De Onzichtbare Hand.
VIRGINIA CIGARETTES
No. 19587.
LEIDSCH DAGBLAD, Woensdag 16 Januari.
Tweede Blad. Anno 1924r
UIT S£! PERS.
TWEEDE KAMER.
DEZELFDE GROOTTE
EN KWALITEIT ALS
VOORHEEN.
ARDATHLONDON
GEMENGD NIEUWS.
FEUILLETON.
-B-
r De Regeeringsverklaiing.
De „N. R. Ct." Oib.) wijst er op, dat de
regeerin{rc rearing bestaat uit twee deelen:
1. de verantwoording, aannemelijkma-
ïring hoe wil men het noemen?, van liet
aanblijven van het kabinet; 2. het nieuwe
regeeringsprogram.
Het eerste gedeelte was verreweg het
moeilijkste, en men kan niet zeggen, dat het
ministerie bij de opstelling daarvan geluk
kig geslaagd is. Wat het, om constitutioneel
te blijven, moest aanloonen was, kort sa
mengevat, dit; dat een Koninklijk kabinet
schrijven, eene Koninklijke beschikking op
het verzoek om ontslag zonder contraseign
Inderdaad was eene regeeringshandeling,
Waarmee uitdrukking werd gegeven aan de
eigen vrije overtuiging van het ministerie.
Eene onmogelijke taak.
ïn de verklaring wordt dit dan ook eigen
lijk niet beproefd. Zij zegt niet hetgeen
althans op een eigen overtuiging zou wij-
2en ds' het ministerie het zijn plicht heeft
- geacht, de verantwoordelijkheid voor het be
wind te blijven diagen, doch komt niet ver
der, dun tot de koele verzekering, dat het
kabinet heeft gemeend, zich aan den plicht
aan het bewind te blijven, „niet te kunnen
pnltrekken".
Het kabinet neemt, zooals het behoort,
zij het in een zwakken, negatieven vorm,
op zich, nu verder zijn aanblijven tegenover
de Krtner te verdedigen. Het doet dit met de
-verklaring, dat, ondanks het lange verloop
van de kabinetscrisis, de vorming van een
nieuw ministerie onmogelijk bleek.
Men is geneigd, te vragen: Hoe weet gij
dit? Voor zoover bekend, is slechts ernstig
beproefd, een ministerie uit de rechterzijde
te vormen. Waren hiermede alle mogelijk
heden uitgeput? Wij meenen van niet, en de
onmo 'ijkheid, waarvan de regeeringsver
klaring gewaagt, staat voor ons geenszins
vast. Gebleken is de onmogelijkheid, een
nieuw kabinet uit de rechterzijde tot' stand le
brengen «eer niet.
Het tv ie gedeelte bevat het nieuwe pro
gram. Het votum der Kamer over de Vloot
wet wordt zonder meer „als feit aanvaard"
hetgeen trouwens wel niet anders moge
lijk sch.jnL Het treffen van eene voorzi-.ning
in zake de maritieme verdediging zal daar
door eerst kunnen volgen op maatregelen
it herstel van het financieel evenwicht."
Zietdaar dus eindelijk ook door de regee
ring het standpunt ingenomen, dat door ve
len, van de verschijning van het rapport der
y'ooiwetcommissie af is verdedigd. Eerst de
financiën, daarna de maritieme verdediging.
,V."at de regeering nu wil, gaat verder, men
leue daar wel op, dan door de meerderheid
der staatscommissie was aanbevolen. Deze
stelde zich tevreden met een program van
lezuiniging, een plan dus, de regeering stelt
nu maatregelen tot herstel van het finan
cieel evenwicht in het vooruitzicht, waarop
do voorziening in zake de maritieme verde
diging zal volgen.
