De Onzichtbare Hand.
Prijs 55
No. 19593.
LEIDSCH DAGBLAD, Woensdag 23 Januari.
Tweede Blad. Anno 1924.
UIT DE RAADZAAL.
TWEEDE KAMER.
Een zuivere zeep als de,
Recal-Zeep is onontbeerlijk
voor de verzorging van de
huid. Daar zij bovendien
tot het. laatste snippertje
hard blijft is de Recal-Zeep
zeer voordeelig in het ge«
bruih. Men heeft er twee
tnaal zoo lang aan als aan
iedere andere zeep.
ets
FEUILLETON.
r Een oud gezegde luidt: een goed begin is
een daalder waard. Nu, de inzel van den
Baad in 1924 is allesbehalve een goed be
gin geweest. Voor de zooveelste maal heeft
dit lichaam bewezen te zijn: een praat-col
lege. En, worden de dames wel eens ge
scholden voor babbelkous, de vrouwelijke
leden van den Raad doen het niet, 't zijn
Be heeren 't Zou bijkans een motief zijn
Om voortaan alleen dames af te vaardigen.
Df zou het dan anders worden?
De eerste zitting van 1924, aangevangen
met korte, doch gebruikelijke gelukwen-
gehen van voorzitter en oudste lid, is weer
een3 niet gereed kunnen komen mei de
agenda, dank zij de welbekende praatziekte,
die over velen soms vaardig wordt. Ook B.
pc. W. gaan daarbij nu niet vrij uit, gelet
pp de speech van den heer Meynen, 's mid
dags gehouden, waarmede deze wethouder
een gevaarlijk precedent heeft geschapen,
piaar daarover straks nog.
Gaan we het verloop nog eens kortelings
Ba: Bij de Ingekomen Stukken was een
*5 ptuk van een organisatie over lotsverbete
ring, we bedoelen het adres van de afd. Lei-
n van den Algemeenen Bond van Polilie-
personeel in Nederland. Afgezien van strek
king of wat ook. dat zegt alleen al vol
doende. Dat mag niet passeeren en dies
kwamen er in 't geweer, de heer Kooistra
Vooraan. Gezien wat de voorzitter mede-
V'-"Selde over het verloop, gebruikte hij zeker
de woorden „niet geheel oprecht" en „on
tijdig" te pas. En de heer Kooistra had daar-
Bevens nog het ongeluk van te verklaren
geheel op de hoogte te zijn van wat in het
.Georganiseerd Overleg of misschien beter
gezegd Dienstcommissie der Politie was
iVoorgevallen, iets, wat de vereeniging niet
kan rangschikken onder „goede manieren"
pn de voorzitter nog deed zeggen: ,,Uw
spionnen hebben u goed ingelicht". De
kwestie zelf is bij de begrooting al behan
deld. 't Gaat om aanstellen tot agent le
klasse van degenen die het politie-diploma
haalden. Voortaan zal ook gevraagd worden
fle aanteekening daarbij, natuurlijk met
Overgangsmaatregelen. Maar recht op bevor
dering geeft uit den aard der zaak ook di
ploma met aanteekening niet. Geschiktheid
enz. zijn ook nog factoren! Gezien de ver
houdingen bij de politie alhier, meenen we
te mogen zeggen, dat men niet le klagen
heeft over het aantal agenten le klasse. 104
pan de 139, de hoofdagenten afgetrokken
pan de 147 in totaal.
Maar, gelijk gezegd, in den breede moest
Pr over gepraat worden. Dat is men aan de
kiezers verplicht. Welke laatste opmerking
geldt in het algemeen.
Daarop volgde het geregelde protest der
S. D. fractie bij de benoeming van leden der
plaatselijke schoolcommissie, dit keer geuit
door den heer Van Eek bij afwezigheid van
den heer Groeneveld, die wat later kwam
met 't zelfde negatieve succes waarna de
groorzitter met bekwamen spoed een aantal
punten onder de hamer deed doorgaan, be
houdens nu en dan een kleine opmerking.
Tegen de subsidie-verleening aan de afd.
