Het Kerstpartijtje. den halven prijs!dat zou zoo dom nog niet zijn." Zoo kwam het dat de voorzichtige, verstan dige Dolf in het volgend oogenblik met de koopvrouw midden op den straatweg aan het loven en bieden was. Een gouden lorgnet kettinkje was er bij dat zou juist iets voor Moeder zijni Maar de halve prijs bleek nog een rijksdaalder te bedragen. Dat was hem veel te duur. Steeds meer werd er uitgepakt. Veel prullen waren er bij, maar ook mooie dingen. Eindelijk tastte Dolf naar een vreemdsoor tig, metalen doosje. „Is dat zilver?" Zij nam het uit zijn hand en zei: „Ja, zeker! al wat ik heb, is goede waar. fa nog van m'n grootmoeder Op dit oogenblik trok het kind haar aan de lokken en riep uit: „En we hebben het JHou jij je mond!" snauwde de vrouw nu, terwijl zij 't kind een klap gaf, zoodat het begon te huilen. Dolf vond de vrouw erg onaardig en wilde doorloopen. Zij riep hem echter na: „Luister nog eens even, jongeheertje!" Dolf keerde zich om. Hei bewuste doosje hield zij in de hoogte. „Neem het," drong zij, „omdat u mij ge holpen hebt, geef ik het u voor een gulden." Dolf aarzelde. Hij vond, dat het doosje wel wat leek op een gesp van zijn moeder, waar van altijd gezegd werd, dat hij ouderwetsch en veel waard was. En nu kon hij door zijn hulpvaardigheid zoo'n kostbaar voorwerp voor één gulden machtig worden! Wat zou den de nichtjes opkijken! De koop werd nu gesloten en Dolf liep, met het doosje in zijn zak, haastig door uit angst, dat de koopvrouw nog eens berouw mocht krijgen. Pas toen hij de stad bereikt had en hij de vrouw in geen velden of wegen meer zag, durfde hij het doosje uit zijn zak te voor- iichijn halen. Hij bekeek het aandachtig. Er waren allerlei koppen en figuren op te zien, en hoe langer hij het beschouwde, hoe mooier hij het vond en hoe tevredener hij over zijn voordeeligen aankoop werd. Hij kon niet nalaten bij den goudsmid aan te gaan «1 hem te vragen of het zilver was en hoe veel het waard zou zijn. De man bekeek het aandachtig en zei: „Aan oud zilver zal het wel acht a tien gulden opbrengen. Ik zou haast zeggen, het is zooveel waard, als een gek ik bedoel een liefhebber van oudheden er voor geven wil. Honderd gulden zeker. Wilt u het rer- koopen?" Neen, daar had Dolf geen plan op. De vol doening, iets zoo kostbaars voor een appel en een ei gekregen te hebben, en daarmede thuis iedereen, de nichtjes in de eerste plaats, te J kunnen overbluffen, was veel te groot. Hij bedankte den goudsmid voor de moeite en ging heen. 'De lampions waren gekocht Hij had de goedkoopste genomen en er tien van laten inpakken. Met het pakje onderd den arm en het prachtige doosje in zijn zak, liep hij flui tend terug naar huis. Dien middag aan tafel vond Dolf gelegen heid heel leuk en in alle bescheidenheid zijn avontuur te vertellen. Een arme vrouw was gevallen, maar ge lukkig had hij haar kunnen helpen. Van het bundeltje vol fraais repte hij echter geen woord. 1 De morgen van mevrouw van Assen's ver jaardag was aangebroken. Heel in de vroegte hadden Dolf en zijn nichtjes de lampions op gehangen. Wat zag het moshutje er nu over dag reeds aardig uit; hoe zou het 's avonds dus wezen, als die tien kaarsjes aangesto ken waren. t Sofie klapt© in de handen en wae bang het geheim niet tot den avond te kunne; bewaren. Na een laatsteen bewonderenden blik op het versierde hutje, waarin nu r.og alleeü 's middags een paar tuinstoelen voor mijn heer en mevrouw van Assen gezet moesten worden, keerde het drietal, vroolijk babbe lend, huiswaarts. De meisjes hadden bloe men geplukt en die in vazen tusschen hun - geschenken gezet. Zij wachtten nu nog slechts op de jarige. „Waar is jouw cadeau vroeg Sofie aan I Dolf, ongeduldig door