De Onzichtbare Hand. VIRGINIA CIGARETTES No. 19587. LEIDSCH DAGBLAD, Woensdag 16 Januari. Tweede Blad. Anno 1924r UIT S£! PERS. TWEEDE KAMER. DEZELFDE GROOTTE EN KWALITEIT ALS VOORHEEN. ARDATHLONDON GEMENGD NIEUWS. FEUILLETON. -B- r De Regeeringsverklaiing. De „N. R. Ct." Oib.) wijst er op, dat de regeerin{rc rearing bestaat uit twee deelen: 1. de verantwoording, aannemelijkma- ïring hoe wil men het noemen?, van liet aanblijven van het kabinet; 2. het nieuwe regeeringsprogram. Het eerste gedeelte was verreweg het moeilijkste, en men kan niet zeggen, dat het ministerie bij de opstelling daarvan geluk kig geslaagd is. Wat het, om constitutioneel te blijven, moest aanloonen was, kort sa mengevat, dit; dat een Koninklijk kabinet schrijven, eene Koninklijke beschikking op het verzoek om ontslag zonder contraseign Inderdaad was eene regeeringshandeling, Waarmee uitdrukking werd gegeven aan de eigen vrije overtuiging van het ministerie. Eene onmogelijke taak. ïn de verklaring wordt dit dan ook eigen lijk niet beproefd. Zij zegt niet hetgeen althans op een eigen overtuiging zou wij- 2en ds' het ministerie het zijn plicht heeft - geacht, de verantwoordelijkheid voor het be wind te blijven diagen, doch komt niet ver der, dun tot de koele verzekering, dat het kabinet heeft gemeend, zich aan den plicht aan het bewind te blijven, „niet te kunnen pnltrekken". Het kabinet neemt, zooals het behoort, zij het in een zwakken, negatieven vorm, op zich, nu verder zijn aanblijven tegenover de Krtner te verdedigen. Het doet dit met de -verklaring, dat, ondanks het lange verloop van de kabinetscrisis, de vorming van een nieuw ministerie onmogelijk bleek. Men is geneigd, te vragen: Hoe weet gij dit? Voor zoover bekend, is slechts ernstig beproefd, een ministerie uit de rechterzijde te vormen. Waren hiermede alle mogelijk heden uitgeput? Wij meenen van niet, en de onmo 'ijkheid, waarvan de regeeringsver klaring gewaagt, staat voor ons geenszins vast. Gebleken is de onmogelijkheid, een nieuw kabinet uit de rechterzijde tot' stand le brengen «eer niet. Het tv ie gedeelte bevat het nieuwe pro gram. Het votum der Kamer over de Vloot wet wordt zonder meer „als feit aanvaard" hetgeen trouwens wel niet anders moge lijk sch.jnL Het treffen van eene voorzi-.ning in zake de maritieme verdediging zal daar door eerst kunnen volgen op maatregelen it herstel van het financieel evenwicht." Zietdaar dus eindelijk ook door de regee ring het standpunt ingenomen, dat door ve len, van de verschijning van het rapport der y'ooiwetcommissie af is verdedigd. Eerst de financiën, daarna de maritieme verdediging. ,V."at de regeering nu wil, gaat verder, men leue daar wel op, dan door de meerderheid der staatscommissie was aanbevolen. Deze stelde zich tevreden met een program van lezuiniging, een plan dus, de regeering stelt nu maatregelen tot herstel van het finan cieel evenwicht in het vooruitzicht, waarop do voorziening in zake de maritieme verde diging zal volgen. Wij gaan hiermede in beginsel accoord, indien het „herstel van het financieel even wicht" zoo moet worden begrepen, dat daar in niet slechts hei evenwicht op onze staatsbegrooting, maar ook dat van de be grooting van Oost-Inilië vervat is. Ook mi nister De Geer stond, meenen wij, de poli tiek voor, die nu tot de nieuwe regeeringspo- litiek wordt verheven. Hij ontvangt hier mede tegenover de verguizing, waaraan hij beeft bloot gestaan, officieele rehabilitatie. Over de rest van het nieuwe regeerings- program bewaart de verklaring vooralsnog stilzwijgen. Zij vermeldt niets omtrent den in li d van de vlootwet die na bereik van het linancieel evenwicht aan de orde zal worden gesteld, noch ook detailleert zij de t maatregelen tot herstel van het financieel evenwicht, die de regeerir.g op het oog heeft. I De verklaring zegt