KRACHTSPORT. Om de nationale kampioenwedstrijden. Deze wedstrijden zijn gisteren te Amster dam voortgezet. De eindresultaten waren .Worstelen: (middengewicht B) 1. J. Rein- jderman; 2. J. Muys; 3. A. Misset. Zwaargewicht: 1. Simonis; 2. D. Korver; B. J. Sint. WIELRENNEN. Van Nek t8 Brussel. de Wielerba-an te Brussel werd een '100 K.M.-wedstrijd gehouden. Een groote ^menigte woonde dezen spannenden strijd bij. Elke 10 K.M. was er een klassement. De uitslag luidt: 1. Jusseret, 24 p.2. Thol- 'lenbeek, 20 p.3. v. Hevel, 19 p.; 4. Klaas van Nek, 15 p. Tijd van den winnaar 2 uur 42 min. 8 sec. ROEIEN. Vaardigheidsproef Ned. Roeibond. j Do vaardigheidsproef van den Ned. Roei- ifcoqd in skiff is door do volgende heeren afgelegd: L.H.F. Gunther (De Amstel) in 1.34:30; Th. M. Wemnekendonk (De Am- stel) en E. van Toornburg (De Amstel), beiden in 1.41.15; H, van Rooyen (Laga) in 1.57.12 en A. Klein (Laga) 'l.55.15 (5e keer) en I. Damsté (Triton) 1.43.10. De na tionale kampioen Gunther van De Amstel maakte dus tot nu toe den besten tijd. •v" IN DEN UITHOEK. i— Automobilisme en motorsport. Wij hebben het vorig jaar getracht, aldus lozen wij in „Auto-leven", aan de hand van de beschikbare cijfers, verkregen uit de be lasting-statistieken, een eenigszins betrouw baar overzicht te geven van den omvang van het automobilisme en de motorsport in Ne derland. Ofschoon wij voor ons zelf over tuigd zijn, dat deze cijfers niet volkomen juist zijn, daarom niet, omdat wij moesten afgaan op statistische gegevens, welke niet voor het door ons vervaardigde overzicht wa ren opgemaakt, meenden wij toch in groote lijnen een statistiek te hebben samengesteld welke als vrij betrouwbaar kon worden aan vaard. Nu dezer dagen de „Statistiek der Rijksin komsten" is verschenen, hebben wij opnieuw getracht een soortgelijk overzicht te geven, waartoe onze medewerker de heer G. ons de daarom benoodigde cijfers uit deze statis tiek verschafte. Bij de berekening van het aantal automo bielen en motorrijwielen op 1 Januari 1923 in gebruik is voor ons land moest dus re kening worden gehouden met het aantal, waarvoor volgens genoemde statistiek belas ting wordt betaald, dus aanwezig op 1 Jan. 1922, een getal dat wellicht niet geheel juist is, omdat er meerdere zijn waarvoor geen be lasting wordt betaald, Qf wegens malaise niet in gebruik waren daarbij zou dan het aan tal in 1922 ingevoerde motorvoertuigen moe ten worden opgeteld, het aantal uitgevoerde afgetrokken, terwijl de cijfers betreffende ver dwijning door ongelukken en slijtage ver waarloosd zouden kunnen worden, omdat zij vrijwel overeenkomend geacht kunnen wor- (den met die der voertuigen, waarvoor geen .belasting wordt betaald en die der binnen- 'landsehe productie. I Wij stellen dus op den voorgrond, dat de door ons gegeven cijfers slechts benaderd zijn Het aantal automobielen. Volgens de beslaande statistieken waren in de laatste jaren de volgende aantallen automobielen in j gebruik Jaar .Stuks ,1913 4113 1914 4760 l1915 4729 1 1916 5495 1917 5283 Het ongunstigste jaar was dus 1918, toen er slechts 1700 auto's in gebruik waren het atgeloopen jaar was het gunstigst. Van deze 19.000 auto's liepen er in Amsterdam 1386 auto's, in Den Haag 1405, in Rotterdam 1233 j en in Utrecht 252 sinks. Deze cijfers waren provinciesgewijze als volgt Zuid-JIolland 3912, Noord-Holland 3067, Gelderland 1626, Noordbrabant 1265, Utrecht 893, Libmurg 872, Friesland 589, Groningen 749, Overijsel 837, Zeeland 412, en