In verkeerde Schoenen.
No. 19551.
LEIDSCH DAGBLAD, Zaterdag 1 December.
Derde Blad. Anno 1923
Londensche Brieven.
„DE OSSEKOP" Donkersteeg 5, Telef. 2063
{jf| BUITENL. WEEKOVERZICHT.
H
Hetgeen wij in ons vorig overzicht reeds
bij voorbaat aannamen, n.l. dat het kabinet
Stresemann in Duitschland zou zijn geval
len, is geschied. -Voor de eerste maal is in
Duilschland door een votum van den Rijks
dag een ministerie naar huis gezonden.
Over den val is een week verloopen en nog
is de crisis niet olficieel geheel opgelost,
dank zij de groote verschillen, die ook daar
iusschen de diverse partijen bestaan en
waaraan veelal te veel gewicht wordt ge
hecht. Zoo immers het belang van het Duit-
sclie land ooit gevraagd heeft naar opgeven
van partij-belang en naar eendrachtige sa
menwerking, dan is het wel op dit oogen-
blik. Er werd echter vast gehouden aan ze
kere verlangens ten eigen bate door de par
tijen, die natuurlijk, wanneer men door een
zuivere partij-bril de zaken bezag, niet te
yereenigen waren. Er is .getracht een regee
ring te vormen uit de burgerlijke partijen,
men heeft gestreefd naar een extra-parle
mentair kabinet, 't wilde niet lukken. Tel-
keps waren het partij-belangen, die een
spaak in het wiel staken.
De beste oplossing zou wellicht zijn ont
binding van den Rijksdag, omdat het hui
dige parlement geen beeld meer geeft van
wat er leeft onder het Duitsche volk, maar
er is een groot bezwaar wie zal regeeren
tijdens de periode van het niet-bestaan van
gen parlement Dat is de groote vraag en
daarop beroept rijkspresident Ebert zich te
genover de Duitsch-nationalen en andere na
tionalisten, die hem, omdat hij niet tot rijks
dagontbinding wilde overgaan, beschuldigen
yan de beschermende hand te houden boven
de linksche partijen, in casu vooral de soc.-
democratische en hem dus betichten van
partijdigheid, overtuigd ajs zij zijn, bij
nieuwe verkiezingen zij te zullen spinnen,
een overtuiging, die wij geheel deelen.
Het laat zich echter aanzien, dat na een
,week de crisis eindelijk spoedig opgelost zal
zijn en misschien kunnen wij elders al wel
de volledige samenstelling geven van de
nieuwe regeering onder leiding van den Cen
trum-hoofdman Marx, die slechts kan blij
ven bestaan bij de gratie van sociaal-demo
craten of Duitsch-nationalen en daarom bij
'de geboorte reeds meebrengt de bacil van
pen spoedig met den dood eindigende ziekte.
Zwak zal de nieuwe regeering staan, ter-
Wijl juist een Hercules-taak haar wacht, zoo
wel naar binnen als naar buiten. Naar bin
nen, omdat inwendig het steeds verder berg
afwaarts is gegaan, zelf zoo, dat men zich
.verbaast dat er nog geen burgeroorlog of iets
dergelijks is uitgebroken. Naar buiten, om
dat het beslissende stadium in het groole
Vraagstuk der schadevergoeding met alles,
,wat daaraan is vastgegroeid noemen we
slechts de Roer-bezetting I met groote ruk
ken naderkomt. Mede, naar wij meenen,
door een soort nieuwe politieke constellatie
in Europa, die zich bezig'is te vormen, doch
nog geen definitieve vormen heeft aangeno
men.
De Fransche onverzettelijkheid is eenmaal
aangetast en zal nog wel verder zwaar op de
proef worden gesteld. Hoe de verkiezingen
in Engeland ook mogen uitpakken, dat mag
men veilig aannemen, dat de komende re-
georing daar, 't' zij een lory-, 't zij een libe
raal, 't zij een coalitie-kabinet, in de eerste
plaats zal zijn, zooals Baldwin zich zelf aan
beval: pro-Brit. De toestand in Engeland
eischt dat, daar de werkloosheid het land
voor ongekende offers plaatst. Om verbete
ring te erlangen, is beslist eerste eisch: ver
betering van den algemeen Europeeschen
toestand, wat zeggen wil oplossing van het
schadevergoedingsvraagstuk. Frankrijk zal
dus zwaar aan de tand worden gevoeld.
