No. 1955$.
DINSDAG 11 DECEMBER
Anno 1923
'OffMesfs Ksfroisnsvfoppii.
STADSNIEUWS.
Het voornaamste nieuws
van heden.
LEIDSCH
DAGBLAD
PROS DEB ADVERTENTIEN:
80 Cts. per regel. Bij regelabonnemenl belangrijk lageren prlj*.
Kleine Advertentiën, uitsluitend bij vooruitbetaling. Woensdags en
Zaterdags 60 Cts., bij een maximum aantal woorden van 80.
Incasso volgens postrecht. Voor eventueels opzending van brieven
10 Cts. porto te betalen. Bewijsnummer 6 Cts.
'Hl
Bureau Noordelndspleln Telefoonnummers voor
Directie en Administratie 175 Redactie 1507.
Postchèque- en Girodienst No. 57055 Postbus No. 54
Qlt nummer bestaat uit TWEE Bladen
EERSTE BLAD.
GEMEENTELIJKE VISCHVERKOOP.
'Aan den gemeentelijken viscbwinkel
Vischmarkt 18, tel. 1225 is Woensdag ver
krijgbaar SCHELVISCH a f 0.18, f 0.21,
I 0.30, SCHOL a f 0.1G—f 0.41, KABEL
JAUW a f 0.38 en TONG a f 0.83 per pond.
N. C. DE GIJSELAAR, Burgem.
Leiden, 11 December 1923.
HAVENGELD.
Burgemeester en Wethouders van Leiden
frengen ter kennis van belanghebbenden
dat vanaf Maandag 17 December a.s.,
iederen Maandag, Dinsdag, Woensdag en
Donderdag, van des voormiddags 10 tot 12
Dm en des namiddags van 2 tot 4 nnr, ten
kantore van den Directenr van den Markt
en Havendienst (Waaggebouw, ingang Man-
Öenmakerssleeg) wederom gelegenheid zal
bestaan zich op havengeld te abonneeren
dat, ten einde hoogere schatting te voor
komen, geldige meetbrieven moeten worden
yertoond van die vaartuigen, waarvan zulks
iiog niet heeft plaats gehad, of die in den
loop van het jaar een betimmering hebben
L adergaan, welke op het laadvermogen van
Invloed kan zijn.
N. C. DE GIJSELAAR, Burgem.
r' VAN STRIJEN, Secretaris.
Leiden, 11 December 1923.
VETTE VAF.KÏNSMARKT.
Burgemeester en Wethouders van Leiden
brengen ter kennis van belanghebbenden.
Rat, in verband met liet vallen van den eer
sten Kerstdag en den Nieuwjaarsdag op Dins
dag, de vette varkensmarkten van 25 De-
i cember en 1 Jan. a.s. op 24 December en
31 December a.s. zullen worden gehonden.
N. C. DE GIJSELAAR, Burgem.
VAN STRIJEN, Secretaris.
Leiden, 11 December 1923.
Gen hulde aan prof. mr. W. van der Vlngt.
Na meer dan veertig jaren het professo-
ïaat in de wijsbegeerte en de encyclopaedie
I Res rechts te hebben bekleed, moest prof.
mr. W. van der Vlugt dit jaar, wegens hel
bereiken van den 70-jarigcn leeftijd aftre-
Hen.
Zijn amblgenooten in de Leidsche facul-
1 tr der rechtsgeleerdheid hebben gemeend
'den grooten geleerde niet beter te kunnen
eeren dan door een deel van zijn belangrijk
ste geschriften, die in verschillende tijd
schriften in den loop der jaren zijn geplaatst
tc verzamelen en in een bundel uit te geven.
De hoogleeraren mrs. jhr. Van Eysinga, Van
Kan, en Van Blom hebben, in opdracht van
He Leidsche Faculteit der Rechtsgeleerdheid,
'.flen eersten bundel saamgelezen en hopen
bij voldoende belangstelling ook een tweeden
bundel te kunnen laten volgen.
In den eersten bundel, die dezer dagen zal
.Verschijnen, zijn opgenomen In den strijd
om het rechtLevend volksrechtPolitiscb
Idealisme De zedelijke waarde der verove
ringspolitiek Kamerrede over de Marxisti
sche Theorie Voor Finland Het pleit voor
Hwang of vrijheid heropendReponse au
Livrc bleu Belangrijke kwestie en Af
scheidscollege.