Drente 412 stuks. Was er in 1920 op 628 inwoners één auto mobiel, voor 1923 zou er volgens onze bere kening op iedere 357 inwoners een auto zijn. Het aantal motorrijwielen. Voor het mo- torrijwielgebruik doen de laatste tien jaar ons de volgende cijfers zien Jaar Stuks Jaar Stuks 1913 .5092 1918 2030 1914 6754 1919 12.319 1915 7860 1920 20.391 1916 9113 1921 26.208 1917 8886 1922 31.540 Ook hieruit blijkt dus, dat het jaar 1918 het ongunstigst en het jaar 1922 het gunstigst was. In Amsterdam waren 1569, in Den Haag 1461, in Rotterdam 1091 en in Utrecht 559 stuks in gebruik. Voor de provincies waren deze cijfers t Zuid-Holland 5708, Noord-Holland 4423, Gelderland 3045, Noord-Brabant 2239, Gro ningen 2167, Friesland 2130, Overijsel 1624, Utrecht 1594, Limburg 1189, Zeeland 1142 en Drente 947 stuks. In totaal waren er dus in 1913 dus 9205 motorvoertuigen in gebruik en in 1923 niet minder dan 51.149 of meer dan vijfmaal zoo veel. Ren stukje biljarthistorie. In 1876, van 15 tot 27 Mei, werd in Hor ticultural Hall te Philadelphia een interna tionaal tournooi voor professionals gehou den ter viering van het 100-jarig bestaan der carambolage-partij. Wij hebben echter eenige bedenking tegen het motief dat aanleiding gaf tot dit lour- nooi en meenen verder dat een wedstrijd als bovengenoemd pas in 1925 kan plaats hebben, als men tenminste eenige histori sche juistheid betrachten wil. Wat toch is het geval I En hoe kwam de Brunswick Collender Co. er toe om in 1876 dit tournooi te houden? Eenvoudig op grond van de simpele omstandigheid, dat in 1776 de carambolepartij het eerst in de literatuur behandeld wasl Wij vinden dit feit echter van te weinig gewicht om het aan te merken als aanvangs moment van een nieuwe aera in de biljart- sport. En te meer vinden wij dit omdat nauwkeurig kan worden aangegeven in welk jaar dan wél de werkelijke grondslag voor 't moderne biljartspel gelegd werd. Dat was namelijk in 1825, toen de vermaarde Fransche prof. Mingaud de pomerans uit vond, waardoor het karakter van het spel eensklaps veranderde. Het werd van een slag- tot een stootspel, zij het dan een sloot- spel met nog slechts zeer primitief materiaal als houten bladen en banden van geperste watten of ook wel reepen doek. Vóór de toepassing .der pomerans kon de stootbal uitsluitend en dan nog zonder eenig effect, vooruitgestooten worden. Van piquee- ren, masseeren of trekken kon geen sprake zijn, daar de queuespils van hout was, zon der eenige bedekking. Wel werd het boven eind wat ruig gemaakt en met krijt inge wreven, doch dit was niet voldoende om het ketsen te vermijden. Een gemiddelde van 1 in een partij van 15 punten gold in dien tijd dan ook voor een bijzonder sterke prestatie, zelfs onder beroepsspelers. En het wis in derdaad sterk als men in aanmerking neemt dat de profs toen gewoonlijk speelden op zakken-biljarts van 3.60 x 1.80 M. met veel te hooge banden. Bracht de toepassing der pomerans, aldus de „Tel.", een geweldige verandering in het spel teweeg, het houten blad en de banden bleven een beletsel voor de spel-ontwikke- ling. Het onberekenbare van den band-af slag dwong de spelers er toe zooveel moge- lijk directe stooten te maken. Aan seriespel viel echter nog niet te denken; ook daarom niet, wijl een der slechte eigenschappen van een houten biljarlblad deze is: dat zelfs de sterkste speler op geen meter na kan bepa len waar de ballen tot stilstand komen na de carambole. In overeenstemming met deze moeilijk