De Onzichtbare Hand. Prijs 55 No. 19593. LEIDSCH DAGBLAD, Woensdag 23 Januari. Tweede Blad. Anno 1924. UIT DE RAADZAAL. TWEEDE KAMER. Een zuivere zeep als de, Recal-Zeep is onontbeerlijk voor de verzorging van de huid. Daar zij bovendien tot het. laatste snippertje hard blijft is de Recal-Zeep zeer voordeelig in het ge« bruih. Men heeft er twee tnaal zoo lang aan als aan iedere andere zeep. ets FEUILLETON. r Een oud gezegde luidt: een goed begin is een daalder waard. Nu, de inzel van den Baad in 1924 is allesbehalve een goed be gin geweest. Voor de zooveelste maal heeft dit lichaam bewezen te zijn: een praat-col lege. En, worden de dames wel eens ge scholden voor babbelkous, de vrouwelijke leden van den Raad doen het niet, 't zijn Be heeren 't Zou bijkans een motief zijn Om voortaan alleen dames af te vaardigen. Df zou het dan anders worden? De eerste zitting van 1924, aangevangen met korte, doch gebruikelijke gelukwen- gehen van voorzitter en oudste lid, is weer een3 niet gereed kunnen komen mei de agenda, dank zij de welbekende praatziekte, die over velen soms vaardig wordt. Ook B. pc. W. gaan daarbij nu niet vrij uit, gelet pp de speech van den heer Meynen, 's mid dags gehouden, waarmede deze wethouder een gevaarlijk precedent heeft geschapen, piaar daarover straks nog. Gaan we het verloop nog eens kortelings Ba: Bij de Ingekomen Stukken was een *5 ptuk van een organisatie over lotsverbete ring, we bedoelen het adres van de afd. Lei- n van den Algemeenen Bond van Polilie- personeel in Nederland. Afgezien van strek king of wat ook. dat zegt alleen al vol doende. Dat mag niet passeeren en dies kwamen er in 't geweer, de heer Kooistra Vooraan. Gezien wat de voorzitter mede- V'-"Selde over het verloop, gebruikte hij zeker de woorden „niet geheel oprecht" en „on tijdig" te pas. En de heer Kooistra had daar- Bevens nog het ongeluk van te verklaren geheel op de hoogte te zijn van wat in het .Georganiseerd Overleg of misschien beter gezegd Dienstcommissie der Politie was iVoorgevallen, iets, wat de vereeniging niet kan rangschikken onder „goede manieren" pn de voorzitter nog deed zeggen: ,,Uw spionnen hebben u goed ingelicht". De kwestie zelf is bij de begrooting al behan deld. 't Gaat om aanstellen tot agent le klasse van degenen die het politie-diploma haalden. Voortaan zal ook gevraagd worden fle aanteekening daarbij, natuurlijk met Overgangsmaatregelen. Maar recht op bevor dering geeft uit den aard der zaak ook di ploma met aanteekening niet. Geschiktheid enz. zijn ook nog factoren! Gezien de ver houdingen bij de politie alhier, meenen we te mogen zeggen, dat men niet le klagen heeft over het aantal agenten le klasse. 104 pan de 139, de hoofdagenten afgetrokken pan de 147 in totaal. Maar, gelijk gezegd, in den breede moest Pr over gepraat worden. Dat is men aan de kiezers verplicht. Welke laatste opmerking geldt in het algemeen. Daarop volgde het geregelde protest der S. D. fractie bij de benoeming van leden der plaatselijke schoolcommissie, dit keer geuit door den heer Van Eek bij afwezigheid van den heer Groeneveld, die wat later kwam met 't zelfde negatieve succes waarna de groorzitter met bekwamen spoed een aantal punten onder de hamer deed doorgaan, be houdens nu en dan een kleine opmerking. Tegen de subsidie-verleening aan de afd. Leiden der Vereeniging voor Chr. Gezond heids- en Vacantiekoloniën kwam eenig Verzet, althans in dien vorm, dat men deze Vereeniging wilde doen deelen uit de post van f 450, die aan de Neutrale Vereeniging Wordt gegeven, zoodat in totaal niet