Schetsen uit Marokko.
Van den Voet derPyrene ën.
nen over en weer bevrediging te hebben ge
geven, heigeen de rust verklaart, welke in
de kuslslreek over de grens is blijven heer-
schen. i 3
P,
Ik sprak hierboven reeds over mijn ver
blijf te Cauterets. Daarin viel ook de ver
jaardag onzer Koningin, wier jubileum er op
intieme wijze werd herdacht. Dit geschiedde
in een omgeving die vaderlandsche, of als
men wil Nederlandsch Indische, herinnerin
gen wakker roept. Ik bedoel het Hotel de
France, waar ik indertijd bij mijn aankomst
niet weinig verrast was door het zien van
een aantal lansen, krissen en ander wapen
tuig uit onzen Archipel. De verklaring werd
mij dadelijk gegeven door de Hollandsehe
echlficnoote van den hotelhouder. Haar man
had jarenlang verblijf gehouden in liét pa
leis te Buitenzorg, ter verzorging van den
inwendigen mensch, bij twee onzer Gouver
neurs-Generaals.
Met medewerking van deze gewezen land-
genoote werd een feestavond bereid en de
weinige aanwezige Hollanders ondervonden
de voldoening dat een Fransche generaal in
harlelijke woorden dc gezondheid van Hare
Majesteit instelde, en daaraan zijn waardee
ring vastknoopte voor de liefdadigheid,
welke ons land gedurende den oorlog aan
Fransche gewonden, gevangenen en uitge
wekenen had betoond.
Het is hier niet de plaats om oorlogsge
schiedenis te behandelen. Toch wil ik even
vermelden dat deze vriend van Nederland
dezelfde generaal Huguenot is, die den Hen
Juli 1918 's avonds om acht uur een inval
in de Duilsche loopgraven liet doen, welke
een aantal gevangenen opleverde, wier ver
hoor de bevestiging gaf van den inhoud der
bij hen gevonden dokumenten, welke den
groolen Duitschen aanval voor denzelfden
nacht aankondigden.
Reeds om 9 uur 's avonds kon generaal
Iluguenot den leger-commandant Gouraud
per telefoon waarschuwen en deze had nog
juist lijd om de stellingen, waarop het voor
bereidende bombardement zou worden ge
richt, te doen ontruimen, waarna hij den in-
fanterie-aanval in ongeschokte stellingen
kon afwachlen en zich daarin handhaven.
De .Revue Militaire Fran^aise" van April
1923 bevat een sober verhaal van deze
„coup de main historique".
Merkwaardig is dat de kolonel, wiens
troepen den overval moesten bewerkstelli
gen, slerk en herhaaldelijk aandrong om
dezen uit te stellen lot het volmaakt donker
was, doch dat de generaal er op had ge
staan, dat de 170 man, voor de overrompe
ling bestemd, om 7 uur 55 uit hun loopgra
ven moesten oprukken. De uilslag bewees
dat het hier ging: om minuten.
Later woonde ik te Guéthary een aardige
ontmoeting bij van generaal Huguenot met
een zijner vroegere officieren, die thans
weer het priesterkleed draagt waar ook de
generaal, die onlangs is gepenslonneerd, niet
meer in uniform is, namen heiden eerst den
hoed af om elkaar daarna te omhelzen. In
het daarop volgend gesprek noemde de
generaal den abbé: „un fameux poilu".
„Overigens", voegde hij er bij, „daareven
heb ik den priester gegroet, maar
den poilu omhels d."
H. v. P<
Guéthary, 10 October 1923.
X.
De Medina van Fès.
Een ongelooflijke doolhof van nauwe,
kromme, bochtige, rechte en slingerende
straten, die elkander in alle richtingen krui
sen, een verbijsterend, ontmoedigd, niet te
ontwarren labyrint.
't Zijn eigenlijk geen straten, 't zijn
steegjes. In de breedste kunnen twee muil
dieren elkaar amper voorbijgaan.
Er zijn straaljes in de volle zonandere
met een zonne- en schaduwkant, scherp af
gescheiden; straatjes met lage muren, weer
andere, door fijn latwerk, soms zelfs met
een wijnstok, tegen de zon beschermd. Ook
zijn er straatjes, zóó nauw, dat men er den
hemel niet ziet, omdat de hooge huizen
elkaar met hun terrassen aanraken, en nog
andere, waar het stikdonker is, als in een
tunnel. Daar wandelt men onder den vloer
van een vertrek, dat over de straat gebouwd
J) De oude Arabische stad.
