No. 1955$. DINSDAG 11 DECEMBER Anno 1923 'OffMesfs Ksfroisnsvfoppii. STADSNIEUWS. Het voornaamste nieuws van heden. LEIDSCH DAGBLAD PROS DEB ADVERTENTIEN: 80 Cts. per regel. Bij regelabonnemenl belangrijk lageren prlj*. Kleine Advertentiën, uitsluitend bij vooruitbetaling. Woensdags en Zaterdags 60 Cts., bij een maximum aantal woorden van 80. Incasso volgens postrecht. Voor eventueels opzending van brieven 10 Cts. porto te betalen. Bewijsnummer 6 Cts. 'Hl Bureau Noordelndspleln Telefoonnummers voor Directie en Administratie 175 Redactie 1507. Postchèque- en Girodienst No. 57055 Postbus No. 54 Qlt nummer bestaat uit TWEE Bladen EERSTE BLAD. GEMEENTELIJKE VISCHVERKOOP. 'Aan den gemeentelijken viscbwinkel Vischmarkt 18, tel. 1225 is Woensdag ver krijgbaar SCHELVISCH a f 0.18, f 0.21, I 0.30, SCHOL a f 0.1G—f 0.41, KABEL JAUW a f 0.38 en TONG a f 0.83 per pond. N. C. DE GIJSELAAR, Burgem. Leiden, 11 December 1923. HAVENGELD. Burgemeester en Wethouders van Leiden frengen ter kennis van belanghebbenden dat vanaf Maandag 17 December a.s., iederen Maandag, Dinsdag, Woensdag en Donderdag, van des voormiddags 10 tot 12 Dm en des namiddags van 2 tot 4 nnr, ten kantore van den Directenr van den Markt en Havendienst (Waaggebouw, ingang Man- Öenmakerssleeg) wederom gelegenheid zal bestaan zich op havengeld te abonneeren dat, ten einde hoogere schatting te voor komen, geldige meetbrieven moeten worden yertoond van die vaartuigen, waarvan zulks iiog niet heeft plaats gehad, of die in den loop van het jaar een betimmering hebben L adergaan, welke op het laadvermogen van Invloed kan zijn. N. C. DE GIJSELAAR, Burgem. r' VAN STRIJEN, Secretaris. Leiden, 11 December 1923. VETTE VAF.KÏNSMARKT. Burgemeester en Wethouders van Leiden brengen ter kennis van belanghebbenden. Rat, in verband met liet vallen van den eer sten Kerstdag en den Nieuwjaarsdag op Dins dag, de vette varkensmarkten van 25 De- i cember en 1 Jan. a.s. op 24 December en 31 December a.s. zullen worden gehonden. N. C. DE GIJSELAAR, Burgem. VAN STRIJEN, Secretaris. Leiden, 11 December 1923. Gen hulde aan prof. mr. W. van der Vlngt. Na meer dan veertig jaren het professo- ïaat in de wijsbegeerte en de encyclopaedie I Res rechts te hebben bekleed, moest prof. mr. W. van der Vlugt dit jaar, wegens hel bereiken van den 70-jarigcn leeftijd aftre- Hen. Zijn amblgenooten in de Leidsche facul- 1 tr der rechtsgeleerdheid hebben gemeend 'den grooten geleerde niet beter te kunnen eeren dan door een deel van zijn belangrijk ste geschriften, die in verschillende tijd schriften in den loop der jaren zijn geplaatst tc verzamelen en in een bundel uit te geven. De hoogleeraren mrs. jhr. Van Eysinga, Van Kan, en Van Blom hebben, in opdracht van He Leidsche Faculteit der Rechtsgeleerdheid, '.flen eersten bundel saamgelezen en hopen bij voldoende belangstelling ook een tweeden bundel te kunnen laten volgen. In den eersten bundel, die dezer dagen zal .Verschijnen, zijn opgenomen In den strijd om het rechtLevend volksrechtPolitiscb Idealisme De zedelijke waarde der verove ringspolitiek Kamerrede over de Marxisti sche Theorie Voor Finland Het pleit voor Hwang of vrijheid heropendReponse au Livrc bleu Belangrijke kwestie en Af scheidscollege. De keuze dezer bijdragen is met zorg uit prof. Van der Vlugt's wijsgeerig werk en uit zijn publicaties over internationale yraagstukken gedaan. Bij het altreden van den hoogleeraar ie hem geen huldiging aangeboden, maar aan gezien de uitgave van deze geschriften de meest