VOOR DEJEUGD
1&ID5CH DAGBLAD
No 46.
Zaterdag 17 November.
Anno 1923
Zoo'n Lastpost.
T ruffels.
iJ jj J
1< l I I I 1 <1 nl I 1> I
Naar het Engelsch van I. H0RN1BR00K.
Vrij bewerkt door C. H.
(SLOT.)
Hoofdstuk XIX.
Nog niet naar Kostschool.
Eenige dagen later lag mevrouw Sneeuw-
vliet op-pen middag op de rustbank in de
huiskamer. Zij zag nog wat bleek als ge
volg van haar ongesteldheid, die nu geluk
kig al weer nagenoeg tot het verleden be
hoorde. Het was juist gegaan, zooals dokter
Milner voorspeld had: de zieke was spoedig
genezen, al had haar toestand zich in het
begin dan ook heel ongunstig laten aan
zien.
Zij speelde met de ringen aan haar vin
gers en glimlachte, toen de deur behoed
zaam geopend werd en haar neefje om een
hoekje keek.
„Peter, jongen, kom eens hier," zei zij
vriendelijk.
En de „lastpost" kwam naar haar toe.
Zijn uiterlijk deed sterk denken aan het
oogenblik, waarop wij kennis met hem
maakten. Hij was op één van zijn vele en
toch altijd weer verschillende onderzoe
kingstochten geweest en zijn kleeren droe
gen er de duidelijke sporen van.
Maar nu zag Tante Dora dit niet, of zij
bekommerde er zich niet om. Zij sloeg haar
arm om hem heen. trok hem naar zich tóe
en kuste hem. Gedurende eenige oogen-
blikken was zij sprakeloos en ook Peter kon
zijn woorden niet vinden.
Eindelijk zei mevrouw Sneeuwvliet met
bevende stem:
„Peter, jongen, weet je wel, dat je mij het
leven gered- hebt door midden in dien
nacht, toen ik plotseling zoo ziek werd.
dokter Milner te halen Hoe vond een
jongen van jouw leeftijd den moed, alleen
dien eenzamen, donkeren weg te gaan?"
Peter zei nog steeds niets. Zijn kleine
hartje was tot barstens toe vol, maar de
ijzeren band. die er omheen gesmeed was,
was sterker dan ooit.
Als hij verbroken werd, zou er een uit
barsting volgen, die iedereen verbazen zou.
Tante Dora begon hem nu beter te ken
nen. Zij. begreep, dat „haar jongen" een
kleine vulkaan was, al had zij dan ook nog
nooit een uitbarsting bijgewoond. Zij was in
nadenken verzonken, toen Peters zwarte
vingers verlegen haar blanke hand streel
den..
Plotseling zei zij en haar stem trilde
weer:
„Peter, ik ben bang, dat ik niet altijd zoo
goed voor-je geweest ben, als ik had moeten
zijn."
„O, Tante! Niet zeggen!" riep Peter ver
schrikt uit, terwijl zijn neus met een
vaartje dook en een haastig gegeven zoen
op de hand van mevrouw Sneeuwvliet te
rechtkwam.
Hij kreeg een kleur, als schaamde hij zich
óver hetgeen hij gedaan had.
Maar tante Dora 'had de armen al weer
óm hem heen geslagen en zei:
„Lieve jongen, ik geloof, dat ik je niet
missen kan!"
Even later ging zij voort:
„Zou je graag hier willen blijven, bij
Dotje en mij, en als tot nu toe-les van mijn
heer Condor krijgen?"
Peter keek haar aan. Zijn gezicht zei ge
noeg: het straalde.
„Dan blijf je hier", klonk het, „en ik zal
vandaag nog aan den directeur der kost
school schrijven. Ik zal misschien een kwar
taal moeten betalen, maar dat doe ik liever
dan je er heen sturen. Morgenochtend kun
je mijnheer Condor zeggen, dat ik hem na
de les heel 'graag zou willen spreken."
Peter voélde zich nu heelemaal opgo-
lucht. Het zwarte spook, dat hem gedurende
de laatste weken bedreigd had, was plotse
ling weggevaagd en hij behoefde zijn tra
nen nu niet meer terug te dringen, tot het
oogenblik van het afscheid aanbrak.
„Natuurlijk zul je later wel uit huis en
naar sehool moeten." zei mevrouw Sneeuw
vliet na eenige oogenblikken. „Je móet veel
leeren en met meer jongens omgaan. Ik zou
geen saaien jongen van je willen maken,
die te midden van vrouwen werd opgevoed.
Maar daarvoor bestaat nog niet veel ge
vaar!"
Zij lachte nu hartelijk, want Peter, zoo
als hij daar vóór haar stond, leek alles
behalve op een saaien jongen.
Hoofdstuk XX.
Mevrouw Sneeuwvliet- en dokter Milner
hadden beiden een brief geschreven aan
mijnheer Zwaan om hem en zijn vrouw te
bedanken voor hun vriendelijkheid, aan dc
kinderen bewezen, en tevens om hun ver
ontschuldigingen aan te bieden veer het ge
bruiken der boot
Mijnheer Zwaan antwoordde op zijn pret
tige, opgewekte manier en toen zijn vrouw
en hij den eersten keer daarna in Belhaven
kwamen, verzuimden zij niet mevrouw
Sneeuwvliet te bezoeken
Mevrouw Zwaan, die zelf geen méisjes,
doch alleen vijf jongens had, verlangde be
paald er naar. Dotje nog eens terug te zien.
