In verKeerde Schoenen. No. 19526. LEIDSCH DAGBLAD, Vrijdag 2 November. Tweede Blad. Anno 1923. E BINNENLAND. FEUILLETON. Begrafenis-Onderneming KEEREWEER overtuiging en na rijp beraad heb meenen te moeten stemmen tegen de Vlootwet. Indien mij ooit een dag van mijn parle mentair leven zwaar ia gevallen, dan is het da© dag geweest, omdat, niettegenstaande ik wist, dat het Ministerie zou aftreden, indien de Vlootwet verworpen werd, ik toch mijn stem tegen heb verklaard. Als Katholiek en aJs staatsburger héb ik echter gemeend, mijn plicht in deze- gedaan te hebben. Laat ik voorop verklaren, dat noch ik, noch de andere 9 tegenstemmers tegen landsverdediging bendat zou dwaas beid zijn; maar wij achten het tijdstip on gunstig. Van waar toch die haast met de Vloot wet, waarvan wij uit de couranten moes ten lezen, als ieder ander staatsburger, dat de Vlootwet wederom aanhangig was ge maakt? Waarom moesten wij uit de cou- ranten vernemen, dat de heer De Geer ging en de heer Colijn kwam? Zoo ook is het thans gegaan met de Vlootwet, en zoo ging het vroeger ook met ander© zaken. Waarom geen saamhoorigheid betracht, geen overleg gepleegd? Van waar steeds het antwoord vaa> de ministerstafelIk weet 't niet, ik weet 't niet? Wij voor ons meenden, een som van f 300.000.000 in dezen benarden tijd niet te mogen votecren voor de Vlootwet, ter wijl het lang niet zeker is, dat deze som voldoende zal zijn. Alles kan toch gebeu ren. Voordat de schepen klaar zijn kun nen zij reeds verouderd zijn. 't Zou niet de eerste keer zijn, dat dit geval zich voordoet. Het ergste is echter het volgende: In do huidige situatie, nu overal op bezuinigd moet worden op de salarissen, 8Ms pCt. storting, voor de pensioenen, bezuiniging op het onderwijs, op de gezondheidsmaat regelen, enz., enz., meenden wij onze stem niet aan de Vlootwet te mogen geven. Wat toch zouden de gevolgen zijn ge weest, indien wij deze wet hadden doen aannemen? Dat in de gnoote industrie- oentra, met name Rotterdam, Amsterdam, Twente, Tilburg en het kolenbekken, door de sociaal-democraten een rusteloozc ijver aan den dag zou gelegd worden, om onze arbeiders met allerlei drogredenen te win nen voor het socialisme. Wij zouden dan krijgen hetzelfde wat ons thans Duitschland, België en Frankrijk leeren. dat onze arbeiders misschien nog wel geloovig zijn. maar rood zullen stem men. Welnu, om te voorkomen, dat men ia bet rood© kamp deze propaganda kan voeren, om te voorkomen, dat wij over twee jaar een ministerie krijgen niet van Roomsche, doch roodc kleur, hebben wij gemeend tegen de Vlootwet te moeten stemmen. Neen% wij zijn niet tegen Ruys evenmin tegen Aalberse, en roepen hun geen vaarwel, maar een tot weerziens achter de Regeeringstafel toe. Gisteren herdacht de heer J. van Dijk, directeur van de Kweekschool met den Bij bel te Dordrecht, zijn 60-jarig jubileum bij het onderwijs. Van de oprichting af, 1 Mei 1911, is de. heer Van Dijk directeur dezer Kweekschool geweest. Op 1 Januari 1924 gaat hij met pensioen. Gistermiddag heeft In de aula der Am- eterdamsche universiteit, rijk met bloemen en planten versierd, de ontvangst plaats ge had van dr. Maria Montessori, die te Am sterdam vertoeft tot het geven van een cur sus, die drie-en-een-halvo maand zal duren. Aan dezen cursus zullen 120 belangstellen den deelnemen. Voor de ontvangst had zich een comité gevormd, waarvan minister De Visser eere-voorzitler is en burgemeester W. de Vlugt voorzitter. Zoowel de Minister al9 de burgemeester hadden bericht gezonden, dat zij verhinderd waren de ontvangst bij te wonen. Wel waren aanwezig de volgende leden der commissie: de gezant van Italië bij ons Hof, markies Maestro Molinari; de wrn. consul van Italië te Amsterdam, prof. Guar- neri; de wethouder van onderwijs te Amster dam, de heer Ed. Polak, met den directeur van de afdeeling onderwijs, mr. Hendriks; voorts wethouder F. M. Wibaut, en de wet houder van onderwijs te Utrecht, mr. Meyer.