gepaste hulde is, die den hoogleeraar aangeboden kan worden, hebben de heeren Van Eysinga, Van Kan en Van Blom ge meend, de inteekenaars op dit werk in de 'gelegenheid te moeten stellen een kaarlje met zijn of haar inteekening aan hen te zenden, welke kaartjes zij in een fraai gebonden al bum zullen samenvoegen. Korlen tijd na de verschijning van het perste deel zal dit album dan aan prof. Van der Vlugt worden aangeboden als een hulde van allen, die door inteekening op dit werk geloond hebben, dat zij den afgetreden hoog leeraar in zijn geschriften willen eeren en huldigen. De economische fceteekenis van Indië voor Nederland. Op uilnoodiging van het Departement Lei den van de Nederlandsche Maatschappij voor Nijverheid en Handel hield prof. mr. M. W. F. Treub gisteravond in het Nulsgebouw een Voordracht over De economische beteekenis yan Indië voor Nederland. De groole zaal was goed bezet. Ook de bur gemeester woonde de vergadering bij en nam San de bestuurstafel plaats. Te ruim acht uur opende de voorzitter, de heer D. Jaeger, de vergadering met een woord Van welkom, in het bijzonder aan prof. Treub en aan burgemeester jhr. De Gijselaar, waar na hij aan den spr. het woord verleende. Snr. ving aan met de opmerking, dat hij tegenwoordig nog al dikwijls over Indië spreekt Dit komt, doordat hij in de laatste jaren veel met Indië te doen heeft gehad. En het spijt hem, dat hij niet dertig jaar vroeger in Indië is geweest. Hij zou dan reed3 eer een beier inzicht in dit groote land hebben gehad. Indië is van beteekenis op economisch gebied voor ons land, doch hij wil het hier eens zeggen, dat Indië ook beteekenis op po lilick gebied heeft en voornamelijk op het ge bied der internationale politiek. Daardoor heeft ook Nederland meer invloed op de in ternationale politiek dan andere landen van ongeveer gelijken omvang als ons land. Spr. herinnerde in dit verband aan den grooten oorlog, dio heeft teweeggebracht, dat do Westersche Stalen op het oogenblik niet in slaat zijn een nieuwen oorlog te beginnen. Anders wordt het, wanneer men zijn blik wendt naar het Oosten. Spr. heeit gelezen, dat er binnen de vijf jaar een oorlog in het Oosten zal uitbreken. Hij gelooft dit niet, maar ongetwijfeld heeft Japan expansie noo- dig en dat zal te eeniger tijd allicht tot een oorlog leiden. En dan zal Nederland door zijn Archipel daar zeer waarschijnlijk mee in be trokken worden. Nu wilde spr. slechts ter loops opmerken, dat wij historisch zoo met Indië verbonden zijn, dat wij ook een zede lijke verplichting hebben Indië te verdedigen. Na deze uitweiding op het terrein der in ternationale politiek kwam spr. tot zijn eigenlijk onderwerp: de economische betee kenis van Indië voor Nederland. En dan wees hij allereerst hier op, dat jaarlijks eenige dui zenden Nederlanders, jonge menschen, ge leerd en halfgeleerd, die in het moederland te veel zijn, een arbeidsveld vinden in Indië. Dat is reeds van groote beteekenis. Door den oorlog is de band tusschen Nederland en In dië op economisch gebied wel iels losser ge worden, een gevolg er van, dat tijdens den oorlog het afzetgebied van Indië veel meer dan daarvoor in het Oosten lag. Dat er na den oorlog in Indië ook eenige malaise is ge weest, is mede een gevolg hiervan. Er is in de Nederlanden destijds met geld gesmeten, maar in Indië is dit nog veel erger geweest. Er werden schatten verdiend en men meen de, dat het niet op kon. Toen echter de prijzen niet meer wilden stijgen, maar achteruitliepen, moest er ook in Indië