slechts, dat de verzeke ring van de maritieme verdediging opnieuw „W hand" wordt genomen, en dat over de fn ancieele maatregelen, welke „bereids be raamd" riin, bij de beantwoording van het voorloop; verslag betreffende Hoofdstuk I der Staatsbegrooting nader licht zal worden .verspreid. Afwachten blijft dus de boodschap, en wij zuilen geduld hebben. Het is bekend, dat wij i op het stuk van bezuiniging, en al wat tot I herstel van het budgelair evenwicht leiden kan, tot groote tegemoetkoming ons geneigd hebben betoond. t De verklaring, welke het minislerie-Ruys in zijn derde incarnatie bij monde van zijn premier in de Tweede Kamer heeft afgelegd kenmerkt zich, meent' het „Hbl." (Y.B.), door weldadige bondigheid en, wat de arbeids- richting van het Kabinet belangt, door vol komen klaarheid. Het blad acht het „twijfelachtig of het tot een nieuwe beslissing over de Vlootkwestie nog wel zal komen, nu de financieele plan nen eerst aan de orde komen en het weinig waarschijnlijk moet worden geacht', dat deze alle zonder nieuw conflict met deze Kamer zullen worden afgehandeld. Niet duidelijk is de verklaring, hoe de regeering zich nu haar positie tegenover de Volksvertegenwoordiging denkt. Afgezien nog van de meer academische vraag der onge wone Kabinetsformatie rechtstreeks door de Koningin, rijst deze vraag van practisch be lang: Hoe staat dit derde Ministerie-Ruys nu tegenover de partijen? Het accoord van 1922 tusschen de regeering en de drie groepen van rechts is de faclo verbroken. Maar houdt de regeering het misschien nochtans voor zich zelve als regeeringsprogram? Het is van belang om dat te weten en daar om kan de discussie over de verklaring wel van nut wezen. De regeeringsverklaring toont, dat het der de Ministerie-Ruys in de eerste plaats bezui- nigings-kabinet' wil zijn. Dat is de, volkomen duidelijk aangegeven, hoofdlijn van zijn ar- beidsrichling. Maar niet duidelijk is nog, of de regeering daarbij uitsluitend naar rechts zal kijken en dus, ter bevrediging van recht- sche verlangens zijn rcchtschen oorsprong zal demonstreeren in het builen de finan cing gelegen terrein, dan wel of zij daaren tegen zulk een demonstratie zal vermijden, zoodat zij ook den steun van den Vrijheids bond allicht zou kunnen winnen. Wij ho pen dat dit laatste zal blijken." De inhoud der verklaring zal zeker niet meevallen, meent de* „Nieuwe Crt." (V.B.). Wellicht is het belangrijkste gelegen in de nu historisch vastgestelde data van 2G Octo ber en 7 Januari, tusschen welke 'een in de parlementaire historie ongekend lange kabi netscrisis het niet verder heeft' kunnen bren gen dan dat dezelfde bewindsmannen voor dezelfde Volksvertegenwoordiging optreden. De presidentieel-ministerieele verklaring aanvaardt voor de ministers de verantwoor delijkheid voor het bewind, plaatst die niet buiten hun sfeer, wat de niet-inwilliging van hun verzoeken om ontslag hier en daar deed veronderstellen en grondt dit weder- aanvaarden der verantwoordelijkheid op de overweging dat 's lands belang het eind van de crisis vereischte. De verklaring wil „klaarheid in de ver houding" tusschen Kabinet en de Volksver tegenwoordiging. Daarom legt het Kabinet zich neer bij het verwerpen van de Vlootwet en wil dus doen naar wat vóór die verwer ping door een groot deel der Kamer en van de pers was gevraagd: eerst de financiën re gelen; daarna do maritieme verdediging. Dat is dus een zich onderwerpen aan wat vóór het afstemmen der Vlootwet was gevraagd. Had het tweede-ministerie-Ruys een half jaar geleden- minder ondoordacht gehandeld en niet, tot aller verbazing van de Vlootwet een „spoedstuk" gemaakt, dan zou de nu geëindigde, ons land en de rechterzijde-coa litie in hun prestige pijnlijk treffende crisis ons bespaard zijn gebleven. Dus: eerst even wicht in het budget een moeilijke laak, nóg