TWEEDE KAMER.
De Tweede
de Siaatshearc
Kamer over
stlrag voor 8924.
(Vervolg van gisteren).
F De Vlootwet
Mej. KATZ (C. H.) herinnert aan de
frede van prof. Slotemaker do Bruine, waar
in deze de verhouding van macht en recht
"heeft geschilderd. De heer Nolens heeft
«die verhouding nogeens helder en duidelijk
uiteengezet (Gelach). Het gros der vrou
wen zal meer haar gevoel dan haar ver
stand laten werken. Iedere vrouw die in
'de politiek wil mee ocrdeelen, zal de vraag
stukken moeten onderzoeken en nauwkeu
rig beoordeelen. In samenwerking van ge
voel en verstand zal een zuivere voorstel
ling van de zaken worden verkregen. Wie
werkelijk de stukken van dc Vlootwet be
studeert, zal een ander inzicht krijgen.
Het kan niet de bedoeling dezer Regecring
zijn om een oorlog te maken. Het is echter
Piet onschuldig de gedachte te propagec-
Ten, dat de regeoring en een groep in ons
land militaristisch zouden zijn. De vraag
is of deze wet noodig is. Heeft do Kamer
do vloot slechts gemaakt uit ontwapeninge-
ovcrwégiügen 1 Spr. gelooft het niet en
horstel van den afstand is dus niet in strijd
met den tot nu toe gcvolgden regel.
Deze zaak is van groot gewicht en wij
moeten naast onze idealen de realiteit zien.
Die realiteit ziet spr. zóó, dat de Rcgeering
alleen een wet wil hebben om onze neutra
lities cn nationaliteit te handhaven. Die
taak acht spr. ons land door God opgelegd
en daarom moet de verdediging zoo goed
mogelijk zijn.
Êcist dient gevraagd te worden wat
recht is. Is neutralit-eitshandhaving recht'I
Zoo ja, dan dieen wij dat recht to verde
digen met alle kracht. Spr. gelooft in nieu
we banen voor de toekomst, maar zij wil
niel le kort schieten in de handhaving van
hetgeen nog heden noodig is. Laten Wij
strijden voor de nieuwe banen van de toe
komst maar zoolang die er niet zijn heb
ben wij onze nationaliteit te verdedigen.
Spr. gelooft niet, dat deze wet een belem
mering is voor deze toekomst. Ware dat
zóó, dan zou zij zich er tegen verzetten.
De heer WIJNKOOP (C. Fr.) betoogt,
dat deze vloot moet dienen voor de oliè en
de hoogovenbedrijven.
Spr. betoogt verder, dat de vloot in Indië
js als een fakkel op een vulkaan. Men pro
voceert Japan en. zaJ lceh uïel ih slaat zijn
dat Jftfïd' të~~weerstaan. Spreker geeft geen
ïïian en geen cent voor dit doel en hij roept
de arbeiders op zich tegen deze wet te blij
ven verzetten. Het zal de zorg zijn der
tegenstanders te maken, dat er geen perso
neel komt voor deze vloot.
De heer SCHOUTEN (A. R.) wenschl
enkele pünlcn le behandelen, llij zet voor
op, dat de Kamer zich thans alleen kan
binden tot hetgeen nu wordt voorgesteld, nl.
voor een tijdvak van zes jaar en in 1929
zal een nieuwe beslissing moeten worden
genomen. Dan moet beslist worden wat'
men verder wil doen en beslist men niet
verder te gaan-, dan is cr nog een schuld
van 80 millioen, ure over zes jaar verdecld-
zal worden. Dit kan-z. L heel gemakkelijk.
Onjuist is het, dat de Kamer zich reeds
Vastlegt voor de tweede helft. Kamer en
llegeering staan in dit opzicht geheel vrij.
Vervolgens verdedigt hij de instelling van
oen fonds, dal z: i. wel degelijk bcleekenis
heeft voor de betalingsmethode. Volgens
hem heeft de heer Van Gijn ongelijk.
Het fonds reguleert de betaling over een
aantal jaren en daartegen is geen bezwaar
aan te voeren. Over hst begrip fonds wil
spr. niet twisten maar hij acht den naam
piet onjuist voor het systeem van verreke
ning dat men hierbij wil volgen.