bezuinigd worden. Er waren veel te veel menschen aangesteld ook in Indië en het is nu eenmaal niet anders, dat, wanneer men acht menschen noodig heeit' en men neemt er tien voor, dan doen die tien niet meer werk voor zes (gelach). Daarom is het veel meer noodig, dat men het te veel aan werk krachten doet afnemen, dan de salarissen gaat verlagen. Nu zijn er iu Indië al veel meer menschen ontslagen dan in ons land, zoo wel door het gouvernement als bij de particuliere ondernemingen. Het kan nu eenmaal niet anders, dat wij, die twee eeuwen Indië bezitten, met econo mische banden aan dit land verbonden zijn, betoogde spr. De helft van onze scheepvaart staat en valt met Indië en daarmede hangt weder onverbrekelijk samen de scheepsbouw en de metaalindustrie Als wij Indië niet had den, dan zouden onze scheepswerven voor de helft, misschien voor tweederden, het werk verliezen en daarmede hangen een aantal andere bedrijven weer samen, met name die in de metaal-industrie. En wat een werkloosheid zou daarvan weder het gevolg zijnl Daarom is het zoo goed, dat onze in dustrieën afzetgebieden in Indië vinden. Spr. herhaalde nog eens, dat Indië geen eigenlijke crisis heelt doorgemaakt; men heeft er alleen maar veel en veel te royaal geleefd. Daardoor wordt de toestand er thans nl weer beter. Vandaar, dat de bestellingen bij de groote melaal-industrieên hier te lande ook weer toenemen. Ook voor de textielnijverheid, in het bij zonder voor die in Twente, is Indië vrijwel de ruggegraat. Keeren wij nu de rollen eens om, zeide spr., en zien wij wat uit Indië naar Neder land gaat. Spr. noemde de grondstof voor onze margarinefabrieken, de copra, die uit Indië komt; de tabak, de rubber, de suiker en nog veel meer producten. Ook op het gebied van het Bankwezen en de handelshuizen heeft Indic een enorme be teekenis voor Nederland. Ook dit hangt weer geheel samen met de historie der eeuwen. Nederland is historisch geheel met Indië samengegroeid, dus ook zijn handel, zijn be drijf, zijn bankwezen. Als wij eenmaal los gescheurd werden van Indië en Indië van ons, zou dit een geweldige ramp voor ons land zijn. Spr. zegt al deze dingen nog eens, om de menschen van het groote belang, dat wij hebben bij Indië, te doordringen. In Indië meent men, dat er in Nederland absoluut geen belang voor dit land is. Spr. heeft toen nij in lnaië was, het altijd anders gezegd. Er is wel belangstelling, doch deze belangstel ling is nog le latent. Maar als er eenmaal gevaar kwam Indië le zullen verliezen, dan zou het wel anders worden. Maar als men dit beseft, dan moet men ook wat voor Indië over hebben. Men moet het ook willen ver dedigen. Indië is zoo groot, dal het niet bloeien kan door Nederlandsch kapitaal alleen. Daarom moet daar de open deur politiek gevolgd wor den. Laat het kapitaal er maar aan allen kanten er binnenkomen en tot exploitatie brengen. Er val nog heel wat te exploileeren vooral in de buitenbezittingen. Na aldus het belang van Nederland voor Indië le hebben aangetoond, kwam spr. tot de vraag ol ook Indië belang heeft bij Neder land. En deze vraag beantwoordde spr. be vestigend. Daarvoor zijn twee redenen. In de eerste plaats een politiek Indië is, zooals hij reeds eer had opgemerkt, historisch met ons land saamgeweven. Er is geen natie ter wereld, die zoo goed met het Maleisch te recht kan als de Nederlandsche; geen volk, dat de eigenaardigheden der Indische bevol king zoo goed kent. Op dit onderwerp doorgaande, kwam spr. tot de opvatting van de Leidsche