moeilijker geworden door de crisis en dan „de maritieme verdediging'". Naar het evenwicht in de financiën zal blijkbaar worden gezocht door middel van de oude plannen. „Middelerwijl zal de Re geering de verzorging van de maritieme ver dediging opnieuw ter hand nemen." „Spoe dig"' zullen nadere voorstellen worden inge diend. Dus niet na het herstel van het evenwicht, zooals in een alinea, vroeger wordt aangekondigd, doch „middelerwijl". Dit zal wel beteekenen, dat reeds nu, bijtijds, plannen zullen worden ontvouwd, die dan later in behandeling kunnen worden geno- i men na de maatregelen tot herstel van het financieel evenwicht." Uit „Het Vaderland" (lib.): Wordt de verklaring van do Regeering niet geheel van overbodigheid gevrijwaard door belangrijken inhoud, het zou met de goede manieren in strijd geweest zijn weer le gaan zitten, zonder den mond open te doen, dan daartoe geprest. Maar belangrijk is de verklaring niet. Het spreekt zoo vanzelf, dat het ministerie met het votum van 26 Oct. j.l. rekening houdt; dat de Vlootwet, of wil men de voorziening van de neutraliteit van Indië ter zee. na het herstel van de financiën komt, dat die me- dedeeling. nu juist niet tot do strict noodige behoort. Maar misschien is het toch niet kwaad, dat zij gegeven is. Wat quaestieus blijft, maar wat wij verwachten, dat door de interpellatie-Troel stra in het vole licht zal komen, is de uit spraak, dal er geen „hieuw" Kabinet moge lijk bleek. Is daarmee bedoeld geen nieuw Coalitie-Kabinet, dan is het natuurlijk juist, maar zooals liet daar slaat, wekt het den schijn alsof er ook nog naar andere com binatie zou zijn gestreefd. Wat blijkbaar niet zoö geweest is. En het Nederlandsche volk heeft recht te weten, waaraan de Coa litie, toen het bleek, dat een nieuw Kabinet uit de Rechterzijde niet mogelijk was, het recht meende te kunnen ontleenen zich te verzetten tegen elke serieuse poging om te komen tot een Bezuinigingskabinet uit de Rechter- en Linkerzijde. Als zij daarop geen afdoend antwoord weet ie geven, zal zij de verantwoordelijkheid niet van zich af kunnen schuiven, dat zij de crisis niet alleen onnoodig heeft verlengd, maar een oplossing daarvan noodzakelijk heeft ge maakt, die toch zeker een unicum moet blij ven in onze parlementaire geschiedenis. Want. men begrijpe toch wel, dat men thans lot geen andere oplossing kon komen. Dat Kamerontbinding, die de crisis weer met ten minste twee maanden zou hebben verlengd, het parlementarisme ten onzent nog meer en zeer bedenkelijk afbreuk zou hebben gedaan.. Het was inderdaad, dat zeg gen wij do Regeering van harte na, in 's Lands belang, dat er aan de crisis een einde kwam, al zal dat dan ook niet toege geven worden door hen, vvien het in de eerste plaats te doen is „om een geest van onrust en zenuwachtigheid te zaaien op fa brieken en werkplaatsen." RECLAME. 6304 De „Msb." (R.-K.) meent, dat „de ver klaring, welke de minister-president, jhr. Ruys de Beerenbrouck, mede namens zijn amblgenoolen in het gecontinueerde Kabi net heeft afgelegd, het nog aan bondigheid van alle openingsreden welke van de hui dige Regeering zijn uitgegaan, wint Zij j heeft bovendien de groote verdienste, dat zij aan duidelijkheid niets te weqschen laat" Waarom de Kamer het demissionaire Ka binet opnieuw achter de regeeringstafel ziet? Kort en krachtig: wij zijn er weer on danks ons zelve, omdat het eenvoudig niet anders kan en wij dus moeten. Bij welke formuleering de kwestie van de positie der Kroon zeer terecht wordL geëlimineerd en de eigen verantwoordelijkheid van Hare raadslieden even terecht naar voren wordt geschoven. Wat het Kabinet nu voornemens is te doen ten aanzien van het conflict-punt? Wij tasten wel niet mi9, als we in de enkele zinsneden aan de beantwoording dezer vraag gewijd een ruime dosis tegemoet komendheid