Schetsen uit Marokko. Van den Voet derPyrene ën. nen over en weer bevrediging te hebben ge geven, heigeen de rust verklaart, welke in de kuslslreek over de grens is blijven heer- schen. i 3 P, Ik sprak hierboven reeds over mijn ver blijf te Cauterets. Daarin viel ook de ver jaardag onzer Koningin, wier jubileum er op intieme wijze werd herdacht. Dit geschiedde in een omgeving die vaderlandsche, of als men wil Nederlandsch Indische, herinnerin gen wakker roept. Ik bedoel het Hotel de France, waar ik indertijd bij mijn aankomst niet weinig verrast was door het zien van een aantal lansen, krissen en ander wapen tuig uit onzen Archipel. De verklaring werd mij dadelijk gegeven door de Hollandsehe echlficnoote van den hotelhouder. Haar man had jarenlang verblijf gehouden in liét pa leis te Buitenzorg, ter verzorging van den inwendigen mensch, bij twee onzer Gouver neurs-Generaals. Met medewerking van deze gewezen land- genoote werd een feestavond bereid en de weinige aanwezige Hollanders ondervonden de voldoening dat een Fransche generaal in harlelijke woorden dc gezondheid van Hare Majesteit instelde, en daaraan zijn waardee ring vastknoopte voor de liefdadigheid, welke ons land gedurende den oorlog aan Fransche gewonden, gevangenen en uitge wekenen had betoond. Het is hier niet de plaats om oorlogsge schiedenis te behandelen. Toch wil ik even vermelden dat deze vriend van Nederland dezelfde generaal Huguenot is, die den Hen Juli 1918 's avonds om acht uur een inval in de Duilsche loopgraven liet doen, welke een aantal gevangenen opleverde, wier ver hoor de bevestiging gaf van den inhoud der bij hen gevonden dokumenten, welke den groolen Duitschen aanval voor denzelfden nacht aankondigden. Reeds om 9 uur 's avonds kon generaal Iluguenot den leger-commandant Gouraud per telefoon waarschuwen en deze had nog juist lijd om de stellingen, waarop het voor bereidende bombardement zou worden ge richt, te doen ontruimen, waarna hij den in- fanterie-aanval in ongeschokte stellingen kon afwachlen en zich daarin handhaven. De .Revue Militaire Fran^aise" van April 1923 bevat een sober verhaal van deze „coup de main historique". Merkwaardig is dat de kolonel, wiens troepen den overval moesten bewerkstelli gen, slerk en herhaaldelijk aandrong om dezen uit te stellen lot het volmaakt donker was, doch dat de generaal er op had ge staan, dat de 170 man, voor de overrompe ling bestemd, om 7 uur 55 uit hun loopgra ven moesten oprukken. De uilslag bewees dat het hier ging: om minuten. Later woonde ik te Guéthary een aardige ontmoeting bij van generaal Huguenot met een zijner vroegere officieren, die thans weer het priesterkleed draagt waar ook de generaal, die onlangs is gepenslonneerd, niet meer in uniform is, namen heiden eerst den hoed af om elkaar daarna te omhelzen. In het daarop volgend gesprek noemde de generaal den abbé: „un fameux poilu". „Overigens", voegde hij er bij, „daareven heb ik den priester gegroet, maar den poilu omhels d." H. v. P< Guéthary, 10 October 1923. X. De Medina van Fès. Een ongelooflijke doolhof van nauwe, kromme, bochtige, rechte en slingerende straten, die elkander in alle richtingen krui sen, een verbijsterend, ontmoedigd, niet te ontwarren labyrint. 