Leiden der Vereeniging voor Chr. Gezond
heids- en Vacantiekoloniën kwam eenig
Verzet, althans in dien vorm, dat men deze
Vereeniging wilde doen deelen uit de post
van f 450, die aan de Neutrale Vereeniging
Wordt gegeven, zoodat in totaal niet meer
dan f 450 zou worden besleed. Het particu
lier initiatief moest dan maar aanvullen.
Wanneer men echter ziet, dat het laatste al
75 pCt. voor zijn rekening neemt, heeft men
Dver een te weinig van deze zijde niet te
klagen, dunkt ons en met genoegen hebben
wij met groote meerderheid de subsidie zien
loc-ataan. Anders was de 25 pCt. subsidie
nog tot lager percentage teruggebracht.
Zuinigheid kan ook tot een obcessie
Worden
De heer Knuttel stemde legen, omdat hij
hl die afscheidingen, waar er een goed-wer-
kende neutrale vereeniging is, onnoodig
oordeelde Een opmerking, waarin veel
waars schuilt, maar we leven nu eenmaal
in een lijd van splitsing op elk gebied, tot
geiten-fokvereenigingen etc. toe.
Vervolgens werden we gelracteerd op een
Oude kwestie. Men weet, hoe twee jaar ge
leden na een proefjaar de schoolbioscoop is
afgeschaft.' De Centrale Ouderraad had nu
verzocht deze weer in le voeren, waarop B.
en W. afwijzend praeadviseerden, 't Debat
van twee jaar geleden werd nog eens her
haald, maar terwijl de voorstanders thans
kort waren, meende wethouder Mey
nen in een betoog van pl.m. 50 minuten al
de oude argumenten tegen nog eens in den
breede te moeten herhalen.
't Was op zich zelf een knap stuk werk',
maar onnoodig en tijdroovend. 't Vermocht
den Raad ook niet te boeien, die al onrus
tiger werd. Er werd g3glimlacht, gegnoven,
ja wat niet al. Stilte vermocht de voorzit
ter bijkans niet meer te kunnen doen intre
den. Een zucht van verlichting ging op,
toen het betoog ten einde was.
Veel zullen wij er niet meer van zeggen
in hoofdzaak onderschrijven wij den heer
Knuttel, die niet blind is voor de gebreken
maar meent, dal door aanschaffing en te
werk stellen op den duur veel der bezwa
ren kunnen worden ondervangen.
De voorbeelden van den heer Verwey als
de Einstein-film waren al bijzonder slecht
gekozen. Alsof leeken daarvan iels opste
ken I
Ten slotte werd beslolen niet weer tot
invoering over te gaan, ook niet weer voor
proef, gelijk de heer Verwey nog voor
stelde.
Zouden we ver mis zijn, wanneer we
zeggen, dat afkeer van de bioscoop in het
algemeen beslissende stem heeft gehad?
Gesproken woord combineeren met
iedere mogelijkheid van aanschouwelijk on
derwijs, 't lijkt ons simple comme bonjour.
Daarmee was de middag gevuld.
's Avonds werd aangevangen met de
marktkwestie die na veel gepraat eindigde
in een overwinning voor de marktkooplie
den. Het praeadvies van B. en W., waarin
afwijzend werd beschikt op de verzoeken
om de marktgelden te verlagen, werd toch
verworpen. Daarmee is impleciet tot ver
laging beslolen. Hoe ver dat zal gaan, zal
nu nader onder de oogen worden gezien.
Op zich zelf genomen, gelooven ook wij,
dat de raad het verstandigste besluit heeft
genomen. Van beiden één: of geen markt
of een markt, die zooveel mogelijk bloeit.
En nu zijn de marktgelden hier, ook al wil
men rekening houden met duur etc. van de
markt, ongetwijfeld al zeer hoog, dat is niet
le ontkennen. Hel bezoek was den laalsten
tijd minder, gedeeltelijk ongetwijfeld ook
door weersomstandigheden, maar o. i. niet
volledig daaraan te wijten. De markt
kwijnde. Pogingen om er nieuw leven in te
brengen, waren daarom, wilde men niet
afschaffen, onvermijdelijk. Welnu, een heel
goede poging is verlaging der hooge markt
gelden.