Dat Marianne dit zelf ook begrijpt, daar
op wijst o. i. dat zij inzake de Roerbezetting
wat schappclijker schijnt te willen worden,
waartoe gereede aanleiding gaf het feit, dat
eindelijk een overeenkomst met de Duitsche
groot-industrieelen in het bezette gebied tot
sland is gekomen zonder rechtstreeksche
medewerking der Duitsche regeering. Dat is
yoor Poincaré de overwinning, die zoo hard
noodig was na zijn nederlaag in den Ge-
zantenraad.
Het votum van vertrouwen, door Poincaré
in de Fransche Kamer verkregen, kan n.l.
moeilijk daarvoor dienen. Maar die overeen
komst, daarmee kan Poincaré voor den dag
komen voor het Fransche volk al is deze
vooreerst weinig meer dan schijn. Welke
overeenkomst toch ook aangegaan wordt,
zoolang in het bezette gebied het spoorver
keer etc. kortom het fijne mechanisme van
het economische leven niet is hersteld, helpt
er geen een. En de bezetters zijn niet in
staat, dat mechanisme weer op gang te
brengen, daarvoor luistert het te zeer naar
de fijne structuur. Do verdreven Duitschers
zouden moeten worden teruggenomen.
Financieel gelooven do industrieelen de
overeenkomst overigens practisch onuitvoer
baar, edoch, zij hadden geen keus. Er moest
wat worden gedaan et voila. Zij hopen nu
maar, dat de Franschen zelf de onmogelijk
heid zullen erkennen na korten tijd, echter
een gevaarlijke politiek, gezien hoe Frank
rijk ook het onmogelijke verdrag van Ver
sailles in het leven tracht te houden.
Bovendien: zal Engeland de overeenkomst
niet in de war sturen? Weliswaar ontkent
Engeland de wettigheid der bezetting cn kan
John Buil daarom moeilijk een aandeel
eischen van de opbrengst, door de bezetting
verkregen, maar aan den anderen kant kan
hij ook aldus redeneeren: van alles, wat
Duitschland opbrengt, komt mij een vastge
steld deel toe, dus ook van wat uit de on
wettige Roer-politiek nog aan baten komt,
tengevolge waarvan al zooveel gederfd
wordt. Is hier wellicht nog een oplossing
denkbaar, anders staat het ten aanzien van
de bezettingskosten. Frankrijk heeft in de
overeenkJhist een regeling getroffen waar
door het de bezettingskosten hoopt terug te
erlangen. Engeland kan deze regeling nooit
goedkeuren, want anders zou het de wettig
heid der bezetting zijdelings erkennen en
daaraan denkt het eenvoudig niet. 't Is een
nieuwe moeilijkheid die zich voordoet.
Frankrijk toont zich evenwel, gelijk reeds
gezegd, wat handelbaarder. Er i3 zelf9 een
kleine kans, dat het de bezetting onzichtbaar
wil maken, gelijk in Januari plan was. Toch
blijft het Engelsche verzet bestaan, want ook
zoo'n bezetting i3 in de oogen van John Buil
onwettig. Alleen: er zou een mouw aange
past kunnen worden, want er is een nieuwe
reden voor Frankrijk, om Engeland toe te
geven. Dat is de ontwikkeling der dingen in
en rondom de Middellandsche Zee, waar
Spanje opeens teekenen van herleving geeft
cn naar een bondgenootschap met Italië
schijnt te streven, dat meer naar Engeland
dan naar Frankrijk is georiënteerd en daar
om voor Frankrijk de Europeesche even-
wichtsvraag niet onbelangrijk dreigt te wij
zigen.
Ziedaar de wijziging in de Europeesche
machtsvormen, die bezig is zich te ontwik
kelen, maar nog diverse ontwikkelingssla-
dia kan en moet doorleven.