meer dan f 450 zou worden besleed. Het particu lier initiatief moest dan maar aanvullen. Wanneer men echter ziet, dat het laatste al 75 pCt. voor zijn rekening neemt, heeft men Dver een te weinig van deze zijde niet te klagen, dunkt ons en met genoegen hebben wij met groote meerderheid de subsidie zien loc-ataan. Anders was de 25 pCt. subsidie nog tot lager percentage teruggebracht. Zuinigheid kan ook tot een obcessie Worden De heer Knuttel stemde legen, omdat hij hl die afscheidingen, waar er een goed-wer- kende neutrale vereeniging is, onnoodig oordeelde Een opmerking, waarin veel waars schuilt, maar we leven nu eenmaal in een lijd van splitsing op elk gebied, tot geiten-fokvereenigingen etc. toe. Vervolgens werden we gelracteerd op een Oude kwestie. Men weet, hoe twee jaar ge leden na een proefjaar de schoolbioscoop is afgeschaft.' De Centrale Ouderraad had nu verzocht deze weer in le voeren, waarop B. en W. afwijzend praeadviseerden, 't Debat van twee jaar geleden werd nog eens her haald, maar terwijl de voorstanders thans kort waren, meende wethouder Mey nen in een betoog van pl.m. 50 minuten al de oude argumenten tegen nog eens in den breede te moeten herhalen. 't Was op zich zelf een knap stuk werk', maar onnoodig en tijdroovend. 't Vermocht den Raad ook niet te boeien, die al onrus tiger werd. Er werd g3glimlacht, gegnoven, ja wat niet al. Stilte vermocht de voorzit ter bijkans niet meer te kunnen doen intre den. Een zucht van verlichting ging op, toen het betoog ten einde was. Veel zullen wij er niet meer van zeggen in hoofdzaak onderschrijven wij den heer Knuttel, die niet blind is voor de gebreken maar meent, dal door aanschaffing en te werk stellen op den duur veel der bezwa ren kunnen worden ondervangen. De voorbeelden van den heer Verwey als de Einstein-film waren al bijzonder slecht gekozen. Alsof leeken daarvan iels opste ken I Ten slotte werd beslolen niet weer tot invoering over te gaan, ook niet weer voor proef, gelijk de heer Verwey nog voor stelde. Zouden we ver mis zijn, wanneer we zeggen, dat afkeer van de bioscoop in het algemeen beslissende stem heeft gehad? Gesproken woord combineeren met iedere mogelijkheid van aanschouwelijk on derwijs, 't lijkt ons simple comme bonjour. Daarmee was de middag gevuld. 's Avonds werd aangevangen met de marktkwestie die na veel gepraat eindigde in een overwinning voor de marktkooplie den. Het praeadvies van B. en W., waarin afwijzend werd beschikt op de verzoeken om de marktgelden te verlagen, werd toch verworpen. Daarmee is impleciet tot ver laging beslolen. Hoe ver dat zal gaan, zal nu nader onder de oogen worden gezien. Op zich zelf genomen, gelooven ook wij, dat de raad het verstandigste besluit heeft genomen. Van beiden één: of geen markt of een markt, die zooveel mogelijk bloeit. En nu zijn de marktgelden hier, ook al wil men rekening houden met duur etc. van de markt, ongetwijfeld al zeer hoog, dat is niet le ontkennen. Hel bezoek was den laalsten tijd minder, gedeeltelijk ongetwijfeld ook door weersomstandigheden, maar o. i. niet volledig daaraan te wijten. De markt kwijnde. Pogingen om er nieuw leven in te brengen, waren daarom, wilde men niet afschaffen, onvermijdelijk. Welnu, een heel goede poging is verlaging der hooge markt gelden. Al het bijgehaalde van winkeliers elc. waardoor als 't ware winkeliers-raadsleden en markt-raadsleden vooral tegenover elkaar kwamen te staan was daarom slechts bijzaak, naar het ons voorkwam. Het ver heugde ons bij dit alles, dat nu tenminste de consument niet uitgeschakeld