heden waren dan ook de lengten der par tijen uit dien tijd (18301840). De sterkste Fransche prof in 1835 was Paysan, die het volgende reclame-vers uitgaf: „Sous l'nom de Paysan je me suis fait (connattre Au beau jeu de billard, je devins passé (maltrej, Quelqu'un mon talent oserait-it douter? Je le provoque en 16 et méme décompter.'' Ook bij Paysan was van seriespel niets te bespeuren. De eerste die hiermede voor den dag kwam was Romain in het begin der 40-er jaren. Dezen gelukte het meermalen series van 10 tot 16 punten te maken. Van 1850 tot 1860 waren de sterkste Fran sche spelers: Berger, Burger, de gebroeders Louis en Ferdinand Barthêlemy, Nicolas en Mangin. Berger en Mangin stonden ongeveer een klasse hooger dan de overigen, hoewel de eerste weinig serie-speler was. In' 1885 verschijnt de gevulcaniseerde gummiband ten tooneele, waardoor de voor- uitgang van het biljartspel een geweldigen sprong maakt. Als bovendien omstreeks dienzelfden tijd het houten blad plaats maakt voor het marmer, staat niets de ont wikkeling van het spel meer in den weg. De zooeven genoemde Berger was de eer ste Fransche biljartmeester, die den grooten oceaan overstak om het librespel in Ame rika te demonstreeren. In de Vereenigde Staten werd namelijk een geheel ander spel vertoont dan in Europa. De „Amerikaan- sche" of „vier bal-partij", op zakkenbiljarts, later op carambole-tafels, werd, naar de naam reeds aanduidt, met 4 ballen een roode, een blauwe en twee witte gespeeld In het kort waren de spelregels deze: trof de speelbal slechts twee der overigen dan was dit een carambole en telde 2 of 3 pun ten naar gelang van den bal, welke hef eerst geraakt was. Het treffen vaS alle bal len telde 4 of 6 punten. De witte, roode of, blauwe bal in den zak gespeeld telde res-' pectievelijk 2, 3 of 4 punten. Verliep d<? speelbal in den zak, dan tolde dit in de zelfde volgorde 2, 3 of 4 verliespunten. Zoo groot was het succes van Claudius Berger's optreden in 1860 dat reeds eenige' jaren later in geheel Noord-Amerika de vier-, bal-partij door h?t Fransche spel verdron gen was. En toen op 5 October 1865 de Fransche prof. Pierre Carme in Calleghers' Hall te New-York den sterksten Amerikaan- schen vierbal-speler, Dudley Kavanagh ont moette, gaf deze hem zeer goed partij: Car me 250 in 101 beurten, hoogste serie 19} Kavanagh 224 in 100 brt., hoogste serie 15j Om te doen zien hoe het spel zich verdeij ontwikkelde kunnen wij niet beter doen dan) de cijfers weergeven van het eerste en twee-j de (tevens laatste) tournooi om het wereld kampioenschap voor professionals, beide in Amerika gehouden. Het eerste had plaats in New-York City,, Irving Hall, van 23 tot 30 Juni 1873. De zen deelnemers hadden elk 5 partijen van 30(S punten te spelen. De uitslag was: gew. part. h. s. algem. geny 1. Gamier (Parijs) 4 113 9.32 2, C. Dion (Montreal) 4 77 7.57 3] Daly (New-York) 4 62 7.01 4. Ubassy (Parijs) 2 98 8.53 5. J. Dion (Montreal) 1 64 5.60 6. Deery (New-York) 0 79 6.08 De tweede en laatste wedstrijd vond even eens te New-York, in 1879 in „Cooper's in. stitute" plaats. De acht deelnemers haddei nu ieder 7 partijen van 500 punten te spelen Het resultaat was: gew. part. h. s. algem. gem, 1. 7 376 28.19 2. 5 464 37.60 3. 4 214 14.86 4. 4 370 18.76 5. 3 220 14.67 6. Gallagher 3 187 13 89 7. 1 159 10.52 8. 1 158 8.44 l 1 Jaar Stuks 1918 1700 1919 6676 192Q 11.041 1921 14.441 1922 19.609

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1923 | | pagina 14