(Van onzen Londenschen Correspondent.)
(Nadruk verboden.)
Verkiezingsbeeldan en -mannen.
Londen, 05 November.
SB
Het is niet de gewoonte, dat ik mij in deze
brieven op het glibberige pad der politiek
begeef. En het komt mij voor, dat ik nauwe
lijks van die gewoonte afwijk, indien ik
hieronder ga beproeven u een beeld te schil
deren van den krachtigen en lever.digen
verkiezingsveldtocht, welke hier op het
oogenblik aan den gang is en van eenige
mannen, die er de leiding van hebben.
De tegenstelling vrijhandel of protectie,
was een dozijn jaren geleden ook in Neder
land het onderwerp van hevigen politieken
en economischen strijd. Twintig jaar gele
den waren de Engelsche conservatieven,
onder de bezielende leiding van den ouden
Joseph Chamberlain, in een vurige campagne
gewikkeld voor „Tariff Reform", een nieuw
economisch stelsel, dat de Britsche indu
strieën door middel van hooge invoerrech
ten op buitenlandsche fabrikaten bloeiender
moest maken, dan ze reeds waren. De cam
pagne mislukte. Ze ligt den meesten nog
versch in het geheugen. En ze verschafte
de gansche natie gratis openbare lessen in
economische strategie, de diepere oorzaken.
welke haar beheerschen, in de theorieën van
den vrijhandel en in die van de protectie. In
ons land leefde men mee met den strijd van
de vrijhandelaars, in do eerslc plaats wijl
de economische politiek van ons land toen
als nu op vrijhandel was ingesteld
cn in de tweede plaats ook (misschien) om
dat men Joseph Chamberlain, een van do
machtigste vijanden der Bóeren-republie
ken, de overwinning niet gunde.
De meeslen mijner lezers zullen dus met
liet groote geschilpunt wel vertrouwd zijn
even verlrouwd als het Engelsche volk. Ik
mag de verschillende oorzaken, welke tot de
herleving van de kwestie hebben geleid, on
besproken laten, daar ze u bekend zijn. Ik
verdiep me ook niet in de vraag, of het noo
dig en raadzaam was, dat het geschil, in
deze abnormale tijden, opnieuw speelbal
werd gemaakt van sterke partij-hartstoch-
ten. Het is alsnog niet zeker, dat de conser
vatieven van thans het oog hebben op een
volledige protectionistische handelspolitiek
en om die reden is er aan den anderen kant
misschien geen dringende aanleiding de
zaak zoo scherp te stellen.
Maar ik wil daarover niet uitweiden en
alleen vaststellen, dat de eersle-minister
gemeend heeft zich vrij te moeten maken
van een belofte op fiscaal gebied, door zijn
voorganger gedaan dat hij daarvoor een
beroep moet doen op de kiezers en dat de
oppositie er terstond een aanranding in
heeft gezien van het vrijhandelsbeginsel
mot het resultaat, dat deze verkiezingscam
pagne nagenoeg uitsluitend in liet leeken
slaat van het oude, groote dispuut. De werk-
loosheid in haar angstwekkenden omvang
acht de premier het meest dreigende voor
staat en samenleving. En zijn middel is
bescherming van de binnenlandsche mark
ten. Zijn tegenstanders zeggen help Europa
lyeer. op de been en werkloosheid zal ver
dwijnen terwijl de Britsche handel en de
Britsche industrie voor zichzelf zullen zor
gen.
En het zijn deze twee gezichtspunten,
welke in een rijkdom van woorden, welke
ons overstelpt en suf maakt, in eindelooze
pers-kolommen en ln pamfletten, van de
podia der openbare vergaderplaatsen en in
„after dinner speeches" voor de natie wor
den uitgesponnen.