De keuze dezer bijdragen is met zorg uit
prof. Van der Vlugt's wijsgeerig werk en
uit zijn publicaties over internationale
yraagstukken gedaan.
Bij het altreden van den hoogleeraar ie
hem geen huldiging aangeboden, maar aan
gezien de uitgave van deze geschriften de
meest gepaste hulde is, die den hoogleeraar
aangeboden kan worden, hebben de heeren
Van Eysinga, Van Kan en Van Blom ge
meend, de inteekenaars op dit werk in de
'gelegenheid te moeten stellen een kaarlje met
zijn of haar inteekening aan hen te zenden,
welke kaartjes zij in een fraai gebonden al
bum zullen samenvoegen.
Korlen tijd na de verschijning van het
perste deel zal dit album dan aan prof. Van
der Vlugt worden aangeboden als een hulde
van allen, die door inteekening op dit werk
geloond hebben, dat zij den afgetreden hoog
leeraar in zijn geschriften willen eeren en
huldigen.
De economische fceteekenis van Indië voor
Nederland.
Op uilnoodiging van het Departement Lei
den van de Nederlandsche Maatschappij voor
Nijverheid en Handel hield prof. mr. M. W.
F. Treub gisteravond in het Nulsgebouw een
Voordracht over De economische beteekenis
yan Indië voor Nederland.
De groole zaal was goed bezet. Ook de bur
gemeester woonde de vergadering bij en nam
San de bestuurstafel plaats.
Te ruim acht uur opende de voorzitter, de
heer D. Jaeger, de vergadering met een woord
Van welkom, in het bijzonder aan prof. Treub
en aan burgemeester jhr. De Gijselaar, waar
na hij aan den spr. het woord verleende.
Snr. ving aan met de opmerking, dat hij
tegenwoordig nog al dikwijls over Indië
spreekt Dit komt, doordat hij in de laatste
jaren veel met Indië te doen heeft gehad. En
het spijt hem, dat hij niet dertig jaar vroeger
in Indië is geweest. Hij zou dan reed3 eer
een beier inzicht in dit groote land hebben
gehad. Indië is van beteekenis op economisch
gebied voor ons land, doch hij wil het hier
eens zeggen, dat Indië ook beteekenis op po
lilick gebied heeft en voornamelijk op het ge
bied der internationale politiek. Daardoor
heeft ook Nederland meer invloed op de in
ternationale politiek dan andere landen van
ongeveer gelijken omvang als ons land.
Spr. herinnerde in dit verband aan den
grooten oorlog, dio heeft teweeggebracht, dat
do Westersche Stalen op het oogenblik niet
in slaat zijn een nieuwen oorlog te beginnen.
Anders wordt het, wanneer men zijn blik
wendt naar het Oosten. Spr. heeit gelezen,
dat er binnen de vijf jaar een oorlog in het
Oosten zal uitbreken. Hij gelooft dit niet,
maar ongetwijfeld heeft Japan expansie noo-
dig en dat zal te eeniger tijd allicht tot een
oorlog leiden. En dan zal Nederland door zijn
Archipel daar zeer waarschijnlijk mee in be
trokken worden. Nu wilde spr. slechts ter
loops opmerken, dat wij historisch zoo met
Indië verbonden zijn, dat wij ook een zede
lijke verplichting hebben Indië te verdedigen.
Na deze uitweiding op het terrein der in
ternationale politiek kwam spr. tot zijn
eigenlijk onderwerp: de economische betee
kenis van Indië voor Nederland. En dan wees
hij allereerst hier op, dat jaarlijks eenige dui
zenden Nederlanders, jonge menschen, ge
leerd en halfgeleerd, die in het moederland
te veel zijn, een arbeidsveld vinden in Indië.
Dat is reeds van groote beteekenis. Door den
oorlog is de band tusschen Nederland en In
dië op economisch gebied wel iels losser ge
worden, een gevolg er van, dat tijdens den
oorlog het afzetgebied van Indië veel meer
dan daarvoor in het Oosten lag. Dat er na
den oorlog in Indië ook eenige malaise is ge
weest, is mede een gevolg hiervan. Er is in de
Nederlanden destijds met geld gesmeten,
maar in Indië is dit nog veel erger geweest.