't Zijn eigenlijk geen straten, 't zijn steegjes. In de breedste kunnen twee muil dieren elkaar amper voorbijgaan. Er zijn straaljes in de volle zonandere met een zonne- en schaduwkant, scherp af gescheiden; straatjes met lage muren, weer andere, door fijn latwerk, soms zelfs met een wijnstok, tegen de zon beschermd. Ook zijn er straatjes, zóó nauw, dat men er den hemel niet ziet, omdat de hooge huizen elkaar met hun terrassen aanraken, en nog andere, waar het stikdonker is, als in een tunnel. Daar wandelt men onder den vloer van een vertrek, dat over de straat gebouwd J) De oude Arabische stad. 13 men ziet aan den ingang de dikke steunbalken. De stralen liggen glooiend, trapsgewijze zeer stijl, en soms vlak. Vele zijn droog en stoffig; maar die, waar de zon nooit door dringt, zijn modderig en vochtig. Eenige zijn helderwit en dus nieuw, andere zijn zoo grauw als een vuile bur nous. Die zijn zoo cud als de stad zelf. De atmosfeer is vrij onfrisch en muffig. De overheerschende stadslucht is een meng sel van vetdamp en de sterke, pittige geur van cederhout, dat hier voor alles gebruikt wordt. Gelukkig komt men telkens een mand met versche kruizemunt tegen, en geven sinaasappelen, kruiderijen en wierook eveneens een aangename afwisseling. Maar in de wijk der oliemolens hangt een sterke vetlucht en de Kisaria ruikt naar katoen, in de wijk der habouches, ruikt het naar leer, bij de ijzerhandelaars naar leer en bij de slagers naar versch geslacht vleesch. leder gilde heeft zijn eigen straat of wijk: ververs, wevers, metaalbewerkers, hande laren in granen, reukwerken, groenten, cein tuurs, zijden-, wollen- en katoenen stoffen, pottenbakkers, mandenmakers, zadelma kers, goud- en zilversmeden, enz. Enkele gilden zijn over verschillende „souks" ver spreid. Aan mooie kleureffecten ontbreekt het niet. In bijna ieder straatje ziet men een menigte vaste en bewegende gekleurde plek ken, die vroolijk uitkomen tegen den grau wen achtergrond dc-r huizen. Hier breede, blauwe, roode, paarse en groene ceintuurs met dik goud-borduursel, daarginds bont gekleurde zijden stoffen, verderop het kleurlooze straatje van de gedroogde vruch ten, dan de bonte tapijten, de zwarte holen der smeden en hoefsmeden, en eindelijk het rood der slagerswinkels cn dc groen en bonte souk der fruitverkocpers. En daarlusschen staan overal de deuren der moskeeën wijd open voor de nieuwsgie rige blikken dier roemi's (Europeanen), maar het is hun niet geraden er voor stil tc slaan in Marokko. De heiligste van die moskeeën is Moulay Idriss, die aan het eind van een smal slraatje een geheimzinnig Oostersclien indruk maakl. De grootste, Karaouïne, doet denken aan een park van steen met zijn groote waterbakken, fonteinen en kanalen. Alle moskeeën hebben merkwaardige muur versieringen. Ze zijn rijk of arm al naar de wijk, waarin zij liggen en de vroomheid der geloovigen evenals de kalholieke paro- ehiccn hoewel dc instellingen van beide godsdiensten in geen enkel opzicht eenige overeenkomst verlooncn. Meer aan den buitenkant: magazijnen, op slagplaatsen en vooral fondouks. De fondouk is de zuiver Arabische opvatting van een hotel. Men kan er te paard en te voet zijn intrek nemen. Maaltijden worden er nooit verstrekt. Alle fondoucks, groot en klein, zijn volgens hetzelfde model gebouwd. Een groote poort geeft toegang tot de langwerpige of vierkante binnenplaats. De Arabische bouwkunst kent trouwens alleen rechte hoeken. Onder die ingangspoort vindt mer. aan den eenen kant het hokje van den man, die de betalingen in ontvangst neemt; daar tegenover ligt dc trap naar boven. Rondom dc binnenplaats is een overdekte ruimte, die dienst doet als stalling. De trap geeft toe gang tot de galerij, die zich boven de