Al het bijgehaalde van winkeliers elc.
waardoor als 't ware winkeliers-raadsleden
en markt-raadsleden vooral tegenover elkaar
kwamen te staan was daarom slechts
bijzaak, naar het ons voorkwam. Het ver
heugde ons bij dit alles, dat nu tenminste
de consument niet uitgeschakeld werd,
waarover men anders zoo licht pleegt heen
le loopen als quantité negligeable. Een
breede kring van deze categorie frequen
teert de markt en heeft dus belang bij den
bloei daarvan. Dat geeft volledig den door
slag. Geenszins behoeven de belangen der
winkeliers te worden uitgeschakeld, maar
evenmin als die der marktkooplieden mo
gen zij op den voorgrond staan. Het belang
van den consument moet o. i. de voorrang
genieten.
Voor de derde maal verdedigde de heer
Van Eek zijn voorstellen over optochten,
zingen en colportage op straat. Hij had de
verdienste dit nu kort te doen en de voor
zitter was even kort in zijn bestrijding, zoo
als in een oude kwestie zonder nieuwe ge
zichtspunten ook behoort. Voor de derde
maal had de heer v. Eek geen succes. Of hij
't op zal geven? We twijfelen
Tot slot het laatste bedrijf, naar wij ho
pen, van het lapverbod, dat hier de gemoe
deren zoo warm heeft doen loopen. Het
initiatief van de heeren Witmans. Coster en
mevr. Dietrich is met succes bekroond, met
overgroote meerderheid is dit gehate verbod
ingetrokken, dat practisch niet le verdedigen
was. weshalve de voorstanders dan ook
slechts gloeiende geheel-onthoudersspecches
hielden als b.v. de heer v. Eek. Trouwens
in wezen zijn al die dingen als tapverbod,
plaatselijke keuze etc niets anders dan aan
loopjes der geheel-onthouders om le komen
lot de volslagen drooglegging volgens het
systeem: dwingt ze om in te gaan. Na alles,
door ons hierover reeds geschreven als b.v.
4 Aug. 1922 meenen we 't hierbij te kunnen
laten. Met dwang maakt men geen goede
menschen, slechts door verbetering van
binnen-uit. Opheffing der verleiding
practisch o i. onmogelijk bovendien
kweekt slechts slapte en huichelarij.
En dan: Mag op dergelijke wijze de per
soonlijke vrijheid,waarvoor b.v. de heer
v. Eek zoo ijvert ten aanzien van zingen op
straat etc worden aangerand? Dan volgt
misschien straks een rook-verbod en wie
weet wat nog meer.
Enfin, de strijd is beslist. Dwars door de
meeste partijen heen liep de scheidingslijn.
De heer Sijtsma had den slechten smaak
om de politiek'ook hierbij weer in 't geding
te brengen.
Het wandelbosch van den heer Knultel
en de interpellatie-Sijtsma over het hand-
werkonderwijs sneuvelden op het slagveld.
De rondvraag leverde als gewoonlijk wei
nig bijzonders op. De opmerking van den
heer Witmans over den onhoudbaren toe
stand in een perceel in de Lange Agnieten-
straat het betreft een doorgangshuis, d.
w. z. een opbergen voor korten tijd van
menschen, die -anders op straat zouden
staan roert nog eens een moeilijke kwes
tie aan. Wat is beter: de menschen, die
omdat het niets kost, daar maar blijven
hangen, daar le laten, waardoor een te
groote opeenhooping ontstaat, dan ze den
hemel tot dak te geven? Enfin, de voorzit
ter heeft nog eens een onderzoek toegezegd.
(Vervolg van gisteren).
Ontslag gehnwde ambtenares.
Aan de orde ia de interpellatie van mej.
Westerman betreffende het verleenen van
ontslag aan gehnwxte ambtenaressen.
Spr. stelt de volgende vragen:
I. Heeft de Rogeering reeds eenig defini
tief besluit genomen ten aanzien van het
ontslag aan gehuwde ambtenaressen (of
van het ontslag aan vrouwelijk© ambtena
ren, die in het huwelijk treden?
Zoo ja, welke is dan de volledige tekst
van dit besluit?
Geldt dit alleen voor ambtenaressen bij
den dienst der P.T.T. of ook voor andere
of voor alle groepen van vrouwelijke amb
tenaren in 's rijtks dienst?
II. Welke motieven hebben tot dit eveu-
tueel besluit geleid?
