VOOR DE JEUGD
lêlDSCH DAGBIAD
No 40.
Zaterdag 6 October.
Anno 1923
mS^m
2.
5/
P
U
Zoo'n Lastpost.
ÏL* I <lL' lL« J 'Xf t VA.' tkf t list i «X* »«X« 4 °L» t 'JL* t'lft *X«7iA
Naar het Engelsch van I. HORNIBROOK,
Vrij bewerkt door G. H.
4)
Hoofdstuk VII.-
Bij Juffrouw Helm.
Het was een vroolijk gezelschap, 'dat deii
volgenden middag in den trein zat naar
Inch, een klein dorpje, dicht bij de zee.
Ten eerste was daar Juf, dikke Juf, die
er bijzonder moederlijk uitzag, zooals met
dikke menschen wel meer het geval is.
En vandaag was Juf al heel moederlijk
gestemd, want zij ging naar haar zuster,
juffrouw Helm, die een allerliefste tweeling
ha£. In dit vooruitzicht zou zij de geheele
wereld wel kunnen omhelzen, zelfs den jeug®
digen zondebok Petea*, die tegenover haar
zat en al hield zij eigenlijk heel veel van
hem haar rustig leventje soms geducht
kon verstoren.
Peter was ongedurig. Nu eens zat hij aan
het ééne, dan weer aan het andere einde
der coupé. Het was net, alsof hij op een
springveer zat, die hem telkens een anderen
kant uit gooide.
Naast hem zat, keurig aangekleed, Fred,
een klein heertje, dat rustig uit het raam
keek naar de dingen, waar zij langs kwa
men. Kleine Dot zat naast Juf. Zij zag er
Uit als een prinsesje.
Ik heb jullie «reeds verteld, dat Belhaven
een zeehaven was. In het blauwe water la
gen allerlei bootjes en jachten. Vroolijk
zag de haven er nu uit, maar als de na-
jaars- en winterstormen er huis hielden,
kon zij er vuil en woest uitzien met haar
basrger- en andere schuiten.
De reizigers spoorden langs de haven en
bereikten na een half uurtje het vissehers-
dorpje Inch. Het stationnetje was zóó klein,
dat het niet eens een wachtkamer had en
ftet was er zóó stil, dat er slechts vier of
vijf treinen op een dag stopten en dit nog
alleen, als de reizigers vooruit aan den con
ducteur kennis van hun verlangen hadden
gegeven.
Juf had dit gedaan en het kleine gezel
schap stapte dus uih aan het stationnetje,
waar de bejaarde stationschef het eenige
personeel uitmaakte.
Vanaf het station leidde een stille weg
naar het dorpje. Men zag er slechts enkele
huizen. Vlak bij het station kwam juffrouw
Helm hun al tegemoet, echter zonder twee
ling. De boerderij lag op eenigen afstand.
Dat zij een eind moesten loopen, was vol-
sterkt geen bezwaar. Zoo'n wandeling was
juist aardig. Juf hield er anders niet van,
ver te loopen, maar zij verheugde ©r zich
zóó op, de beide kleintjes van haar znster
te zien, dat zij geen vermoeidheid voelde.
Joffrouw Helm droeg Dotje en vond het
aardige meisje een Heven last.
En er wachtte hun bovendien immers al
lerlei heerlijks! Ten eerste de snoezige twee
ling-broertjes, die alles, wat zij maar te
pakken konden krijgen, in hun mondjes wil
den steken, alles, vanaf hun eigen knuistjes
tot één van Dots zijige krullen, die bij on
geluk verdwaalde in Benny's mondje, toen
haar zonnig gezichtje zich over de wieg
heenboog. Maar gelukkig kwamen zij niet
verder dan zijn lipjes, daar Juf ze haastig
wegtrok.
^red bekeek de kleine jongens op eenigen
afstand, betastte ze voorziohtig en voelde
zich verlicht, toen hij vond, dat hij genoeg
belangstelling getoond had.
Peter keek naar de kleintjes en knikté té
gen hen, alsof hij zeggen wilde:
„Hoe maken julHe het, jongens?"
Verder bekommerde hij zich niet om Ken,-
want al had hij al zijn liefde geschonken
aan één baby, dan beteekende dit nog niet,
dat hij met de soort in het algemeen veel
ophad.
Kleine Dot was echter in de wolken.
En Juf dan! Zij maakte haar schoot nog
breeder dan gewoonlijk, haar rokken vorm
den een soort ballon om haar beenen en
met een kleinen jongen in eiken arm, hun
voetjes tegen elkaar, zag zij er als een echte
kindervriendin uit.
Peter en Fred hadden daar echter geen
oogen voor. Toen zij genoeg van de klein
tjes kregen, nam Japik, de man van juf
frouw Helm. hen mee en verdiepten zij zich
gedurende bijna twee prettige uren in alle
wonderen van het boerenbedrijf. Zij bewon
derden de vette varkens, zagen hoe er ge
karnd en hoe de boter gemaakt werd en nog
veel meer dingen, die voor stadskinderen
altijd een groote aantrekkelijkheid bezitten.
Na een tijdje gingen zij -naar binnen. En
daar in de mooie kamer, waar de tafel
met een helderwit tafellaken gedekt was
mochten zij zich te goed doen aan allerlei
heerlijkheden, als eigengebakken koek, ver-
sche melk, room enz. Fred en Peter deden
hun gastvrouw alle eer aan. Zij aten geducht.