werd, waarover men anders zoo licht pleegt heen le loopen als quantité negligeable. Een breede kring van deze categorie frequen teert de markt en heeft dus belang bij den bloei daarvan. Dat geeft volledig den door slag. Geenszins behoeven de belangen der winkeliers te worden uitgeschakeld, maar evenmin als die der marktkooplieden mo gen zij op den voorgrond staan. Het belang van den consument moet o. i. de voorrang genieten. Voor de derde maal verdedigde de heer Van Eek zijn voorstellen over optochten, zingen en colportage op straat. Hij had de verdienste dit nu kort te doen en de voor zitter was even kort in zijn bestrijding, zoo als in een oude kwestie zonder nieuwe ge zichtspunten ook behoort. Voor de derde maal had de heer v. Eek geen succes. Of hij 't op zal geven? We twijfelen Tot slot het laatste bedrijf, naar wij ho pen, van het lapverbod, dat hier de gemoe deren zoo warm heeft doen loopen. Het initiatief van de heeren Witmans. Coster en mevr. Dietrich is met succes bekroond, met overgroote meerderheid is dit gehate verbod ingetrokken, dat practisch niet le verdedigen was. weshalve de voorstanders dan ook slechts gloeiende geheel-onthoudersspecches hielden als b.v. de heer v. Eek. Trouwens in wezen zijn al die dingen als tapverbod, plaatselijke keuze etc niets anders dan aan loopjes der geheel-onthouders om le komen lot de volslagen drooglegging volgens het systeem: dwingt ze om in te gaan. Na alles, door ons hierover reeds geschreven als b.v. 4 Aug. 1922 meenen we 't hierbij te kunnen laten. Met dwang maakt men geen goede menschen, slechts door verbetering van binnen-uit. Opheffing der verleiding practisch o i. onmogelijk bovendien kweekt slechts slapte en huichelarij. En dan: Mag op dergelijke wijze de per soonlijke vrijheid,waarvoor b.v. de heer v. Eek zoo ijvert ten aanzien van zingen op straat etc worden aangerand? Dan volgt misschien straks een rook-verbod en wie weet wat nog meer. Enfin, de strijd is beslist. Dwars door de meeste partijen heen liep de scheidingslijn. De heer Sijtsma had den slechten smaak om de politiek'ook hierbij weer in 't geding te brengen. Het wandelbosch van den heer Knultel en de interpellatie-Sijtsma over het hand- werkonderwijs sneuvelden op het slagveld. De rondvraag leverde als gewoonlijk wei nig bijzonders op. De opmerking van den heer Witmans over den onhoudbaren toe stand in een perceel in de Lange Agnieten- straat het betreft een doorgangshuis, d. w. z. een opbergen voor korten tijd van menschen, die -anders op straat zouden staan roert nog eens een moeilijke kwes tie aan. Wat is beter: de menschen, die omdat het niets kost, daar maar blijven hangen, daar le laten, waardoor een te groote opeenhooping ontstaat, dan ze den hemel tot dak te geven? Enfin, de voorzit ter heeft nog eens een onderzoek toegezegd. (Vervolg van gisteren). Ontslag gehnwde ambtenares. Aan de orde ia de interpellatie van mej. Westerman betreffende het verleenen van ontslag aan gehnwxte ambtenaressen. Spr. stelt de volgende vragen: I. Heeft de Rogeering reeds eenig defini tief besluit genomen ten aanzien van het ontslag aan gehuwde ambtenaressen (of van het ontslag aan vrouwelijk© ambtena ren, die in het huwelijk treden? Zoo ja, welke is dan de volledige tekst van dit besluit? Geldt dit alleen voor ambtenaressen bij den dienst der P.T.T. of ook voor andere of voor alle groepen van vrouwelijke amb tenaren in 's rijtks dienst? II. Welke motieven hebben tot dit eveu- tueel besluit geleid? Zijn dit redenen van principieelen aard of motieven van bezuiniging en