school ten opzichte van Indië. Spr. erkent gaarne, dat de Leidsche heeren in de wetenschap van Indië in menigerlei opzicht hem verreweg de meerdere zijn. Maar met hun economisch inzicht zijn zij minslens een eeuw ten ach ter. Dit is de fout van de ethische richting, dat zij meent, dat de toestanden nog zijn als tijdens het cultuurstelsel. Spr. erkent ook gaarne, dat de kapitalis ten hun geld niet in Indische ondernemin gen steken, om er zelf geen voordeelen van te genieten, maar men moet dan levens er kennen, dat de Indische bevolking door deze exploitatie loch nog dubbel zooveel uit die exploitatie verkrijgt, dan wanneer zij den bodem zelf exploiteerde. Met een voorbeeld, ontleend aan de suikercultuur, toonde spr. dit aan. Deze cultuur strekt Nederland tot eer; het mag daar trotsch op zijn, wat zelfs de Engelschen erkennen. De bevolking krijgt adn loon van den sa- wah, die voor do suikercultuur wordt gebe zigd, tweemaal zooveel als wanneer zij er zeil rijst op teelde. Ook ten opzichte van het bevolkingsvraagstuk is de Westersche, in dit geval de Nederlandsche, inmenging van groot belang. Ongetwijfeld zou van de veertig millioen inlanders, die thans in onzen Ar chipel leven, er de helft geen bestaan vin den, wanneer niet het Westersch kapitaal en de Westersche ondernemingsgeest er zich mee had bemoeid; niet uit ethische, niaar uit economische overwegingen, doch daarom niet minder in het belang van Indië ook. Het stelsel van coöperatie tusschen Neder land en Indië, zooals het in de lijden, die achter ons liggen, langzaam is gegroeid, zijn voor beide partijen voordeelig. Daarom, aldus besloot spr. zijn klaar en helder beloog, is de koloniale politiek, door Nederland in Indië gevoerd, gerechtvaardigd en strekt zij voor beide partijen tot een eco nomisch voordeel en is het te wenschen, dat deze samenwerking moge blijven bestaan tot in lengte van dagon. Er volgde op de voordracht, welko met groote aandacht was gevolgd, een warm ap plaus, dat zich nog eens herhaalde, toen de voorzitter den spr. voor het gesprokene har telijk had dank gezegd. Dr. De Hartog voor „De Middaghoogte". Voor een gehoor, dat de groote zaal van het Volkshuis beneden geheel vulde, trad gisteravond dr. De Hartog van Amsterdam, op, met een rede, getiteld: „Waanzin of Godsdienst". De voorzitter ds. Boissevain, leidde den spreker ,die met cenig applaus welkom werd geheeten door de vergadering, met een kort woord in. Dr. De Hartog begon met de herinnering, dat ,waar tot voor kort Multatuli de man kon boeten naar het hart der bestokers van het Godsgeloof, lhans Nietzsche zijn plaats bij hen heeft ingenomen. Mag Multatuli worden genoemd het mes, Nietzsche is te noemen de vlam, zooals hijzelf ergens zegt: „Ik ben vlam. ik weet van waar ik stam; en mijn roeping is het 't al in vlammen om te zetten". Nietzsche wil den mensch uit drijven naar het boven-menschelijke; als een titan wil hij God dood verklaren, opdat de mensch tot leven kome. Hij laat een dol leman met een lantaren rondloopen: roe pende; „God is dood"; en als hij dan ziet, dat niemand antwoordt, dan slaat hij de lantaren sluk en zegt: „Ik ben te vroeg ge komen; dit licht heeft de menschen nog niet bereikt, evenals dat van sommige sterren. Maar eenmaal zullen ze het zien". Nietzscho zet tegenover elkaar het „dio- nysische", het zichzelf handhavende, zich zelf paneerende, en het gekruisigde, waarin hij ziet den vloek, die op de menschheid rust. den druk. die het leven ten onder houdt en den mensch decadent maakt en