Wij gaan hiermede in beginsel accoord,
indien het „herstel van het financieel even
wicht" zoo moet worden begrepen, dat daar
in niet slechts hei evenwicht op onze
staatsbegrooting, maar ook dat van de be
grooting van Oost-Inilië vervat is. Ook mi
nister De Geer stond, meenen wij, de poli
tiek voor, die nu tot de nieuwe regeeringspo-
litiek wordt verheven. Hij ontvangt hier
mede tegenover de verguizing, waaraan hij
beeft bloot gestaan, officieele rehabilitatie.
Over de rest van het nieuwe regeerings-
program bewaart de verklaring vooralsnog
stilzwijgen. Zij vermeldt niets omtrent den
in li d van de vlootwet die na bereik van
het linancieel evenwicht aan de orde zal
worden gesteld, noch ook detailleert zij de t
maatregelen tot herstel van het financieel
evenwicht, die de regeerir.g op het oog heeft. I
De verklaring zegt slechts, dat de verzeke
ring van de maritieme verdediging opnieuw
„W hand" wordt genomen, en dat over de
fn ancieele maatregelen, welke „bereids be
raamd" riin, bij de beantwoording van het
voorloop; verslag betreffende Hoofdstuk I
der Staatsbegrooting nader licht zal worden
.verspreid.
Afwachten blijft dus de boodschap, en wij
zuilen geduld hebben. Het is bekend, dat wij i
op het stuk van bezuiniging, en al wat tot I
herstel van het budgelair evenwicht leiden
kan, tot groote tegemoetkoming ons geneigd
hebben betoond.
t
De verklaring, welke het minislerie-Ruys
in zijn derde incarnatie bij monde van zijn
premier in de Tweede Kamer heeft afgelegd
kenmerkt zich, meent' het „Hbl." (Y.B.), door
weldadige bondigheid en, wat de arbeids-
richting van het Kabinet belangt, door vol
komen klaarheid.
Het blad acht het „twijfelachtig of het tot
een nieuwe beslissing over de Vlootkwestie
nog wel zal komen, nu de financieele plan
nen eerst aan de orde komen en het weinig
waarschijnlijk moet worden geacht', dat deze
alle zonder nieuw conflict met deze Kamer
zullen worden afgehandeld.
Niet duidelijk is de verklaring, hoe de
regeering zich nu haar positie tegenover de
Volksvertegenwoordiging denkt. Afgezien nog
van de meer academische vraag der onge
wone Kabinetsformatie rechtstreeks door de
Koningin, rijst deze vraag van practisch be
lang: Hoe staat dit derde Ministerie-Ruys nu
tegenover de partijen? Het accoord van 1922
tusschen de regeering en de drie groepen van
rechts is de faclo verbroken. Maar houdt de
regeering het misschien nochtans voor zich
zelve als regeeringsprogram?
Het is van belang om dat te weten en daar
om kan de discussie over de verklaring wel
van nut wezen.
De regeeringsverklaring toont, dat het der
de Ministerie-Ruys in de eerste plaats bezui-
nigings-kabinet' wil zijn. Dat is de, volkomen
duidelijk aangegeven, hoofdlijn van zijn ar-
beidsrichling. Maar niet duidelijk is nog, of
de regeering daarbij uitsluitend naar rechts
zal kijken en dus, ter bevrediging van recht-
sche verlangens zijn rcchtschen oorsprong
zal demonstreeren in het builen de finan
cing gelegen terrein, dan wel of zij daaren
tegen zulk een demonstratie zal vermijden,
zoodat zij ook den steun van den Vrijheids
bond allicht zou kunnen winnen. Wij ho
pen dat dit laatste zal blijken."
De inhoud der verklaring zal zeker niet
meevallen, meent de* „Nieuwe Crt." (V.B.).
Wellicht is het belangrijkste gelegen in de
nu historisch vastgestelde data van 2G Octo
ber en 7 Januari, tusschen welke 'een in de
parlementaire historie ongekend lange kabi
netscrisis het niet verder heeft' kunnen bren
gen dan dat dezelfde bewindsmannen voor
dezelfde Volksvertegenwoordiging optreden.