Redekunst en woordvoerderij vinden in 't
volk van Engeland vele beoefenaren. De
gave der mondelinge uiting is in zijn rijen
ruim aanwezig. Wie er dan ook in slaagt
als redenaar zich een zekeren naam te ver
werven, heeft daarvoor eerst veel krachti
gen wedijver moeten overwinnen en een
praktische leerschool moeten doorloopen,
waarin alleen de besten zich op den duur
kunnen handhaven. Uit zulk een proces van
selectie zijn redenaars als Lloyd George,
Winston Churchill, Lord Birkenhead. As-
quith, Sir John Simon (alle namen, welke
men thans geregeld hoort) voortgekomen.
Hun is „the gift of the gab" (hetgeen een
populaire en wat oneerbiedige term is voor
de gave van het woord) in optima forma. In
deze mannen komt de natuurlijke gave der
welsprekendheid van de Britsche natie met
haast verblindenden luister tot uiting. Zij
zijn ieder op hun wijs de kampioenen
van het woord, van het podium, van het de
bat, van de overreding, demagogisch, cri-
thch, of opbouwend.
Het wordt in dezen verkiezingsveldtocht
als een tactisch nadeel voor de conservatie
ven beschouwd, dat de grootste oratorische
kracht aan de zijde der liberalen is. Tegen
over het driemanschap Asquith-Lloyd
George-Churchill kunnen de conservatieven
geen gelijkwaardige krachten stellen. De
eenige spreker aan conservatieve zijde, die
met het drietal in de zaak der eloquentie op
één lijn kan worden gesteld, is de lord-kan-
selier (voorzitter van het Hoogerhuis) uit
het vroegere coalitie-kabinet, Lord Birken
head, die dit terloops eerst eenige da
gen geleden tot zijn oude, politieke vrien
den is teruggekeerd, nadat hij maanden lang
door den invloed der uiterste conservatie
ven de zoogenaamde „diehards" aan
zijn lot was overgelaten. Nu de nood dringt
en de conservatieve zaak met mannenkracht
moet worden verdedigd, is Lord Birkenhead
bereid gebleken zijn buitengewone rede
naarsgaven wederom in dienst te stellen van
zijn oude partij.
De grootste glorie van „the gift of the
gab", waarvan ik zoo even sprak, vindt ge
geopenbaard in den persoon van David
Lloyd George, den grooten, kleinen man uit
Wales. Deze verkiezingsveldlocht vindt hem
terug in zijn element. Want er is niemand
in het land, die van het openbare spreekge
stoelte af de massa zoo innig in de charme
van zijn persoon en van zijn woord en in
den toover van zijn suggestieve, haast dich
terlijke beeldspraak gevangen houdt, als de
vroegere premier. Het is u bekend uit den
oorlogstijd, toen zijn redevoeringen per draad
naar alle wcrelddeelen gingen, hoe hij de
Albert Hall, de Queens Hall en wat al hal
len meer deed daveren van zijn rijk geluid,
hoe zijn verbeelding treffende vergelijkin
gen vond, ontleend aan de tastbare dingen
van den dag, waarvan de echte of oogen-
schijnlijke waarheid weerklank vond, over
al waar zijn woord doordrong. Maar het lijkt
wel, of hij zichzelf in deze dagen overtreft,
of deze heete strijd om politieke beginselen
hem nog meer bezieling verschaft dan de
heetere strijd voor „vrijheid en recht", waar
in hij als staatsman zulk een overheersclien-
de rol speelde.
Daar gaat hij op weg, het land in, den
boer op, op een snellen tocht, als een wer
velwind, twaalf dagen. Schotland, Engeland
en Wales, om te spreken voor millioenen
menschen, met een schat van verbeeldings
rijke phraseologie in zijn mam. En op elk
van de vijftig of meer spreekgestoelten, welke
hij zal beklimmen, zal hij nieuwe aphoris-
men dichten, nieuwe melaphorische schich
ten uitzenden, welke het hart opwinden en
den geest benevelen en de redelooze geest
drift zal doen oplaaien in de drommen aan
zijn voeten. Hij zal het land vergelijken met
een oorlogsinvalide, die aan „shellshock"
lijdt. En hij zal met dien onweerslaanbaren,
ironischen glimlach op zijn prettig gezicht
zijn toehoorders vertellen, dat de heer Bald
win den zenuwzieke wil genezen door een
bom onder zijn voeten te laten barsten. Hij
zal het stelsel van protectie vergelijken met
een beschimmelden graanhalm, waaruit het
laatste korreltje staatsmanschap lang is weg-
gedorscht. Hij zal de massa een beeld voor-
looveren hij is immers de groote, witte
toovenaar van een eerste-minister Bald
win, die tobt en die zich daarom „overgeeft"
aan protectie, zooals een gewoon mensch, die
tobt, aan den drank kan raken; in heide ge
vallen is het resultaat funest.