hem doet verzakken en verzieken. De spreker zette met Nietzsche in, omdat Nietzsche juist den waanzin aanroept, om te kunnen afbreken al wat hem in zijn zichzelf zijn wil belemmeren (dus gods dienst, enz.), ten einde zichzelf te kunnen opbouwen. Dr. De Hartog voert nu zijn gehoor terug tot Kant, wiens kennis theoretisch on derzoek hierop neerkomt, dat de slof van onze gewaarwordingen ons is gegeven, maar opgevangen wordt in de onzen geest inwo nende denkvormen (categorieën). In zoover zou men volgens Kant den menschelijken geest den schepper van zijn voorstellings wereld kunnen noemen. Kant wordt wel eens de Copernicus van het denken ge noemd, omdat, volgens en na Kant, de wer kelijkheid draait om het menschelijke be wustzijn; vóór Kant beschouwde men het andersom. Nu ging Schopenhauer zóó ver, dat hij de werkelijkheid van tijd, ruimte en oorzakelijkheid „Gehirnphaenomen" noem de, al erkende Schopenhauer nog een wer kelijkheid boven en achler het lijd-ruimte- lijke. Maar Nietzsche spitste het Kanliaan- sche ëénzijdig zoo toe. dal hij den mensch op zichzelf wilde poneeren als de eenige machtshebber, die zelf de gansche wereld schept uit het menschelijke bewustzijn zelf. Het gaat bij Nietzsche om de uiterste span ning van den menschelijken wil, zoodat hij PRIJS DEZER COURANTt Voor Leiden per S maanden ƒ2.88, per week' ..iTTwSYV 0.18, Builen Leiden, waar agenten gevestigd zijn, per week 7liïrir~»Q.lB,* Franco per post ƒ2.85 -f- portokosten. zelfs in de leugen en in de dwaling groot worden kan. De Godloocliening van Nietz sche moet en wil uiteindelijk leiden tot het maken van het menschelijke bewuslzijn en - den menschelijken wil tot aldoorvoerende en eenig-bepalende en zelf-stellende. In dit verband herinnert spreker even aan Max Stirner met zijn „der Einsige und sein Eigen tuin", die als individualist tot het uiterste alleen het Ik het eenig reëele noemt, „mij gaat niets boven mij", en waarde alleen aan iets toekent voorzoover het het Ik dient. Spr. vraagt of deze leer een houdbare is? Hij meent van neen; want al dadelijk zien wij hoe het menschelijke bewustzijn wordt geboren als resultaat, en dus nooit kan we zen het eerste ,doch steeds moet heeten het tweede. Kennis is alleen mogelijk, wanneer het menschelijk bewustzijn zich „onder werpt" aan het „voorwerpelijke", d. w. z. begint met zich le buigen, te gehoorzamen. Ervaring en wetenschap leeren ons hoe mijn kennis en weten is „ontleend goed". Dan vraagt een mensch niet naar waanzin om vrij te worden, maar naar waarheid om hem vrij te maken. De consequentie der Godloochening is door Nietzsche zuiver aangevoeld; zij wil zich ontdoen van den band met het regu- leerende van een hoogere orde der dingen. Die band mist de godsdienstwaanzin ook, maar voelt dit gemis als een droeve last; terwijl de waanzin van de Godloochening dien band verbreekt met lust, met opzet. Spr. wil in het tweede deel van zijn be toog zijn gehoor trachten te doen verstaan, hoe er in het leven zich immer twee be ginselen openharen: het passieve en het actieve, lijdelijkheid en dadelijkheid, nood zakelijkheid en vrijheid. Zij sluiten elkaar niet uit, zij vullen elkander aan: en waar zij dat doen, daar voeren zij het leven op hooger plan, tot werkelijkheid van hooger natuur. Eenigszins zien wij dat al in de wereld van het bloot maleriëele; het ont vangen voedsel wordt omgezet in vleesch en bloed, en wordt lot energie van zenuwen en spieren. Maar duidelijk wordt dit in do kringen van het schoono, waarbij do ware