Ook de berekening van de heeren Dres-
eelbuys en Oud acht hij onjuist, hetgeen
hij met voorbeelden illustreerl. De Regee
ring heeft zoover haar mogelijk was, ge
gevens verstrekt en het gaat dus niet aan
haar er een verwijt van te maken, dat zij
piet voldoende gegevens verstrekt.
Betoogd is, dat alle ramingen op mari
tiem gebied weinig waarde hebben en daar
bij is gewezen op de beide kruisers. Die
verwijzing gaat niet op, aangezien die
kruisers in de zeer dure tijden zijn gebouwd.
Alle ramingen in 1915 en 1916 voor grootc
werken zijn verre overtroffen. Dat geldt
piet alleen voor kruisers, maar even goed
voor woningen bijvoorbeeld. Juist echter al
dergelijke wisselingen zijn een reden om
'n vaste lijn voor den vlootbouw aan le geven
Minister RIJ VS DE BEERENBROUCK ant
woordt op de vraag naar meer vastheid en
jneer stelsel. Wil men dit, dan dient dit in
een wet le geschieden en moet men dus iels
van de vrijheid opofferert. Dat kan niet an
ders. Vroeger zijn dergelijke gevallen ook
voorgekomen, dat de Kamer een deel barer
vrijheid opgaf. Spr. wijst op dc Lager On
derwijs- en Nijverheidsonderwijswel', waarin
subsidies vastgelegd zijncn de Slalcn-Ge-
peraal dus geen medezeggenschap meer heb
ben. De Mililiewet doet hetzelfde met de op
roeping der miliciens en de vaststelling der
kosten daarvan
Als toevallige meerderheid den pas aan
geeft bij de organisatie van de marine, dan
komt men weer op het oude pad. Ten aan
zien van de leermaterialen en vliegtuigen
wijst spr. or op dat deze buiten het Vlool-
Jonds blijven en dus onder het gewone bud
get blijven. Mochten zich in dc eerstvolgen
de jaren omstandigheden voordoen die be
langrijk de vloot-plannen be-invloeden, dan
wil dc Rcgeering deze Avet toch niet voor
een heilig huisje verklaren. Als het getij ver
loopt, zal men de bakens verzetten. De Ka
mer houdt haar conlroleerende taak en kan
ieder jaar nagaan hoe de positie is. Do Re-
geering zal toch niet aarzelen de hand aan
deze wet te slaan als zij dat noodig acht. In
dit opzicht dient men vertrouwen te hebben
in de Regeering.
De Vlootwet haalt de achterstand in die
er op vloolgebied beslaat. Mevrouw Brons
veld heeft* zich beroepen op het Pauselijk
schrijven en betoogt dat sommige personen
te veel speling laten aan do geleidelijkheid
Van algemeene ontwapening is in dien brief
geen sprake cn evenmin van geleidelijkheid,
maar wel van gelijktijdigheid van ontwape
ning. Vervolgens geeft spr. cenigc cijfers
van de mapinebegrooting om te bewijzen dat
dc Rcgeerfcog wel degelijk bezuinigingen be
tracht: de totale uitgaven daalden van 59 tol
42 millioen in een tijdvak van 4 jaar4
Hetzelfde geldt voor de begrooting voor
oorlog, die van 87 tot 62 millioen daalde in
vier jaar tijds, terwijl de uitgaven voor pen
sioen nog zeer zijn geslegen.
Tal van maatregelen tot bezuiniging zijn
genomen o.a. verkorte oefening, verminde
ring van contingent en afvloeiing.
Spr. noemt liet vredeswerk dat ons leger
en onze vloot door handhaving van de neu
traliteit ons buiten conflicten houden.
Het ware gemakkelijk geweest de Vlootwet
te laten rusten, rnaar een behoorlijke vloot
ware dan niet te krijgen. Het was meer dan
tijd dadelijk eens een beslissing ie "nemen.
Over het volkspetitionnement zal spr. niet
spreken. De vergelijking met het vroëgèr pe
titionnement gaat niet geheel op, omdat het
andere zaken betrof.
