1921 lot heengaan dwong. Als man van ern stige studie eischte hij ook van zijn leerlin gen, dat zij zich voor hun werk zouden in spannen. Zijn colleges stonden steeds op hoog peil. Toch vond hij nog gelegenheid zich aan de wetenschap te wijden. Van zijn hand verschenen o.m. de volgende Latijn- sche geschriften: Studia, Antiphonlea-, Ana- lecta Xenophonlea-, Analecta Xenophontea nova; De Phaedri fabulis commentulio; De Horatia poêta commentutio; De Tarentia et Donato commenlalia; Epittola critica con- liaeus ad Odys scam; De Emblemalis in Platonis textu obviis, benevens artikelen in Mnemosyne, Spectator en Los en Vast. Voor Lalijnschc poëzie verwierf prof. Harlman de gouden medaille en eervolle vermeldingen in den Hoeuffliaanschen wed strijd. Zijn studie leidde er vermoedelijk toe, dat de vraagstukken van het maatschappe lijk en economisch leven aan zijn bijzon dere aandacht ontgingen. Met de democra- tische richting van onzen tijd kon hij zich allerminst vercenigen, vandaar wellicht, dat hij builen zijn studiegenooten en intieme vrienden zich weinig bewoog. Zijn gemoed was echter, ondanks zijn min of meer norsch voorkomen Veder overeenkomend met zijn religieuzen aanleg. Zijn 25-jarige ambtsvervulling gaf 23 September 1916 zijn amblgcnooten, vrien den en leerlingen aanleiding hem te huldi gen. Uit de woorden, bij deze gelegenheid gesproken, in het bijzonder door prof. Dam- sté, die met ons velen zich nog zullen her inneren, sprak hooge waardecring voor den man der wetenschap, den leermeester en den menscli Hartman. Dankbare landgenoo- ten boden den jubilaris toen een door Louis Ilartz vervaardigd portret aan. Een van zijn meest geliefde leerlingen, dr. P. J. Enk, ie een groote veroering voor hem koesterde en tijdens zijn leeraarschap aan het Leidsch gymnasium zijn huisvriend was, beschreef in „Eigen Haard" bij die ge legenheid zijn levensgeschiedenis en weer daarbij op zijn groole gave, om de schrijvers der oudheid voor zijn toehoorders en lezers le laten leven cn zijn bijzonder talent om ook bij anderen liefde en bewondering voor de oude schrijvers op te wekken, mede door dat hij zichzelf als uitnemend Latijnsch prozaist cn dichter heeft leeren kennen. In de laatste jaren en vooral nadat hij, ge-dwongen door de bepalingen van de Wei op het Hooger Onderwijs, zijn ambt, waar voor hij geheel leefde, had neergelegd, trok hij zich meer en meer uit het openbaar le ven terug, waartoe een verzwakking van het gezichtsvermogen nog medewerkte. Al leen mot zijn meest intieme vrienden hield hij de conversatie aan en zij zullen hem zeker missen. En onder de mannen en vrou wen der door hem beoefende wetenschap zal hij niet spoedig worden vergeten. Zijn wer ken zullen na hem blijven leven. „Door het gelooi alleen". De tweede apologetische lezing, uitgaande van de Ned.-Herv. Gemeente alhier, werd gisteravond gehouden, evenals de eerste avond in de Pieterskerk en onder zeer groote belangstelling. Als spreker trad op dr. G. Oorthuys, predikant te Amsterdam, vroeger hier te Leiden. Spr.'s onderwerp was: „Door hel geloof alleen". Wie geen vreemdeling in Jeruzalem is, weet, aldus ving spr. aan, dat in deze korte uitdrukking het wezen der Reformatorische prediking is getypeerd. „Door hot geïoof alleen", zoo vertaalde Luther in Rom. 3 28. De Roomsche Kerk heelt om dat „alléén" Luther beschuldigd van opzettelijke Schritt- vervalsching. Geheel ten onrechte. Luther wist heel goed, dat het woordje „alleen" in den Griekschen tekst niet voorkomt. Maar hij wist ook, dat het naar het wezen der zaak er toch in stond. En zoo vertaalde hij geheel juist naar de bedoeling van heel Paulus' be toog: „Wij houden het er