Wat smaakte alles hier buiten ook heerHjkJ
Deze bezoeken op Zand-hoeve, de boer
derij der Helms, waren altijd een groot feest
voor de jongens en de deftigste en grootste
kindorpaa tii kon er niet bij ic. de schaduw
staan.
Maar al is het ergens ook nog zoo pret
tig, éénmaal is het toch tijd om heen té
gaan. Zoo ging het ook met het bezoek op
Zand-hoeve: Juf maakte aanstalten om ie
vertrekken en nam afscheid van haar zuster,-
haar zwager en de kleintjes.
Het was vijf uur en de trein vertrok niet
vóór zes uur, maar Juf had er nu eenmaal
een hekel aan zich te haasten en zij zag
tegen den terugweg nu zij moe begon
te worden veel meer op dan tegen den
heenweg.
Zij stak echter dapper van wal met Dot
aan een hand en Fred en Peter, als twee
modeljongens naast haar. Zoo zag juffrouw
Helm hen heengaan. Zij kon hen niet naar
het station brengen, daar de dienstbode
werk buitenshuis had en moeder de vrouw
bij de kleine jongens blijven moest. En
haar man had ook geen gelegenheid om de
gasten te vergezellen, daar tijd bij hem
geld was. Bovendien wisten Juf en de jon
gens heel goed den weg naar het station,
daar zij dien reeds meermalen geloopen
hadden.
Toch zou de terugtocht allesbehalve van
een leien dakje gaan. Er liepen twee wegen
van Zand-hoeve naar het station. Er ging
n.l. een zijweg met een bocht over een heu
veltje, vanwaar men een schitterend uit
zicht over de zee had. Als men aan den
anderen kant dezen heuvel weer afging en
rechts hield, kwam men weer op den hoofd
weg terug.
Nu kenden de jongens ook dezen weg en
aan een plotselinge ingeving gehoor
gevend wilden zij over den heuvel naar
het station gaan. Juf had er echter geen lust
in den heuvel te beklimmen en zei dus koïi
en bondig:
„Neen!"
Óp het punt, waar 3e weg zich m tweeën
splitste, ontstemd er groot verschil van mee.
ning. Eerst ging het nog met vriendelijks
woorden, maar toen de jongens begrepen,
dat Juf niet zou toegeven, begonnen zij ra.
moerig te worden. Juf hield nog een tijd vol,
doch eindelijk gaf zij in zóó ver toe, dat del
jongens dan over den heuvel mochten gaan
en zij hen op het punt, waar de wegen weer
samenkwamen, zou opwachten. Dot zoo
echter met haar meegaan
Doch het kleine ding had ook wat in da
melk te brokkelen. „Itte met Pé-tèr en
Fed!" zei zij.
„Laat haar maar met ons meegaan, Juf,"
zei Fred op overredenden toon en hij wiftf
Juf werkelijk te bewegen haar toestemming
te geven, al was dit dan ook aarzelend.
Juf deed den kinderen graag een plei zier
en zij waren dien heelen middag zoo gehoor
zaam geweest! Ze had hen niet éénmaal bei.
hoeven te verbieden. Waarom zou zij huB
op den terugweg dit onschuldig genoegen
dan niet verschaffen?
En nauwelijks had zij Saai- toestemming
gegeven, of de jongens waren met Dot in
hun midden al op weg.
„Als we nu nog niet zien, loopen we doot
naar het station!" riep Peter nog over zijn
schouder heen.
„Dat zul je wel laten, Peter! Jullie moet
bp mij blijven wachten, als ik er nog niet
ben!" riep Juf verschrikt terug.
Hoofdstuk yin.
De Verleiding.
Peter en Fred liepen nu i met Dot fus.
schen zich in hard de hoogte op.
„Nog even, Dotje! Hoera, we zijn erf Dol
is de Koningin boven op den heuvel, Hoerai
vcor Koningin Dotl Hoera! Hoera!"
En Peter zwaaide luidruchtig mei zijn
linkerarm, terwijl hij met zijn rechterhand
Dot stevig vasthield.
„Is zij geen groote meid?" zei Hij, terwijl
hij zijn vriendje vol trots aankeek.
En zich over het kleine, verhitte figuurtje
heen buigend, ging hij voort:
„Ben je moe, Dotje?"
Hij sprak op zachten, vriendeKjEea toon,
zooals hij dit tegen zijn zusje gewoon was,
„Nee," antwoordde Dotje zoo flink mo
gelijk, want zij was heelemaa! buiten adem.
En geen wonder, want Peter en Fred had
den haar in vlugge vaart den heuvel med
opgetrokken, zéé snel, dat haar korte, dikke
beentjes bijna niet mee hadden kunnen
komen.
„We moeten zorgen, dat we er vóór Jul
zijn," zei Fred op zijn bedaarde manier.
En toen kreeg Peter plotseling een inge
ving, die hem bijna buiten zichzelf bracht
van plezier.
„Zeg, Fredl" riep hij uit, JSeB jij ook
zoo'n zin om het een of ander uit te halen?"
„Het een of ander uit te halen?!" her
haalde Fred op een toon, alsof het denk
beeld nog niet heelemaal tot hem doordrong.
„Als we Juf eens op ons lieten wachten
en naar het strand gingen. Kijk, daar loopt
een weg er heen," en hij wees een smallen
weg, die naai het strand voerde.
„lirfaar hoe zullen we dan thuiskomen?"
vroeg Fred, die wel te vinden was voor bal