Spr. citeert' den brief van de Regeering
aan de Kamer, waarin op spoedige behande
ling der Kamer werd aangedrongen. Het ka
binet in zijn geheel en ieder lid individueel
zal de verantwoordelijkheid voor de verwer
ping van deze wet niet kunnen dragen (Ru
moer).
De Minister van Marine dc heer WESTER-
VELD, beantwoordt eenige technische detail
punten. Hij deelt o.a. mede, dat dc beide
kruisers 35,4 millioen zullen kosten.
Voor Indië is de vloot onmisbaar, gelijk
de minister-president heeft betoogd. Spr. gaat
van die stelling uit. De nationale veiligheid
cn de handhaving der neutraliteit zijn de on
derwerpen der verdediging. Het Volken-
bondsverdrag legt daartoe de verplichting op
met de middelen waarover ieder land zal
kunnen beschikken. De weermacht moet dus
op deze verdediging zijn berekend. Zonder
vloot kunnen wij onze rechten niet verdedi
gen, beschermen en handhaven. Aan welke
gevaren wij kunnen blootstaan is reeds, vol
doende gezegd.
Spr. ontkent dat een versterkt punt een
aanlrekkingspunt is voor den vijand. Dat is
een theorie die niet op gaai'. Juist het open
laten van ons huis acht spr. een prpvoca-
tic. Alleen als agressieve bedoelingen bij onze
vloot vóórzaten, zou men de Rcgeering ver
wijlen kunnen dóen.
De bedoeling'van dit ontwerp is: liet schept
pen van 'n vasten band voor de vloot-orga-
nisalie in verband met linanc. middelen.
Spr. bestrijdt allereerst de opvatting dat de
Kamer zich thans verbindt om over zes jaar
tweede helft-te voleercn. Die bedoeling
heeft nooit bestaan en de Kamer kan ner
gens het bewijs daarvoor vinden. De Regec-
ring is van meching dat Indië de heole vloot
behoeft'voor haar verdediging. Onze midde-;
len laten echter niet toe in eens alles le be-
talen en daarom ïeggeri wij cérst een lichter
dak. (Gelach).
Voor het oogenblik vraagt de RegeeriDg
sleehts de koéten vaó een lichter dak. La
ter kan de Kamer verder beslissen en van
camouflage mag geen sprake zijn.
Bindt dit ontwerp de Kamer niet te
veel 1 Do technische bezwaren weerlegt
spr. Het ligt voor do hand, dat spr. der
gelijke viragen ook heeft overwogen en
juist daarom ook was de beperking tot zes
jaar gewenscfiti In z'oo'n korten tijd zal
de> techniek niet zooveel veranderen dat
zij dc ganschc plannen omver werpt.
Het materiaal voor do hulpdiensten wil
spr. wel weglaten, zoodat dit onder bet
jaarlijkscho budget van marine zal blijven
Men achtte dit tijdstig psychologisch
niet gelukkig voor dit ontwerp. Welk mo
ment is dat wel 1 Mischien alleen 't moment
waarop het gevaar nabij is. Do Regeering,
die daarop wacht, komt stellig te laat.
Voor dc Regeering besta-at een ander
psychologisch moment. De waarde van de
vloot is in do laatste jaren zeer vermin
derd cn zij is eenzijdig samengesteld, zij
heeft geen vloot-basis en heeft geen vol
doende flottielje-vaartuigen. Het moment
is dus belangrijk genoeg om tot reorga
nisatie over te gaan.
Een jaar uitstel van de Vlootwet zou
nadeel opleveren, omdat de werkloosheid
bestreden kan worden door spoedige werk
verschaffing en dus uitgaven ter bestrijding
daarvan worden uitgespaard met spoedige
inwerkingstelling.