voor, dat de mensch rechtvaardig wordt zonder de wer ken der wet, alleen uit liet geloof." Dat is de kerngedachte van heel Rom. 3. Eigenlijk is dan ook niet dal ééne woordje Rome een ergernis .maar heel de waarheid, dat een mensch voor God rechtvaardig staat door het geloof, heel Paulus' Evangelieprediking. Wij zullen dat bevestigd zien bij de be spreking der .vragen: 1. .Wat het geloof is; 2. hoe het geloof rechtvaardigt, en 3. hoe het geloof rechtvaardigt zonder de werken der wet. 1. Wat het geloof is vinden wij juist en le vend beleden ih den 7den en den 23sten Zondag van den lfeidelbergschen Catechis mus. In twee stellingen kunnen wij den im" houd er van weergeven: 1 Het geloof is naar het wezen e en hartelijk vertrouwen op Christus en Zijn werk, en 2: Dit geloof recht vaardigt en zaligt den zondaar. Dit wezen cn deze rechtvaardigende en zaligmakende kracht des geloofs is door Rome niet ver slaan. Voor Rome is geloof eeri verstandelijke toe slemming van. een onderwerpen aan het geen Schrift en Kerk leeren. Rome maakt daarom ook onderscheid tusschen een on ontwikkeld geloof (fides implicita) en een ontwikkeld geloof (lides explicita), het laat ste voor de verstandigeren, terwijl de cen- voudigen met het eerste kunnen volstaan. Dit geloof, in- of uit-gewikkeld, is echter nog „ongevormd" (informis) cn ongenoegzaam tot zaligheid, zoolang de in goede werken zich openbarende liefde er niet bij komt. Door deze alleen wordt het geloof zaligmakend (Fides caritate formata). Kaar Gods woord is het echter niet de werkdadige liefde die het geloof lot waarach tig geloof maakt; maar het vertrouwen des harten .waarmede een zondaar zich aan Christus en door Christus aan God toever trouwt. Zonder ware kennis van Gods open baring is zulk een vertrouwen niet denkbaar. Hoe kan ik vertrouwen op iemand, dien ik niet ken. Maar het wezen van het geloof is niet deze kennis en dit voor waarachtig hou den, maar het toevlucht nemen tot en het vertrouwen op den Gekende, Christus, God. Dit geloofsbetrouwen blijft niet zonder vrucht van goede werken. Maar het zijn niet deze goede werken, die ons rechtvaardigen voor God. Alleen uit het geloof wordt de god- delooze gerechtvaardigd. Want met Paulus besluiten wij, „dat een mensch gerechtvaar digd wordt uit het geloof, zonder de werken der wet." 2. Wat wil het zeggen, dat een mensch uit het geloof wordt gerechtvaardigd? Zonder gerechtigheid, zonder in overeen stemming te zijn met Gods heilige wet, kan niemand voor God beslaan. Luther heeft eerst beproefd door zelf-lieiliging en goede werken, door zelf-kaslijding en wereld-ont vluchting rechtvaardig voor God te worden. Hot resultaat was, dat hij zijn goddeloosheid leerde kennen en aan zichzelf en eigen ge rechtigheid wanhoopte. Totdat het weerge vonden Woord Gods hem toeriep: „De recht vaardige zal uit zijn geloof leven." „Den- gene, die niet werkt, maar gelooft in Hem, die den goddelooze rechtvaardigt, wordt zijn geloof gerekend lot gerechtigheid." Zoo werd Lutlier gerechtvaardigd en vond vrede met God. De Roomsche Kerk ontkent natuurlijk de Schriftuurlijke leer der rechtvaardiging uit' het geloof niet; maar maakt er iets heel an ders van en keert de zaak om. Volgens Rome bestaat de rechtvaardiging uit twee deelen: 1. de ingieting van genade en 2. de vergeving der zonden. De genade, die ingegoten wordt (gratia infusa), is echter niet de genade in Bijbelschen zin, n.l. dat God ons niet doet naar onze zonden. De ingegoten genade is een ingieting van nieuwe krachten en hoe danigheden, een vernieuwing van den zon daar. En op grond dezer vernieuwing vergeeft dan God de zonde en verklaart rechtvaardig. Verder leert Rome, dat