Maar het is immers duidelijk, waarover
het publiek bij Lloyd George in vervoering
geraakt, over de beginselen, welke de be
gaafde volksredenaar vertolkt, of over den
aantrekkelijkcn vorm, waarin hij die be
ginselen opdient. In dezen tijd althans schij
nen breede lagen der Britsche samenleving
Lloyd George niet meer ernstig te willen ne
men en hem niet méér (e willen geven dan
de erkenning, dat hij lot het vermaak van
het algemeen-aantrekkelijke rhetorische ta
lenten openbaart.
Asquith is de oude, serieuze, intellectueele
liberaal. Een bekwamer verdediger van de
oude, liberale cn vrijhandels-beginselen is
niet denkbaar. Ilij is geen democratische re
denaar, zooals zijn hervonden vriend
Lloyd George. Hij staat op een hooger in-
telectueel plan; en zijn woorden, correct,
nobel en -geleerd, 'dringen niet door tot de
lagere hersens in de massa. Hij is als de
redenaar de directe tegenstelling van den
demagoog; en primaire volksinstincten of
elementair volksbesef kunnen met zijn ar
gument niet in contact komen. De twee, As
quith en Lloyd George, vullen elkaar
prachtig aan. En getweeën vormen zij een
„platform force" (redenaarsinvloed op het
politiek spreekgestoelte), welke haar gelijke
in dit land tevergeefs zoekt
Winston Churchill staat in temperament
en in oratorische gaven misschien tusschen
de twee anderen in. Evenals Lloyd George
bezit hij in hooge mate de gave zijn gehoor
met verbeeldingrijke uitspraken te boeien.
Daarbij komen zijn schitterend verstand en
zijn heldere betoogtrant hem te hulp. Zijn
vereerders vertellen u, dat hij even veel
waard is als do twee anderen te zamen. Dat
is wat overdreven. Maar een feit is het, dat
hij in alles, wat zijn bedrijvige, dynami
sche geest onderneemt, uitmunt. Churchill
is niet populair. Hij schittert als staatsman,
als redenaar, als schrijver en jourhalist, als
sportsman en zelfs als schilder! Maar hij
heeft te kampen met dien destructieven
geest in de massa, welke geneigd is alles
wat te buitenissig is en te ver boven dien
geest uitgaat, te miskennen en zoo mogelijk,
te verwoesten.
Sir John Simon aan liberalen en Lord
Birkenhead aan conservatieven kant 9chij.
nen van karakter cn temperament twea
gelijk gestemde geesten. Beiden waren,
voordat zij hun harten aan partijpolitiek
verpanden, beroemde advocaten. Birken
head was lord-kanselier, Simon had het
kunnen zijn Beiden vertegenwoordigen he£
scherpzinnigste juridische verstand dat Bit-
tanje bezit. In al hun openbare uitlatingen
komt hun kritische geest sterk tot uiting,
Birkenhead is een meesleepend redenaar.
En de conservatieven zullen hem in dezei
dagen op het politieke podium hard noodig
hebben, daar hij vrijwel het eenige tegen
wicht vormt voor de groote liberale rede
naars. Het gansche land, ook zijn felsta
tegenstanders, is overtuigd van zijn buiten
gewone gave op juridisch gebied en van zijn'
scherp inzichl, dat hij als wetteninaker en'
rechtsgeleerd.; heeft tentoongespreid. Dia
roep verleent hem extra luister op het po
dium. Zijn voordracht is ongewoon. Als hij
een redevoering houdt, begint hij zacht met
gedempte stem. Hij spreekt altijd voor da
vuist weg, zonder herhalingen, zonder zoe
ken naar een woord, vlot, snel en regelma
tig. De stem groeit geleidelijk in kracht en
diepte en is tegen het einde van de toe
spraak, welke altijd met een climax eindigt,
sonoor, helder en volumineus, een geluid
dat doet denken aan de kleur van gepolijst
notenhout. Wanneer hij gaat zitten, bruusk
na het laatste woord, heerscht er een oogen
blik diepe stilte in de ruimte, een stilte, dia
vol is van den geest van ontzag.