Zijn dit redenen van principieelen aard
of motieven van bezuiniging en dienstbe
lang en op welke overwegingen berust de
veranderde houding van den Minister van
Waterstaat sinds 20 Maart 1923.
III. Is het waar, dat bij het dienstvak
der P. T. T. aan ambtenaren verlof ver
leend wordt, nering te drijven en zioh al
dus grootere inkomsten te verschaffen dan
heb salaris bedraagt? Ligt het in de be
doeling van den Minister van Waterstaat,
de ambtenaren, welke op dio wijz© bijver
diensten bobben, te ontslaan?
IV. I3 het laatste in de bladen versche
nen beriobt juist, dat de Minister van plan
is, alle ongesobikte krachten uit den dienst
der P. T. T. te ontslaan?
Gaat dat besluit vooraf aan dat van het
ontslag van gehuwde vrouwelijk© ambte
naren
V. Staat het vast, dat de gehuwde vrou
welijke ambtenaren, die de regeering ont
slaan wil wegens overcompleet, vallen in
groep A van artikel 2 der wachtgeldrege
ling, zooals die laatstelijk is vastgesteld?
Worden de plaatsen der gehuwde vrou
welijke ambtenaren, wien thans ontslag is
aangezegd, weer door nieuw aan te stellen
krachten ingenomen?
Is er met name bij den dienst der P. T.
T een groote overcompleet? Is de minis
ter niet bevreesd, dat de dienst zal wor
den gesohaad, wanneer geroutineerde
krachten door minder geschoolden worden
vervangen?
VI. Geldt de afvloeiingsregeling, zooals
dio thans wordt voorbereid ook voo* de
beide categorieën van vrouwelijk© ambte
naren, die in bet ontwerp K. B., dat ont
RECLAME.
6599
slag bij huwelijk regelt, in dienst mogen
blijven?
VII. Is de Regeering bereid, alvorens
tot ontslag der gehuwde ambtenaressen
over te gaan, het vraagstuk der afvloeiing
in meer algemeenen zin en in verband met
dc economisaho gevolgen voor iedere ont
slagene te overwegen, zoodat het gehuwd
zijn van ambtenaressen wel in elk bijzon-
dor geval reden tot ontslag kan zijn omdat
baar en haar gezin het ontslag minder ern
stig treft dan een andoren daarmede ver
geleken ambtenaar, dooü het gehuwd zijn
niet van te voren als beslissend motief tot
ontslag wordt aangemerkt?
Zoo ja, ware dan niet de aangewezen
weg, om e&n bijzondere onpartijdige com
missie in te stellen, dio don Minister over
de afvloeiing van iederen, zoo mannelij-
ken als vrouwelijken ambtenaar adviseert,
zich stellende op het sfaDdpunt, dat na
do eisohen van het dienstbelang, dc econo
mische gevolgen voor iedere betrokkene
van invloed moeten zijn?
Spr. licht de gesteld© vragen weder toe.
Zij acht het noodzakelijk dat zoo spoedig
mogelijk zekerheid wordt gegeven omtrent
de plannen der regeering. De krantenbe
richten dienaangaande geven nog geen
voldoende opheldering. Spr. heeft an haar
vragen verschillende punten aangevoerd,
waarover zij gaarne inlichtingen had. Tegen
een regeling op sommige punten heeft zij
geen bezwaar, bijv. tegen het niet-toeken-
nen van salaris tijdens zwangerschapsver
lof van gehuwde ambtenaressen. Spr. is
van oordeel dat belangrijke vraagstukken
als deze niet buiten de volksvertegenwoor
diging om behandeld mogen worden, Zij
keurt het goed dat althans de algemeene
o.mmisslo van overleg is gehoord.
Vooral vraagt spr. of het juist is dat
do plaatsen der ontslagen ambtenaressen
door andere ambtenaren worden ingeno
men. Dat zou dan een zuinighe'd zijn die
de wijsheid bedriegt.
Met nadruk dringt spr. aan op het In
stellen van oen commissie gelijk in vraag
VJI is bedoeld.
Spr. wil een enkel woord zeggen over
het besluit van de huwende ambtenaressen.
De VOORZITTER zegt dat dit punt
buiten de grenzen van de interpellatie
valt.