dienstbe lang en op welke overwegingen berust de veranderde houding van den Minister van Waterstaat sinds 20 Maart 1923. III. Is het waar, dat bij het dienstvak der P. T. T. aan ambtenaren verlof ver leend wordt, nering te drijven en zioh al dus grootere inkomsten te verschaffen dan heb salaris bedraagt? Ligt het in de be doeling van den Minister van Waterstaat, de ambtenaren, welke op dio wijz© bijver diensten bobben, te ontslaan? IV. I3 het laatste in de bladen versche nen beriobt juist, dat de Minister van plan is, alle ongesobikte krachten uit den dienst der P. T. T. te ontslaan? Gaat dat besluit vooraf aan dat van het ontslag van gehuwde vrouwelijk© ambte naren V. Staat het vast, dat de gehuwde vrou welijke ambtenaren, die de regeering ont slaan wil wegens overcompleet, vallen in groep A van artikel 2 der wachtgeldrege ling, zooals die laatstelijk is vastgesteld? Worden de plaatsen der gehuwde vrou welijke ambtenaren, wien thans ontslag is aangezegd, weer door nieuw aan te stellen krachten ingenomen? Is er met name bij den dienst der P. T. T een groote overcompleet? Is de minis ter niet bevreesd, dat de dienst zal wor den gesohaad, wanneer geroutineerde krachten door minder geschoolden worden vervangen? VI. Geldt de afvloeiingsregeling, zooals dio thans wordt voorbereid ook voo* de beide categorieën van vrouwelijk© ambte naren, die in bet ontwerp K. B., dat ont RECLAME. 6599 slag bij huwelijk regelt, in dienst mogen blijven? VII. Is de Regeering bereid, alvorens tot ontslag der gehuwde ambtenaressen over te gaan, het vraagstuk der afvloeiing in meer algemeenen zin en in verband met dc economisaho gevolgen voor iedere ont slagene te overwegen, zoodat het gehuwd zijn van ambtenaressen wel in elk bijzon- dor geval reden tot ontslag kan zijn omdat baar en haar gezin het ontslag minder ern stig treft dan een andoren daarmede ver geleken ambtenaar, dooü het gehuwd zijn niet van te voren als beslissend motief tot ontslag wordt aangemerkt? Zoo ja, ware dan niet de aangewezen weg, om e&n bijzondere onpartijdige com missie in te stellen, dio don Minister over de afvloeiing van iederen, zoo mannelij- ken als vrouwelijken ambtenaar adviseert, zich stellende op het sfaDdpunt, dat na do eisohen van het dienstbelang, dc econo mische gevolgen voor iedere betrokkene van invloed moeten zijn? Spr. licht de gesteld© vragen weder toe. Zij acht het noodzakelijk dat zoo spoedig mogelijk zekerheid wordt gegeven omtrent de plannen der regeering. De krantenbe richten dienaangaande geven nog geen voldoende opheldering. Spr. heeft an haar vragen verschillende punten aangevoerd, waarover zij gaarne inlichtingen had. Tegen een regeling op sommige punten heeft zij geen bezwaar, bijv. tegen het niet-toeken- nen van salaris tijdens zwangerschapsver lof van gehuwde ambtenaressen. Spr. is van oordeel dat belangrijke vraagstukken als deze niet buiten de volksvertegenwoor diging om behandeld mogen worden, Zij keurt het goed dat althans de algemeene o.mmisslo van overleg is gehoord. Vooral vraagt spr. of het juist is dat do plaatsen der ontslagen ambtenaressen door andere ambtenaren worden ingeno men. Dat zou dan een zuinighe'd zijn die de wijsheid bedriegt. Met nadruk dringt spr. aan op het In stellen van oen commissie gelijk in vraag VJI is bedoeld. Spr. wil een enkel woord zeggen over het besluit van de huwende ambtenaressen. De VOORZITTER zegt dat dit punt buiten de grenzen van de interpellatie valt. Mej. WESTERMAN (V. 13.) meent dat dtze aangelegenheid ten nauwete verband houdt met do andere kwestie. Als zij thans dit punt niet mag behandelen, zal zij mor gen weer een interpellatie aanvragen. De heer SCHAPER (S.