Sir John Simon openbaart zich in zijn'
grootste kracht in het debat. Critisch en
destructief slaat hij met harde, scherpe'
logica de argumenten van zijn tegenstan
ders aan stukken.
Indien ik bij deze fragmentarische ken
schetsing van deze verkiezings-redenaars
wat veel s.upperlatieven heb gebruikt en
daardoor wellicht den indruk heb gewekt
dat ik niet boven mijn onderwerp sta en aan
heldenvereering lijd, dan moet ik er op wij
zen, dat deze mannen de primussen zijn,
de corypheeên in een land van veel begaaf
de, minder begaafde en dragelijke „zan
gers". Hun stemmen zijn buitengewoon en
dragen ver. En het zal uiterst moeilijk zijn
voor de kiezers, die het hoor en wederhoor,
loepassen, om vooral ook wanneer zij de
kalme, bezadigde, constructief lijkende,
cmotielooze woorden van dezen typischen
Engelschman Baldwin hooren bij al diei
tegenstrijdige argumenten, die zij van vaar
dige en verstandige lippen hooren, hun
keuze te doen. Want daar is ook nog het
koor van zwakkere bezweerders van het
volksgevoel, die hun zoet gefluit laten hoo
ren. De verkiezingen laten niemand met'
rust. Gij kunt niet op straat wandelen zon
der een „street corner meeting" te ontmoe
ten, waar liberaal of „lahour" of „tory"'
trachten u tot hun zienswijze over te halen.
Wanneer gij in den avond bij den open
haard zit ,zal een „canvasser" aan uw deur
komen en nu met rappe tong de zegeningen'
van het eene, het andere of het derde be
wind uitleggen. Uw brievenbus zal vol pa
pier zijn, een ware lawine van verkiezings
blaadjes. En uw krant vol „beroep op uw
gezond versland" van de eene, de andere
en de derde partij.
Nooit is een verkiezing,- onzekerder ge-
geweest dan deze. Niemand durft zich aan
een voorspelling wagen. Maar de conserva
tieven hebben één ding voor, en dat Is een
voornaam ding. Hun voornaamste woord
voerder .Baldwin, zeide gisteren, dat het
Engelsche volk het beste volk in do wereld
is. Dat is voedsel voor den nationalen trots
van dat volk, een trots, welke zeer sterk fs
ontwikkeld. Geen enkele partij verschaft'
het volk zooveel voedsel voor nationalen
trots als de conservatieve. En daarmee zal'
ze een heel eind komen.
RECLAME.5
Schoenreparatie-lRrichting
'Heeren zolen en hakken 11.95
Dames I l.SO
450!
Naar hel Engelsch, door BERTA RUCK,
(Nadruk verboden)).
72)
Een paar seconden om af te spreken»
daarna hing ik c)en gehiidopvanger op cn
vloog naar mijn kamer om lioed en mantel
aan tc- doen.
Philippa had het te druk, had zij ge
zegd, orn mij meer dan een halfuur te kun*
nen ontvangen. Haar neef, Harry Tracc3r.
nad juist verlof gekregen... Zij arrangeer
den iets voor dien avond... Zij had oen
onnoemlijk aantal boodschappen te doon...
Zij zou een vigilante nomen voor haar
boodschappen; dan kon ik met liaar rond
rijden.
Het rijtuig kwam mij afhalen. Adem
loos stapte ik in, geagiteerd, met aandoe
ningen, die ik niet kon rangschikken, en
(wij reden voort, wij reden voort. De Hemel
anag weten waar naar toe.... Énkele bou
levards op en neer, denk ik. Boomen en
■Wjnkels gingen mij onopgemerkt voorbij,
terwijl ik praatte, en Philippa zei nu en
■dan tot den koetsier.- Terug rijden"...