- De zaal was geheel met belangstellenden gevuld, die dr. Montessori bij haar binnen komen staande een eerbiedigen groet brach ten. Toen zij op den voor haar bestemden zetel had plaats genomen, bood een meisje, geflankeerd door twee knaapjes, haar een ruiker van orchideeën aan: de hulde van de Montessori-kioderen in Nederland. Na een begroctingsrede van dr. Romano Guarneri, waarnemend consul van Italië, te Amsterdam, nam dr. J. C. Godefroy het »<>rd, om dr. Montessori ook welkom te heeten namens de vele aanhangers van haar methode in ons land, en herinnerde er aan, dat dit de vierde keer was, dat zij te mid den der aanhangers van haar psycho-pae- dagogische leering hier vertoefde. In het slot zijner rede heette spr. dr. Mon tessori nogmaals van harte welkom, ook na mens do meer dan duizend kleine Montes- 8ori-kinderen, die er thans in ons land zijn en de 130 Montessori-kinderen, die Ihans reeds volwassen zijn. Ten slotte heeft dr. Maria Montessori het woord «genomen, om uitdrukking te geven aan haar groote ingenomenheid met de le vendige belangstelling, welke men in een zoo ernstig land als Nederland in haar methode toont. Zij dankte den Minister van Onder wijs, dat deze haar methode in dit land zulke goede kansen gegeven heeft, en den senSat der universiteit, die deze aula ter be schikking heeft gesteld voor haar cursus. Bij Kon. besluit is aan jhr. mr. J. J. Gockinga, op zijn verzoek, met ingang van 1 dezer, eervol ontslag verleend uit zijn be trekking van president van het Gerechtshof te Arnhem, onder dankbetuiging; is, met in gang van 1 Januari a.s., aan J. F. G. Behre, op zijn verzoek en in verband mei de reor ganisatie van het dienstvak, waarbij hij werkzaam is, en waaraan zijn werkzaamhe den overbodig zullen worden, eervol ontslag verleend, als hoofdcommies bij de Algemeene Landsdrukkerij, onder dankbetuiging. De R.-K. Diocesane-vereenigingen van leiders en leidsters van lichaamsoefeningen in de bisdommen Utrecht, Haarlem, Den Bosch en Roermondde Nationale R.-K. ver- eeniging van. leeraren en onderwijzers in de gymnastiek; de Federatie van R.-K. bonden voor de lichamelijke opvoeding; de R.-K. gymnasliekfederatie in Nederland, omvat tende de bonden voor gymnastiek en athle- tiek in de diocesen Utrecht, Haarlem, 's Her togenbosch, Breda en Roermond; de Neder-' landsche R.-K. Voetbalbond, federatie van voetbalbonden in het aarlsbisdom Utrecht en de bisdommen Haarlem, 's Hertogenbosch, Breda en Roermond; de Interdiocesane Jeugdcommissie, omvattende de diocesane jeugdcommissies Utrecht, Haarlem, '9 Bosch, Breda en Roermond, het centraal comité ter bevordering van R.K. jongenspatronaalsbe- langen in Nederland, inhoudende 6 dioce sane bonden; het cenlraal-comité tot' bevor dering der belangen van R.K. meisjespatro naten in Nederland, omvallende 5 diocesane- bonden; de dioccsane-bonden van R.K. bur ger jongelingenvercenigingen; de R.K. on derwijzersbonden in de bisdommen 's Bosch, Breda en Roermond; en de R.K. openbare onderwijzersbond in het aartsbisdom Utrecht en het bisdom Haarlem, geven in een adres aan de Tweede Kamer te kennen dat zij met innig leedwezen hebben kennis genomen van het voornemen van den Minister van Onder wijs, Kunsten en Wetenschappen, om met het oog op den ongunstigen toestand van 's lands financiën te bevorderen, dat het be sluit en de beschikking, betreffende de lichaamsoefeningen der rijpere jeugd met ingang van 1 November 1923 voor 8 jaar buiten werking worden gesteld; dat het daar door onmogelijk zijn zal, de bestaande cur sussen te bestendigen en nieuwe cursussen te openen en dal' alzoo