13 men ziet aan den ingang de dikke
steunbalken.
De stralen liggen glooiend, trapsgewijze
zeer stijl, en soms vlak. Vele zijn droog en
stoffig; maar die, waar de zon nooit door
dringt, zijn modderig en vochtig.
Eenige zijn helderwit en dus nieuw,
andere zijn zoo grauw als een vuile bur
nous. Die zijn zoo cud als de stad zelf.
De atmosfeer is vrij onfrisch en muffig.
De overheerschende stadslucht is een meng
sel van vetdamp en de sterke, pittige geur
van cederhout, dat hier voor alles gebruikt
wordt. Gelukkig komt men telkens een
mand met versche kruizemunt tegen, en
geven sinaasappelen, kruiderijen en wierook
eveneens een aangename afwisseling. Maar
in de wijk der oliemolens hangt een sterke
vetlucht en de Kisaria ruikt naar katoen, in
de wijk der habouches, ruikt het naar leer,
bij de ijzerhandelaars naar leer en bij de
slagers naar versch geslacht vleesch.
leder gilde heeft zijn eigen straat of wijk:
ververs, wevers, metaalbewerkers, hande
laren in granen, reukwerken, groenten, cein
tuurs, zijden-, wollen- en katoenen stoffen,
pottenbakkers, mandenmakers, zadelma
kers, goud- en zilversmeden, enz. Enkele
gilden zijn over verschillende „souks" ver
spreid.
Aan mooie kleureffecten ontbreekt het
niet. In bijna ieder straatje ziet men een
menigte vaste en bewegende gekleurde plek
ken, die vroolijk uitkomen tegen den grau
wen achtergrond dc-r huizen. Hier breede,
blauwe, roode, paarse en groene ceintuurs
met dik goud-borduursel, daarginds bont
gekleurde zijden stoffen, verderop het
kleurlooze straatje van de gedroogde vruch
ten, dan de bonte tapijten, de zwarte holen
der smeden en hoefsmeden, en eindelijk het
rood der slagerswinkels cn dc groen en bonte
souk der fruitverkocpers.
En daarlusschen staan overal de deuren
der moskeeën wijd open voor de nieuwsgie
rige blikken dier roemi's (Europeanen), maar
het is hun niet geraden er voor stil tc slaan
in Marokko. De heiligste van die moskeeën
is Moulay Idriss, die aan het eind van een
smal slraatje een geheimzinnig Oostersclien
indruk maakl. De grootste, Karaouïne, doet
denken aan een park van steen met zijn
groote waterbakken, fonteinen en kanalen.
Alle moskeeën hebben merkwaardige muur
versieringen. Ze zijn rijk of arm al naar de
wijk, waarin zij liggen en de vroomheid der
geloovigen evenals de kalholieke paro-
ehiccn hoewel dc instellingen van beide
godsdiensten in geen enkel opzicht eenige
overeenkomst verlooncn.
Meer aan den buitenkant: magazijnen, op
slagplaatsen en vooral fondouks. De fondouk
is de zuiver Arabische opvatting van een
hotel. Men kan er te paard en te voet zijn
intrek nemen. Maaltijden worden er nooit
verstrekt. Alle fondoucks, groot en klein,
zijn volgens hetzelfde model gebouwd. Een
groote poort geeft toegang tot de langwerpige
of vierkante binnenplaats. De Arabische
bouwkunst kent trouwens alleen rechte
hoeken. Onder die ingangspoort vindt mer.
aan den eenen kant het hokje van den man,
die de betalingen in ontvangst neemt; daar
tegenover ligt dc trap naar boven. Rondom
dc binnenplaats is een overdekte ruimte, die
dienst doet als stalling. De trap geeft toe
gang tot de galerij, die zich boven de stallen
bevindt en waarop alle kamers uitkomen.