„Zoo ver als de Arc-de-Triomphe en aan
weer terug"... „Ga voort alsjeblieft."..'.
De Hemel mag weten wat er terecht kwam
van haar boodschappen van die avond-
partijl Want ik denk, dat de eerste twee
zinnen, die ik uitspreek, terwijl ik haar
slanke hand vastgreep, die naast haar
3ag op de bank, voldoende waren om alle
&ndere gedachten^ {Ij© niet jaet de bewuste
zaak te maken hadden, uit haar hoofdl to
verdrijven.
,,Het is allee in orde. Hij is vrij I George
is vrij!"...
Philippa's etem, duidelijk en koel als
een straal bronwater, sprak:
„Rose, wees miet zoo opgewonden. Spreek
alsjeblieft niet zoo snel. Ik versta je niet.
ïk begrijp niet wat je zei."
„Je zult dit ten tminste begrijpen", zei
ik, bevend van verlangen het haar dade
lijk te doen inzien; George is niet ge
trouwd."
Hier bemerkte ik een vermoeden in haai'
oogenhet eenige, dat mij kon hebben
gekalmeerd. ,,Ik ben volkomen wèl, ik
ben niet krankzinnig!" zei ik wat bedaar
der. ,,Denk niet, dat ik niet goed bij mijn
verstand ben zooals Sir Richard en Lady
Meredith altijd dachten. Weldra zal
George je zelf vertellen, dat wat ik zeg,
volkomen waar is. Hij is niet getrouwd.
Hij is vrij 1"
„Bedoel je", vroeg Philippa langzaam
en verbaasd, „dat je van hem wilt schei
den?"
„Scheiden?" zei ik; ik begon wat onge
duldig te worden. „Hoe kan men scheiden
van een persoon, Philippa, als men niet
met hem getrouwd is?"
Toen keerde dat andere meisje om als
een blad van een booan en begon vragen
over mijn hoofd uit te strooien, zooals zij
gisteren in de slaapkamer had gedaan.
Maar toch, toen was ik niet in staat ge
weest die vragen te beantwoorden. En nu
kon .ik haar recht in 't gezicht zien en
alles, wat zij zei, met de zuivere waarheid
beantwoorden.
„Waarom heeft George ons dan nl dion
tijd gefopt?"
„Neen \"-
„Wat heeft hij dan gedaan? Weten zijn
ouders het?"
„Nog nietl"
„Waarom, waarom beweert hij getrouwd
te zijn?"
„Omdat hij dacht, dat hij het was. Hij
ging naar dat bureau van den burgerlijken
stand. Hij wist niet, dat zijn vrouw al een
man had
„Al een man... hadl" herhaalde Philip
pa langzaam. Toen, op scherpen toon:
„Was je al dien tijd getrouwd'? Jij... mot
een onderen man?"
„Noen, neen," begon ik. Maar ik ging
niet verder. Zij had het niet gehoord.
Want plotseling scheen er een zonderling
licht te schijnen op Philippa's gezicht. En
mij bij den arm grijpende, riep zij, niet
als een vraag, maar als een uitdaging:
„Je was niet, nooit! Je was niefc getrouwdl
Én je zei, dat je hem te Parijs voor 't
eerst getzien had... Rose... Ik geloof, dat
ik het begrijp... Vertel het mij dadelijk...
Neen! Ik heb het gedacht. Natuurlijk. Ik
begrijp het. Jij was het meisje niet, dat
met. George getrouwd is. Niet het meisje,
waarmee hij naar het bureau van den bur
gerlijken stand is gegaan, bedoel Sk. Je
bent de film-actrice niet? Je bent Vera
Vayne niet... Je bent... iemand, die niets
met hem te tmaken heeft. Is het zoo niet?
Is dat niet zoo?"
Ik knikte bij iedere vraag. Een gevoel
van verlichting en van verbazing scheen
over mij te vloeien. Zoo is het! Zoo is het!