een machtig opvoe dingsmiddel voor de schoolvrije jeugd, waar van de minister zelf in een ontwerp van wet getuigde, dat paedagogische, hygiënische, sociale en nationale winsten oplevert, geheel zal gemist moeten worden. Zij verzoeken het.daarheen te willen lei den, dat bedoeld Kon. besluit van October 1922 van kracht blijve met wijzigingen, dat de Rijksbijdragen in de kosten van oefenings- Bport- en opleidingscursussen, evenals de te geven lesuren voor drie jaar tot ten hoogslo de helft worden teruggebracht en dal aan de R.K. Gymnasliekfederatie bovengenoemd een naar verhouding van het aantal leden gelijk subsidie worde toegekend, als het Koninklijk Nederlandsche Gymnastiek-Verbond sinds jaren geniet. De stopzetting van deu Postchèque- en Glro-dlenst. Op vragen van iet lid der Tweede Kamer, Ben heer Van Vuuren, in zake tijdelijke iluiting van den postchèque- en giro-dienst: 1. Krachtens welk recht of bevoegdheid tieeft de directeur van den postchèque- en (giro-dienst besloten dien dienst tijdelijk te Sluiten 2. Kan de Minister mededeelen hoe lang Ifermoedelijk de postchèque- en giro-dienst bal zijn gesloten 3. Is hij bereid te bevorderen, dat de Staat der Nederlanden niet overgaat tot invordering van belastingen of opeisching Ivan andere schulden gedurende den tijd, Bat de postchèque- en giro-dienst gesloten Js, wanneer de betrokken debiteur van den Staat door overlegging van saldo-biljetten iof op andere wijze aannemelijk maakt, dat zijn saldo tegoed bij den postchèque- en fciro-dienst gelijk of grooter is dan het be- orag, door hem aan den Staat der Neder landen verschuldigd? 4. Zoo ja, is hij dan genegen te bevorde ren, dat de Regeering haar invloed aan wendt bij andere overheidsorganen en over heidsinstellingen, om op gelijke wijze tegen- lïver hun debiteuren te handelen 6. Kunnen de rekeninghouders bij den postchèque- en giro-dienst, die in ernstige moeilijkh-ïden komen ten gevolge van de beslissing, dat voorloopig over het tegoed pij dien dienst niet kan worden beschikt, verzekerd zijn, dat op een verzoek om uit- fceering van hun saldo of van een gedeelte Van het saldo onmiddellijk zal worden be- j&list, zonder dat een onderzoek van het al of niet bestaan der moeilijkheden of van iden ernst er van worde ingesteld 0. Indien de Minister geen vrijheid kan Vinden de vijfde ^vraag bevestigend te be antwoorden, is hij dan bereid met zijn ambt- jgenoot van Justitie in overleg te treden of het mogelijk is maatregelen te treffen, dat jgeen faillietverklaringen kunnen plaats heb ben op grond van een onmacht tot betaling, die^n de sluiting van chèque- en giro-dienst haar oorzaak vindt heeft dc Minister van Waterstaat geant- iwoord 1. Te dezeu aanzien is geen andere maat regel getroffen dan die, welke bedoeld is in art. 29, 2de lid, ,van het Giro-besluit t 1023 (Stbl. no. 139). 2. Neen. Getracht wordt de tijd van slui ting zoo kort mogelijk te doen zijn. De ondergeteekende betreurt het in hooge Jnate, dat de loop der centralisatie dwong jtët sluiting over te gaan, met als gevolg al het ongerief, dat hieruit voor de reke ninghouders is voortgekomen, en de weer- 'felng «laarvan in do publieke opinie. Ondergeteekende heeft de noodige maat regelen getroffen, opdat het herstel zoo "poedig mogelijk zal kunnen intreden en dienst kan worden hervat. Ofschoon met iÓe meeste voortvarendheid wordt voortge- Jwerkt, kan echter voor het oogenbiik nog niet met zekerheid een termijn voor de slui- .tingsperiode worden gesteld. 3. De regeling, welke inmiddels voor de .Uitbetaling van gelden op postrekeningen is Vastgesteld, maakt het overbodig, dat maat regelen, als in deze vraag bedoeld, worden (getroffen. 