de vrije wil des men- schen, met de eerste genade medewerkende, een tweede genade verwerven kan. En deze tweede genade werkt met den gerechlvaar- digde mede tot het verkrijgen van verdienste voor God. Ja, de mensch kan het met hulp dezer tweede hulp zóó ver brengen, dat hij meer verdient dan tot eigen zaligheid noodig is, zoodat de Kerk met dezen schat der over tollige goede werken der heiligen weer min- der-heiligen kan bijspringen. Zoo is uit de Goddelijke leer, dat God den goddelooze rechtvaardigt om niet, precies het tegenovergestelde geworden. Geen wonder, dat hier ook de verzekerdheid des geloofs is zoek geraakt cn dat het Concilie van Trenle verdoemt een iegelijk, die leert, dat men ze ker kan zijn van zijn zaligheid. Hoe Koninklijk luidt, tegenover al dit ge marchandeer met de goede werken, het Evan gelie van vrije genade, de verkondiging: „Wij worden om niet gerechtvaardigd uit Zijne genade, door de verlossing, die in Christus Jezus is." (Rom. 8). Rechtvaardig voor God, door het geloof in Jezus Christus 1 „Dien, dio geene zonde kende (Christus), heeft God zondo voor ons gemaakt, opdat wij zouden worden rechtvaardigheid Gods in Hem." (2 Kor. 51 Zoo verklaart Paulus de rechtvaardiging des zondaars. Daar slaan wij voor Gods rechterstoel, vol zonde en schuld. De heilige Rechter moet ons eigenlijk veroordcelen tot den eeuwigen dood. Doch ziet, daar staat Christus naast ons, óók voor Gods gericht. Hij moet eigen lijk vrijgesproken en rechtvaardig verklaard worden. Daar spreekt Hij tot ons: Ruil met Mij. Geef mij uw zonde. Ik geef u Mijne ge rechtigheid. Daar geschiedt het wonder der genade, dat Hij, die geen zonde kende, als één en al zonde voor God slaat en ter dood ver oordeeld wordt; en wij, zondaren, staan daar bekleed met Zijne gerechtigheid en worden vrijgesproken, rechtvaardig verklaard. Al thans, wanneer wij zulk een weldaad met een geloovig hart aannemen. „Gelooft gij het niet, dan hebt gij het niet." Maar gelooft gij het, dan kunt gij met Luther juichen „lleerc Jezus, ik ben Uwe zonde, maar Gij zijt mijne gerechtigheid." Zoo wordt een goddelooze gerechtvaardigd uit het geloor. 3. Uit het geloof alleen, zonder de wer ken der wel! Op de vraag: Hoe zijt gij recht vaardig voor God? belijdt onze Kerk met Luther: „Alleen door een oprecht geloof in Jezus Christus" (Cat. vr. en antw. 60). Heb ben dan onze werken, de goede werken, niets te bcteckenen voor God? Natuurlijk we!. Ilij beloont ze immers, naar Zijn belofte. Paulus zegt dan ook niet, dat een geloovige zonder goede werken blijft. Hij betuigt slechts, dat de geloovige zonder goede werken wordt ge- rechtvaardigt, in. a. w., dat bij de rechtvaar diging dc goede werken geen gewicht in de schaal leggen. Als iemand al mijn schulden heelt betaald en ik breng hem in dankbaar heid een bos bloemen uit mijn tuin, dan heeft nochtans dit geschenk niets bijgedra gen tot dc betaling mijner schulden. Atzoo dragen ook dc goede werken niets bij tot mijn vrijspraak. Hiermede schijnt te strijden de leer van Jacobus, in Jacobus 2: Jacobus zegt daar met zooveel woorden: „Ziet gij dan nu, dat een mensch uit de werken gerechtvaardigd wordt en niet alleenlijk uit het geloof?" (v. 14), Terwijl Paulus schrijft„Wij besluiten dan, dat een mensch uit het geloof gerecht vaardigd wordt zonder de werken der wet (Rom. 3 28). Xoch dc rroteslansche, noch dc Roomsche Kerk erkent tegenspraak in de Schrift. Hel verschil tusschen Jacobus' en Paulus' woord is le verklaren uil verschil lend spraakgebruik en uit verschillende om standigheden, ander geestelijk milieu. Pau lus immers bestrijdt met alle macht degenen, die de geloovigen weder onder de wet wilden