stallen bevindt en waarop alle kamers uitkomen. Die kamers zijn kale. leege, vierkante ver trekjes, vuil en onooglijk mei een 011de hou ten deur en een vierkant raampje. Men be taalt per dag vijf stuivers per persoon cn drie stuivers voor een dier. De binnenplaats is altijd vol ezels, muildieren, geiten en ka- meelen, 't Is een modderpoel, waaruit, dank zij zooveel viervoetigen gasten, minder fris- sche geuren opstijgen dan die van kruize munt en cederhout. In dit labyrint, dien doolhof van stijgende cn dalende steegjes, van souks (verzameling van winkeltjes) van moskeeën, werkplaat sen en fondouks, verdringt zich een menigte van menschen cn dieren, die zich steeds vernieuwd, steeds beweegt, schreeuwt, holt cn springt, zich verwart, maar elkaar nooit plat drukt. Telkens is het verkeer gestremd, maar hel levende kluwen ontwart zich van zelf, zonder politie, zonder gevecht, maar niet zonder energieke kreten en verwen- schin-gen. Ik nader op mijn muiiezel, balek! (pas op) balek! balek! men gaal op zij, men drukt zich plat tegen de muren en de win keltjes aan weerszijden. Op den hoek van de straat rijd ik bijna tegen een zwaarbeladen tikaansche natuurkundige Michaelson twin tig jaar geleden het verband vaststelde tus schen een meier en de lcngle van een rood- lichtgolf van cadmium. Een meter is gelijk aan 1,553,101- golflengten dezer uitstraling in een atmosfeer van 15 graden Celsius en bij 7G c.M. luchtdruk. Dank zij de ontdek king dezer onveranderlijke eenheid in de na tuur kan men dus nu, ook al ging de slan-. daard-meter verloren, onmiddellijk weer den meter construeercn. En vergeet vooral niet erbij te vertel len in uw arlikel zoo zei de lieer Guil- laume ons, toen wij afscheid namen dat ik in Frankrijk kwam, 37 jaar geleden, met het plan om hier een paar maanden te wer ken en dan terug te keeren naar mijn geboor teplaats Eienrier, in Zwitserland. Maar de helderheid, de nauwkeurigheid en de verfij ning der Fransche arbeidsmelhodcn hebben mij zoodanig geboeid, dat ik.... gebleven ben. LEO FAUST. XV. Ilelaas is er dit jaar in ons land meer dan gewoonlijk gesproken en geschreven over de Pyreneeën. Droeviger aanleiding dan het on geval aan den Pont Napoléon bij Luz-Saint- Sauveur, dat ccn aantal landgenooten het le ven heeft gekost, was niet denkbaar. En nog dikwijls zullen de gedachten van bloedver wanten en vrienden der slachtoffers zich richten naar liet verre Zuiden, naar het kron kelende dal van de Gave met zijn steile oevers en naar die éénc noodlottige bocht, welke niet, zooals dc tallooze andere, door den aulo-car met juistheid werd genomen, met het bekende noodlottige gevolg, Dc ramp bracht de gehecle omliggende streek in ontroering en verslagenheid, cn dc deelneming was hartelijk en algemeen. Tot mijn leedwezen heb ik dc treffende be grafenis-plechtigheid niet kunnen hijwonen, omdat dag en uur mij niet tijdig bekend wa ren. Dij gebrek aan plaatselijke bladen kwa men de berichten n.l. eerst over Toulouse, Bordeaux of zelfs over Parijs ter kennis van liet publiek te Cauterets, v/aar ik toen ver blijf hield. Mijn vrees dat er geen landgenooten bij dc plechtigheid zouden aanwezig zijn, werd echter niet bewaarheid, terwijl bovendien dc Nederlandschc Consul Ic Bayonne, sinds den dag na het ongeluk tc Luz-Saint-Sauveur in dc weer was. Den avond van de ramp van een lange dagreis te Bayonne thuis gekomen, had hij zich op het eerste bericht den vol genden ochtend op weg begeven, zoodal hij reeds omstreeks 