Die kamers zijn kale. leege, vierkante ver
trekjes, vuil en onooglijk mei een 011de hou
ten deur en een vierkant raampje. Men be
taalt per dag vijf stuivers per persoon cn
drie stuivers voor een dier. De binnenplaats
is altijd vol ezels, muildieren, geiten en ka-
meelen, 't Is een modderpoel, waaruit, dank
zij zooveel viervoetigen gasten, minder fris-
sche geuren opstijgen dan die van kruize
munt en cederhout.
In dit labyrint, dien doolhof van stijgende
cn dalende steegjes, van souks (verzameling
van winkeltjes) van moskeeën, werkplaat
sen en fondouks, verdringt zich een menigte
van menschen cn dieren, die zich steeds
vernieuwd, steeds beweegt, schreeuwt, holt
cn springt, zich verwart, maar elkaar nooit
plat drukt. Telkens is het verkeer gestremd,
maar hel levende kluwen ontwart zich van
zelf, zonder politie, zonder gevecht, maar
niet zonder energieke kreten en verwen-
schin-gen.
Ik nader op mijn muiiezel, balek! (pas
op) balek! balek! men gaal op zij, men
drukt zich plat tegen de muren en de win
keltjes aan weerszijden. Op den hoek van de
straat rijd ik bijna tegen een zwaarbeladen
tikaansche natuurkundige Michaelson twin
tig jaar geleden het verband vaststelde tus
schen een meier en de lcngle van een rood-
lichtgolf van cadmium. Een meter is gelijk
aan 1,553,101- golflengten dezer uitstraling
in een atmosfeer van 15 graden Celsius en
bij 7G c.M. luchtdruk. Dank zij de ontdek
king dezer onveranderlijke eenheid in de na
tuur kan men dus nu, ook al ging de slan-.
daard-meter verloren, onmiddellijk weer den
meter construeercn.
En vergeet vooral niet erbij te vertel
len in uw arlikel zoo zei de lieer Guil-
laume ons, toen wij afscheid namen dat
ik in Frankrijk kwam, 37 jaar geleden, met
het plan om hier een paar maanden te wer
ken en dan terug te keeren naar mijn geboor
teplaats Eienrier, in Zwitserland. Maar de
helderheid, de nauwkeurigheid en de verfij
ning der Fransche arbeidsmelhodcn hebben
mij zoodanig geboeid, dat ik.... gebleven
ben.
LEO FAUST.
XV.
Ilelaas is er dit jaar in ons land meer dan
gewoonlijk gesproken en geschreven over de
Pyreneeën. Droeviger aanleiding dan het on
geval aan den Pont Napoléon bij Luz-Saint-
Sauveur, dat ccn aantal landgenooten het le
ven heeft gekost, was niet denkbaar. En nog
dikwijls zullen de gedachten van bloedver
wanten en vrienden der slachtoffers zich
richten naar liet verre Zuiden, naar het kron
kelende dal van de Gave met zijn steile
oevers en naar die éénc noodlottige bocht,
welke niet, zooals dc tallooze andere, door
den aulo-car met juistheid werd genomen,
met het bekende noodlottige gevolg,
Dc ramp bracht de gehecle omliggende
streek in ontroering en verslagenheid, cn dc
deelneming was hartelijk en algemeen.
Tot mijn leedwezen heb ik dc treffende be
grafenis-plechtigheid niet kunnen hijwonen,
omdat dag en uur mij niet tijdig bekend wa
ren. Dij gebrek aan plaatselijke bladen kwa
men de berichten n.l. eerst over Toulouse,
Bordeaux of zelfs over Parijs ter kennis van
liet publiek te Cauterets, v/aar ik toen ver
blijf hield.
Mijn vrees dat er geen landgenooten bij dc
plechtigheid zouden aanwezig zijn, werd
echter niet bewaarheid, terwijl bovendien dc
Nederlandschc Consul Ic Bayonne, sinds den
dag na het ongeluk tc Luz-Saint-Sauveur in
dc weer was. Den avond van de ramp van
een lange dagreis te Bayonne thuis gekomen,
had hij zich op het eerste bericht den vol
genden ochtend op weg begeven, zoodal hij
reeds omstreeks 1 uur ter plaatse was, na
zich onderweg in Lourdes te hebben doen in
lichtenv omtrent de namen der reizigers cn
aldaar maatregelen te hebben genomen om
orde te stellen op hun Jjagage. Bij zijn aan
komst vernam hij dat de eenige overlevende
van het gezelschap reeds twee uren te voren
in veiligheid was gebracht.