de kamer loopend. i Jtn ffiga zak'^ h^ddo hetj SütwponL ,Wat!? Zoo klein? Toe laat eens zien, eventjes maar!' bedelde zij, naar zijn zak tastend. Maar hij ontliep haar. Sofie hem achterna en het zou als altijd, wanneer Fie eenmaal aan den gang was, een dolle wedloop zijn geworden, als Mena niet ge waarschuwd en stilte geboden bad: daar kwamen Tante en Oom aan Feestelijk schaarden de jongelui zich naast elkaar en toen de deur open ging, hieven zij een kort feestlied aan, dat zij 6amen ingestudeerd hadden. De jarige was zeer verrast. Er werd har telijk gefeliciteerd en nadat mevrouw van Assen gezeten was, kwamen de cadeaus aan de beurt. Oom Rolde begon met een kostbaar schil derij. Daarna kwam Dolf, maar hij liet de meisjes voorgaan. „Eerst de dames l" zei hij en ze vonden, hem heel beleefd. De ware oorzaak hier van was echter, dat zijn geschenk het meeste opzien verwekken zou, als hij het laatst kwam. En nadat mevrouw van Assen dus eerst den gehord uur den zakdoek van Mena en het toiletkussen van Sofie in ont vangst genomen had, kwam Dolf met zijn kleine pakje aan. „Wat kan dat zijn!?7 riep zijn moeder &t. ,„Wat is het zwaar!" De meisjes, dol nieuwsgierig naar het geheimzinnige geschenk van hun neefje, drongen zich om Tante heen en een uitroep van verbazing weerklonk, toen bet doosje te voorschijn kwam. „Maar jongen, dat is veel te mooi!" zei de jarige, en Dolf omarmend reikte me vrouw van Assen het zilveren doosje aan haar man ter bezichtiging over. „Vader heeft je toch zeker geholpen?'* vroeg zij haar zoontje. „Nee, heusch niet, Meeder! 't Is van mij alleen", antwoordde Dolf vol trots. „Werkelijk Jeanne, ik wist er niets van", zei nu ook zijn vader. Maar 't is een bij zonder mooi ding en ik ben een boon, als ik begrijp, waar je dat hebt opgediept, jongen." Na één blik op het doosje geworpen te hebben, keken de beide zusjes elkaar met verschrikte oogen en open mond aan. Zon der één enkel woord te wisselen, begrepen zij elkander en wisten zij elk voor zich, wat het was, dat de andere zoo ontstelde. Mena vermande zich het eerst. Zij stak haar hand uit en vroeg: „Oom, mag ik het ook eens van dichtbij zien Een seconde bogen de beide meisjes zich nu over het doosje. Een blik van nabij was voldoende om hun vermoeden te bevestigen Onwillekeurig keken zij eerst elkaar en daarna Dolf aan. En niet wetend, of zij spreken of zwijgen zouden, stonden zij daar zóó vreemd, dat het de aandacht trok. „Hoe is 't, vinden jullie 't niet mooi?" vroeg mevrouw van Assen nu. Zonder iets te zeggen, gaf Mena haar het doosje terug. Sofie barstte in tranen uit. Dit was een heel vreemd verschijnsel. Dolf verbeeldde zich dadelijk, dat Fie ja- loersch was, omdat haar geschenk lang zoo mooi niet was als het zijne en hij genoot inwendig van triomf. Deze zou echter niet lang duren. Oom en Tante drongen bij Sofie aan, hoe het kwam, dat zij plotseling in tranen uitbrak. Eindelijk snikte het kind: „Tante, het is Moeders doosje 1" Wat was dat nu voor praat1 Sofie snikte nog heftiger en Mena moest een uitlegging van haar woorden geven. Of schoon zij Dolf gaarne verdriet had willen besparen, moest het hooge woord er nu toch uit. Zij herinnerde Tante aan het ver haal van den diefstal, dat zij haar in den tuin gedaan had. Hier was nu het vermiste doosje. Er viel niet aan te twijfelen. Zij begreep er zelf niets van, en hoe Dolf er aan gekomen wasJa, dat was een raadsel. Het éene woord lokte het andere uit. Mena en Sofie moesten hun bewering be wijzen. „Ziet u maar, dit kopje, dat wij altijd Bet, de groentevrouw noemden, omdat het zoo op haar leek, heeft een gedeukt oor, Daarmee plaagden we moeder altijd, als zij het doosje ophemelde", verklaarde Mena Ja, dit