1 uur ter plaatse was, na zich onderweg in Lourdes te hebben doen in lichtenv omtrent de namen der reizigers cn aldaar maatregelen te hebben genomen om orde te stellen op hun Jjagage. Bij zijn aan komst vernam hij dat de eenige overlevende van het gezelschap reeds twee uren te voren in veiligheid was gebracht. Behalve van zijne zijde, is ook door dc gewestelijke en plaatselijke autoriteiten, en door de wakkere redders de meeste ijver en toewijding beloond. Maar, behalve dc redding van den heer Kuijpers, kon hier niets meer worden ver richt om het noodlot te keeren. De wreedc afgrond had zijn prooi bemeesterd en zou die slechts levenloos weer afstaan. Daar er, nagenoeg tegelijkertijd, ook in dc Alpen, autocars zijn verongelukt, is toen dikwijls dc vraag besproken, hoe het gevaar van zulke tochten kon worden opgeheven, of althans beperkt. Mijn indruk is, dat de autocar door zijn leng«3 en gewicht is ge worden lol een gevaarte waarmee, vooral op smalle, bochtige en hellende wegen, slechts uiterst langzaam mag worden gereden. Dit komt natuurlijk in strijd met het doel waar zij worden gebezigd, n.l. het afleggen van groote afstanden in niet te langen lijd. Een vingerwijzing, dat de gewone weg on toereikend is voor hel versnelde verkeer, vind ik het plan om een weg Amsterdam-^ Rotterdam met zijwegen naar Den Haag cn Scheveningcn aan te leggen, alleen voor auto-verkeer. Levert onze slappe bodem daarvoor be zwaren op, in het hart der bergen, in smalle dalen en kloven, waar reeds straat cn spoor weg elkaar de enge ruimte betwislen, zal men dikwijls voor nog grooter moeilijkheden komen tc staan, en deze soms onovcrkomc- „Nu, ik verzeker u", zei hij, „dat u dat niet inniger kunt wcnschen dan ik." „O neen, ik weet, dat ik dat niet kan", gaf ik licm too en ik moest er bijna oni lachen. Want he' is heel natuurlijk te veronder stellen, tiet deze jonge man, dio van het fvout is teruggekomen en door ccn verkeer de vrouw wordt opgewacht, brandt van ongeduld, dat do ochtc vtouw voor den dis komt. Hij zag cr intussohen vermoeid uit, dacht ik. Het wa0 meer om zijnentwil dan voor mij zelf, dat ik voorstelde naar het Grand- Hotel te rijden in plaats van te loopen. Wij namen een open rijtuigje. Het was bijna aan den ingang van het hotel, dat wij op straat een anderen En gelsehen officier pagsee-rden. Hij kecik mijn metgezel dadelijk aan en was op hot punt hem een vriendelijk en groet toe te werpen. Maar cr kwam oen zonderlinge vcrande- jriDg op zijn gezicht. Hij passeerde. Ik zei vlak voor wij stilstonden: „Iemand die u kende?" ,.Dat zal waar zijn, ja", ze>i kapitein Mc-- redith. „Het ia Thornton, majoor Thorn ton. Dat troft, ellendig." „Waarom? Wat is er?" Hij sprak haastig: „Die kerel was mijn een soort van bruidsjonker van mij. Ilij was do eenige van mijn vrienden, 'dien ik bij mij bad, toen ik getrouwd ben. Uc wist niet, dat hij ook verlof had. Ik 'hoop in vredesnaam, dat hij niet komt informceren naar Ach neen, dat zal hij natuurlijk niefc doen... Ik wou, dat wij kem niet ont moet hadden')" zei hij somber. Zeker, omdat. bij hoopte, dat wij nio- lijk vinden. Het vraagstuk ia dan ook niet gemakkelijk. Dat niet slechts de autocars, maar alle aulo-verkeer behalve voor zichzelf, ook voor anderen toenemend gevaar oplevert, behoeft wel geen betoog. Hier aan de Baskisehe kust, waar de zo mermaanden een ongelooflijk aantal auto's heenvoeren, is dit opnieuw gebleken. Tus- sclien San Sebastian cn Irun in Spanje en dan de ééne zijde