De presidentieel-ministerieele verklaring
aanvaardt voor de ministers de verantwoor
delijkheid voor het bewind, plaatst die niet
buiten hun sfeer, wat de niet-inwilliging
van hun verzoeken om ontslag hier en daar
deed veronderstellen en grondt dit weder-
aanvaarden der verantwoordelijkheid op de
overweging dat 's lands belang het eind van
de crisis vereischte.
De verklaring wil „klaarheid in de ver
houding" tusschen Kabinet en de Volksver
tegenwoordiging. Daarom legt het Kabinet
zich neer bij het verwerpen van de Vlootwet
en wil dus doen naar wat vóór die verwer
ping door een groot deel der Kamer en van
de pers was gevraagd: eerst de financiën re
gelen; daarna do maritieme verdediging. Dat
is dus een zich onderwerpen aan wat vóór
het afstemmen der Vlootwet was gevraagd.
Had het tweede-ministerie-Ruys een half
jaar geleden- minder ondoordacht gehandeld
en niet, tot aller verbazing van de Vlootwet
een „spoedstuk" gemaakt, dan zou de nu
geëindigde, ons land en de rechterzijde-coa
litie in hun prestige pijnlijk treffende crisis
ons bespaard zijn gebleven. Dus: eerst even
wicht in het budget een moeilijke laak,
nóg moeilijker geworden door de crisis
en dan „de maritieme verdediging'".
Naar het evenwicht in de financiën zal
blijkbaar worden gezocht door middel van
de oude plannen. „Middelerwijl zal de Re
geering de verzorging van de maritieme ver
dediging opnieuw ter hand nemen." „Spoe
dig"' zullen nadere voorstellen worden inge
diend. Dus niet na het herstel van het
evenwicht, zooals in een alinea, vroeger
wordt aangekondigd, doch „middelerwijl".
Dit zal wel beteekenen, dat reeds nu, bijtijds,
plannen zullen worden ontvouwd, die dan
later in behandeling kunnen worden geno- i
men na de maatregelen tot herstel van het
financieel evenwicht."
Uit „Het Vaderland" (lib.):
Wordt de verklaring van do Regeering
niet geheel van overbodigheid gevrijwaard
door belangrijken inhoud, het zou met de
goede manieren in strijd geweest zijn weer
le gaan zitten, zonder den mond open te
doen, dan daartoe geprest.
Maar belangrijk is de verklaring niet. Het
spreekt zoo vanzelf, dat het ministerie met
het votum van 26 Oct. j.l. rekening houdt;
dat de Vlootwet, of wil men de voorziening
van de neutraliteit van Indië ter zee. na het
herstel van de financiën komt, dat die me-
dedeeling. nu juist niet tot do strict noodige
behoort. Maar misschien is het toch niet
kwaad, dat zij gegeven is.
Wat quaestieus blijft, maar wat wij
verwachten, dat door de interpellatie-Troel
stra in het vole licht zal komen, is de uit
spraak, dal er geen „hieuw" Kabinet moge
lijk bleek. Is daarmee bedoeld geen nieuw
Coalitie-Kabinet, dan is het natuurlijk juist,
maar zooals liet daar slaat, wekt het den
schijn alsof er ook nog naar andere com
binatie zou zijn gestreefd. Wat blijkbaar
niet zoö geweest is. En het Nederlandsche
volk heeft recht te weten, waaraan de Coa
litie, toen het bleek, dat een nieuw Kabinet
uit de Rechterzijde niet mogelijk was, het
recht meende te kunnen ontleenen zich te
verzetten tegen elke serieuse poging om te
komen tot een Bezuinigingskabinet uit de
Rechter- en Linkerzijde. Als zij daarop
geen afdoend antwoord weet ie geven, zal
zij de verantwoordelijkheid niet van zich
af kunnen schuiven, dat zij de crisis niet
alleen onnoodig heeft verlengd, maar een
oplossing daarvan noodzakelijk heeft ge
maakt, die toch zeker een unicum moet blij
ven in onze parlementaire geschiedenis.
Want. men begrijpe toch wel, dat men
thans lot geen andere oplossing kon komen.