4. Mocht, ondanks de regelen, bedoeld in jhet vorige antwoord, daartoe onverhoopt Dog aanleiding blijken te bestaan, dan zal ér, naar ondergeteekende meent, geen be swaar tegen bestaan, dab de Regeering haar invloed in den aangegeven zin zal aan wenden. 6. De regeling, bedoeld in het antwoord Söp vraag 3, behelst wel is waar de vraag Van de noodzakelijkheid der betalingen, ten behoeve waarvan de terugbetaling van een «deel van het tegoed wordt gevraagd, doch dit heeft enkel ten doel, om bij een grooten .toevloed van aanvragen te verzekeren, dat zij, die in ernstige moeilijkheden verkeeren, jfle afwikkeling hunncir aanvrage niet zouden 'zien vertraagd. Voor het oogenbiik kunnen op dit punt Jfle aanvragen met tegemoetkoming worden afgewikkeld. 6. Het antwoord op deze vraag is in het Antwoord op vraag 5 begrepen. In „Economisch-Stalistische Berichten" geeft prof Drucker, hoogleeraar aan de Han delskoogeschool te Rotterdam, een verhan- Naar hel Engelsch, door BERTA RUCK, (Nadruk verboden)). 47) „Een prachtige morgen", zei hij even ééntonig en werktuiglijk alsof hij oen pra tende kaketoe was uit den dierentuin. Ik begreep, dat achter het sphinxenmas- ker van mijn metgezel een andere strijd gestreden werd: een strijd van gevoelens en verwikkelingen. Ik begreep, dat hij jaren van denken moest hebben doorleefd sedert het oogen biik, dat hij zich van „ons" hotel naar heb zijne begeven had den vorigen avond. Ik begreep best, waardoor hij er uitzag of hij niet geslapen had.-Hij had waar schijnlijk den heelen nacht doorgebracht met nadenken over de buitengewone com plicaties, waarin hij gekomen was na de betrekkelijk eenvoudige levensvoorwaarden aan het front. Aan den voet van een der groote stee-1 pen monsters wendde ik mij tot hem. Ik sprak alsof ik het gesprek van den yorigen avond onafgebroken voortzette. „Kapitein Meredith, ik heb Iets bedaoht'S, iéertelde ik hem en keek oaar hemi op. Met een ruk eoheen hij terug te keeren, weet niet uit welke overpeinzingen. „Wat dan?'' zei hij. i ja iemand in Parijs", vertelde fk Hew, ,,die all eg vao mij weeife, dte weet wie deling over den verwarden toestand bij den Postchèque- en Giro-dienst In dit artikel maakt de schrijver de op merking. dat het geschrevene niet be schouwd moet worden als een opwekking zooveel mogelijk vorderingen in te stellen tegen den girodienst Prof. Drucker stelt zich tegenover den Minister van Waterstaat meer in het bij zonder tegenover diens antwoorden op schriftelijke vragen van enkele leden der Tweede Kamer. ,,Mond houden, niets in te brengen, alles is in orde", aldus ongeveer het thema van den Minister bij de beantwoording van de bescheiden vraag, of de Staat toch eigenlijk niet schuldenaar is ten aanzien van de bij den girodienst gestorte gelden en zich als schuldenaar eenigszin9 wonderlijk gedraagt, zoo schrijft de Rotterdamsche hoogleeraar. Het lijkt er niets naar, zoo vervolgt hij, dat alle9 in orde is". Waaraan ontleent de dienst de bevoegd heden, welke hij zich aanmatigt? „De gedeponeerde gelden vormen voor den Staat een gewone schuld, waarover binnen zekere grenzen elk oogenbiik door middel van chèque- en giro-biljet kan wor den beschikt. De schuldenaar zelf kan hier noch duurzaam, noch tijdelijk verandering in brengen". Welke wet geeft nu op het oogenbiik den girodienst uilslel? Hierop geeft prof. Drucker het volgende antwoord „De Minister verwijst daar een wet ontbreekt naar art. 292 van het nieuwe Girobe3luit. Hij verzuimt daarbij wijselijk den tekst aan te halen. Deze luidt, voor zoo ver van belang, aldus: „De directeur is be voegd bij het in-werking-treden van dit be sluit het giro-kantoor één of meer dagen" „te sluiten." Het beroep op deze, blijkbaar met geheel andere bedoeling geschreven be paling, is te dwaas. Daarover Is geen woord meer noodig. Dat de directeur uit eigen macht niet een maatregel met