Het vlootplan acht spr. het bes^e dat op
dit oogenblik is samen to stellen. Natuur
lijk is er critiek op tc oefenen, maar waar
om zouden de deskundigen 'der regecring
nu juist de minste zijn
Dc heer MARCHANT (V. D.): Hoe ver
ligt Singapore van Riouw (Gelach) De
„mist" v. deskundige van Hengel (Gelach)
De MINISTER vervolgt en bestrijdt al
lerlei deskundige kritiek op het plan uit
geoefend. Onderlng zijn zij het niet eens
en do Regeering voelt zich dus veilig bij
haar adviseurs. (Rumoer). De opvatting
van den heer Bomans deelt spr. niet: diens
plan voor de verdediging van ons land acht
spr. niet goed, ook al omdat er te weinig
mijnenleggers bij zijn opgenomen. Het is
spr. niet duidelijk waarom de heer Bomans
tegen dit ontwerp is, want die afgevaar
digde heeft niet aangetoond dat Indië nog
meer kan betalen dan nu al wordt voorge
steld.
De Minister stelt nu de vraag of genoeg
luchtvaartuigen zijn ontworpen. Naar zijn
meening wel en hij beroept zich op buiten-
laudsche deskundigen die niet zoo'n over
wegende beteekenis hechten aan do vlieg
machines in den zee-oorlog.
Een politie-vloot acht spr. vam geen be
teekenis. Zij beteekent niet meer dan een
bordje „verboden toegang" voor iemand
die binnen wil gaan. De verdediging en
beveiliging van dat gebied eischen meer
dan dat.
Wat de vlootbasis betreft, spr. acht deze
noodig om do vloot to steunen en te voe
den. Hij hoopt op de onderdeelen van dit
punt bij de artikelen terug te komen.
De Minister erkent dat ieder deel van
do vloot zijn eigen personeel heeft en in
die richting zal spr. gaatne werkzaam zijn.
Aan do bezwaren van een incompleet van
hoogcr personeel/zal spr. tegemoet kompn.
Ten slotte verdedigt 6pr. de ramingen
van dit plan. De bezwaren daartegen zijn
niet met cijfers gestaafd. Zijn ramingen
zijn met zeer veel voorzichtigheid gesteld
en zoo zuiver mogelijk gehouden.
Met nadruk dringt spr. aan op aanne
ming van dit vlootplan, dat niet verder
bindt dan wat het ontwerp waagt.
De vergadering wordt verdaagd tot he
den 1 uur.
Aan het Voórloopig Verslag wordt het
volgende ontleend
De linancieele toestand.
Vrij algemeen was men van oordeel, dat
dit jaar bij de behandeling van dc begroo
ting dc aandacht pp den financieelen toe
stand des lands behoort te worden samen
getrokken. Daarbij werd het door de Re
geering geraamde tekort als uitgangspuut
aanvaard, al ontbraken de leden niet, die
van oordeel waren, dat de raming te pes
simistisch is gesteld, terwijl anderen van
oordeelwaren, dat de werkelijkheid nog
donkerder is dan de raming.
Sommige leden waren van oordeel, dat
de financieele crisis to wijten is aan het
kapitalistische productie-stelsel.
Verscheideno andere leden bestreden dit
betoog. Zij merkten op, dat aan den we
reldoorlog ook door sociaal-democraten met
geestdrift is deelgenomen, terwijl men be
weerde den oorlog mede te voeren om de
democratie te verwezenlijken. Voorts is
een niet gering deel van de onrust in Eu
ropa gedurende de laatste jaren toe te
schrijven aan het optreden van tegenstan
ders van het kapitalisme in Rusland.
Sommige leden meenden den zorgwek
kender. financieelen toestand in de eerste
plaats aan dc Regeering tc moeten wijten.
Door den loop der omstandigheden is in
dc laatste jaren het financieel yraagstuk
alles overheer6ehend geworden. In verband
daarmede betoogden zij, dat de namen'van
de drie opvolgende Ministers van Finan
ciën, De Vries, I}e ,Geer en even
zooveel JCabinetten vortegëqwoordigen.
Deze perioden kan men onderscheiden; als
die van het ruim uitgeven van geld, die
van/,de .zwakke reactie daartcgep cn die
vari de poging tot radicaal herstel. Dio
tegengestelde bewegingen vallen onder het
beleid van hetzelfde Kabinet, hetzelfde
althans in naam. Do positie van een Kabi
net, dat aldus elk beginsel van Regeerbe-
leid, achtereenvolgens in toepassing Brengt,
moet v/el worden geschokt. Aldus kan een
Kabinet niet opt vertrouwen blijven rekenen
De krachtige middelen, die thans moeten
worden gebruikt om het budgetair even
wicht te herstellen, zijn het bewijs, .dat
in het vorleden. in de staatshuishouding do
eischen van pengezonde iinaqcieele poli
tiek zijn verwaarloosd.