en Bayonne, Biarritz cn Saint-Jean-dc-Luz aan de andere zijde, zoo wel als tusschen die plaatsen onderling, viert de „bougeotte", de drang tot verplaat sing (van ,,bouger"-bewegen) van Juli tot September hoogtij. Er waren dagen, dat 700 auto's de grens overschreden, en dit waren kennelijk wagens, die slechts heen en weer reden op uitstapjes van een paar uren of dagen. Een stroom van auto's golfde 's avonds laat tot in den nacht van de Ca sino's cn concertzalen tc Biarritz naar hot Zuid-Westen. Van de grens tot Bayonne i3 de straatweg geteerd, zoodat althans de «lof- plaag vermeden wordt. Maar het aantal aan- cn overrijdingen is niet gering geweest, een eenige daarvan hebben menschenlevens geëischt. Daar het overige verkeer op dc straatwe gen in dit dun bevolkte gebied, niet slerk is, gebruiken dc auto's de gelegenheid om hard le rijden. Maar zooals het spreekwoord van dc vinger en de hand leert, zij volharden daarin, ook bij het tegenkomen of achterop- rijden van langzamer voertuigen of voet gangers. Hoe de hier inheemse he ossen-kar, die even zorgeloos over den weg kruipt als hij reeds eeuwen heeft gedaan, tc midden van dit „snel-verkeer" het leven kan hou den, mag een raadsel worden genoemd. Mis schien boezemt zijn gewicht nog cenigen eerbied in. Wee echter den voetganger, die 's avonds, door het schelle lantaren-licht verblind, niet geheel van den weg afwijkt als twee of meer snelheids-wellustelingen elkaar trachten voorbij tc razen. Hij loopt kans te worden gegrepen, „bappé" zooals thans de Fransche term luidt cn den volgen den ochtend verminkt of levenloos te wor den teruggevonden. De stemming der bevolking tegenover de automobilisten kan gaandoweg vijandig worden cn vroeg of laat zou een hunner, schuldig of onschuldig, het gelag moeten betalen, als het euvel zich uitbreidt. Het pronunciamento heeft oogcnschijnlijk in de Spaansche Baskischc provincie weinig ontroering teweeg gebracht. Althans tijdens een bezoek aan San Sebaslian, eenige da gen na dc staatsgreep, merkte ik niets on gewoons op. Misschien was er aan de grens iels meer politic cn militairen op dc been dan gewoonlijk; maar bij het binnenkomen te Irnn wordt men, ook in gewone tijden, dadelijk getroffen door het groote aantal uniformen in verschillende kleuren en door de verscheidenheid van kepi's, helmen, sha ko's en steken, waarmee dc gewapende macht behoed is. Of een deel der daarmee bedekte hoofden ditmaal de in- en uitgaan de reizigers ook met politieke argwaan had den le monsteren? De Spanjaard hcctt dc gave, een zoo onbewegelijk en onbewogen gelaal le vtrloonen, dat het onmogelijk is, naar het antwoord te gissen. San Sebaslian is niet slechts een geduchte concurrent voor Biarritz, maar het Jiceft een grooter cachet van voornaamheid, ken nelijk loc le schrijven aan dc Spaansche aristocratie, welke er in de zomer- en herfst maanden wat koelte komt zoeken. Iïet is zeer goed mogelijk, dat de rust en ongedwongenheid, welke het publiek aan het oppervlak toonde, bij velen kommer en wrok verborg.. Immers dc dictator gaat in Spanje te werk met een doortastendheid, die de actie van onze bezuinigingscommis sie ver voorbijstreeft. En onder de San Se- bastiansche badgasten zullen zich wel eenige dier slaats-ambtcnaren hebben be vonden, welke, toen hun plotseling gelast werd, zich op hun bureau tc melden, blijk gaven, daar zelfs geen stoel, laat staaii een lessenaar te hebben, waarop hun onmiddel lijk ontslag volgde. Laat mij er dadelijk bij