O, wat een troost, Philippa; je bent de
eenige ter wereld, die ooit uit zichzelf be
grepen heeft-..."
„Omdat de menschen hun oogen niet
gebruiken. Zü aaan af op bepaalde aan*
wijzingen of hoe zij het noemen jnoges
zij nemen de moeite niet om naar do per
sonen zelf te kijken. O, wist ik het niet?
Zag ik het niet?" riep Philippa ademloos
uit. „Zag ik niet in, dat je niet veel meer
dan een kind was? Begreep ik niet, dat
jij niet het soort meisje was, waai op iets
van de eigenschappen toepasselijk was,
die ik Georges vrouw bad hooren toeschrij
ven? Jij was nooit aan het tooneel ver
bonden geweest! Dat kon ik waarlijk wel
zien! Hij had jou nooit voor het eerst ont-
moet in een nachtclub, zoonis majoor
Thornton mij vertelde. O I ik ben eens met
eem gezelschap gaan soupeeren, alleen om
te zien hoe alles toeging", verklaarde Phi
lippa haastig met een kluchtig lachje bij
die herinnering. „Ik zag wat dat voor
soort meisjes waren 1 Allen schreeuwerig
en gedecolleteerdI Daar hadt jij niets van!
Dat wist ik zeker, ik heb cr over zitten
peinzen zoodra ik je gezien had. En ver
tel mij nu van het begin af aan."
En met een nieuwe verrassing begoin ik.
Ik zat naast haar in het rijtuig en be
gon haar de geschiedenis te vertellen zoo
als ik deze eerst verteld had1 aan zuster
Phyllis, toen a>an Lady Meredith en Sir
Richard, daarna in het hospitaal aan Reg
gie Penmore. En eindelijk aan George zelf.
De geschiedenis - van Miss Rose White-
laands als „Miss Vera Vayne..." De ver
rassing bestond daarin,dat het zooveel
gemakkelijker te vertellen wa8 aan Phi
lippa dan aan een van die andere perso
nen. Zij sprak mij niet tegen. Zij viel mij
niet in de reden,: „Waarom deedt je dit en
dat niet? Maar, hoor eens! Hadt je dat
niefc kunnen doen?" Zij zag in. Door ieder
knikje van hefc donkere hoofd in het zwarte
rijden Napoleons hoedie deed dit andere
meisje mij voelen, dat het mij begreep*
Zij volgde mij. Haar vlugge geest ontving
uit hetgeen ik zei oen beeld van wat Iti
werkelijkheid was geschied. Ik voelde, dat,
terwijl zij mij hoorde spreken, zij zich het
tooneel in den spoorweg-coupé voor den
geest haalde en ook de tooneel en op do
Bryn. En later die afmattende ontmoeting
met Georgo zelf in mijn kamer in het
hotel.
Met groote sympathie zei ze„Het ver
baast mij, dat je niet aan een schim gelijk
bent geworden van uitputting, arrn kind!-''
„Zij wilden mij niefc geloovenNiemand
geloofde mij..." voegde ik er bij. „Jij ge
looft mij dadelijk."
„Natuurlijk", zei Philippa bedaard. „Als
je je best gedaan hadfc een dergelijke ge*
schiedenis te verzinnen, dan zou je wel
gezorgd hebben ze wat meer wat de men*
schen noemen „waarschijnlijk" tc doen
klinken. „Nog eens omkeeren alsjeblieft" j
dit tot den koetsier. „Wat mij betreft,
jo moet weten, Rose, dat ik nooit be
grijp (in een wereld, waar de meeste din
gen zoo onmogelijk toegaan) waarom de
menschen sommige dingen zooveel buiten
gewoner vinden dan andere... Zelfs Qeov*
ge, zeg je, geloofde in de verste verte
niet, dat je volmaakt oprecht was..."
En eij begon mij weer vragen te doen
over George en alles, wat hij gezegd en
gedaan ihad sedert Donderdagavond, toen
hij gekomen was en bemerkt; had, dat zijn
ouders een totaal vreemde hadden ont
vangen, want dat was ik voor hem.
(Wordt' vervolgd).