Andere leden meenden hiertegen te moe
ten opkomen. Zij merkten op, dat do leden
die het Kabinet een te groqtc zorgloosheid
voor 's lands financien .verwijten, in de
afgeloopen jaren meermalen gepleit hebbeu
voor verhooging van uitgaven, die door de
Regeering slechts met gróote mejeite kon
worden voorkomen." Ze wezen o.a. op de
actio voor hoogere salarissen van onder
wijzers; gen actie, waarvan thans algemeen
erkend wordt, dat zij redelijken grond
miste. Aan Jien, die aan alle kostbare maat
regelen r hun stem gegeven en zelfs voor
nog veel verder strekkende uitgaven heb
ben gepleit, past het niet, verwijten aan
de Regecring tenaanziep van den finan
cieelen toestand 'tc' dóen.
Voorts merkten deze leden op, dat de
heffing ineens en de hoogere belasting van
de oorlogswinst op goede gronden zijn af
gewezen. Het staat ook allerminst vast,
dat toepassing van deze middelen gunstig
op den toestand van 's Rijks financiën zou
hebben gewerkt.
Vrij algemeen was men van oordeel, dat
de uiterste krachten moeten worden inge-
spannen om het gevaar van waardedaling
van het ruilmiddel af te v/enden. Enkele
leden stelden de vraag, of inflatie onder
all omstandigheden bedenkelijk moet wor
den geacht. Zij wezen er bijv. op, dat in
landen met gedèprecieerde munt, zooals
België dc werkloosheid veel geringer afme
tingen heeft aangenomen dan in Nederland
De meeste andere leden kwamen echter
tegen deze opmerking op. Zij vestigden cr
dc aandacht op, dat het depre«ciceren van
de munt een stijging van prijzen mede
brengt, inzonderheid ten aanzien van de
goederen, dio uit hét buitenland moeten
worden betrokken, en dat deze prijsver-
hoogingen zullen strekken ten nadeele aller
eerst van hen, dip yoöte inkomstep genie
ten. Voorts zal een eenigszins beduidende
inflatie een evenredige waardevermindering
medebrengen van allo fondsen in fle gede-
'precieerde munt en daardoor gevoelige ver
liezen berokkenen aan tal van kleine bur
gers, die veelal spaarpenningen in dergë-
lijke fondsen hebben belegd. Bovendien be-
hcersoht men niet den omvang der inflatie.
Als deze eenmaal begonnen is, weet men
niet, waar zij zal eindigen. Het aanwenden
van inflatie, als middel tot herstel van don
financieelen toestand werd dan ook door
minister De Geer in do vergadering dezer
Kamer op 20 Dec. 1921 op afdoende gron
den bestreden.
Met het oog op het herstel van den finan
cieelen toestand werd dan ook door Mi
nister stellig uitgesproken,v dat de inge
diende begrooting voor een bespreking daar
van niet voldoenden grondslag biedt, orn
aat vele van de voorgenomen bezuinigingen
nog bij nota van wijziging zullen worden
aangebracht. Mon drong er op aan dat met
de inzending van die nota's den noodigen
spoed te betrachten.
Het aftreden yan minister De Geer.
De persoonswisseling aan het Departe
ment van Finanóiën werd in verband met
de pogingen tot herstel van het budgetair
evenwicht door verschillende leden aan een
bespreking onderworpen.
Sommige leden konden de gronden, door
minister De Geer voor zijn aftreden
aangevoerd, niet bevredigend achten. Waar
«deze Minister zelf het ontwerp-Ylootwet
ha-d gecontrasigneerd, achtten zij moeilijk
to verklaren dat hij het laten liggen van
dat wetsontwerp tot voorwaarde voor zijn
aanblijven maakte. Door de wijze van zijn
aftreden is het kalbinet in ongelegenheid
geraakt en zijn de verschillen betreffende
de Vlootwet toegespitst. Deze is nu het
onderwerp geworden van een propaganda,
die niet in overeenstemming ie met de be
teekenis er van. Het standpunt van Mi-
nister De Geer konden deze leden Diet dee-
len Indien in het landsbelang een Vloot
wet noodig is, dan is dit het primair be
lang. Als secundair belang komt dan daar
naast do vraag, hoe de middelen er voor
kunnen worden gevonden.