Het bezoek eindigde met een afspraak lus-
schen de beide dames, dat de drie kinderen
den eersfen den besten vrijen middag bij
de familie Zwaan zouden komen dooi^bren-
gen.
Mijnheer Zwaan, die, al was hij.nog zoo'n
vriendelijke man. toch e:genlijk vond, dat
de verkeerde handelwijze der jongens niet
beloond moest worden, verzette zich niet
tegen het voorstel van sijn vrouw, daar hij
meende, dat Fred en Peter reeds genoeg ge
straft waren. Hij was overtuigd, dat vooral
Peter zich diep beschaamd en klein gevoeld
had, toen hij, mijnheer Zwaan, hen op zee
gevonden had en dat hij dit.zeker niet spoe
dig vergelen zou
Er werd verder niet meer over de zaak
gesproken.
Ook Helm had den jongens vergeven.
Toen Juf den volgenden keer naar Zuid-
Hoeve zou gaan, ging zij alleen. Zij stak
echter niet onder stoelen of banken, wat
Peter in dien vreeselijken nacht, toen me
vrouw Sneeuwvliet zoo naar was geweest,
gedaan had. Het spreekt vanzelf, dat zij hem
daarbij zeer prees. En Heim, die zei? een
flinke, stoere man was erkende het held
haftige in Peter. Hij reikte hem bij de eer
ste de beste gelegenheid de verzoenende
hand.
Dikwijls groeit er in dat eigenaardige
tuintje, dat wij ons hart noemen, het een
of andere knopje of lootje van een liefde
plantje, van welks bestaan wij niet het-
minste vermoeden hadden totdat een mach
tige wind of de krachtige zonnewarmte over
onzen tuin gaat en ons plotseling een mooie,
gave plant vertoond
Zoo ging het Peter ook.
In den nacht, waarin mevrouw Sneeuw-'
vliet in haar slaapkamer bewusteloos op
den grond lag zonder eenige kleur op haar
wangen, terwijl de rcode adertjes in haar
gezicht, die altijd zijn nieuwsgierigheid op
wekten, nog duidelijker zichtbaar waren
dan anders, ontdekte hij in zijn tuintje een
plantje: zijn liefde voor Tante Dora.
Gedurende de dag^n, dat Tante nog het
bed moest houden, liep de jongen met een
allerongelukkigst gevoel door huis rond.
Hoe groot was echter zijn vreugde, toen
mevrouw Sneeuwvliet weer beneden komen
mocht, al moest zij dan ook nog veel op de
rustbank liggen.
Zoowel Peter ais zijn tante begrepen,-dat
„hef^iu alles anders lusschen hem worden
zou."
Yanaf dit oogenblik kwam onmiddellijk
na^Dólje Tante Dora bij Peter. En déze leef
de was juist hetgene, waaraan de jongen,
die zich zijn moeder nog maar vaag "herin
nerde, behoefte had.
Maar ook Tante Dora hing na het ge
beurde met geheel haar hart aan Peter.'
Enj toen de dag naderde, waarop Peters
onderwijs het noodzakelijk maakte, dat hij
naar kostschool ging, kon zij het niet over
zijn hart verkrijgen, hem alleen te laten
trékken.
Zij verkocht haar mooi c*n geriefelijk huis
in Belhaven en verhuisde naar de stad,
waar Peter naar school ging en weldra veel
vrienden had.
Zoo kwam het, dat Dotje geen tijd had
haar „Pétér" le vergeten, want elke week
kwam hij van Zaterdag tot Maandag thuis.
Fred was al naar kostschool gegaan, de
zelfde die nu ook door Peter bezocht werd
en mijnheer Condor had elders een goede
betrekking gekregen.
Jaren zijn voorbijgegaan en Fred en
Peter zijn jonge mannen geworden. Ze zijn
nog altijd dikke vrienden, die elkander
overal en onder alle omstandigheden zullen
helpen.
Peter is dol op Tante Dora en deze twee
gaan als moeder en zoon met elkaar om.
Juf is nog steeds bij mevrouw Sneeuw
vliet is huis en ook zij houdt van Peter,
van wien niemand haar ook maar eenig
kwaad zou moeten vertellen.
En Dotje?
Wel, Dotje is nog altijd Peters Koningin,
hét lieve zusje, dat hij eens aan onzen
Lieven Heer gevraagd heeft.
Dotje is vol bewondering voor haar groo-
ten broer, die voortdurend er op uit is.-liaar
allerlei genoegens le verschaffen.
Zij is en blijft zijn Dotje!
Ik denk, dat jullie meer van koek en
borstplaat en allerlei andere lekkernijen
houdt' dan van truffels. Maar je zult mis
schien toch wel weten, dat er truffels be
slaan en dat die door sommige menschen als
iels bijzonder lekkers worden beschouwd.