Behalve van zijne zijde, is ook door dc
gewestelijke en plaatselijke autoriteiten, en
door de wakkere redders de meeste ijver en
toewijding beloond.
Maar, behalve dc redding van den heer
Kuijpers, kon hier niets meer worden ver
richt om het noodlot te keeren. De wreedc
afgrond had zijn prooi bemeesterd en zou
die slechts levenloos weer afstaan.
Daar er, nagenoeg tegelijkertijd, ook in
dc Alpen, autocars zijn verongelukt, is toen
dikwijls dc vraag besproken, hoe het gevaar
van zulke tochten kon worden opgeheven,
of althans beperkt. Mijn indruk is, dat de
autocar door zijn leng«3 en gewicht is ge
worden lol een gevaarte waarmee, vooral op
smalle, bochtige en hellende wegen, slechts
uiterst langzaam mag worden gereden. Dit
komt natuurlijk in strijd met het doel waar
zij worden gebezigd, n.l. het afleggen van
groote afstanden in niet te langen lijd.
Een vingerwijzing, dat de gewone weg on
toereikend is voor hel versnelde verkeer,
vind ik het plan om een weg Amsterdam-^
Rotterdam met zijwegen naar Den Haag cn
Scheveningcn aan te leggen, alleen voor
auto-verkeer.
Levert onze slappe bodem daarvoor be
zwaren op, in het hart der bergen, in smalle
dalen en kloven, waar reeds straat cn spoor
weg elkaar de enge ruimte betwislen, zal
men dikwijls voor nog grooter moeilijkheden
komen tc staan, en deze soms onovcrkomc-
„Nu, ik verzeker u", zei hij, „dat u dat
niet inniger kunt wcnschen dan ik."
„O neen, ik weet, dat ik dat niet kan",
gaf ik licm too en ik moest er bijna oni
lachen.
Want he' is heel natuurlijk te veronder
stellen, tiet deze jonge man, dio van het
fvout is teruggekomen en door ccn verkeer
de vrouw wordt opgewacht, brandt van
ongeduld, dat do ochtc vtouw voor den
dis komt.
Hij zag cr intussohen vermoeid uit, dacht
ik. Het wa0 meer om zijnentwil dan voor
mij zelf, dat ik voorstelde naar het Grand-
Hotel te rijden in plaats van te loopen.
Wij namen een open rijtuigje.
Het was bijna aan den ingang van het
hotel, dat wij op straat een anderen En
gelsehen officier pagsee-rden. Hij kecik mijn
metgezel dadelijk aan en was op hot punt
hem een vriendelijk en groet toe te werpen.
Maar cr kwam oen zonderlinge vcrande-
jriDg op zijn gezicht.
Hij passeerde.
Ik zei vlak voor wij stilstonden: „Iemand
die u kende?"
,.Dat zal waar zijn, ja", ze>i kapitein Mc--
redith. „Het ia Thornton, majoor Thorn
ton. Dat troft, ellendig."
„Waarom? Wat is er?"
Hij sprak haastig: „Die kerel was mijn
een soort van bruidsjonker van mij. Ilij
was do eenige van mijn vrienden, 'dien ik
bij mij bad, toen ik getrouwd ben. Uc wist
niet, dat hij ook verlof had. Ik 'hoop in
vredesnaam, dat hij niet komt informceren
naar Ach neen, dat zal hij natuurlijk
niefc doen... Ik wou, dat wij kem niet ont
moet hadden')" zei hij somber.
Zeker, omdat. bij hoopte, dat wij nio-
lijk vinden. Het vraagstuk ia dan ook niet
gemakkelijk.
Dat niet slechts de autocars, maar alle
aulo-verkeer behalve voor zichzelf, ook voor
anderen toenemend gevaar oplevert, behoeft
wel geen betoog.