-D.) zegt dat deze punten in elkaar overgaan en dat het dus gewenscht is beide punten te behandelen. Hij wensaht die uitbreiding te geven aan de interpellatie. Dc VOORZITTER kan daovaan niet vol doen. Het zijn gansch verschillende pun ten. Het gaat alleen om de wijze van af vloeiing van gehuwde ambtenaressen. Mej. GROENEWEG (S -D.) zegt dat de Voorzitter formeel gelijk heeft maar zij acht het veel beter de beide punten thans to behandelen. Do Minister van Justitie, de heer HEEMSKERK, antwoordde. Dc kwostio die aan de orde is, heeft met crisis en de~ missionair Kabinet niets te maken. Het eeniJ ge punt, dat aan de orde is, is do pijnlijke noodzakelijkheid van bezuiniging. Wanneer het niet ontslag verleenen aan een gehuw*- do ambtenares tot gevolg heeft, dab een gehuwde ambtenaar moet worden onbsla- gen dan treft dat de vrouw van dien ge* Luwden ambtenaaT en die vrouw is ook een vrouw al is zij geen gehuwde ambtenares. (Gelaoh). Het ontslag moet worden ver leend aan hen voor wie dat het minst ge voelig is. Dat is het uitgangspunt geweest bij deze regeling. Ad I. Er is geen Koninklijk Besluit en er is geen ministerieele beslissing. Over leg is gepleegd over zekere regelen aan* gaande de volgorde van ontslag. Eerst ko men de zestigjarigen en zij die vrijwillig gaan, nadat zij reeds op wachtgeld staan en verzochten ontslagen te worden cji daar* na de gehuwde ambtenaressen, die geen kostwinners zijn en ten slott© zij die 30 jaar dienst hebben. Dio regeling geldt voor alle takken van dienst. Ad II. Er zijn geen regelen van princi pieelen aard. Ad IV. Het bericht in de bladen is door een onbescheidenheid overgebraoht. Spr. gaat er dus niet op in. Het vaststellen van ongeschiktheid is zeer moeilijk, ook omdat zij dio wegens ongesohiktheid zijn ontsla gen moeilijk elders terecht kunnen komen„ Do regeering wenschfc geen stigma van on- geschiktheid op ontslagen ambtenaren te drukken. Ad V. Eerst© alinea. Dit staat niet vast, want do.gehuwde ambtenaressen, die ont slagen zijn en dus geen kostwmster8 zijn, zullen wel nooit meer In staatsdienst te-» rugkecren. Zij zullen dug tot groop b be* hooren. Tweede alinea. Natuurlijk niet. Ad VI. Deze vraag gaat buiten de zaak om. De regeling blijft toch gelden voor hen dio toch in dienst zouden blijven. Acl Vn. Spr. vreest, dat doo* het in deze vraag gestelde systeem niet veel van de afvloeiing overblijft. Natuurlijk zijn er grensgevallen en do retgeerin# zal die over., wegen en tegemoetkomend zijn. De Minister van Waterstaat, de beer VAN SWAAY, antwoordt ad III. Hij ver wijst naar do desbetreffende bepalingen. Er zijn reeds 1GO schrijvers ontslagen. Thans i* ontslag aangezegd aan 200 gehuwde vrou welijke en 400 mannelijke ambtenaren. Mej. WESTER MAN (V.-B.) dient eert motio in, waarin de regeering uitgenoom digd wordt een onpartijdige oommissio voor appèl in zake de twijfelachtig© gevallen van kostwinnerschap in te stellen. Mej. GROENEWEG (S. D.) dringt ook aan op een onpartijdige commissie voor beroep in geschillen omtrent kostwinner-» Door DOUGLAS VALENTINE. Schrijver «an „Da man mei den Klompvoet". Geautoriseerde vertaling van W. E. P, (Nadruk verboden). E5) Een witkiel aan het slation had haar den weg naar Mill House uitgeduid. De weg was Biet zoo heel gemakkelijk te vinden, want er waren verscheidene splitsingen, maar Biet behulp van de aanwijzingen van den Vriendelijken wilkiel als een herberg hier of daar, of een vijver of een schuur, had