Er werden schatten verdiend en men meen
de, dat het niet op kon.
Toen echter de prijzen niet meer wilden
stijgen, maar achteruitliepen, moest er ook
in Indië bezuinigd worden. Er waren veel te
veel menschen aangesteld ook in Indië en het
is nu eenmaal niet anders, dat, wanneer men
acht menschen noodig heeit' en men neemt
er tien voor, dan doen die tien niet meer
werk voor zes (gelach). Daarom is het veel
meer noodig, dat men het te veel aan werk
krachten doet afnemen, dan de salarissen
gaat verlagen. Nu zijn er iu Indië al veel
meer menschen ontslagen dan in ons land,
zoo wel door het gouvernement als bij de
particuliere ondernemingen.
Het kan nu eenmaal niet anders, dat wij,
die twee eeuwen Indië bezitten, met econo
mische banden aan dit land verbonden zijn,
betoogde spr. De helft van onze scheepvaart
staat en valt met Indië en daarmede hangt
weder onverbrekelijk samen de scheepsbouw
en de metaalindustrie Als wij Indië niet had
den, dan zouden onze scheepswerven voor
de helft, misschien voor tweederden, het
werk verliezen en daarmede hangen een
aantal andere bedrijven weer samen, met
name die in de metaal-industrie. En wat een
werkloosheid zou daarvan weder het gevolg
zijnl Daarom is het zoo goed, dat onze in
dustrieën afzetgebieden in Indië vinden.
Spr. herhaalde nog eens, dat Indië geen
eigenlijke crisis heelt doorgemaakt; men
heeft er alleen maar veel en veel te royaal
geleefd. Daardoor wordt de toestand er thans
nl weer beter. Vandaar, dat de bestellingen
bij de groote melaal-industrieên hier te lande
ook weer toenemen.
Ook voor de textielnijverheid, in het bij
zonder voor die in Twente, is Indië vrijwel
de ruggegraat.
Keeren wij nu de rollen eens om, zeide
spr., en zien wij wat uit Indië naar Neder
land gaat. Spr. noemde de grondstof voor
onze margarinefabrieken, de copra, die uit
Indië komt; de tabak, de rubber, de suiker
en nog veel meer producten.
Ook op het gebied van het Bankwezen en
de handelshuizen heeft Indic een enorme be
teekenis voor Nederland. Ook dit hangt weer
geheel samen met de historie der eeuwen.
Nederland is historisch geheel met Indië
samengegroeid, dus ook zijn handel, zijn be
drijf, zijn bankwezen. Als wij eenmaal los
gescheurd werden van Indië en Indië van
ons, zou dit een geweldige ramp voor ons
land zijn.
Spr. zegt al deze dingen nog eens, om de
menschen van het groote belang, dat wij
hebben bij Indië, te doordringen. In Indië
meent men, dat er in Nederland absoluut
geen belang voor dit land is. Spr. heeft toen
nij in lnaië was, het altijd anders gezegd. Er
is wel belangstelling, doch deze belangstel
ling is nog le latent. Maar als er eenmaal
gevaar kwam Indië le zullen verliezen, dan
zou het wel anders worden. Maar als men dit
beseft, dan moet men ook wat voor Indië
over hebben. Men moet het ook willen ver
dedigen.
Indië is zoo groot, dal het niet bloeien kan
door Nederlandsch kapitaal alleen. Daarom
moet daar de open deur politiek gevolgd wor
den. Laat het kapitaal er maar aan allen
kanten er binnenkomen en tot exploitatie
brengen. Er val nog heel wat te exploileeren
vooral in de buitenbezittingen.
Na aldus het belang van Nederland voor
Indië le hebben aangetoond, kwam spr. tot
de vraag ol ook Indië belang heeft bij Neder
land. En deze vraag beantwoordde spr. be
vestigend. Daarvoor zijn twee redenen. In
de eerste plaats een politiek Indië is, zooals
hij reeds eer had opgemerkt, historisch met
ons land saamgeweven. Er is geen natie ter
wereld, die zoo goed met het Maleisch te
recht kan als de Nederlandsche; geen volk,
dat de eigenaardigheden der Indische bevol
king zoo goed kent.