Hier aan de Baskisehe kust, waar de zo
mermaanden een ongelooflijk aantal auto's
heenvoeren, is dit opnieuw gebleken. Tus-
sclien San Sebastian cn Irun in Spanje en
dan de ééne zijde en Bayonne, Biarritz cn
Saint-Jean-dc-Luz aan de andere zijde, zoo
wel als tusschen die plaatsen onderling,
viert de „bougeotte", de drang tot verplaat
sing (van ,,bouger"-bewegen) van Juli tot
September hoogtij. Er waren dagen, dat 700
auto's de grens overschreden, en dit waren
kennelijk wagens, die slechts heen en weer
reden op uitstapjes van een paar uren of
dagen. Een stroom van auto's golfde
's avonds laat tot in den nacht van de Ca
sino's cn concertzalen tc Biarritz naar hot
Zuid-Westen. Van de grens tot Bayonne i3
de straatweg geteerd, zoodat althans de «lof-
plaag vermeden wordt. Maar het aantal
aan- cn overrijdingen is niet gering geweest,
een eenige daarvan hebben menschenlevens
geëischt.
Daar het overige verkeer op dc straatwe
gen in dit dun bevolkte gebied, niet slerk is,
gebruiken dc auto's de gelegenheid om hard
le rijden. Maar zooals het spreekwoord van
dc vinger en de hand leert, zij volharden
daarin, ook bij het tegenkomen of achterop-
rijden van langzamer voertuigen of voet
gangers. Hoe de hier inheemse he ossen-kar,
die even zorgeloos over den weg kruipt als
hij reeds eeuwen heeft gedaan, tc midden
van dit „snel-verkeer" het leven kan hou
den, mag een raadsel worden genoemd. Mis
schien boezemt zijn gewicht nog cenigen
eerbied in. Wee echter den voetganger, die
's avonds, door het schelle lantaren-licht
verblind, niet geheel van den weg afwijkt
als twee of meer snelheids-wellustelingen
elkaar trachten voorbij tc razen. Hij loopt
kans te worden gegrepen, „bappé" zooals
thans de Fransche term luidt cn den volgen
den ochtend verminkt of levenloos te wor
den teruggevonden.
De stemming der bevolking tegenover de
automobilisten kan gaandoweg vijandig
worden cn vroeg of laat zou een hunner,
schuldig of onschuldig, het gelag moeten
betalen, als het euvel zich uitbreidt.
Het pronunciamento heeft oogcnschijnlijk
in de Spaansche Baskischc provincie weinig
ontroering teweeg gebracht. Althans tijdens
een bezoek aan San Sebaslian, eenige da
gen na dc staatsgreep, merkte ik niets on
gewoons op. Misschien was er aan de grens
iels meer politic cn militairen op dc been
dan gewoonlijk; maar bij het binnenkomen
te Irnn wordt men, ook in gewone tijden,
dadelijk getroffen door het groote aantal
uniformen in verschillende kleuren en door
de verscheidenheid van kepi's, helmen, sha
ko's en steken, waarmee dc gewapende
macht behoed is. Of een deel der daarmee
bedekte hoofden ditmaal de in- en uitgaan
de reizigers ook met politieke argwaan had
den le monsteren? De Spanjaard hcctt dc
gave, een zoo onbewegelijk en onbewogen
gelaal le vtrloonen, dat het onmogelijk is,
naar het antwoord te gissen.
San Sebaslian is niet slechts een geduchte
concurrent voor Biarritz, maar het Jiceft
een grooter cachet van voornaamheid, ken
nelijk loc le schrijven aan dc Spaansche
aristocratie, welke er in de zomer- en herfst
maanden wat koelte komt zoeken.
Iïet is zeer goed mogelijk, dat de rust en
ongedwongenheid, welke het publiek aan
het oppervlak toonde, bij velen kommer en
wrok verborg.. Immers dc dictator gaat in
Spanje te werk met een doortastendheid,
die de actie van onze bezuinigingscommis
sie ver voorbijstreeft. En onder de San Se-
bastiansche badgasten zullen zich wel
eenige dier slaats-ambtcnaren hebben be
vonden, welke, toen hun plotseling gelast
werd, zich op hun bureau tc melden, blijk
gaven, daar zelfs geen stoel, laat staaii een
lessenaar te hebben, waarop hun onmiddel
lijk ontslag volgde. Laat mij er dadelijk bij
voegen, dat ik geen oogenblik heb gedacht,
dal een soortgelijk appèl in Nederland het
zelfde comi-tragische tafrecl zou hebben ic
voorschijn geroepen.