Do hier aan het woord zijnde leden meen
den bovendien de vraag tc moeten stellen,
of de Vlootwet wel de eigenlijko reden is
geweest voor het aftroden van minister
De Geer, al werd dit in het daaromtrent
uitgegeven communiqué als reden opgege
ven. Zij meenden, do onderstelling te mo
gen uitspreken, dat Minister De Geer
reeds geruimen tijd in eon mentaliteit was
gekomen, dat hij opzag tegen zijn taak.
Andere leden achtten het bedenkelijk
om, tegenover de verklaring van den heer
De Geer zelf omtrent zijn aftreden als Mi
nister, zich in andere onderstellingen als
reden daarvan te verdiepen.
Sommige leden wijdden beschouwingen
aan do wisseling aan hot Departement
van Financiën met betrekking tot de be
teekenis van do beide staatslieden.
Het optreden van minister Colijn.
Eenige leden merkten op, dat minister
Colijn wordt voorgesteld als de sterke
man, die met krachtige hand het herstel
van liet financieel evenwicht tot stand
zal brengen. Deze leden meenden aan de
juistheid van deze kwalificatie te moeten
twijfelen, omdat, naar bun nieening, het
beleid van den heer Colijn den laat sten
tijd blijken van onvastheid heeft opgele
verd.
Het ambt van Minister van Financiën in
do tegenwoordige omstandigheden moet als
con reuzentaak worden beschouwd. Van
hem, die deze taak op zijn schouders
nepmt, moeten de daden wprden afge
wacht, voordat men over zijn persoon een
oordeel uitspreekt Het kenmerk van een
krachtig bewindsman, zoo merkten deze
leden op, is niet,, dat hij ondanks alles aan
een eenmaal opgevatte meening vasthoudt
Tegenover de poging tot disquallfioatio
van. .dezen bewindsman wezen zij er op,
dat deze als leider van een internationaal
groot-bedrijf zich daarvan heeft losgemaakt
en dat men hem heeft to beschouwen als
den leider der anti-revolutionnaire partij,
die staat buiten elk imperialistisch stre
ven.
Verscheideno' leden merkten op, dat het
kapitalistische klassekarakter van den
nieuwen Minister van Financiën tot uit
drukking komt in.de Nota betreffende den
toestand van 's lands financiën, inzonder
heid bij do vermelding van <Je voorgenomen
middelen tot overbrugging van hot tekort,
Dezo lede>n wenschten in do oerste plaats
een ingrijpende bezuiniging .op do militaire
uitgaven te nen ingevoerd-
Intrekking art. 40 B. B.
Verscheideno leden konden ziob niet
vcreanigen met de voorgenomen korting
op da salarissen van do ambtenaren en
de voorgenomen introkking van art. ^0
van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke
Rijksambtenaren 1920.
Van verschillende zijden werd echter er
kend, dat het inderdaad mogelijk is de
rechtsgevolgen, dio voortspruiten uit den
waarborg, in art. -10 van bet Bezoldigings
besluit gegeven, bij een wet op te heffen,
maar daarmede blijft desniettemin de ze
delijke verbintenis van do Regeering Be
staan.
Van het standpunt der moraliteit dient,
zoo betoogden de hier aan het woord zijn
de leden, als hoogste plicht voor de Re
geering te gelden dö trouw aan het gege
ven woord.
Het terugkomen op do eenmaal gege
ven garantie is, zco werd mede betoogd,
des te bedenkelijker, omdat het geschiedt
door een Kabinet, dat bijna geheel door
dezelfde mannen gevormd wordt als hel
Kabinet, waaronder destijds dezo waarborg
gegeven weid.
Sommige leden hechtten aan de bepaling
van art. 40 weinig waarde en achtten daar
om de intrekking daarvan van goen betee
kenis.