lezen tegenover de bezwaren, welke bij een deel der Kamer gerezen wa ren omtrent het Vlootwet-ontwerp." Als de premier gewaagt van „bereids be raamde maatregelen", vraagt het blad zich af, of daarmede stuk voor stuk bedoeld zijn alle der in de bekende plannen van minis ter Colijn aangeduide voorstellen, de wijze van tenuitvoerlegging incluis. Het gelooft „dat nader overleg met-de Kamer ook te dezen aanzien wel zal leiden tot een in en- kelijkc opzichten zeer zeker gewenschte vermildering der toepassing van de voorge nomen bezuinigingsmaalregelen. Is "eenmaal in overleg met de Kqjner het financieele probleem tot een oplossing ge bracht, dan zal onze Volksvertegenwoordi ging ook niet langer weigeren de Indische defensiekwestie onder dc oogen te zien en de te dezer zake van Regeeringswcge in te 1 dienen „nadere voorstellen" in overweging lo nemen. liet ligt bijna voor de hand, dat het „nadere" dier voorstellen ook hierin zal bestaan, dal ze wat meer rekening zullen houden met de bezwaren, die het oorspron kelijk?, ontwerp deden derailleeren. In meer, wederzijds betoonde, overleg- bereidheid ligt de sleutel lot een betere ver slandhouding en hechtere samenwerking. Dat dit hier openlijk van den kant van het Kabinet wordt erkend, doet ons met een zeker vertrouwen de nog ongewisse toe komst tegemoet zien." C-Vervolg van gisteren). De VOORZITTER stelt voor de bespreking van de regeeringsverklaring aan de orde te stelten heden om één uur. De heer KETELAAR (V. D.) Het is an ders eigenlijk niet de moeite waard I Conform het voorstel van den Voorzitter wordt besloten. Interpellatie-Wijnkoop. De heer WIJNKOOP (C. P.) vraagt ver- tof voor een interpellatie tot den Minister van Waterstaat over de 10 pCt. loonsver laging van het Spoorwegpersoneel en ver schillende punten, daarmee in verband slaande. Over deze aanvrage wordt morgen he slist. Trekken der Atdeelingen. De Kamer gaat over tot het trekken der Atdeelingen. Benoeming Commissielid. In de plaats van mr. Visser van Ijzen- doorn wordt benoemd lot lid der Commissie v. Huishoudelijke Aangelegenheden dé heer Dresselhuvs. Er hadden, vóór tot deze beslissing werd gekomen, twee andere stemmingen plaats, waarbij niemand een meerderheid kreeg. Herstemming had plaats tusschen de heeren Hugcnholtz, Van Gijn, Dresselhuys en Mar- chant, die successievelijk 30, 19, 25 en 8 stemmen verwierven. Daarna had herslem ming plaais tusschen de heeren Hugenhollz cn Dresselhuys, waarvan de heer Dressel- buys gekozen werd met 42 elemmcn, tegen 41 op den heer Ilugenholtz. De vergadering wordt voor een half uur geschorst en daarna heropend. De VOORZITTER deelt mede, dat be-i noemd zijn tot voorzitters der afdeelingen de heeren Rutgers, Marchant, Nolens, Schok- king en Van Wijnbergen en lot onder-voor^ zitters de heeren Van Sasse van Ysselt, Van Gijn, Snoeck Henkemans, v. d. Molen en Gcrhardt. Dc VOORZITTER stelt voor Woensdag 23 Januari in de afdeelingen le onderzoe,-» ken een serie wetsontwerpen. Conform besloten. De VOORZITTER stelt daarna voor dö volgende week te behandelen de interpol-. latie-Westerman en de Indische Producten-, belasting en de interpellatie-Boon over den Poslchèque- en Giro-dienst. De heer HIEMSTRA (S -D.) vraagt de wij ziging van de Land- en Tumbouw-ongeval- lenwet alsnog aan de orde te stellen. Do VOORZITTER heeft daartegen geen bezwaar. De vergadering wordt verdaagd tot heden één uur. Uit Voorschoten meldt men ons: De inzittenden van de autobus Den Haag—Leiden zijn gisternamidda# aan e&Q ernstig gevaar ontkomen. De bus, welke zich op den Rijksstraatweg tussohen het Haagsahe Schouw en „De Vink" bevond, werd ingehaald door een autobus uit Kat wijk, welke den eersten wilde vooifoij rij. den. Zoo zag men de beido bussen naart elkander voortgaan, totdat een brug g«a passcerd moest worden. Het govolg hier van was, dat de autobus uit Den Haa<g op zij gedrukt werd en deze tegen de leuning der brug aankwam, zoodat een viertal stij. Jen het eenigazins moesten ontgelden en *(Bverse stukken van do auto op de brug achterbleven. Het zou geen wonder zijn, als, wanneer er op zulk een maniCT gere den wordt, ernstige ongelukken voorkomen. Duor DOUGLAS VALENTiNE. Schrijver van „De man met den Klompvoet". Geautoriseerde vertaling van W. E. P. Nadruk verboden). 