voegen, dat ik geen oogenblik heb gedacht, dal een soortgelijk appèl in Nederland het zelfde comi-tragische tafrecl zou hebben ic voorschijn geroepen. Vermoedelijk zijn de Spaansche Baskiërs, als zonen van de Carlislcn van vijftig jaren her, niet afkeerig van een krachtig persoon lijk bestuur. Hun delegaties zijn dezer dagen te Madrid geweest en de besprekingen schij- maud anders, dien hij kende, zouden ont moeten, koos kapitein Meredith oen lunch- tafeltje in het verste en afgelegenst-o hoekje van het restaurant. Ik begreep na tuurlijk uit don blik op des kollners ge laat, dat do jonge Engelsche officier ver moedelijk wenschte mij mij geheel alleen voor zichzelf to hebben. Ik hoop, dat het een kcllner is, die En- gcloch verstaat. Al vèrstond hij maar en kele brokjes van ons gesprek, most hij bo- grepen hebben, dat wij onmogelijk iets konden wezen, dat aan een verliefd paar tje deed denken. Want kapitein Meredith, dio wat minder somber begon to woïden cn v/at vertrou welijker na do soep cn do visch, begon een massa met mij to praten. Het onderwerp, dat hij koos, was natuurlijk zijn vrouw. „Zeg, Juffrouw Whitelande", begon hij met een hoel vriendelijke stem, „kan het u schelen, als ik u eenige vragen doe om trent Vera omtrent raijn vronw, be grijpt u?" Zeer verschillend van den toon, waarop hij den vorigen avond het recht eischic mij vragen te doen. En ik, natuurlijk ook op een heel ando ren toon, zei over de tafel heen: .,0 natuurlijk, ik zal u alles vertellen, wat ik kan." Ik bcsefto op dat oogenblik niet hoo bit ter v/einig dat was. „Ja, ziet u, u hebt haar het laatst ge zien", zei hij en zijn oogen waren pein zend op mij gevestigd. Ik gclocÉ niet, dat hij mij zag. Wat hij zag waren de gedach ten in zijn eigen geest, welke die ook ge weest mogen zijn. „U hebt haar gezien het moet heel kort geweest zijn nadat men veronderstelde,dat ik omgekomen was", ging hij voort. Zou u mij precies kunnen vertellen hoo zij dat opnam Men zou zoo denkon oen gemakkelijke vraag, nietwaar En misschien zou zij ook gemakkelijk te beantwoorden geweest zijn, met betrekking tot iedere andere vrouw, die in dezen vreeselijken oorlog weduwe is geworden. Maar tot het Vi sioen 1 Het opziohtig vroolij&e* schepsel, waar ik die eeno verbijsterendo ontmoeting mee gehad had! Do hoogroode film-actrice, van wie iedere blik en iedere klank onuit- wiachbanr in mijn geheugen gegrift was. Haar jonge echtgenoot tegenover mij, vroeg nu: „Kunt ge u herinneren hoe zij wat zij bijv. gezegd had over die zaak?" lik kon hem, denk jk, op Miss Vera Vayne's eigen toon gezegd hebben („Aoli ja, waarom zou ik beweren, dat mijn hart gebroken isMaar, dat kon ik toch niet zeggen, nietwaar? Zou iemand dat kunnen?) „Ik veronderstel, dat zij er verdriet van -scheen to hebben?" vroeg do jonge man, om mij voort tc helpen. „O ja", jokte ik, zenuwachtig dronk ik uit mijn glas wijn, ihopendo dat dit mij wat moed zou geven bii dit kruisverhoor. Het v/as veel, veel moeilijker zelfs dan dat van den vorigen keer. Want toen had ik alleen dp waarheid verteld en ik streed voor mii zelf. Nu moost ik leugentjes vertellen of ten minsto dc waarheid verzachten, alles om hem to sparen. Aanmoedigend zei hij: „Zij was zeker Voor mij in den rouw gegaan? Wm zij *n het zwart?" „N reen niet piyciee zwart", sta melde ik, denkende aan den Caleidoscoop van s oh reeuw end purper, als een perk ci neraria's, waarin het Visioen zich gehuld had in ai haar glorie. „Zij droeg ik ik ik geloof, dat