Mej. WESTERMAN (V. 13.) meent dat
dtze aangelegenheid ten nauwete verband
houdt met do andere kwestie. Als zij thans
dit punt niet mag behandelen, zal zij mor
gen weer een interpellatie aanvragen.
De heer SCHAPER (S.-D.) zegt dat deze
punten in elkaar overgaan en dat het dus
gewenscht is beide punten te behandelen.
Hij wensaht die uitbreiding te geven aan
de interpellatie.
Dc VOORZITTER kan daovaan niet vol
doen. Het zijn gansch verschillende pun
ten. Het gaat alleen om de wijze van af
vloeiing van gehuwde ambtenaressen.
Mej. GROENEWEG (S -D.) zegt dat de
Voorzitter formeel gelijk heeft maar zij
acht het veel beter de beide punten thans
to behandelen.
Do Minister van Justitie, de heer
HEEMSKERK, antwoordde. Dc kwostio
die aan de orde is, heeft met crisis en de~
missionair Kabinet niets te maken. Het eeniJ
ge punt, dat aan de orde is, is do pijnlijke
noodzakelijkheid van bezuiniging. Wanneer
het niet ontslag verleenen aan een gehuw*-
do ambtenares tot gevolg heeft, dab een
gehuwde ambtenaar moet worden onbsla-
gen dan treft dat de vrouw van dien ge*
Luwden ambtenaaT en die vrouw is ook een
vrouw al is zij geen gehuwde ambtenares.
(Gelaoh). Het ontslag moet worden ver
leend aan hen voor wie dat het minst ge
voelig is. Dat is het uitgangspunt geweest
bij deze regeling.
Ad I. Er is geen Koninklijk Besluit en
er is geen ministerieele beslissing. Over
leg is gepleegd over zekere regelen aan*
gaande de volgorde van ontslag. Eerst ko
men de zestigjarigen en zij die vrijwillig
gaan, nadat zij reeds op wachtgeld staan
en verzochten ontslagen te worden cji daar*
na de gehuwde ambtenaressen, die geen
kostwinners zijn en ten slott© zij die 30
jaar dienst hebben.
Dio regeling geldt voor alle takken van
dienst.
Ad II. Er zijn geen regelen van princi
pieelen aard.
Ad IV. Het bericht in de bladen is door
een onbescheidenheid overgebraoht. Spr.
gaat er dus niet op in. Het vaststellen van
ongeschiktheid is zeer moeilijk, ook omdat
zij dio wegens ongesohiktheid zijn ontsla
gen moeilijk elders terecht kunnen komen„
Do regeering wenschfc geen stigma van on-
geschiktheid op ontslagen ambtenaren te
drukken.
Ad V. Eerst© alinea. Dit staat niet vast,
want do.gehuwde ambtenaressen, die ont
slagen zijn en dus geen kostwmster8 zijn,
zullen wel nooit meer In staatsdienst te-»
rugkecren. Zij zullen dug tot groop b be*
hooren.
Tweede alinea. Natuurlijk niet.
Ad VI. Deze vraag gaat buiten de zaak
om. De regeling blijft toch gelden voor hen
dio toch in dienst zouden blijven.
Acl Vn. Spr. vreest, dat doo* het in deze
vraag gestelde systeem niet veel van de
afvloeiing overblijft. Natuurlijk zijn er
grensgevallen en do retgeerin# zal die over.,
wegen en tegemoetkomend zijn.
De Minister van Waterstaat, de beer
VAN SWAAY, antwoordt ad III. Hij ver
wijst naar do desbetreffende bepalingen.
Er zijn reeds 1GO schrijvers ontslagen. Thans
i* ontslag aangezegd aan 200 gehuwde vrou
welijke en 400 mannelijke ambtenaren.
Mej. WESTER MAN (V.-B.) dient eert
motio in, waarin de regeering uitgenoom
digd wordt een onpartijdige oommissio voor
appèl in zake de twijfelachtig© gevallen
van kostwinnerschap in te stellen.
Mej. GROENEWEG (S. D.) dringt ook
aan op een onpartijdige commissie voor
beroep in geschillen omtrent kostwinner-»
Door DOUGLAS VALENTINE.
Schrijver «an „Da man mei den Klompvoet".
Geautoriseerde vertaling van W. E. P,
(Nadruk verboden).