19) „Een handige kerel, die mr. El las", was Desmonds overdenking, terwijl hij uit bed sprong en naar de badkamer ging. Kwart voor één was hij klaar; hij voelde zich uiterst onbehaaglijk met zijn baard, dien hij niet durfde afdoen, zoolang Nur-el-Din in huis was. Eer hij de slaapkamer verliet, bleef hij een oogenblik staan voor het bu reau met de papieren van de zaak-Bell- waia in zijn liand. Hij had een merkwaar dig goed geheugen en hij vond het verve lend die compromiUeerendc papieren in huis te hebben, terwijl Nur-el-Din da^r ook was. Zijn besluit was vlug genomen: hij gooide den heelen boel in het vuur en bewaarde j alleen de lijst rnet opmerkingen over Bell- wards vrienden. Deze legde hij in zijn porte feuille en na een blik op de rest van de pa pieren, die tot asch verfrommeld waren, ging hij naar beneden voor de lunch. Nur-el-Din was in de huiskamer, een smalle kamer met twee hooge ramen, die uitzicht gaven op een verwaarloosden'tuin. Een schuimende, snelle beek stroomde door dien tuin, tusschen dichte struiken en treur wilgen, blijkbaar de Molenbeek, waaraan het huis zijn r.aam ontleende. De huiskamer een kaal, ongezellig vertrek; hier en aaar stonden ongemakkelijke armstoelen van een leelijken begin-negentiende-eeuw- stijl, met slofoverlrekken bedekt. In den *)pen haard deed een vuur pogingen om ie brandden Nur-el-Din wendde zich om, toen hij de kamer binnentrad. Zij droeg een grijs laken tailormadè kostuum met een wit-zijden blouse en korten rok, waaronder een paar keurige bruine laarzen zichtbaar waren. In tegenstelling met de omgeving zag zij er frisch en fleurig uit. Haar oogen glinsterden en haar gezicht was glad en zonder rimpels als dat van een kind. „Goeden morgen", riep zij vroolijk. „O, wat heb ik een honger! Dat is de buiten luchtIk houd zoo van buiten." „Ik hoop, dat u goed geslapen heeft, ma dame 1" zei Desmond bezorgd, met een be- wonderenden blik op haar keurige ver schijning. „Als een klomp", zei ze met een lachje, do eigenaardige Fransche uitdrukking ver talend. „Zullen wij een kleine wandeling maken na het dejeuner? Dan zult u mij uw mooie Engelse he land laten zien, voulez- vous? U ziet, ik hen gekleed op een wande ling!" Zij stak een klein, bruin voetje vooruit. Ze hadden een heerlijke lunch samen. De oude Martha, die zich ontpopte als een prij zenswaardige keukenprinses, had goed voor hen gezorgd. Er was, behalve de koffie, ook nog uitstekende Bourgogne en een karaf oude brandy Nur-el-Din was in haar beste en innemendste humeur. Alle aanmatiging van hun laatste gesprek had zij laten varen en zij scheen al lea er op gezet te hebben om te behagen. Zij had veel gevoel voor hu mor en amuseerde Desmond op een aller aardigste manier met anekdotes van haar tooneelloopbaan, waarvan sommige niet weinig risqué waren, maar met de grootste bonhomme verteld. Maar al trok het jonge meisje hem sterk aan, Desmond bleef toch zijn doel in het oog houden. Hij liet haar vroolijk voortver- tellen; maar bracht langzaam, ongemerkt het gesprek op haar laatste engagement bij liel Palaceum. Hij wilde zien of zij de een of andere toespeling zou maken op den moord in Seven Kings. Wanneer hij slechts den I naam van den ouden Mackwayte in het ge sprek kon brengen, wist hij, dal de danseres wel moest spreken over die tragedie. Toen gebeurde er iets heel onverwachts. Het jonge meisje bracht