Andere leden betoogden, dat het ambte
naarsstatuut ten aanzien van «de salaris
sen krachtens de Grondwet is geregeld
bij een Kon. besluit. Een dergelijk besluit
is voor wijziging vatbaar. Het behoort ge
wijzigd te worden, wanneer daartegen ern
stige bezwaren bestaan, zooals ten aanzien
van art. 40 van liet Bezoldigingsbesluit het
geval is. Dit artikel behoort reeds hier
om te vervallen, omdat in wetton en Kon.
besluiten geen plaats is voor voorschriften
en regelingen, waarop nooit kan worden
teruggekomen. Het regelen van de sala
rissen is de grondwettelijke bevoegdheid
en plicht T"an de Kroon. De Kroon kan ook
zelve niet voor de toekomst van dre be
voegdheid en plicht afstand doen door be
paalde regelingen onveranderlijk te ver
klaren. Morecle gronden pleiten niet voor
behoud van art. 40. De inhoud van dit ar
tikel is integendeel hoogst onredelijk. Het
schept verschil tussohen ambtenaren, dio
vóór 1 Juli 1922 en die na dien datum zijn
aangesteld, welk verschil tot in lengte van
jaren blijft bestaan. Vóórts heeft bet ten
gevolge, dat, hoezeer prijzen en loonen
ook mochten dalen en salarisverlaging vol
komen billijk, redelijk en noodzakelijk zou
mogen zijn, een dergelijke verlaging toch
niet tot stand zal kunnen komen. De op
vatting, dat de verhouding tusschen Re
geering en ambtenaren als van contrac-
tueelén aard moet worden beschouwd, acht
ten deze leden onjuist. Dezo opvatting
strijdt met de Grondwet en met Öe prac-
tijk in binnen- en buitenland.
Ten aanzien van de salarieering zelve
merkten de hier aan het woord zijnde te-
den op, dat, wanneer op financieele gron
den handhaving van het salarispeil niet
mogelijk is, het niet onbillijk is te ach*
ten, dat de ambtenaien evenzeer als bijna
do geheele overige bevolking, het bedrag
van nun inkomen in geld zien dalen.
Verscheidene leden erkenden do moei
lijkheden, waarin dc Regeering zich be
vindt. Moreel is de Rcgeering, naar hun
meening, aan de gedane toezegging gebon
den. Dat deze toezegging in strijd zou zijn
met de Grondwet, omdat hierdoor inbreuk
zou worden gemaakt op de bevoegdheid
en den plicht van de Kroon om de ambte
naarssalarissen te logelen, konden deze Je-1
den niet inzien.. Immcjs, in het. onderha
vige geval heeft de Kroon de regeling reeds
eenmaal tot stand gebracht en wel zooda
nig dat de Kroon tegenover de ambtena
ren een verbintenis heeft aanvaard. Doch
al moge de Regi ering in dezen zedelijk ge
bonden zijn, dit wil niet -zeggen,
dat geon omstandigheden denkbaar
zijn, waarin het terugkomen daar
op noodzakélijk zou zijn. Dan kan er écu
conflict v .n plichten ontstaan en in der
gelijke gevallen mag mon aannemen nood
breekt wet.
Van verschillende kant werd door ver
scheidene leden betoogd, dat, wanneer
eenmaal een korting op de .salarissen moet
worden toegepast, deze niet moet worden
ingevoerd door een uniforme verminde
ring van alle salarissen met 10 pCt.
De Regeering zal moeten trachten daar
voor een billijke methode te vinden.
Sommige leden gaven de voorkeur aan
een progressieve verlaging met vrijstelling
van de laagste salarissen.
Verscheidene- leden betoo^tfen voorts,
dat de korting niet- moet worden toege
past op de salarissen vaD leeraren bij het
middelbaa- onderwijs, omdat dezen roeds
in salaris achteruitgegaan zijn.
Gevraagd werd, of het noodig is nu
reeds een beslissing te nemen tot het kor->
ton van 20 pCt. op de salarissen met in
gang van liet jaar 1Ö25
Men meende, dat in ieder geval de loop
van zaken zou kunnen worden afgewacht
én dat dan te zijner tijd al of niet nood
zakelijkheid daarvan nader zou kunnen
worden overwogen.