Op dit onderwerp doorgaande, kwam spr.
tot de opvatting van de Leidsche school ten
opzichte van Indië. Spr. erkent gaarne, dat
de Leidsche heeren in de wetenschap van
Indië in menigerlei opzicht hem verreweg de
meerdere zijn. Maar met hun economisch
inzicht zijn zij minslens een eeuw ten ach
ter. Dit is de fout van de ethische richting,
dat zij meent, dat de toestanden nog zijn als
tijdens het cultuurstelsel.
Spr. erkent ook gaarne, dat de kapitalis
ten hun geld niet in Indische ondernemin
gen steken, om er zelf geen voordeelen van
te genieten, maar men moet dan levens er
kennen, dat de Indische bevolking door deze
exploitatie loch nog dubbel zooveel uit die
exploitatie verkrijgt, dan wanneer zij den
bodem zelf exploiteerde. Met een voorbeeld,
ontleend aan de suikercultuur, toonde spr.
dit aan. Deze cultuur strekt Nederland tot
eer; het mag daar trotsch op zijn, wat zelfs
de Engelschen erkennen.
De bevolking krijgt adn loon van den sa-
wah, die voor do suikercultuur wordt gebe
zigd, tweemaal zooveel als wanneer zij er
zeil rijst op teelde. Ook ten opzichte van het
bevolkingsvraagstuk is de Westersche, in dit
geval de Nederlandsche, inmenging van
groot belang. Ongetwijfeld zou van de veertig
millioen inlanders, die thans in onzen Ar
chipel leven, er de helft geen bestaan vin
den, wanneer niet het Westersch kapitaal en
de Westersche ondernemingsgeest er zich
mee had bemoeid; niet uit ethische, niaar uit
economische overwegingen, doch daarom
niet minder in het belang van Indië ook.
Het stelsel van coöperatie tusschen Neder
land en Indië, zooals het in de lijden, die
achter ons liggen, langzaam is gegroeid, zijn
voor beide partijen voordeelig.
Daarom, aldus besloot spr. zijn klaar en
helder beloog, is de koloniale politiek, door
Nederland in Indië gevoerd, gerechtvaardigd
en strekt zij voor beide partijen tot een eco
nomisch voordeel en is het te wenschen, dat
deze samenwerking moge blijven bestaan tot
in lengte van dagon.
Er volgde op de voordracht, welko met
groote aandacht was gevolgd, een warm ap
plaus, dat zich nog eens herhaalde, toen de
voorzitter den spr. voor het gesprokene har
telijk had dank gezegd.
Dr. De Hartog voor „De Middaghoogte".
Voor een gehoor, dat de groote zaal van
het Volkshuis beneden geheel vulde, trad
gisteravond dr. De Hartog van Amsterdam,
op, met een rede, getiteld: „Waanzin of
Godsdienst".
De voorzitter ds. Boissevain, leidde den
spreker ,die met cenig applaus welkom werd
geheeten door de vergadering, met een kort
woord in.
Dr. De Hartog begon met de herinnering,
dat ,waar tot voor kort Multatuli de man
kon boeten naar het hart der bestokers van
het Godsgeloof, lhans Nietzsche zijn plaats
bij hen heeft ingenomen. Mag Multatuli
worden genoemd het mes, Nietzsche is te
noemen de vlam, zooals hijzelf ergens zegt:
„Ik ben vlam. ik weet van waar ik stam;
en mijn roeping is het 't al in vlammen om
te zetten". Nietzsche wil den mensch uit
drijven naar het boven-menschelijke; als
een titan wil hij God dood verklaren, opdat
de mensch tot leven kome. Hij laat een dol
leman met een lantaren rondloopen: roe
pende; „God is dood"; en als hij dan ziet,
dat niemand antwoordt, dan slaat hij de
lantaren sluk en zegt: „Ik ben te vroeg ge
komen; dit licht heeft de menschen nog niet
bereikt, evenals dat van sommige sterren.
Maar eenmaal zullen ze het zien".