E5)
Een witkiel aan het slation had haar den
weg naar Mill House uitgeduid. De weg was
Biet zoo heel gemakkelijk te vinden, want
er waren verscheidene splitsingen, maar
Biet behulp van de aanwijzingen van den
Vriendelijken wilkiel als een herberg hier
of daar, of een vijver of een schuur, had
Barbara haar doel bereikt.
Onder de poorl gekomen, trok zij aan dc
tel, die vuil en nal was, en luisterde, hoe
flie in het huls met groot lawaai overging.
Hoe eenzaam was het huis, dacht Barbara
met een huivering. De mist werd elk oogen-
blik dikker en scheen nu een groot gordijn,
dat tusschen haar en de oprijlaan was op
gehangen. Op een afstand hoorde zij hel
holle geplas van een beek. Verder was er
geen geluid te bekennen.
Weer Irok zij gejaagd aan de bel en
wachtte. In haar taschje had zij een elec-
Irisch zaklanlaarntjc (want zij was een
practisch persoontje); dat haalde zij voor
den dag en verlichtte er de deur mee. Niels
dan een stevige, massieve, ondoordringbare
houten oppervlakte I Zij liep den mist weer
in en onderzocht de ramen, die al bijna niel
meer te onderscheiden waren. Zij waren i
donker en luguber, I
Weer luidde zij aan de bel. En weer als
eenig antwoord het luide gerinkel binnen.
Toen was alles weer slil. Barbara begon on
gerust te worden Wat was er met majoor
Okewood gebeurd? Zij had begrepen, dat er
geen kwestie van kon zijn, dal hij het huis
verliet, voordat de chef hem het bevel daar
toe had gegeven. Waar was hij dan? Hij
was er niet de man naar, om die bevelen
niel le gehoorzamen. Liever dan dat te ver
onderstellen, dacht zij, dat hem iets over
komen moest zijn Was ook hier bedrog in
het spel geweest?
Een plotselinge vrees bekroop haar. Zij
greep de bel en trok en trok, totdat zij niet
meer trekken kon. De bel lingelde en luidde
en daverde door het donkere huis en bleef
eindelijk slit Barbara bonsde op de deur
met haar handen, want er was geen klop
per; maar het bleef stil binnen. De grauwe
mist alleen werd dichter en dichter om haar
heen, toen zij onder het druipende afdakje
stond.
„Zoo gaat het niell" zei Barbara, allen
moed te zamen rapend „Wat ik ook doe, ik
moet niet bang worden I Majoor Okewood is
best in staat zichzelf te verdedigen. Hij is
natuurlijk weggeroepen en de dienstboden
hebben van zijn afwezigheid gebruik ge
maakt om uit te gaant Barbara, kind, je zult
naar het station terug moeten loopen zon
der je Iheel"
Zij draaide om en mei de eleclrische zak
lantaarn in de hand stapte zij de duisternis
weer in. De mist was beangstigend dik.
Maar door heel langzaam te loopen en
sleeds hel grinl onder de voelen le houden,
bereikte zij hel voorhek en kwam zoo weer
op den weg.
Hier was de mist erger dan ooit. Zij had
nog geen vier stappen gedaan of zij was
tolaal de richting kwijt. Het hek en de
tramrails waren weg. Zij laslle rond in een
dikke wolk van nevel.
Haar zaklantaarn was volkomen nutte
loos. Hel ding verlichtte alleen maar snel
bewegende wolken van mist en dat bracht
haar nog meer in verwarring; dus draaide
zij hel maar uit. Vergeefs keek zij om zich
heen en trachtle den een of anderen grens
paal le ontdekken, die haar een aanwijzing
zou kunnen geven Er was geen licht, geen
boom, geen huis te zien; niels dan de
vochtige, spookachtige mist.
Voor sommige temperamenten heeft de
naluur geen verschrikkingen. Voor Bar
bara's verbeelding was een leeg huis in het
donker vol griezeligheden, het maakte haar
bang, maar in den mist was zij in 't minst
niet angstig. Zij hoopt alleen van harte, dat
niet een auto of een vrachtwagen achter
haar aan zou komen en haar zou overrij
den, want zij was wel verplicht op den
weg te blijven; de harde grond onder haar
voeten was haar eenige gids.