Vermoedelijk zijn de Spaansche Baskiërs,
als zonen van de Carlislcn van vijftig jaren
her, niet afkeerig van een krachtig persoon
lijk bestuur. Hun delegaties zijn dezer dagen
te Madrid geweest en de besprekingen schij-
maud anders, dien hij kende, zouden ont
moeten, koos kapitein Meredith oen lunch-
tafeltje in het verste en afgelegenst-o
hoekje van het restaurant. Ik begreep na
tuurlijk uit don blik op des kollners ge
laat, dat do jonge Engelsche officier ver
moedelijk wenschte mij mij geheel
alleen voor zichzelf to hebben.
Ik hoop, dat het een kcllner is, die En-
gcloch verstaat. Al vèrstond hij maar en
kele brokjes van ons gesprek, most hij bo-
grepen hebben, dat wij onmogelijk iets
konden wezen, dat aan een verliefd paar
tje deed denken.
Want kapitein Meredith, dio wat minder
somber begon to woïden cn v/at vertrou
welijker na do soep cn do visch, begon een
massa met mij to praten. Het onderwerp,
dat hij koos, was natuurlijk zijn vrouw.
„Zeg, Juffrouw Whitelande", begon hij
met een hoel vriendelijke stem, „kan het
u schelen, als ik u eenige vragen doe om
trent Vera omtrent raijn vronw, be
grijpt u?"
Zeer verschillend van den toon, waarop
hij den vorigen avond het recht eischic mij
vragen te doen.
En ik, natuurlijk ook op een heel ando
ren toon, zei over de tafel heen:
.,0 natuurlijk, ik zal u alles vertellen,
wat ik kan."
Ik bcsefto op dat oogenblik niet hoo bit
ter v/einig dat was.
„Ja, ziet u, u hebt haar het laatst ge
zien", zei hij en zijn oogen waren pein
zend op mij gevestigd. Ik gclocÉ niet, dat
hij mij zag. Wat hij zag waren de gedach
ten in zijn eigen geest, welke die ook ge
weest mogen zijn. „U hebt haar gezien
het moet heel kort geweest zijn nadat men
veronderstelde,dat ik omgekomen was",
ging hij voort. Zou u mij precies kunnen
vertellen hoo zij dat opnam
Men zou zoo denkon oen gemakkelijke
vraag, nietwaar En misschien zou zij ook
gemakkelijk te beantwoorden geweest
zijn, met betrekking tot iedere andere
vrouw, die in dezen vreeselijken oorlog
weduwe is geworden. Maar tot het Vi
sioen 1 Het opziohtig vroolij&e* schepsel,
waar ik die eeno verbijsterendo ontmoeting
mee gehad had! Do hoogroode film-actrice,
van wie iedere blik en iedere klank onuit-
wiachbanr in mijn geheugen gegrift was.
Haar jonge echtgenoot tegenover mij,
vroeg nu:
„Kunt ge u herinneren hoe zij wat zij
bijv. gezegd had over die zaak?"
lik kon hem, denk jk, op Miss Vera
Vayne's eigen toon gezegd hebben
(„Aoli ja, waarom zou ik beweren, dat
mijn hart gebroken isMaar, dat kon ik
toch niet zeggen, nietwaar? Zou iemand
dat kunnen?)
„Ik veronderstel, dat zij er verdriet van
-scheen to hebben?" vroeg do jonge man,
om mij voort tc helpen.
„O ja", jokte ik, zenuwachtig dronk ik
uit mijn glas wijn, ihopendo dat dit mij wat
moed zou geven bii dit kruisverhoor. Het
v/as veel, veel moeilijker zelfs dan dat van
den vorigen keer. Want toen had ik alleen
dp waarheid verteld en ik streed voor mii
zelf. Nu moost ik leugentjes vertellen of
ten minsto dc waarheid verzachten, alles
om hem to sparen.
Aanmoedigend zei hij: „Zij was zeker
Voor mij in den rouw gegaan? Wm zij *n
het zwart?"
„N reen niet piyciee zwart", sta
melde ik, denkende aan den Caleidoscoop
van s oh reeuw end purper, als een perk ci
neraria's, waarin het Visioen zich gehuld
had in ai haar glorie. „Zij droeg ik
ik ik geloof, dat het was
Ik slikte.
„Halve rouw. Maar ik meen, dat zij niet
hechtte aan rouw ik bedoel, dat zij er
niet mee op had."