het was Ik slikte. „Halve rouw. Maar ik meen, dat zij niet hechtte aan rouw ik bedoel, dat zij er niet mee op had." „Zei ze dat?" zei hij bedaard. „En wat zei ze nog meer?" Hij nam een lepel spinazie en scheen te wachten, met spanning to wachten wat ik zeggen zou. Maar ik vond het te moeilijk. Daar zat ik, stilzwijgend, het meisje, dat men voor zijn vrouw hield, aan de gezel lige lunchtafel, tegenover een jongen man, die het meisje steeds wou uitvragen over de persoon, die inderdaad zijn vrouw was. Vragen, die ik natuurlijk moest kunnen beantwoorden. En ik zou natuurlijk cok in staat geweest zijn ze te beantwoorden. Maar, maar, denk eens aan, als ik dat gedaan had. Toen ik nog aarzelde of ik hem monde ling verslag zou uitbrengen omtrent Miss Vera's gedrag als zijn „weduwe" en hoo ik het heiri zou geven, spoorde hij mij aan. „Bijvoorbeeld, scheen mijn vrouw naar... nu ja, niet bepaald „naar". Maar nam zij het op zooals mijn moeder, de manier, die mijn moeder er boven op schijnt gehouden to hebben, daar ik verondersteld werd te zijn gedood in eèn gevecht? „De helden dood"-gedachte. weet u?" r.ei hij m>et de typisch Engelsche luchthartigheid, di© onze mannen gebruiken als een handschoen, waarmee zij iets te heiligs aanraken, onï piet de zwaarwichtige hand te naderen. lastdier aan, dat de gefieele Breedte vin den weg in beslag neemt balek, balek 1 alles zoekt een heenkomen eindelijk is hij er door en ik kan weer verder gaan. Dikwijls word ik ingehaald door een trein van vijf of zes ezeltjes. Op het laatste zit de kleine drijver, zonder zadel natuurlijk, Arra, Sidi! arra, Sidi (vooruit, mijnheer!) balek! balek! Ze hollen me voorbij, door andere gevolgd. In tegengestelde richting komen er evenveel. Zij werken zich han dig door de menigte heen, zelfs door een op- slootje en weg zijn ze. Maar ik hoor al weer achter mij het snelle, vroolijke, hoef getrappel van een ander troepje. Wat zijn ze aardig, die Marokkaansche ezeltjes, zoo dap per en schrander, maar wat worden ze slecht behandeld en dikwijls afgebeuld. Ba lek! balek! Daar komt een voornaam Arabier met zijn dienaar, die ruimte maakt voor zijn meester. Tn 't voorbijrijden wisse len wij een beleefden groei. Balek! balek oen paar stoere Arabieren met zware, dikke balken op den rug, die zij transporteeren met bewonderenswaardige snelheid en be hendigheid, Arra, Sidi -weer een reeks van ezeltjes. Jn dien hoek daarginds heeft men ruzie: verwpnschingen, woeste blikken, Moulay Idriss, de groote heilige, wordt als getuige aangeroepen maar cr vallen nooit slagen. Hier verkoopt men bakken houts kool, verderop graan. Men looft, biedt, dingt, en schreeuwI, en krijscht, allen le gelijk, 't is merkwaardig. Verderop ver dringt men zich voor de slagerswinkels. Daar bij dien bakkersoven staat de straat vol wachtenden, vooral kinderen, die hun plank met brood lerug komen halen. En aan het einde van hel steegje, hoog uit boven dal gewoel, verheffen zich de sympathieke koppen van een paar kameel en op huil lange beweeglijke halzen. Kalm en rustig schrijden zij voort tusschen de welvaart en do Jompen van de Medina. Den geheelen dag is het overal even druk. Alleen in dc buitenwijken is het stiller. Wie eens een paar uur als opmerkzaam toe schouwer onder ccn der grocle stadspoorten heeft gestaan, zal zich niet meer verwon deren over de menigte, die zich dagelijks in dc Medina verdringt. Fès telt vijf groote poorten, waarop de voornaamste verkeerswegen van het gcheele Rijk uit