Zij glimlachte over haar toestand, terwijl
zij haar weg zocht. Dikwijls kwam zij naast
den weg terecht, meer dan eens in groote
plassen water, met het resultaat, dat haar
voeten in een paar minuien drijfnat waren.
Maar toch ging zij verder, dikwijls stil
staande, om te trachten zich le oriêntecren,
terwijl de misl in plaats van op te trekken
dikker schoen te worden bij eiken slap,
dien zij deed.
Nu wist zij langzamerhand, dal zij geheel
verdwaald was. Zij herinnerde zich, dat zij,
komend van het station, langs een twee
sprong was gekomen, waar een wegwijzer
liad gestaan midden op een grasveldje, on
geveer een kwart-mijl van Mill House. Zij
verwachlte elk oogenblik op dien twee
sprong le komen; telkens weer dwaalde zij
af naar links en tastte met haar handen of
de wegwijzer daar soms stond, maar zij
voelde niels.
In de drukkende stilte van den mist dron
gen maar weinig geluiden tot haar door.
Eens of tweemaal hoorde Barbara een Irein
rollen in de verle en ook eens, toen zij stil
stond, trof hel verwijderd geluid van een
motor haar oor. Behalve deze enkele bewij
zen van de nabijheid van menschelijke we
zens, had zij, in haar gevoel, evengoed op
een onbewoond eiland kunnen zijn in plaats
van nauwelijks twee mijlen van Londen.
Haar armbandhorloge wees uit, dal zij
een uur had geloopen, toen zij een hond er
gens links van den weg hoorde blaffen. Da
delijk zag zij een vage lichtstreep op den
grond voor haar uit. Zoo bedrieglijk zijn
lichten door den mist heen, dat zij ontstel
de, toen zij plotseling stuitte op een lang,
laag huis, waar uit de deur een breede
streep lichl stroomde.
Voor het huis lag een bruggelje over een
breede sloot. Bij de brug stond een hooge,
stevige paal, waarop een uithangbord beves
tigd was, dat krakend heen en weer bengel
de. De herberg wa3 gebouwd langs drie zij
den van een vierkant pleintje; links hel
huis zelf, in den middenvleugel de keuken
en rechts een vervallen stal en een paar
schuurtjes.
De lichlschijn, die uil de geopende deur
kwam, was Barbara ais een welkomstgroet
na baar langen tocht door den mist.
Zij sleepte haar natte, moede voelen over
het bruggetje en ging naar de deur van de
herberg.
Zij stond een oogenblik bij den uitgang
stil, verblind door hel licht, dat haar in de
oogen scheen en haar pijnlijk aandeel na
al die duisternis. Toen zag zij, dat zij aan
den ingang van een lange, smalle gelagka
mer stond, waar het naar bier en tabak
rook. Do verlichting bestond uit olielampen,
die met een paar ijzerdraden aan de balken
van de zoldering waren opgehangen. Voot
de ramen hingen vroolijke roode gordijnen
en een kachel in den hoek verspreidde een
behaaglijke warmte in het vertrek. Naast de
kachel was een smalle deur, die blijkbaar
toegang gaf tot ds „bar", want door een
klein raampje er naa3t zag Barbara enkele
biervaten en rijen flessclien. Tegenover den
ingang, waar zij nu 6lond ,was een andere
deur, die waarschijnlijk naar het achterhuis
voerde. In het midden van de kamer stond
een lange latei, oud, maar glimmend ge-
Doend.
De gelagkamer was leeg, loen Barbara
binnenkwammaar loen zij aan de tafel
wa3 gaan zitten, ging de deur aan den te-
genovergestclden kant open en een kleine,
builenlandsch-uitziende vrouw kwam te
voorschijn. Zij bleef slokstijf slaan, toen zij
het meisje zag. Haar gezicht kwam Barbara
bekend voor.
„Goeden avond", zei deze; „ik ben ver
dwaald in den mist en ik ben drijfnat. Zou
ik mijn schoenen en kouseo hier kunnen
laten drogen en een kop llicc kunnen krij
gen? Ik
„Een oogenblikt Ik zal meneer Rass roe-
pent" zei de vrouw met een opvallend
vreemd accent en haar stem klonk angstig.
Zij verdween zooals zij gekomen was.
(Wordt vervolgd.)