Dat Kamerontbinding, die de crisis weer
met ten minste twee maanden zou hebben
verlengd, het parlementarisme ten onzent
nog meer en zeer bedenkelijk afbreuk zou
hebben gedaan.. Het was inderdaad, dat zeg
gen wij do Regeering van harte na, in
's Lands belang, dat er aan de crisis een
einde kwam, al zal dat dan ook niet toege
geven worden door hen, vvien het in de
eerste plaats te doen is „om een geest van
onrust en zenuwachtigheid te zaaien op fa
brieken en werkplaatsen."
RECLAME.
6304
De „Msb." (R.-K.) meent, dat „de ver
klaring, welke de minister-president, jhr.
Ruys de Beerenbrouck, mede namens zijn
amblgenoolen in het gecontinueerde Kabi
net heeft afgelegd, het nog aan bondigheid
van alle openingsreden welke van de hui
dige Regeering zijn uitgegaan, wint Zij
j heeft bovendien de groote verdienste, dat
zij aan duidelijkheid niets te weqschen laat"
Waarom de Kamer het demissionaire Ka
binet opnieuw achter de regeeringstafel
ziet? Kort en krachtig: wij zijn er weer on
danks ons zelve, omdat het eenvoudig niet
anders kan en wij dus moeten. Bij welke
formuleering de kwestie van de positie der
Kroon zeer terecht wordL geëlimineerd en
de eigen verantwoordelijkheid van Hare
raadslieden even terecht naar voren wordt
geschoven.
Wat het Kabinet nu voornemens is te
doen ten aanzien van het conflict-punt?
Wij tasten wel niet mi9, als we in de enkele
zinsneden aan de beantwoording dezer
vraag gewijd een ruime dosis tegemoet
komendheid lezen tegenover de bezwaren,
welke bij een deel der Kamer gerezen wa
ren omtrent het Vlootwet-ontwerp."
Als de premier gewaagt van „bereids be
raamde maatregelen", vraagt het blad zich
af, of daarmede stuk voor stuk bedoeld zijn
alle der in de bekende plannen van minis
ter Colijn aangeduide voorstellen, de wijze
van tenuitvoerlegging incluis. Het gelooft
„dat nader overleg met-de Kamer ook te
dezen aanzien wel zal leiden tot een in en-
kelijkc opzichten zeer zeker gewenschte
vermildering der toepassing van de voorge
nomen bezuinigingsmaalregelen.
Is "eenmaal in overleg met de Kqjner het
financieele probleem tot een oplossing ge
bracht, dan zal onze Volksvertegenwoordi
ging ook niet langer weigeren de Indische
defensiekwestie onder dc oogen te zien en
de te dezer zake van Regeeringswcge in te 1
dienen „nadere voorstellen" in overweging
lo nemen. liet ligt bijna voor de hand, dat
het „nadere" dier voorstellen ook hierin zal
bestaan, dal ze wat meer rekening zullen
houden met de bezwaren, die het oorspron
kelijk?, ontwerp deden derailleeren.
In meer, wederzijds betoonde, overleg-
bereidheid ligt de sleutel lot een betere ver
slandhouding en hechtere samenwerking.
Dat dit hier openlijk van den kant van het
Kabinet wordt erkend, doet ons met een
zeker vertrouwen de nog ongewisse toe
komst tegemoet zien."
C-Vervolg van gisteren).
De VOORZITTER stelt voor de bespreking
van de regeeringsverklaring aan de orde te
stelten heden om één uur.
De heer KETELAAR (V. D.) Het is an
ders eigenlijk niet de moeite waard I
Conform het voorstel van den Voorzitter
wordt besloten.
Interpellatie-Wijnkoop.
De heer WIJNKOOP (C. P.) vraagt ver-
tof voor een interpellatie tot den Minister
van Waterstaat over de 10 pCt. loonsver
laging van het Spoorwegpersoneel en ver
schillende punten, daarmee in verband
slaande.
Over deze aanvrage wordt morgen he
slist.