Barbara haar doel bereikt. Onder de poorl gekomen, trok zij aan dc tel, die vuil en nal was, en luisterde, hoe flie in het huls met groot lawaai overging. Hoe eenzaam was het huis, dacht Barbara met een huivering. De mist werd elk oogen- blik dikker en scheen nu een groot gordijn, dat tusschen haar en de oprijlaan was op gehangen. Op een afstand hoorde zij hel holle geplas van een beek. Verder was er geen geluid te bekennen. Weer Irok zij gejaagd aan de bel en wachtte. In haar taschje had zij een elec- Irisch zaklanlaarntjc (want zij was een practisch persoontje); dat haalde zij voor den dag en verlichtte er de deur mee. Niels dan een stevige, massieve, ondoordringbare houten oppervlakte I Zij liep den mist weer in en onderzocht de ramen, die al bijna niel meer te onderscheiden waren. Zij waren i donker en luguber, I Weer luidde zij aan de bel. En weer als eenig antwoord het luide gerinkel binnen. Toen was alles weer slil. Barbara begon on gerust te worden Wat was er met majoor Okewood gebeurd? Zij had begrepen, dat er geen kwestie van kon zijn, dal hij het huis verliet, voordat de chef hem het bevel daar toe had gegeven. Waar was hij dan? Hij was er niet de man naar, om die bevelen niel le gehoorzamen. Liever dan dat te ver onderstellen, dacht zij, dat hem iets over komen moest zijn Was ook hier bedrog in het spel geweest? Een plotselinge vrees bekroop haar. Zij greep de bel en trok en trok, totdat zij niet meer trekken kon. De bel lingelde en luidde en daverde door het donkere huis en bleef eindelijk slit Barbara bonsde op de deur met haar handen, want er was geen klop per; maar het bleef stil binnen. De grauwe mist alleen werd dichter en dichter om haar heen, toen zij onder het druipende afdakje stond. „Zoo gaat het niell" zei Barbara, allen moed te zamen rapend „Wat ik ook doe, ik moet niet bang worden I Majoor Okewood is best in staat zichzelf te verdedigen. Hij is natuurlijk weggeroepen en de dienstboden hebben van zijn afwezigheid gebruik ge maakt om uit te gaant Barbara, kind, je zult naar het station terug moeten loopen zon der je Iheel" Zij draaide om en mei de eleclrische zak lantaarn in de hand stapte zij de duisternis weer in. De mist was beangstigend dik. Maar door heel langzaam te loopen en sleeds hel grinl onder de voelen le houden, bereikte zij hel voorhek en kwam zoo weer op den weg. Hier was de mist erger dan ooit. Zij had nog geen vier stappen gedaan of zij was tolaal de richting kwijt. Het hek en de tramrails waren weg. Zij laslle rond in een dikke wolk van nevel. Haar zaklantaarn was volkomen nutte loos. Hel ding verlichtte alleen maar snel bewegende wolken van mist en dat bracht haar nog meer in verwarring; dus draaide zij hel maar uit. Vergeefs keek zij om zich heen en trachtle den een of anderen grens paal le ontdekken, die haar een aanwijzing zou kunnen geven Er was geen licht, geen boom, geen huis te zien; niels dan de vochtige, spookachtige mist. Voor sommige temperamenten heeft de naluur geen verschrikkingen. Voor Bar bara's verbeelding was een leeg huis in het donker vol griezeligheden, het maakte haar bang, maar in den mist was zij in 't minst niet angstig. Zij hoopt alleen van harte, dat niet een auto of een vrachtwagen achter haar aan zou komen en haar zou overrij den, want zij was wel verplicht op den weg te blijven; de harde grond onder haar voeten was haar eenige gids. Zij glimlachte over haar toestand, terwijl zij haar weg zocht. Dikwijls kwam zij naast den weg terecht, meer dan eens in groote plassen water, met het resultaat, dat