Nietzscho zet tegenover elkaar het „dio-
nysische", het zichzelf handhavende, zich
zelf paneerende, en het gekruisigde, waarin
hij ziet den vloek, die op de menschheid
rust. den druk. die het leven ten onder
houdt en den mensch decadent maakt en
hem doet verzakken en verzieken.
De spreker zette met Nietzsche in, omdat
Nietzsche juist den waanzin aanroept, om
te kunnen afbreken al wat hem in zijn
zichzelf zijn wil belemmeren (dus gods
dienst, enz.), ten einde zichzelf te kunnen
opbouwen.
Dr. De Hartog voert nu zijn gehoor terug
tot Kant, wiens kennis theoretisch on
derzoek hierop neerkomt, dat de slof van
onze gewaarwordingen ons is gegeven, maar
opgevangen wordt in de onzen geest inwo
nende denkvormen (categorieën). In zoover
zou men volgens Kant den menschelijken
geest den schepper van zijn voorstellings
wereld kunnen noemen. Kant wordt wel
eens de Copernicus van het denken ge
noemd, omdat, volgens en na Kant, de wer
kelijkheid draait om het menschelijke be
wustzijn; vóór Kant beschouwde men het
andersom. Nu ging Schopenhauer zóó ver,
dat hij de werkelijkheid van tijd, ruimte en
oorzakelijkheid „Gehirnphaenomen" noem
de, al erkende Schopenhauer nog een wer
kelijkheid boven en achler het lijd-ruimte-
lijke. Maar Nietzsche spitste het Kanliaan-
sche ëénzijdig zoo toe. dal hij den mensch
op zichzelf wilde poneeren als de eenige
machtshebber, die zelf de gansche wereld
schept uit het menschelijke bewustzijn zelf.
Het gaat bij Nietzsche om de uiterste span
ning van den menschelijken wil, zoodat hij
PRIJS DEZER COURANTt
Voor Leiden per S maanden ƒ2.88, per week' ..iTTwSYV 0.18,
Builen Leiden, waar agenten gevestigd zijn, per week 7liïrir~»Q.lB,*
Franco per post ƒ2.85 -f- portokosten.
zelfs in de leugen en in de dwaling groot
worden kan. De Godloocliening van Nietz
sche moet en wil uiteindelijk leiden tot het
maken van het menschelijke bewuslzijn en
- den menschelijken wil tot aldoorvoerende
en eenig-bepalende en zelf-stellende. In dit
verband herinnert spreker even aan Max
Stirner met zijn „der Einsige und sein Eigen
tuin", die als individualist tot het uiterste
alleen het Ik het eenig reëele noemt, „mij
gaat niets boven mij", en waarde alleen
aan iets toekent voorzoover het het Ik dient.
Spr. vraagt of deze leer een houdbare is?
Hij meent van neen; want al dadelijk zien
wij hoe het menschelijke bewustzijn wordt
geboren als resultaat, en dus nooit kan we
zen het eerste ,doch steeds moet heeten het
tweede. Kennis is alleen mogelijk, wanneer
het menschelijk bewustzijn zich „onder
werpt" aan het „voorwerpelijke", d. w. z.
begint met zich le buigen, te gehoorzamen.
Ervaring en wetenschap leeren ons hoe mijn
kennis en weten is „ontleend goed". Dan
vraagt een mensch niet naar waanzin om
vrij te worden, maar naar waarheid om
hem vrij te maken.
De consequentie der Godloochening is
door Nietzsche zuiver aangevoeld; zij wil
zich ontdoen van den band met het regu-
leerende van een hoogere orde der dingen.
Die band mist de godsdienstwaanzin ook,
maar voelt dit gemis als een droeve last;
terwijl de waanzin van de Godloochening
dien band verbreekt met lust, met opzet.
Spr. wil in het tweede deel van zijn be
toog zijn gehoor trachten te doen verstaan,
hoe er in het leven zich immer twee be
ginselen openharen: het passieve en het
actieve, lijdelijkheid en dadelijkheid, nood
zakelijkheid en vrijheid. Zij sluiten elkaar
niet uit, zij vullen elkander aan: en waar
zij dat doen, daar voeren zij het leven op
hooger plan, tot werkelijkheid van hooger
natuur. Eenigszins zien wij dat al in de
wereld van het bloot maleriëele; het ont
vangen voedsel wordt omgezet in vleesch
en bloed, en wordt lot energie van zenuwen
en spieren. Maar duidelijk wordt dit in do
kringen van het schoono, waarbij do ware
genieën is de conceptie, de ontvangenis;
maar er is ook een uitdragen van wat is
ontvangen, zoodat het in de kunst slaat le
stralen in de glorie van hooger werkelijk
heid als schoonheid. Iels dergelijks in de
wereld van de zede; de roeping, de nood,
die is opgelegd, en die „geen keuze laat".