Trekken der Atdeelingen.
De Kamer gaat over tot het trekken der
Atdeelingen.
Benoeming Commissielid.
In de plaats van mr. Visser van Ijzen-
doorn wordt benoemd lot lid der Commissie
v. Huishoudelijke Aangelegenheden dé heer
Dresselhuvs.
Er hadden, vóór tot deze beslissing werd
gekomen, twee andere stemmingen plaats,
waarbij niemand een meerderheid kreeg.
Herstemming had plaats tusschen de heeren
Hugcnholtz, Van Gijn, Dresselhuys en Mar-
chant, die successievelijk 30, 19, 25 en 8
stemmen verwierven. Daarna had herslem
ming plaais tusschen de heeren Hugenhollz
cn Dresselhuys, waarvan de heer Dressel-
buys gekozen werd met 42 elemmcn, tegen
41 op den heer Ilugenholtz.
De vergadering wordt voor een half uur
geschorst en daarna heropend.
De VOORZITTER deelt mede, dat be-i
noemd zijn tot voorzitters der afdeelingen
de heeren Rutgers, Marchant, Nolens, Schok-
king en Van Wijnbergen en lot onder-voor^
zitters de heeren Van Sasse van Ysselt, Van
Gijn, Snoeck Henkemans, v. d. Molen en
Gcrhardt.
Dc VOORZITTER stelt voor Woensdag
23 Januari in de afdeelingen le onderzoe,-»
ken een serie wetsontwerpen.
Conform besloten.
De VOORZITTER stelt daarna voor dö
volgende week te behandelen de interpol-.
latie-Westerman en de Indische Producten-,
belasting en de interpellatie-Boon over den
Poslchèque- en Giro-dienst.
De heer HIEMSTRA (S -D.) vraagt de wij
ziging van de Land- en Tumbouw-ongeval-
lenwet alsnog aan de orde te stellen.
Do VOORZITTER heeft daartegen geen
bezwaar.
De vergadering wordt verdaagd tot heden
één uur.
Uit Voorschoten meldt men
ons: De inzittenden van de autobus Den
Haag—Leiden zijn gisternamidda# aan e&Q
ernstig gevaar ontkomen. De bus, welke
zich op den Rijksstraatweg tussohen het
Haagsahe Schouw en „De Vink" bevond,
werd ingehaald door een autobus uit Kat
wijk, welke den eersten wilde vooifoij rij.
den. Zoo zag men de beido bussen naart
elkander voortgaan, totdat een brug g«a
passcerd moest worden. Het govolg hier
van was, dat de autobus uit Den Haa<g op
zij gedrukt werd en deze tegen de leuning
der brug aankwam, zoodat een viertal stij.
Jen het eenigazins moesten ontgelden en
*(Bverse stukken van do auto op de brug
achterbleven. Het zou geen wonder zijn,
als, wanneer er op zulk een maniCT gere
den wordt, ernstige ongelukken voorkomen.
Duor DOUGLAS VALENTiNE.
Schrijver van „De man met den Klompvoet".
Geautoriseerde vertaling van W. E. P.
Nadruk verboden).
19)
„Een handige kerel, die mr. El las", was
Desmonds overdenking, terwijl hij uit bed
sprong en naar de badkamer ging. Kwart
voor één was hij klaar; hij voelde zich
uiterst onbehaaglijk met zijn baard, dien hij
niet durfde afdoen, zoolang Nur-el-Din in
huis was. Eer hij de slaapkamer verliet,
bleef hij een oogenblik staan voor het bu
reau met de papieren van de zaak-Bell-
waia in zijn liand. Hij had een merkwaar
dig goed geheugen en hij vond het verve
lend die compromiUeerendc papieren in huis
te hebben, terwijl Nur-el-Din da^r ook was.
Zijn besluit was vlug genomen: hij gooide
den heelen boel in het vuur en bewaarde
j alleen de lijst rnet opmerkingen over Bell-
wards vrienden. Deze legde hij in zijn porte
feuille en na een blik op de rest van de pa
pieren, die tot asch verfrommeld waren,
ging hij naar beneden voor de lunch.