Opgemerkt werd, dal ook de pensioens
grondslag door dc voorgenomen korting za!
dalen. Men vroeg, of dit niet zou kunnen
worden vermeden.
Eenige leden stelden de vraag of de voor
genomen korting wel lót do daarmede beoog
de bezuiniging zal leiden. Zij herinnerden
daarbij aan dc mogelijkheid van het aanvra
gen van pensioen op 55-jarigen leeftijd. Zij,
die een bijna even hoog pensioen zullen kun
nen krijgen als hun salaris na de verlaging
zal bedragen, zullen pensioen aanvragen. In
dien dit geschiedt en nieuwe ambtenaren tc
hunner vervanging zullen moeten worden
aangesteld, zullen de uitgaven stijgen in
plaats van dalen.
Sommige leden warén yan oordeel, dal, in
dien tol verlaging van de salarissen moet
worden overgegaan, daaraan vooraf behoort
te gaan een verlaging van de inkomens en
schadeloosstellingen, die in de Grondwet zijn
vastgesteld, en, alzoo een herziening van de
Grondwet op dit punt onverwijld nioet wor
den voorbereid.
Gevraagd werdj of bij een evenlueele wij
ziging van het Bezoldigingsbesluit daarin
niet zou kunnen worden bepaald, dat bij
vaststelling van de salarissen met het in
dexcijfer zal worden rekening gehouden.
Werkloozenzorg.
Verscheidene leden hadden er ernstig be
zwaar tegen, dat de werkloozenzorg op de
gemeenten zal worden afgewenteld.
In verband met de voornemens der Regee
ring zouden de hier aan het woord zijnde le
den gaarne vernemen, welke de omvang van
de steunverlceding in dit jaar tot nu toe is
geweest, met name over hoeveel personen
en over welige gemeenten deze zich heeft
uitgestrekt.
Sommige leden vestigden er ook de aan
dacht op, dat de financieele gevolgen van den
voorgenomen maatregel in het bijzonder zul
len drukken op die gemeenten,waar veel
werkloosheid heerscht. n.l. gemeenten met
een uitgebreide arbeidersbevolking, welker
draagkracht niet groot is en die door de in-
dustrieele malaise in het bijzonder hebben
geleden.
Andere leden konden zich met het .voorne
men van de Regeering. wel vereenigen. Zij
achtten bij de uilkeering van werkloozen-
steun individueel onderzoek noodig en slechts
op die wijze is te voorkómen, dat deze sleun-
verleening medewerkt tot verlenging van de
werkloosheid.
Het zevende leerjaar.
Het afzien van de invoering van het ze
vende leerjaar en van de uitbreiding van den
leerplicht ondervond van verschillende zij
den bestrijding.
Door. het geheel-achterwege laten van het
zevende leerjaar zal de aansluiting worden
gemist aan de Arbeidswet, waarbij bepaald
is, dat kinderen beneden den 14-jarigcn leef
tijd geen arbeid mogen verrichten. Deze leef
tijdsgrens behoort niet te worden verlaagd.
Zij is bovendien internationaal vastgelegd.
Wat zal nu met de kinderen, die hun zesde
leerjaar hebben volbracht, en nog niet 14
jaar oud zijn, moeten geschieden
Sommige leden betoogden, dat, indien door
inkrimping van het aantal leerjaren op de
kosten van het onderwijs moet worden bezui
nigd, deze bezuiniging liever moet worden
gevonden door den leeftijd, waarop de kinde
ren tot de scholen mogen wórden toegelaten,
met een jaar te vérhoogen.
Ten slotte werd gevraagd hoe groot de be
zuiniging zal zijn, die door de niet-invoering
van het zevende leerjaar zal worden verkre
gen.
Reorganisatie van den Staatsdienst.
Het voornemen dér Regeering, om een be
langrijk bedrag te bezuinigen door reorgani
satie van den Staatsdienst', gaf aanleiding
tot de opmerking, dat daarover moeilijk kan
worden geoordeeld, zoolang de inhoud van
die reorganisatie niet bekend is. Sommige le
den Verklaarden voorshands niet te kunnen
begrijpen, hoe een zoo groole bezuiniging
op deze wijze zal kunnen worden verkregen.
Zij merkten op, dat het ontslag van 2000