genieën is de conceptie, de ontvangenis; maar er is ook een uitdragen van wat is ontvangen, zoodat het in de kunst slaat le stralen in de glorie van hooger werkelijk heid als schoonheid. Iels dergelijks in de wereld van de zede; de roeping, de nood, die is opgelegd, en die „geen keuze laat". Eindelijk ook in de hoogste orde. die van den „verborgen wensch", die uitgaat naar de tinne van zijn huis, om daar le ontvan gen zijn hoogste goed, een indaling van het allerheerlijkste, het hemelsche. De Gekruisigde droeg die volheid zóó slerk in zich, dat hij durfde spreken: „Ik ben de waarheid". Zoo was Hij in het mid den der menschheid als een doorbreker van het hoogste goed; de waarachtige Konings- mensch. Overal in de werkelijkheid kunnen wij vinden twee lijnen, twee richtingen; het le ven is eensdeels ontwikkeling van wat in het wezen zit, evolutie; de andere lijn is beginsel, dat van boven komt, het beginsel der wederbaring, der regeneratie; het brengt ten onder om boven zichzelf uit te voeren. Kruising en Kruisiging werkt veredeling; de gebroken natuur wordt cultuur. Het gansche geestesproces openbaart dit beginsel In het denken als dialectiek; in het willen als regeneratie. Sprekers slolsom is, dat op deze wijze de door het subjectivisme ingeroepen waanzin alleen kan worden opgeheven in de waar heid van het objectieve. Hij eindigt met de hoop uit te spreken, dat zijn betoog en de daarin ontwikkelde lijnen en gedachten aanleiding mogen geven lot het maken van opmerkingen en tegenwerpingen in tegen overgestelde richting, zooals die door do mannen van „De Dageraad" wordt voor gestaan. Van de gelegenheid lot debat of tot hel doen van vragen maakte niemand gebruik, zoodat de voorzitter eer dan gewoonlijk op vergaddhingen. waar dr. de Hartog het wnnrd voert, tot sluiting kon overgaan. Ds. Boissevain dankte dr. De Hartog voor zijn op plastische wijze voorgedragen be toog over een zoo belangwekkend, maar moeilijk te behandelen en niet gemakkelijk te volgen onderwerp. Lizzy Citana. In de kleine Sladszaal is gisteravond op- gelreden een jonge zangeres onder den naam van Lizzv Citana. Genoemde zangeres geeft haar concerten onder de auspiciën van het Concert-bureau De Koos, en heelt zoo al in meerdere groole plaatsen van ons land haar debuut gevierd. Het programma getuigde van een ruime opvalling van het begrip: repertoire. Bach, Handel, Brahms, Duparc, Debussy, Strauss, terwijl ook de Hollanders niet ontbraken en vertegenwoordigd werden door Verliey, een allermodernst' lied van Frans Hasselaar; het Wiegeliedje van Willem Andriessen en een compositie van Hendr. van Oort. Toch is het jammer, dat, trots al deze ver scheidenheid, de verschillende liederen, on der ëén nummer genomen, te veel denzelfden geest ademden. Dit begon al dadelijk met de eerste drie aria's. Agnus Dei uit de U moll messe, de aria uit Samson, Ihr Söhne Israël klaget, en lot slot het Miserere van Handel uit het Deltiger Te Deum; dat zijn geen aria's om achter elkaar op een programma te zettenzij heffen elkaar le veel op. Dit zelfde geldt, hoewel niet zoo sterk, voor BINNENLAND. De melkprijs is te Leiden voor Iangexca termijn verhoogd. B. M. de Koningin heeft in verband mei de Kabinetscrisis mgr. Nolens ten tweedei) male ontvangen. Ook de heer Colijn is doo( H. M. reeds twee malen ontvangen. Adres van het Internationaal Terhond van Vakverenigingen aan den Oppersten Raad van den Volkenbond ten aanzien van den nood in Dnitschland. f Officieel rapport over de bestrijdino van het mond- en