brengen. En Jacobus richt zich lot mcnschen die met een historisch geloof zich tevreden stelden en daarmede hun zondig leven trachtten goed le praten. Vandaar, dal Jaco bus er nadruk op legt, dat liet geloof zonder de werken dood is en dal zulk een dood ge loof niet zalig maakt. „De duivelen geloovcn liet ook en zij sidderen." Maar Paulus hand haaft tegenover de wetspredikers, dal allo werken der wet een mensch niet rechtvaar dig voor God maken. In liet wezen der zaak bestrijden Paulus en Jacubus elkander niet. Ook Paulus keert zich (in Rom. 6) tegen hen, die van de guiade een dekmantel voor do zonde maakten. En ook Jacobus weet liet, dat de werken der wet een mensch niet recht vaardigen, omdat wie in één gebod struikelt, alle overtreedt in dat ééne. Zoo is cr geen strijd in hel wezen, wel in de terminologie. Want wat Jacobus met den naam „geloof" bestempelt, is voor Paulus eigenlijk nog in het geheel geen geloof. Waarmede liet dan eigenlijk ook weder Jacobus eens is. Want hij noemt zulk een geloof zelf: een dood ge loof. Het levende geloof, het betrouwen des har ten op Christus alleen, stelt den zondaar rechtvaardig voor God, dat alléén. Maar dat lveende geloot blijft niet zonder vrucht. „De rank ,dic in den wijnslok blijft, draagt zeker vrucht." „Het is onmogelijk, dat, zoo wie Christus door een oprecht geloof is in geplant, niet zou voortbrengen vruchten der dankbaarheid (Zondag 21). En nochtans roemt dc geloovige niet in die vruchten, in die goede werken. Evenmin als hij roemt in zijn geloof. Daar zorgt God wel voor, doordat Zijn Geest de geloovigen er voortdurend aan ont dekt, dat ook onze beste werken in dit leven altoos met zonden bevlekt zijn en daarom in Gods gericht niet bestaan (Zondag 24). Daarom roemt de geloovige, die uit het ge loof gerechtvaardigd is, noch in dat geloof, noch in de werken, maar in Christus cn Zijn werk alleen, zeide spr., waarna hij sloot met het Gezangvers 1 „Bij al mijn deugd, bij al mijn werken, Vind ik geen troost, die mij kan sterken, Geen hoop, dan die ik op U bouw, Op Uw genade zal ik leven, Op Uw gena den doodssnik geven, O Heer, aan Wien ik mij betrouw." Ofiicieele opening van den Bazaar in het Leidsch Volkshnis. Tn een der zalen van liet Leidsch Volks huis had gisteravond te halfacht de offi cieele opening plaats van den Bazaar, ten voordeele van deze Stichting, waarop wij gisteren al de aandacht vestigden. Een groot aantal genoodigden kwam met het bestuur en de werksters en werkers daan-oor bij een. Ook mevrouw De Gijselaar, die zich bereid verklaard had den Bazaar te openen, was tegenwoordig. De directrice, mej. J. Funke, hield bij deze gelegenheid een korte inleidende rede. Zij begon, na allen hartelijk welkom tc heb ben geheelen, te herinneren aan do wondere tijden, die wij doorleven. Wie had voor een tiental jaren kunnen denken, dat het Leidsch Volkshuis een bazaar zou houden. Als men dat toen had gezegd, had velen do schrik om het hart geslagen, en men zou cr zich voor hebben geschaamd. Het Volkshuis en een bazaar, die hooren niet bij elkaar, zou men hebben gezegd. Toen is do oorlog gekomen met zijn leed en ellende. Een der gevolgen er van is ge, weest belangrijke verliezen aan geld en groote kapitaalverschuivingen ook in ons land. En velen, die tot dien tijd dc Stich: ting op royale wijze steunden, verminder den hun bijdragen. BINNENLAND. Overleden is de oud-hoogleeraar aan dn Rijksuniversiteit te Leiden dr. J. J. Hartman. Prins Hendrik gaat in Maart per pantser* schip „Heemskerck" naar Spanje. Mr. F, S. van Nierop, oud-directeur der Amslerdamsche Bank is overleden. De Amslerdamsche Bank en de Twenfschs Bank hebben een nienwe Bank