Nur-el-Din was in de huiskamer, een
smalle kamer met twee hooge ramen, die
uitzicht gaven op een verwaarloosden'tuin.
Een schuimende, snelle beek stroomde door
dien tuin, tusschen dichte struiken en treur
wilgen, blijkbaar de Molenbeek, waaraan
het huis zijn r.aam ontleende. De huiskamer
een kaal, ongezellig vertrek; hier en
aaar stonden ongemakkelijke armstoelen
van een leelijken begin-negentiende-eeuw-
stijl, met slofoverlrekken bedekt. In den
*)pen haard deed een vuur pogingen om ie
brandden
Nur-el-Din wendde zich om, toen hij de
kamer binnentrad. Zij droeg een grijs laken
tailormadè kostuum met een wit-zijden
blouse en korten rok, waaronder een paar
keurige bruine laarzen zichtbaar waren. In
tegenstelling met de omgeving zag zij er
frisch en fleurig uit. Haar oogen glinsterden
en haar gezicht was glad en zonder rimpels
als dat van een kind.
„Goeden morgen", riep zij vroolijk. „O,
wat heb ik een honger! Dat is de buiten
luchtIk houd zoo van buiten."
„Ik hoop, dat u goed geslapen heeft, ma
dame 1" zei Desmond bezorgd, met een be-
wonderenden blik op haar keurige ver
schijning.
„Als een klomp", zei ze met een lachje,
do eigenaardige Fransche uitdrukking ver
talend. „Zullen wij een kleine wandeling
maken na het dejeuner? Dan zult u mij uw
mooie Engelse he land laten zien, voulez-
vous? U ziet, ik hen gekleed op een wande
ling!"
Zij stak een klein, bruin voetje vooruit.
Ze hadden een heerlijke lunch samen. De
oude Martha, die zich ontpopte als een prij
zenswaardige keukenprinses, had goed voor
hen gezorgd. Er was, behalve de koffie, ook
nog uitstekende Bourgogne en een karaf
oude brandy Nur-el-Din was in haar beste
en innemendste humeur. Alle aanmatiging
van hun laatste gesprek had zij laten varen
en zij scheen al lea er op gezet te hebben
om te behagen. Zij had veel gevoel voor hu
mor en amuseerde Desmond op een aller
aardigste manier met anekdotes van haar
tooneelloopbaan, waarvan sommige niet
weinig risqué waren, maar met de grootste
bonhomme verteld.
Maar al trok het jonge meisje hem sterk
aan, Desmond bleef toch zijn doel in het
oog houden. Hij liet haar vroolijk voortver-
tellen; maar bracht langzaam, ongemerkt
het gesprek op haar laatste engagement bij
liel Palaceum. Hij wilde zien of zij de een of
andere toespeling zou maken op den moord
in Seven Kings. Wanneer hij slechts den
I naam van den ouden Mackwayte in het ge
sprek kon brengen, wist hij, dal de danseres
wel moest spreken over die tragedie.
Toen gebeurde er iets heel onverwachts.
Het jonge meisje bracht zelf den naam ter
sprake.
„De eenige prettige herinnering, die ik
aan het Palaceum zal houden", zeide zij in
het Fransch, „is, dat ik er een ouden vriend
i uit mijn jeugd ontmoet heb. Denkt u eens,
ik had hem in bijna twintig jaar niet ge
zien. Hij heet Mackwayte; wij noemden
hem vroeger altijd Monsieur Arthur, toen ik
nog bij den acrobaten troep van de Duponts
was. Zoo'n aardige man, en hij was niets
veranderd I Hij moest als invaller spelen in
het Palaceum, den laatsten avond, dat ik
daar speelde I En hij stelde mij zijn dochter
voor. Une belle Anglaise! Ik hoop mijn
ouden vriend weer te zien, wanneer ik naar
Londen terugga!"