wettelijke kracht kan treffen, waarbij de betalingen worden opgeschort, volgt voldoende uit het voorafgaande. Öat de maatrdfcel niet kan worden beschouwd „voorwaarde" van de contractueele ver houding, ligt in het voorgaande evenzeer besloten. Do gelden blijven du9 opeisclibaar. Maar de chèques zijn betaalbaar alleen al9 het plaatselijk kantoor advie9 heeft ontvangen van het centrale kantoor (art. 10 Giro- besluit) en het centrale kantoor zendt geen adviezen door, zoodat volgens de „wette lijke" regeling betaling niet behoeft plaats te hebben. Ook door deze tactiek kan de dienst niet worden geholpen. Overeenkom sten moeten te goeder trouw worden uit gevoerd. We kunnen dus ons geld opvorderen, ver meerderd met rente, binnen de zeer enge grenzen, die het Burgerlijk Wetboek daar voor trekt. Vele rekeninghouders leden schade, welke door deze rentevergoeding niet wordt gedekt Hoe staat het daarmede. „Het Rijk is niel geldelijk" (sicl andere verantwoordelijkheid wordt ten volle aan vaard, ook door den MinisterI) „aansprake lijk voor de gevolgen van".storingen in het bedrijf". De bepaling wordt gevonden In art 25 Girobesluit. De bepaling is in zoover als hier aange haald nieuw (zij werd met vooruitzienden blik ingevoegd tegelijk met de regeling van den gecentraliseerden dienst). Wij zullen haar als geldend recht hebben te aan vaarden". De hoogleeraar eindigt zijn beschouwin gen aldus: „De Minister poogt den rekeninghouder wijs te maken, dat alles in orde Is en zijn rechten in het min9t niet zijn gekrenkt. Met dergelijke argumenten zou misschien mor gen beweerd kunnen worden, dat de dienst gerechtigd is op alle saldo's 10 pCt. te korten tot dekking van geleden verliezen. Dat is nog veel minder do juiste manier, om het belang van den dienst te bevorderen." Waarom de heer Engels tegen de Vlootwet heeft gestemd. Het Kamerlid Engels heeft de R.-K. Kiesveroenlging te Blerick, volgens de „N. V. Ct." over zijn houding in rakelde Vloot wet gezegd: Laat ik hier verklaren, dat ik uit volle ik was en wat wat Ik heb en dat alle maal." „Een heele verandering" zei kapitein Meredith, mij ernstig aanziende. Hij sloeg met den stok, dien hij in de hand had, tegen een van de kettingen van het bloemperk bij het trottoir, waar zij zatentoen zei hij met een minder afwe zige stem: „Wie is zij, als Ik het u vragen mag." „Het iö een man", verklaarde Ik haas tig. „Een officier van gezondheid, bij oen van d'e Frauscho Roode-Kruis-hospitalen geplaatst. Wij uw moeder en ik hebben hem van de week gesproken. Later sprak in hem alleen en ik vertelde berm de heele geschiedenis, zooals ik het u ook heb ver teld. Maar hij geloofde mij I" voegde ik er bitter bij. „Ik wou wei graag, dat u hem eens ontmoette". Ik maakte dadelijk e>en snelle beweging naar den weg van waar wij gekomen waren. „Willen wij nu eens naar Hem toe gaan?" Kapitein Meredith zag op mij neer met een merkwaardigen onderzoekenden blik. Ik bloosde een weinig en vroeg mij af of hij misschien het woord „bondgenoot" in zijn gedachten had. Hij sprak langzaam. „Zou het u kunnen schelen", vroeg hij, „of ik alleen naar hem toeging?" „Mij kunnen schelen 1 Dat zou reel prettiger vinden", riep ik meer dan een weinig uitdagend. „Wat meer zegt, ik wil hebben, dat n gaat! Ik wou hem veel lie ver op het oogenbiik niet we>erzien.tt En dat was ook zoo. Ik had nog het onaangename gevoel, '«fat ik mij leelijk gedragen had tegenover Reg gie Penmore en erijn huwelijksaanzoek. Daar zou Ik nu op moeten antwoorden, dat spreekt, en dat bij al de andere' moei lijkheden, die mij wachten I En al sloeg men mij dood, ik zou niet weten hoe ik moest verklaren, dat ik lie ver niet met hem trouwde. „Misschien was het niet kwaad als ik ging", antwoordde kapitein Meredith, we der met dien merkwaardigen