Eindelijk ook in de hoogste orde. die van
den „verborgen wensch", die uitgaat naar
de tinne van zijn huis, om daar le ontvan
gen zijn hoogste goed, een indaling van het
allerheerlijkste, het hemelsche.
De Gekruisigde droeg die volheid zóó
slerk in zich, dat hij durfde spreken: „Ik
ben de waarheid". Zoo was Hij in het mid
den der menschheid als een doorbreker van
het hoogste goed; de waarachtige Konings-
mensch.
Overal in de werkelijkheid kunnen wij
vinden twee lijnen, twee richtingen; het le
ven is eensdeels ontwikkeling van wat in
het wezen zit, evolutie; de andere lijn is
beginsel, dat van boven komt, het beginsel
der wederbaring, der regeneratie; het brengt
ten onder om boven zichzelf uit te voeren.
Kruising en Kruisiging werkt veredeling; de
gebroken natuur wordt cultuur. Het gansche
geestesproces openbaart dit beginsel In het
denken als dialectiek; in het willen als
regeneratie.
Sprekers slolsom is, dat op deze wijze de
door het subjectivisme ingeroepen waanzin
alleen kan worden opgeheven in de waar
heid van het objectieve. Hij eindigt met de
hoop uit te spreken, dat zijn betoog en de
daarin ontwikkelde lijnen en gedachten
aanleiding mogen geven lot het maken van
opmerkingen en tegenwerpingen in tegen
overgestelde richting, zooals die door do
mannen van „De Dageraad" wordt voor
gestaan.
Van de gelegenheid lot debat of tot hel
doen van vragen maakte niemand gebruik,
zoodat de voorzitter eer dan gewoonlijk op
vergaddhingen. waar dr. de Hartog het
wnnrd voert, tot sluiting kon overgaan.
Ds. Boissevain dankte dr. De Hartog voor
zijn op plastische wijze voorgedragen be
toog over een zoo belangwekkend, maar
moeilijk te behandelen en niet gemakkelijk
te volgen onderwerp.
Lizzy Citana.
In de kleine Sladszaal is gisteravond op-
gelreden een jonge zangeres onder den naam
van Lizzv Citana. Genoemde zangeres geeft
haar concerten onder de auspiciën van het
Concert-bureau De Koos, en heelt zoo al in
meerdere groole plaatsen van ons land haar
debuut gevierd.
Het programma getuigde van een ruime
opvalling van het begrip: repertoire. Bach,
Handel, Brahms, Duparc, Debussy, Strauss,
terwijl ook de Hollanders niet ontbraken en
vertegenwoordigd werden door Verliey, een
allermodernst' lied van Frans Hasselaar; het
Wiegeliedje van Willem Andriessen en een
compositie van Hendr. van Oort.
Toch is het jammer, dat, trots al deze ver
scheidenheid, de verschillende liederen, on
der ëén nummer genomen, te veel denzelfden
geest ademden. Dit begon al dadelijk met de
eerste drie aria's. Agnus Dei uit de U moll
messe, de aria uit Samson, Ihr Söhne Israël
klaget, en lot slot het Miserere van Handel
uit het Deltiger Te Deum; dat zijn geen
aria's om achter elkaar op een programma
te zettenzij heffen elkaar le veel op. Dit
zelfde geldt, hoewel niet zoo sterk, voor
BINNENLAND.
De melkprijs is te Leiden voor Iangexca
termijn verhoogd.
B. M. de Koningin heeft in verband mei
de Kabinetscrisis mgr. Nolens ten tweedei)
male ontvangen. Ook de heer Colijn is doo(
H. M. reeds twee malen ontvangen.
Adres van het Internationaal Terhond van
Vakverenigingen aan den Oppersten Raad
van den Volkenbond ten aanzien van den
nood in Dnitschland. f
Officieel rapport over de bestrijdino van
het mond- en klauwzeer met de entstof van
prol. Pfeiler.