bewijs was sprekend en langza merhand begon mevrouw van Assen zich ook wel te herinneren, dat zij eens een der gelijk .doosje, bij, kaar ficheoözusfcer gezku had. Maarhoe kwam Dolf er dan toch in vredesnaam aan De arme Dolf zag doodsbleek. Hij- had wel in den grond willen zinken van schaam-^ te, want nu moest hij natuurlijk met ziju verhaal voor den dag kpmein. Beschaamd biechtte hij nu alles eerlijk op. O, wat was hij toch dom geweest! Sofie, bij wie de vroolijkheid nooit lang onderdrukt kon blijven, riep nu lachend uit: O, jou oliekoek! Wat heb je je laten beet nemen!" Mena lachte nu ook en zei: „Nu ben je Dolfje, professor af!" Dolf op die manier eens flink te plageq was wel de beste oplossing, die zij aan de zaak konden geven, die anders dreigde van den ernstigen kant te worden behandeld en daardoor de feestvreugde geheel te ver etoren. De ouders begrepen ook, dat zij hem op dezen dag maar niet hard moesten vallen, te meer, daar de meisjes door haar spot wel zouden zorgen, dat deze les niet door hem vergeten werd. Nu, Dolf had werkelijk wel wat verdiend en Mena en Sofie spaarden hem dan ook niet. Dolf eindigde maar met mee te lachen, als een boer, die kiespijn heeft. „En dat je heel geen vermoeden kreeg!" zei zijn vader nog. „Een bedelares, die maar zóó goud en zilver ra een doek ge-, knoopt langs den weg draagt! Ik begrijp niet, hoe je zoo dom komt „Ik ik ook niet!" was alles, wat Dolf zeggen kon. Het geloof aan zijn eigen on feilbaarheid had hem door het gebeurde plotseling begeven en hij voelde zich nu zoo wonderlijk te moede, als die man., die zdjn schaduw verloren had. Men kwam overeen, de dievegge niet op te ^sporen, vooral Jaar de ouders van Mena en Sofie dit niet gewild hadden. De meisjes werden echter in het bezat gesteld van het verloren familiestuk en verheugden zich innig op het oogenblik, waarin zij haar moeder haar bezitting we der ter band zouden kunnen stellen. Dolf moest nu het onaangename gewoel met zich ronddragen, dat Moeder op haar verjaardag niets van hean gekregen had! Was dat eigenlijk niet het ergste? De dag liep verder feestelijk af en de inwijding van het verlichte hutje had de gewenschte uitwerking, toen het avond ge worden was. Allen zaten ©enigen tijd in het hutje en wandelden daarna door den donkeren tuin om het effect der illumiatie op een afstand te zien. De meisjes zinspeelden niet langer op het gebeurde, maar toen Dolf naar bed ging, sloeg hij zich voor het hoofd en mom pelde: „Ik, gTOote urti m De logeetjes hadden nog prettige dagen bij hun oom en tante. Met Dolf konden zij nu beter vrede houden. Zoodra hij weer eena pedant deed, zeiden zij: „Ja jongen, je gloriekrans ben je kwijt!'? We hebben je zoo dom gezien als..." „Zoo dom als wij en andere mensahen zei Sofie dan. „Nog wol een graadje erger!" liet Mena er op volgen. En Dolf werd er niet boos om. Het- speet hem werkelijk, toen eindelijk do dag aanbrak, waarop de meisjes weer huis waarts stoomden. door C. H. „Kijk, daar komt Loekie van der Eist! Nu zullen wij wel hooren, wie ze op haar Kerstpartijtje vraagt", zei een aardig, blond meisje met een vroolijk wipneusje. ,,'t Was een minuut of tien vóór negen en vóór de school in de Torenstraat stonden de meisjes in groepjes babbelend bijeen. 't Groepje, waartoe de spreekster, Annie Dicks, behoorde, scheen het al heel druk te hebben en geen wonder, want het onder werp van gesprek was het Kerstpartijtje, dat meneer en mevrouw van der Eist, de ouders van Loekie op tweeden Kerstdag zouden geven. De vriendinnetjes van Loekie waren nieuwsgierig, wie er allemaal zouden komen, yogeltjee pyarlatea, seaat dk bafefees

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1923 | | pagina 14