blik. „Wees zoo goed mij dien naam en het adres op te geven." Ik sohröef het voor hem op achter op een rekening van de „Printemps", die ik In mijn taschje had. Ik schreef, gezeten op eon bank in de Tuilerieën. Toen zei ik op een wijageerig-practischen toon: „Ik kan zeker niet alleen naar het Ritshotel te- rugfceeren en daar op u wachten? William mocht het te weten komen en aan uw móeder vertellen; en deze mocht denken, dat wij ruzie gehad hadden. Moet ik hier op u wachten „Te dicht bij huls, vindt u niet?" ant woordde de jonge man met een zweem van schittering in zijn donkere oogen. Hij keek naar het grijze gebouw het Louvre, dat somber en massief afstak tegen de heldere lucht, en zei: „Ik laat u liever niet alleen hier, maar het moet nu eenmaal, dunkt mij. 'AJs u daar eens binnenging en eenige schilderijen ging bekijken", zei hij, met zijn stok wijzende. „Als ik een bezoek ge bracht heb bij dien kapitein Penmore, zou ik u kunnen afhalen bij die gevleugelde Victorie op de trap, weet u wel?"- Maair wie zou nu lust hebben in een BcEilderijenmuseunï op een morgen als ge heel Parijs schittert in den zonneschijn en ®lcE als een vroolijk en veelkleurig schilderstuk voor uw oogen vertoont! Dc stelde voor hem fix Eet park van het Pa-» lais du Luxembourg te ontmoeten, dioht bij den mallemolen, een oude liefhebberij van mij, toen ik hier vroeger geweest was vóór den oorlog; en hij vertrok. Heel spoedig was ik weer op dezelfde plok en vond alles op de speelplaats on der de boomen bijna precies eender als te voren. Bijna, niet geheel. Eén heel treurig versohilpunt. Zooveel gewonde Fransche tommies bij de beweeglijke massa, onder de lachende, spelende kindoren (voor wie zij gevochten hadden om ben te bescher men), zooveel poilue met hun dappere ge zichten, met hun arm in een doek of op krukken. Zeker de helft van de moeders, die haar kinderwagentje voortduwden of op een bank zaten te kijken naar hun kinderen, druk aan het spelen of het oplaten van ballons, waren Ln zwaren rouw. Zulke din gen zag men er vroeger niet. Daarvoor was Parijs dan ook in oorlogstijd. Maar daar verhief zich nog precies een der het kleine baksteenen Museum, met zijn wacht van stoenen Bacohantenen ook precies als vroeger de lage steen en ballustrades en de groot© cirkelvormig© ruimte om de fontein, waar Fransche kinr deren met bloote beenen bun bootjes lieten varen. En daar ginds, ook precies eender als vroeger (welk een verschil met de ste- den van Noord-Oost Frankrijk) het Ca3 rouseel, 'f welbekende koepelvormige dak, waaronder weer andere Fransche kinderen op prachtig© leeuwen en olifanten rond reden. Steeds maar in de rondtes terwijl de mif ziek dezelfde vroolijke deuntjes speelde als boen Ik hier vroeger geweeet was. A1J leen klonken enkele hooge noten doffer. Bijwijze van proef zal een aantal dienstplichtigen der infanterie van de lich ting 1923 (2de ploeg) een opleiding pntvan- gen voor de bediening van zware mi trail-» leurs. Men meldt uit Assen aan de „N, R. Ort.": Te Assen waren een 70-tal dienstplicht tige korporaals met ingang van 31 Octobcc -bevorderd tot dienstplichtig sergeant. Ver schillende kleedingstukken. waren reeds bij den kleermaker voor het plaatsen van gou-» den chevrons en reeds kosten gemaakt vooi! het aanschaffen van de noodige fournituren, passende bij de onderofficiers-uniform. Plot seling is telegrafisch van het Departement van Oorlog bericht gekomen, dat niemand uit bezuinigingsmaatregel tot sergeant zal worden bevorderd. Naar „Het Volk" uit Zaandijk meldt, keurde de huishoudelijke vergadering van do afdeeling Koog-Zaandijk der S. D. A. P. het goed, dat beide wethouders hun mandaat Ier beschikking van den Raad zullen stellen, in verband met het opheffen der zakelijke be lasting op het