Overwerk In slagerij'en.
De periodieke verhoogingen van het per.
soneel der Ned. Spoorwegen znllen met in<
gang van 1 Januari a.s. niet doorgaan,
k BUITENLAND'
Te Perijs is de Volkenbondsraad bijeenge.
komen.
Aan Stresemann is opgedragen een poginfl
te doen om met de geallieerden tot onder,
handeling te komen over het Roergebied.
In Oostenrijk Is de staking begonnen.
Voorstellen aan het Amerikaansche Con
gres.
Lamerto en Elegie van Duparc; voor Dia
Nacht en Winlerweihe van Strauss; voor
Immer leiser wird mein Schtummer na die
Mai nacht van Brahms.
De zangerees beschikt over een klankrijk'
altgeluid, dat vooral in de Fransche liederen
goed tot zijn recht kwam, al kunnen wij niet
ontkennen, dat het dikwijls te-laag-nemen
van de toonshoogte ook hier opviel.
De voordracht getuigt van een diep meele.
ven van de zangeres in de liederen, die zij
vertolkt; door het schoone aanwenden van
de kopstem weet zij ook dikwijls verrassende
stemmingen te geven: als in het Wiegeliedje,
van Andriessen.
Een uitstekende begeleider had zij in
Louis Schnitzler, die als immer door zijn
prachtig accompagnement de kroon op het
geheel zetle.
De zaal was goed bezet. De aanwezigen
gaven door een hartelijk applaus aan het
slot hun bijval te kennen, toen de zangeres
een bouquet rozen werd aangeboden.
„De Stem des Volks".
„De Stem des Volks" heeft zich gister,
avond weer in de groole Stadszaal alhier
doen hooren voor velen, zij het dan ook, dat
die zaal niet geheel bezet was en op het bal
kon geen enkele toehoorder was gezeten.
„De Stem des Volks" heelt meerendeels
een krachtig en zuiver geluid doen hooren en
weer een goeden indruk gemaakt; ook na.
haar sterke uitbreiding. Want deze arbei-
derszangvereeniging is gereorganiseerd, ten
gevolge van haar groei, in vrouwen-, man.
nen- en gemengd koor en gisteravond hebben
wij deze drie afdeelingen gehoord. Alle
staan onder leiding van den heer H. van
Kesteren uit Den Haag, die, al deed hij het
dezen avond zonder dirigeerstok, met zijn
menschen heel veel goeds wist te bereiken.
De verschillende koren zongen, hetzij a ca.
pella, heizij met begeleiding heel goed,
Zelden toch liet de zuiverheid le wen-
sehen over en de nuanceeringen werden
goed in acht genomen. Slechts deze opmer.
king: de zangers en vooral de zangeressen
bij name de sopranen, zetten hun stemmen
af en toe niet al te veel uit. Het moet zingen
blijven. En ook rfog dit: Gekozen worden
liefst geen nummers in vreemde talen; de
uitspraak wij nemen het den zangers niet
kwalijk van het Fransch in „Melaenis"
bijv. was verre van goed.
Gezongen werden liederen Van Fred. J,
Roeske, Mozart, Ileinze, Olman, De Nobel,
Van der Linden, Dopper, Mann, Calh. van
Rennes en Van Duise. Bijzonder mooi en
met uitdrukking werd door het gemengd koor
gezongen „Zondagmorgen", door het vrou
wenkoor „Avond-Cantate", vooral het Iaat.
ste deel, en door het mannenkoor „Zomer
avond". Zeer krachtig en geestdriftig zong
het gemengd koor „De Rooden roepen."
Het muziekgezelschap „Eulerpe" was zooi
welwillend zijn medewerking te verleenen.
Het deed het op voortreffelijke wijze en zeer
ten genoegen der aanwezigen. Vooral het
„Largo" van Handel en een viool-solo van
den directeur, den heer H. van Zanten Dzn.,
met orkestbegeleiding, vielen le roemen.
Ook Helen de violen zich van gunstige
zijde kennen bij de begeleiding van het
door hel gemengd koor gezongen „Avd
veru-u corpus", - w