„Zei ze dat?" zei hij bedaard. „En wat
zei ze nog meer?"
Hij nam een lepel spinazie en scheen te
wachten, met spanning to wachten wat ik
zeggen zou.
Maar ik vond het te moeilijk.
Daar zat ik, stilzwijgend, het meisje, dat
men voor zijn vrouw hield, aan de gezel
lige lunchtafel, tegenover een jongen man,
die het meisje steeds wou uitvragen over
de persoon, die inderdaad zijn vrouw was.
Vragen, die ik natuurlijk moest kunnen
beantwoorden. En ik zou natuurlijk cok
in staat geweest zijn ze te beantwoorden.
Maar, maar, denk eens aan, als ik dat
gedaan had.
Toen ik nog aarzelde of ik hem monde
ling verslag zou uitbrengen omtrent Miss
Vera's gedrag als zijn „weduwe" en hoo
ik het heiri zou geven, spoorde hij mij aan.
„Bijvoorbeeld, scheen mijn vrouw naar...
nu ja, niet bepaald „naar". Maar nam zij
het op zooals mijn moeder, de manier, die
mijn moeder er boven op schijnt gehouden
to hebben, daar ik verondersteld werd te
zijn gedood in eèn gevecht? „De helden
dood"-gedachte. weet u?" r.ei hij m>et de
typisch Engelsche luchthartigheid, di© onze
mannen gebruiken als een handschoen,
waarmee zij iets te heiligs aanraken, onï
piet de zwaarwichtige hand te naderen.
lastdier aan, dat de gefieele Breedte vin
den weg in beslag neemt balek, balek 1
alles zoekt een heenkomen eindelijk
is hij er door en ik kan weer verder gaan.
Dikwijls word ik ingehaald door een trein
van vijf of zes ezeltjes. Op het laatste zit de
kleine drijver, zonder zadel natuurlijk,
Arra, Sidi! arra, Sidi (vooruit, mijnheer!)
balek! balek! Ze hollen me voorbij, door
andere gevolgd. In tegengestelde richting
komen er evenveel. Zij werken zich han
dig door de menigte heen, zelfs door een op-
slootje en weg zijn ze. Maar ik hoor al
weer achter mij het snelle, vroolijke, hoef
getrappel van een ander troepje. Wat zijn ze
aardig, die Marokkaansche ezeltjes, zoo dap
per en schrander, maar wat worden ze
slecht behandeld en dikwijls afgebeuld. Ba
lek! balek! Daar komt een voornaam
Arabier met zijn dienaar, die ruimte maakt
voor zijn meester. Tn 't voorbijrijden wisse
len wij een beleefden groei. Balek! balek
oen paar stoere Arabieren met zware, dikke
balken op den rug, die zij transporteeren
met bewonderenswaardige snelheid en be
hendigheid, Arra, Sidi -weer een reeks
van ezeltjes. Jn dien hoek daarginds heeft
men ruzie: verwpnschingen, woeste blikken,
Moulay Idriss, de groote heilige, wordt als
getuige aangeroepen maar cr vallen nooit
slagen. Hier verkoopt men bakken houts
kool, verderop graan. Men looft, biedt,
dingt, en schreeuwI, en krijscht, allen le
gelijk, 't is merkwaardig. Verderop ver
dringt men zich voor de slagerswinkels.
Daar bij dien bakkersoven staat de straat
vol wachtenden, vooral kinderen, die hun
plank met brood lerug komen halen. En aan
het einde van hel steegje, hoog uit boven
dal gewoel, verheffen zich de sympathieke
koppen van een paar kameel en op huil
lange beweeglijke halzen. Kalm en rustig
schrijden zij voort tusschen de welvaart en
do Jompen van de Medina.
Den geheelen dag is het overal even druk.
Alleen in dc buitenwijken is het stiller. Wie
eens een paar uur als opmerkzaam toe
schouwer onder ccn der grocle stadspoorten
heeft gestaan, zal zich niet meer verwon
deren over de menigte, die zich dagelijks in
dc Medina verdringt.