Desmond staarde haar aan. Als dit come-
diespel was, dan zou de meest doortrapte
misdadiger het haar niet hebben kunnen
verbeteren.
Hij keek het meisje onderzoekend aan.
Haar gelaat was open en onschuldig. Zij
sprak voort over Mackwayte en over den
ouden tijd, over zijn vriendelijkheid voor
iedereen, zijn aardige vrouw, alles zonder
I een zweem van iets, dat zou kunnen doen
vermoeden, dat het onderwerp haar onaan
genaam zou zijn. Desmond begon te geloo-
ven, dat het jonge meisje niet alleen niets
mst de heele tragedie had uit le slaan; maar
dat zij er op dit oogenblik zelfs nog niets
van wist.
„Heeft u de krant gelezen gisteren?"
vroeg hij plotseling.
„Beste vriend", zei Nur-el-Din, haar krul-
hoofdje schuddend, „ik lees uw Engelsche
kranten nooit. Er staat alleen maar over den
oorlog in. En die oorlog1"
Zij rilde even cn zweeg toen.
Op dit oogenblik kwam de oude Martha,
die hun koffie en sigaretten had gebracht,
weer de kamer binnen.
„Daar is een heer om u le spreken, mijn-
heerl" zei ze tol Desmond.
Desmond sprong op. Hij was nog niet aan
zijn nieuwe rol gewend.
„Wie is het, Martha?" zei hij, zijn zenuw
achtigheid bedwingend.
„Mijnheer Mortimer!" mummelde de
oude vrouw met haar versleten stem, „ten
minste zoo zee die, dat-ie heette. Hij had
geen kaartje bij zich!"
Nur-el-Din sprong zóó heftig van haar
stoel op, dat zij haar koffie omgooide.
„Laat hem niet binnen!" riep zij in het
Fransch.
„Het je gezegd, dat ik thuis was?" vroeg
Desmond aan de oude huishoudster, die ver
wonderd Nur-el-Din stond aan le staren.
„Ja, natuurlijk, mijnheer!" antwoordde
het oudje.
Desmond maakte een beweging van ver
veling.
„Waar is die mijnheer Mortimer?"
vroeg hij.
„In de bibliotheek, mijnheerl"
„Zeg hem,j3at ik dadelijk bij hem kom,"
Martha schommelde weg en Desmond
keerde naar hel meisje terug.
„U heeft gehoord, wat mijn huishoudster
gezegd heeft? Dc man is al hier. Ik zal naar
hem toe moeten gaan.
Nur-el-Din stond doodsbleek bij de tafel
en frommelde zenuwachtig een klein zak
doekje in haar vingers heen en weer.
„Non, non", zei ze haastig, „nu moet u
niet naar hem toegaan. Hij is gekomen om
mij op te sporen. 01 als hij er achter kwam,
wat ik gedaan heb U zult me toch niet
aan dien man overleveren?"
„U heeft hem niet te zien", zei Desmond
op ernsligen loon, „ik zal zeggen, dal u niet
hier is! Wie is die Mortimer, dat hij hier
zou komen om u kwaad le doen?"
„Beste vriend", zei de danseres droevig,
„hij is mijn kwade genius. Als ik had kun
nen droomen, dat u hem kende, zou ik nooit
een schuilplaats in uw hui3 gezocht heb-
ben."
„Maar ik heb den kerel nooit in mijn
leven gezienl" riep Desmond uit.
De danseres schudde treurig het hoofd.
„Dat hebben ook maar heel weinigen van
u", antwoordde zij; „maar gij staat allen
onder zijn bevelen, is het niet?"
Desmonds hart sprong op. Was Mortimer
de leidende hand in dit netwerk van samen
zwering?
„Ik heb u vertrouwd, meneer Bcllward",
vervolgde Nur-el-Din, met smeekendc stem,
„u zult de wellen van gastvrijheid eerbiedi
gen en mij verbergen voor dezen man. U
zult mij niet overleveren 1 Beloof u mij dat,
mijn beste vriend?"
(Wordt vervolgd).