bedrijf, het verlagen der wet-< houderssalarissen en van de presentiegelden Reuter verneemt uit Londen, naar aanleiding» van een indirecte mededeeling uit Holland, dat de Duitsche ex-kroonprjng pogingen doet om verlof te krijgen Holland te verlaten en naar Duitschland terug t* keeren. Met stelligheid wordt gemeld, dat deze pogingen in het werk zijn gesteld en dat de Duitsdie regeering niet gekant is tegen den terugkeer van den vroegeren kroonprins, echter onder de strenge bepaling, dat de ge wezen troonopvolger rustig óp zijn land goed in Silezië zal gaan leven. In verband met het verzoek van den ex- kroonprins zouden in Nederland officieels, inlichtingen ingewonnen zijn. UIT NED. OOST-INDIE. Waarschuwing tegen oplichterijen. Naar aanleiding van den onlangs door heb Haagsche Aneta-kantoor gepubliceerden brief van het Volksraadslid Ten Berge aan don Minister van Koloniën, heeft de Mi nister den heer Ten Berge geantwoord, „dab het naar zijn meening niet op deD weg der Regeering ligt, om Indische verlofgangers en gepensioneerden te waarschuwen togen bedoelde praktijken (oplichterijen) van z.g. kooplieden hier te lande Tegen dergelijke praktijken is en wordt herhaaldelijk in de pers gewaarschuwd, ter wijl cenigen tijd geleden in „De Indische Verlofganger" orgaan van de Vereeniging van Indische verlofgangers, een paar arti kelen omtrent die oplichterijen zijn opge nomen. Sedert komt in dat orgaan geregeld een korte waarschuwing tegen bedoelde praktijken voor. Wat het verstrekken van de adressen van gewezen Indische landsdienaren betreft, tee kent de Minister aan, dat sedert jaren met toestemming van den Minister van Koloniën verschijnt, het „Adresboek van alle in Eu ropa verblijf houdende Oost- en West-Indi sche ambtenaren en officieren", waarvan in 1920 de 19do jaargang 19201921 is ver schenen bij de Amsterdamsche Boek- en Steendrukkerij v.h. E lierman Harms Oo., te Amsterdam, en op welke uitgaven gere geld supplementen verschijnen. Overigens worden do adressen van de verlofgangers door het Departement van Koloniën alleen verstrekt aan de Vereeeniging van Indische Verlofgangers, hetgeen in het belang van de betrokkenen is, daar zij dan zoo spoedig mogelijk een exemplaar van het orgaan der Vereeniging toegezonden krijgen. RECLAME. CREMATIE, AUTO-TRANSPORT OPGERICHT 1871 AALMARKT 10 i-I TELEF. 861 7797 evenals de stem der zonen van Frankrijk zelf doffer klinkt. De bas hield uitstekend maai, evenals Frankrijk zeII dat zegt zooveel meer dan enkelen van Frankrijke zonen. Ik keek toe en luisterde, soms met halve aandacht; dan vroeg ik mij af wat er op dat oogenbiik in het Roode-Kruis- hospataal gebeurde. Wat zou kapitein Me redith zeggen tot Reggie Penmore? Wat zo>u Reggie hem vertellen? Want op dat oogenbiik voelde ik mij meer bezorgd over mijn eigen rol in dezo comedie dan over die van Miss Vera Vayne en haar echtgenoothoo belangrijk die ook beloofd^ te worden. Toen zag ik plotseling uit de menigte kindermeisjes Ln zwarte japonnen en w'itte Engelsohe mutsen de lange gestalte van een Engelschmaa op'zijn best, dat wil zeg- ken in uniform, te voorschijn komenhet was kapitein Meredith in eigen persoon. „Nu al I" zei ik teleurgesteld. Hij knikte en perste zijn lippen op c.lkaar onder die twee kleine zwarte vingerafdruksels van een Bnoreen oogenbiik zwijgend kwam hij naar mij toe en bleef naast mij staan kijken naar den vroolijk en draaimolen. Ik zog aan zijn gezicht, dat hij een van de weinige heel jonge mannen was, die wer kelijk van kinderen houden. Hij keek met aandacht hoe zij vporbij- draaiden; flinke Fransche jongens van een jaar of tien, met sokken even boven den enkel, en meisjes met zwarte krullen en donkerblauwe oapes. (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1923 | | pagina 5