zelf den naam ter sprake. „De eenige prettige herinnering, die ik aan het Palaceum zal houden", zeide zij in het Fransch, „is, dat ik er een ouden vriend i uit mijn jeugd ontmoet heb. Denkt u eens, ik had hem in bijna twintig jaar niet ge zien. Hij heet Mackwayte; wij noemden hem vroeger altijd Monsieur Arthur, toen ik nog bij den acrobaten troep van de Duponts was. Zoo'n aardige man, en hij was niets veranderd I Hij moest als invaller spelen in het Palaceum, den laatsten avond, dat ik daar speelde I En hij stelde mij zijn dochter voor. Une belle Anglaise! Ik hoop mijn ouden vriend weer te zien, wanneer ik naar Londen terugga!" Desmond staarde haar aan. Als dit come- diespel was, dan zou de meest doortrapte misdadiger het haar niet hebben kunnen verbeteren. Hij keek het meisje onderzoekend aan. Haar gelaat was open en onschuldig. Zij sprak voort over Mackwayte en over den ouden tijd, over zijn vriendelijkheid voor iedereen, zijn aardige vrouw, alles zonder I een zweem van iets, dat zou kunnen doen vermoeden, dat het onderwerp haar onaan genaam zou zijn. Desmond begon te geloo- ven, dat het jonge meisje niet alleen niets mst de heele tragedie had uit le slaan; maar dat zij er op dit oogenblik zelfs nog niets van wist. „Heeft u de krant gelezen gisteren?" vroeg hij plotseling. „Beste vriend", zei Nur-el-Din, haar krul- hoofdje schuddend, „ik lees uw Engelsche kranten nooit. Er staat alleen maar over den oorlog in. En die oorlog1" Zij rilde even cn zweeg toen. Op dit oogenblik kwam de oude Martha, die hun koffie en sigaretten had gebracht, weer de kamer binnen. „Daar is een heer om u le spreken, mijn- heerl" zei ze tol Desmond. Desmond sprong op. Hij was nog niet aan zijn nieuwe rol gewend. „Wie is het, Martha?" zei hij, zijn zenuw achtigheid bedwingend. „Mijnheer Mortimer!" mummelde de oude vrouw met haar versleten stem, „ten minste zoo zee die, dat-ie heette. Hij had geen kaartje bij zich!" Nur-el-Din sprong zóó heftig van haar stoel op, dat zij haar koffie omgooide. „Laat hem niet binnen!" riep zij in het Fransch. „Het je gezegd, dat ik thuis was?" vroeg Desmond aan de oude huishoudster, die ver wonderd Nur-el-Din stond aan le staren. „Ja, natuurlijk, mijnheer!" antwoordde het oudje. Desmond maakte een beweging van ver veling. „Waar is die mijnheer Mortimer?" vroeg hij. „In de bibliotheek, mijnheerl" „Zeg hem,j3at ik dadelijk bij hem kom," Martha schommelde weg en Desmond keerde naar hel meisje terug. „U heeft gehoord, wat mijn huishoudster gezegd heeft? Dc man is al hier. Ik zal naar hem toe moeten gaan. Nur-el-Din stond doodsbleek bij de tafel en frommelde zenuwachtig een klein zak doekje in haar vingers heen en weer. „Non, non", zei ze haastig, „nu moet u niet naar hem toegaan. Hij is gekomen om mij op te sporen. 01 als hij er achter kwam, wat ik gedaan heb U zult me toch niet aan dien man overleveren?" „U heeft hem niet te zien", zei Desmond op ernsligen loon, „ik zal zeggen, dal u niet hier is! Wie is die Mortimer, dat hij hier zou komen om u kwaad le doen?" „Beste vriend", zei de danseres droevig, „hij is mijn kwade genius. Als ik had kun nen droomen, dat u hem kende, zou ik nooit een schuilplaats in uw hui3 gezocht heb- ben." „Maar ik heb den kerel nooit in mijn leven gezienl" riep Desmond uit. De danseres schudde treurig het hoofd. „Dat hebben ook maar heel weinigen van u", antwoordde zij; „maar gij staat allen onder zijn bevelen, is het niet?" Desmonds hart sprong op. Was Mortimer de leidende hand in dit netwerk van samen zwering? „Ik heb u vertrouwd, meneer Bcllward", vervolgde Nur-el-Din, met smeekendc stem, „u zult de wellen van gastvrijheid eerbiedi gen en mij verbergen voor dezen man. U zult mij niet overleveren 1 Beloof u mij dat, mijn beste vriend?" (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1924 | | pagina 5