opgericht met Engelsche, Cnitsche en Zweedschn medewerking. BUITENLAND. Iu Engeland dreigt thans een staking ia de havens. Nienwe besprekingen over de grenzen fnsschen Noord- en Znid-Ierland. Brieiwisseling Insschen Mc Donald ea Poincaré. Daarbij kwamen in dc oorlogsjaren de vele onkoslen; dure brandstoffen, gedwon gen aanleg van electricrteit, terwijl men ook nog de herhalingsschool moest missen, dio een bedrag aan buur opleverde. Alles werkle samen (ot liet ontslaan van een tekort op de exploitatierekening. Zoo moest ten slotte ook het veel toegepast middel van een ba.- zaar worden toegepast. Spr. erkent, dat daaraan voor een Stichting als het Volks- huis^ bezwaren verbonden zijn. Een bazaar is niet het ideale middel om geld bijeen le krijgen. Het is in zekeren zin een speculeeren op de ijdelheid en heeft iets van een publieke vermakelijkheid. Gelukkig is spr. in de gelegenheid geweesl dezer dagen ook de mooiere keerzijde er van te zien. Hoe krachtdadig is het doel gesteund! De gaven stroomden toe en niet alleen van dc wolgestelden, ook uit de arbeiderswijken kwamen waardevolle artikelen, dikwijls met eigen hand vervaardigd. Oude vrouwtjes in de hofjes, waardeerende wat het Volkshuis voor hun kinderen deed, hebben haar krach ten op het vervaardigen van handwerken voor den bazaar beproefd en hun werk met succes bekroond. Menig penningske van d<; weduwe hoeft tot den bouw v. dezen bazaar hijgedragen. En wanneer op deze wijze het tekort in dc kas godekt wordt, lieoft dit nog meer zedelijke waarde dan wanneer een millionair daarvoor een chèquc afgeeft, al zou spr. ook deze niet afwijzen. (Gelach). Op deze wijze meende spr. tegen hen, die het middel hebben gewraakt, het goed recht van den bazaar te mogen vaststellen. De prijzen zijn laag gesteld en er is voor iedere beurs iels lo koopen. Wie, na den bazaar le hebben bezichtigd, wit uitrusten en onder het genot van een strijkje een kop thee of koffie vil gebrul, ken, dan is daarvoor op do gaanderij gele, genlieid, terwijl verscliillcndo altracliea voor oud en jong het bezoek aantrekkelijk zullen maken. Ten slotte, allen, die tol liet welslagen hebben medegewerkt en verder zullen me dewerken le hebben bedankt, besloot mej. Funke met den wensch, dat aan liet einde der week het zou blijken dat de voordeden belangrijk zullen zijn. Hierna gaf zij liet woord aan mevrouw De Gijselaar, om den bazaar officieel le ope nen. Deze, herinnerend eveneens aan de moei lijke tijden, ook voor instellingen als deze ontstaan, waar dc offervaardigheid lcn"evt' ge van kapiaat- en inkomen-vermindering geringer wordt, een beroep op de openbare kassen steeds bezwaarlijker, aangezien Gemeente, Rijk en Provincie ook moeilijke lijden doormaken, aclitle liet in onze gemeento veelvuldig toegepaste middel van een bazaar ook niet een ideaal middel, doch zij meende, dat het bestuur voor liet organiseeren er van, toch waardecring ver dient. Met do hoop en do verwachting, dat het middel aan het beoogde doel zat beant woorden, verklaarde zij, onder warm ap, plaus, den bazaar geopend. De aanwezigen begaven zich nu naar de groote bovenzaal, waar de honderden arti kelen op smaakvolle wijzo waren uitgestald, en de verkoopsters plaatsten zich onmiddel lijk achter hun uitstalling en deden blijk baar al dadelijk goede zaken. De bazaar droeg aller bewondering weg, zoowe(l om zijn groole uitgebreidheid, als om do vele waardevolle artikelen, als om de wijze, waarop die artikelen zijn gearrangeerd Nauwelijks had de klok acht uur gesla gen, het tijdstip, waarop de bazaar voor het publiek werd geopend, of de belangstellen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1924 | | pagina 1