loopen: Bab-Bou Jeloud, Bab Mah- rouk, Bab Scgma, Rab Gliissa en Bab Fe* louh. De kleine zijn: Bab Sidi Bou Jida, Bab1 Bellem en Bab Djiaf, en andere nog klei nere. Door deze poorten (Bab) komen dage lijks een groot aantal vreemdelingen in de stad. Een van do vier grootste poorten wordt bijna uitsluitend gebruikt door de Fazï, de andere zien dagelijks binnenkomen de Arabieren uit de streken aan den Allan- lischen Oceaan, uil Tanger, liet Spaansche gebied cn Noord-Marokko, uit het Oosten, den Atlas en hel land van Tafilalet- De Arabieren zijn ondernemende reizi gers. Om zeer uilccnloopende redenen be sluiten zij plotseling zich een heel eind te verplaatsen. Hun vervoermiddel: een paar vlugge, gespierde, onvermoeide voeten; soms een ezel, een muilezel. Weinig of geen ballast: een theepot of geen theepol. Een tal rijk gezin en een koopman reizen met een lastdier, maar persoonlijke bagage heeft men niet. Ik heb, uitsluitend aan de groote poorten van de Medina, de binnenkomende Teizigers laten tellen en ben lot de slotsom gekomen, dal er in Fès jaarlijks een vreem delingenverkeer is van minstens twee mil- lioen personen. De duur van hun verblijf wisselt af van een dag tol drie maanden. Zij bevolken de fondouks: vagebonden in lom pen, uitgehongerde families, schooiers, bede laars, landbouwers, werklieden, krijgslie den, ruiters, er. veel kameelen, muildieren en ezels, beladen met de meest mteenloo- pende soorten van koopwaar. Dat alles trekt de Medina zonder ophouden in en uit, van zonsopgang tot zonsondergang, 's Nachts zijn de poorten gesloten. Die menschen massa vermengt zich en stroomt door dc straten van de oude stad, die zoo lichtbevolkt is, dat zij alleen 90.000 zielen lelt, terwijl het lotaal aantal 112.000 is. Na de groote buitenpoortcn komen nog de binnenpoorten, die toegang geven tot elke wijk de Medina is in twee en twintig wij ken verdeeld, die eiken avond om halfelf haar zware deuren sluiten. Dat is geen over bodige maatregel, want de niet-bevriende stammen komen nog wel eens tol bij de mu ren van de hoofdstad. Zóó is de maalstroom, die ronddraait in dit labyrint. „Voor het vaderland gestorven", was dat misschien de gedachte, die haar be zielde?" Vragend zag hij mij aan. Het scheen hem heel veel to kunnen schelen of bijn vrouw het verlies gevoeld had, zooals znjn eigen familie het zou voelen. Ik nam wat zout voor den tweeden keer op mijn omelette. Toen zei ik met een weinig geforceerd* stem: „O! Zij.zij zcide, dat u bij een aanval gedood was." Ik hoor nog den toon, waarop zij dak zeiluid, ongevoelig, als een feit. („Gedood bij een aanval, werd hij!") „Was dat alles?" zei hij. Ik bespeurd* teleurstelling aehtcr dien rustigen toon. Snel vocgdo ik er bij: „Muut zij dacht, dat u heel dapper geweest moest zijn!" „Zei zc dat?" Ook hij sprak snel. „N niefc met diezelfde woorden", ant woordde ik, „maar..." Alles suisde in mijn hoofd gedurende dezen geheelen dialoog; steeds hoorde ik dc woorden, die de oorlogsweduwe in den trein gebruikt had „Altijd ccn beetjo een -waaghals!... Het eerst er bij, etc.... Ik denk, dat hij weer iiaantje-de-vooTste geweest Is, aooals ge woonlijk!... Jammer!..." Ik tradbtto deze woorden wat geschikte* in te kleedcn cn zei: „Ze zei, dat u er altijd het eerst bij was, wanneer er iets gedaan moest worden, waar moed bij le pas kwam, waar gevaar aan verbonden waa." t *- t lWordt vervolgd) - L'J I ji j X i 1 1 5 A

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1923 | | pagina 10