klauwzeer met de entstof van prol. Pfeiler. Overwerk In slagerij'en. De periodieke verhoogingen van het per. soneel der Ned. Spoorwegen znllen met in< gang van 1 Januari a.s. niet doorgaan, k BUITENLAND' Te Perijs is de Volkenbondsraad bijeenge. komen. Aan Stresemann is opgedragen een poginfl te doen om met de geallieerden tot onder, handeling te komen over het Roergebied. In Oostenrijk Is de staking begonnen. Voorstellen aan het Amerikaansche Con gres. Lamerto en Elegie van Duparc; voor Dia Nacht en Winlerweihe van Strauss; voor Immer leiser wird mein Schtummer na die Mai nacht van Brahms. De zangerees beschikt over een klankrijk' altgeluid, dat vooral in de Fransche liederen goed tot zijn recht kwam, al kunnen wij niet ontkennen, dat het dikwijls te-laag-nemen van de toonshoogte ook hier opviel. De voordracht getuigt van een diep meele. ven van de zangeres in de liederen, die zij vertolkt; door het schoone aanwenden van de kopstem weet zij ook dikwijls verrassende stemmingen te geven: als in het Wiegeliedje, van Andriessen. Een uitstekende begeleider had zij in Louis Schnitzler, die als immer door zijn prachtig accompagnement de kroon op het geheel zetle. De zaal was goed bezet. De aanwezigen gaven door een hartelijk applaus aan het slot hun bijval te kennen, toen de zangeres een bouquet rozen werd aangeboden. „De Stem des Volks". „De Stem des Volks" heeft zich gister, avond weer in de groole Stadszaal alhier doen hooren voor velen, zij het dan ook, dat die zaal niet geheel bezet was en op het bal kon geen enkele toehoorder was gezeten. „De Stem des Volks" heelt meerendeels een krachtig en zuiver geluid doen hooren en weer een goeden indruk gemaakt; ook na. haar sterke uitbreiding. Want deze arbei- derszangvereeniging is gereorganiseerd, ten gevolge van haar groei, in vrouwen-, man. nen- en gemengd koor en gisteravond hebben wij deze drie afdeelingen gehoord. Alle staan onder leiding van den heer H. van Kesteren uit Den Haag, die, al deed hij het dezen avond zonder dirigeerstok, met zijn menschen heel veel goeds wist te bereiken. De verschillende koren zongen, hetzij a ca. pella, heizij met begeleiding heel goed, Zelden toch liet de zuiverheid le wen- sehen over en de nuanceeringen werden goed in acht genomen. Slechts deze opmer. king: de zangers en vooral de zangeressen bij name de sopranen, zetten hun stemmen af en toe niet al te veel uit. Het moet zingen blijven. En ook rfog dit: Gekozen worden liefst geen nummers in vreemde talen; de uitspraak wij nemen het den zangers niet kwalijk van het Fransch in „Melaenis" bijv. was verre van goed. Gezongen werden liederen Van Fred. J, Roeske, Mozart, Ileinze, Olman, De Nobel, Van der Linden, Dopper, Mann, Calh. van Rennes en Van Duise. Bijzonder mooi en met uitdrukking werd door het gemengd koor gezongen „Zondagmorgen", door het vrou wenkoor „Avond-Cantate", vooral het Iaat. ste deel, en door het mannenkoor „Zomer avond". Zeer krachtig en geestdriftig zong het gemengd koor „De Rooden roepen." Het muziekgezelschap „Eulerpe" was zooi welwillend zijn medewerking te verleenen. Het deed het op voortreffelijke wijze en zeer ten genoegen der aanwezigen. Vooral het „Largo" van Handel en een viool-solo van den directeur, den heer H. van Zanten Dzn., met orkestbegeleiding, vielen le roemen. Ook Helen de violen zich van gunstige zijde kennen bij de begeleiding van het door hel gemengd koor gezongen „Avd veru-u corpus", - w

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1923 | | pagina 1