Fès telt vijf groote poorten, waarop de
voornaamste verkeerswegen van het gcheele
Rijk uit loopen: Bab-Bou Jeloud, Bab Mah-
rouk, Bab Scgma, Rab Gliissa en Bab Fe*
louh. De kleine zijn: Bab Sidi Bou Jida, Bab1
Bellem en Bab Djiaf, en andere nog klei
nere. Door deze poorten (Bab) komen dage
lijks een groot aantal vreemdelingen in de
stad. Een van do vier grootste poorten
wordt bijna uitsluitend gebruikt door de
Fazï, de andere zien dagelijks binnenkomen
de Arabieren uit de streken aan den Allan-
lischen Oceaan, uil Tanger, liet Spaansche
gebied cn Noord-Marokko, uit het Oosten,
den Atlas en hel land van Tafilalet-
De Arabieren zijn ondernemende reizi
gers. Om zeer uilccnloopende redenen be
sluiten zij plotseling zich een heel eind te
verplaatsen. Hun vervoermiddel: een paar
vlugge, gespierde, onvermoeide voeten;
soms een ezel, een muilezel. Weinig of geen
ballast: een theepot of geen theepol. Een tal
rijk gezin en een koopman reizen met een
lastdier, maar persoonlijke bagage heeft
men niet. Ik heb, uitsluitend aan de groote
poorten van de Medina, de binnenkomende
Teizigers laten tellen en ben lot de slotsom
gekomen, dal er in Fès jaarlijks een vreem
delingenverkeer is van minstens twee mil-
lioen personen. De duur van hun verblijf
wisselt af van een dag tol drie maanden. Zij
bevolken de fondouks: vagebonden in lom
pen, uitgehongerde families, schooiers, bede
laars, landbouwers, werklieden, krijgslie
den, ruiters, er. veel kameelen, muildieren
en ezels, beladen met de meest mteenloo-
pende soorten van koopwaar. Dat alles trekt
de Medina zonder ophouden in en uit, van
zonsopgang tot zonsondergang, 's Nachts zijn
de poorten gesloten. Die menschen massa
vermengt zich en stroomt door dc straten
van de oude stad, die zoo lichtbevolkt is, dat
zij alleen 90.000 zielen lelt, terwijl het
lotaal aantal 112.000 is.
Na de groote buitenpoortcn komen nog de
binnenpoorten, die toegang geven tot elke
wijk de Medina is in twee en twintig wij
ken verdeeld, die eiken avond om halfelf
haar zware deuren sluiten. Dat is geen over
bodige maatregel, want de niet-bevriende
stammen komen nog wel eens tol bij de mu
ren van de hoofdstad.
Zóó is de maalstroom, die ronddraait in
dit labyrint.
„Voor het vaderland gestorven", was
dat misschien de gedachte, die haar be
zielde?"
Vragend zag hij mij aan. Het scheen hem
heel veel to kunnen schelen of bijn vrouw
het verlies gevoeld had, zooals znjn eigen
familie het zou voelen.
Ik nam wat zout voor den tweeden keer
op mijn omelette.
Toen zei ik met een weinig geforceerd*
stem:
„O! Zij.zij zcide, dat u bij een aanval
gedood was."
Ik hoor nog den toon, waarop zij dak
zeiluid, ongevoelig, als een feit.
(„Gedood bij een aanval, werd hij!")
„Was dat alles?" zei hij. Ik bespeurd*
teleurstelling aehtcr dien rustigen toon.
Snel vocgdo ik er bij: „Muut zij dacht,
dat u heel dapper geweest moest zijn!"
„Zei zc dat?" Ook hij sprak snel.
„N niefc met diezelfde woorden", ant
woordde ik, „maar..."
Alles suisde in mijn hoofd gedurende
dezen geheelen dialoog; steeds hoorde ik
dc woorden, die de oorlogsweduwe in den
trein gebruikt had
„Altijd ccn beetjo een -waaghals!... Het
eerst er bij, etc.... Ik denk, dat hij weer
iiaantje-de-vooTste geweest Is, aooals ge
woonlijk!... Jammer!..."
Ik tradbtto deze woorden wat geschikte*
in te kleedcn cn zei:
„Ze zei, dat u er altijd het eerst bij was,
wanneer er iets gedaan moest worden,
waar moed bij le pas kwam, waar gevaar
aan verbonden waa."
t *-
t lWordt vervolgd) -
L'J I ji j X i
1 1 5 A