haar voeten in een paar minuien drijfnat waren. Maar toch ging zij verder, dikwijls stil staande, om te trachten zich le oriêntecren, terwijl de misl in plaats van op te trekken dikker schoen te worden bij eiken slap, dien zij deed. Nu wist zij langzamerhand, dal zij geheel verdwaald was. Zij herinnerde zich, dat zij, komend van het station, langs een twee sprong was gekomen, waar een wegwijzer liad gestaan midden op een grasveldje, on geveer een kwart-mijl van Mill House. Zij verwachlte elk oogenblik op dien twee sprong le komen; telkens weer dwaalde zij af naar links en tastte met haar handen of de wegwijzer daar soms stond, maar zij voelde niels. In de drukkende stilte van den mist dron gen maar weinig geluiden tot haar door. Eens of tweemaal hoorde Barbara een Irein rollen in de verle en ook eens, toen zij stil stond, trof hel verwijderd geluid van een motor haar oor. Behalve deze enkele bewij zen van de nabijheid van menschelijke we zens, had zij, in haar gevoel, evengoed op een onbewoond eiland kunnen zijn in plaats van nauwelijks twee mijlen van Londen. Haar armbandhorloge wees uit, dal zij een uur had geloopen, toen zij een hond er gens links van den weg hoorde blaffen. Da delijk zag zij een vage lichtstreep op den grond voor haar uit. Zoo bedrieglijk zijn lichten door den mist heen, dat zij ontstel de, toen zij plotseling stuitte op een lang, laag huis, waar uit de deur een breede streep lichl stroomde. Voor het huis lag een bruggelje over een breede sloot. Bij de brug stond een hooge, stevige paal, waarop een uithangbord beves tigd was, dat krakend heen en weer bengel de. De herberg wa3 gebouwd langs drie zij den van een vierkant pleintje; links hel huis zelf, in den middenvleugel de keuken en rechts een vervallen stal en een paar schuurtjes. De lichlschijn, die uil de geopende deur kwam, was Barbara ais een welkomstgroet na baar langen tocht door den mist. Zij sleepte haar natte, moede voelen over het bruggetje en ging naar de deur van de herberg. Zij stond een oogenblik bij den uitgang stil, verblind door hel licht, dat haar in de oogen scheen en haar pijnlijk aandeel na al die duisternis. Toen zag zij, dat zij aan den ingang van een lange, smalle gelagka mer stond, waar het naar bier en tabak rook. Do verlichting bestond uit olielampen, die met een paar ijzerdraden aan de balken van de zoldering waren opgehangen. Voot de ramen hingen vroolijke roode gordijnen en een kachel in den hoek verspreidde een behaaglijke warmte in het vertrek. Naast de kachel was een smalle deur, die blijkbaar toegang gaf tot ds „bar", want door een klein raampje er naa3t zag Barbara enkele biervaten en rijen flessclien. Tegenover den ingang, waar zij nu 6lond ,was een andere deur, die waarschijnlijk naar het achterhuis voerde. In het midden van de kamer stond een lange latei, oud, maar glimmend ge- Doend. De gelagkamer was leeg, loen Barbara binnenkwammaar loen zij aan de tafel wa3 gaan zitten, ging de deur aan den te- genovergestclden kant open en een kleine, builenlandsch-uitziende vrouw kwam te voorschijn. Zij bleef slokstijf slaan, toen zij het meisje zag. Haar gezicht kwam Barbara bekend voor. „Goeden avond", zei deze; „ik ben ver dwaald in den mist en ik ben drijfnat. Zou ik mijn schoenen en kouseo hier kunnen laten drogen en een kop llicc kunnen krij gen? Ik „Een oogenblikt Ik zal meneer Rass roe- pent" zei de vrouw met een opvallend vreemd accent en haar stem klonk angstig. Zij verdween zooals zij gekomen was. (Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1924 | | pagina 5