Vi 1 OO R D EJEUGI D ÊIDSCH DAGBLAD No. 38. JL Zaterdag 22 September. ir ir Anno 1923 Zoo'n Lastpost. i - a 1 x J JJ i fl Naar het Engelsch van I. HORNIBROOK, Jfrij bewerkt door C, H, 'a Hoofdstuk HI, Een Nienwjaarscadeauljé. Groots Dora of Tante Dora, mevrouw Dorothea Sneeuwvliet, de dame met de Iroode wangen en de adertjes, was Peters tante. Kleine Dora of „Dot", zooals hij haar ■noemde, was Peters zusje. De jongen beschouwde haar geheel als .zijn eigendom. Als iemand hem vroeg: „Van wien is dat kind?" antwoordde hij, zonder 'zich ook maar één oogenblik te bedenken: '„Van mij". Hij wist, dat het zijn zusje was, maar hij .vond toch, dat zij meer van hera waS dan ■zusjes of broertjes gewoonlijk zijn, Dat kwam zóó: Ruim vier jaar geleden had Peter een va der en een moeder, maar geen zusje of broertje. Iedereen hield veel van den jon gen en niemand vond hem een lastpost, zoo als Tante Dora nu deed. Maar toch was het kleine baasje niet heelemaal tevreden: één ft ine ontbrak hem. In het huis naast hem woonde Bobbie Brom, een jongetje, dat met hem leerde en speelde. Nu had deze Bobbie het liefste en schaltigste, kleine zusje, dat men zich den ken kan en allen hadden schik in haar ge keuvel en haar lachjes. En Peter had geen zusje! Zoo kwam het, dat het eenige, waar naar Peter Wins vurig verlangde, een zusje was. Nu had hij geleerd, dat als hij iets heel vurig wenschte, hij vóór zijn bedje neerknie len en er Onzen Lieven Heer om vragen moest en dat, als Onze Lieve Heer het dan goed voor hem vond, Hij het hem geven zou. Zoo bad Peter telkens en telkens weer om een zusje. Doch er verliepen dagen, weken, ja zelfs maanden en het zusje kwam nog maar steeds niet, zoodat Peter er langzamerhand heelemaal niet meer op rekende. Eindelijk liep het tegen Oudejaar. De laatste dag van het jaar was voor Peter altijd een dag van groote opwinding. Heel ver weg buiten woonde zijn grootvader, een lieve, oude man met zilver grijs haar en een ruigen baard. Ook woonde er een grappige, kleine grootmoeder met een spitse kin en heldere, bruine oogen, precies Peters eigen oogen. Zij kon lachen als de liefste vriendelijkste vrouw op de heele. we reld en had roode appelwangetjes. Van deze lieve grootouders kwam er net aU in de feeën-verhalen tegen Nieuwjaar altijd een heel groot pak, waar uit allerlei heerlijkheden als gebak en vruchten, te voorschijn kwamen. Als je er maar naar keek, kreeg je al trek. Zij waren voor Peters moeder; maar geheimzinnig verborgen lag op den bodem van het pak altijd iets, dat voor Peter voor Peter al leen was. Het vorig jaar was het een muis ge- ■weest, die als je haar opwond uit zich- |zelf over de tafel liep en dit zoo natuurlijk 'deed als de meest levendige en echte muis, 'die ooit uit een holletje te voorschijn kwam. Hij had haar nog. Maar er haperde iets aan de maag van hei muisje, misschien had Het wat veel gegeten. Peter kon er den sleu tel net zoo dikwijls insteken, dat 'hij wilde, het muisje bewoog zich niet. Als je naar een bepaalden dag verlangt, is het net, alsof de dagen, die er aan voor afgaan, maar niet willen opschieten. Peter vond, dat vooral de één-en-dertigste Decem ber voorbij kroop. Eindelijk, daar kwam het groote pak van Grootvader en Groot moeder, maar er was niets in voor Peter Bedroefd ging de arme jongen dien avond naar bed en bedroefd stond hij op Nieuw jaarsmorgen op. Het was mooi, helder-vrie- zend weer. Maar Peter keek niet naar het weer. Hij was te bedroefd na zijn teleurstelling van den vorigen dag. En was dat niet vreemd niemand scheen dien morgen op hem te letten. Buiten de kinderkamer was een geroezemoes van stemmen en een ge luid, waarvan hij niet begreep, waar het vandaan kwam. Eindelijk tegen twaalf uur toen Pe ter al bedroefder en bedroefder was gewor den, ging de deur van de kinderkamer wijd open en kwam Juli binnen. Peter vond da delijk, dat zij er anders uitzag dan gewoon lijk. Zij nam hem bij de hand zonder iets te zeggen mee naar de kamer van zijn moeder. Moeder lag in bed en naast haar een klein wollen bundeltje. Zij stak een hand uit naar Peter. Haar stem trilde, maar haar oogen schitterden en zij glimlachte geluk kig. „Lieveling", zei zij, „Grootvader heeft je vergeten, maar Onze Lieve Heer heeft je een nieuwjaarscadeautje in de plaats ge stuurd." En glimlachend lichtte zij een punt van den wollen doek op. Een lang en verbaasd „Oooh 1" was alles wat Peter zeggen kon. Het was een klein kin d j el En vanaf dit oogenblik hield Peter van het kleine zusje, dat Onze Lieve Heer hem zelf gegeven had. Jaren zijn voorbijgegaan, droevige jaren, Waarin Peter zijn vader en moeder verloor en hij bij Tante Dora in huis kwam. Hij is nu tien jaar oud en een echte ben gel, zooals de menschen zeggen, maar van zijn zusje het nu bijna vierjarige Dotje houdt hij nog altijd evenveel. Hij voelt zich een soort vader over haar; zij is heele maal van hem. Hij zou zich de wereld niet kunnen voor stellen zonder Dot. Zij is een deel van hem zelf het beste deel. Zij komt altijd het eerst. In Peters taal, de taal van zijn liefheb bend hart, is het altijd „Dotje en ik." Hoofdstuk TV. Een wit Jurkje. „Pé—tèr! Pé—tèr!" Dots! grappig hoog stemmetje begon ge woon en eindigde de laatste lettergreep doordringend, zooals zij dat zoo dikwijls van haar tante gehoord had. „Pé—tèr 1" „Pétèr I" Zoo herhaalde zij den naam van haar. - broertje bij elke trede, die zij met hda< kleine voetjes opklom. Peter kwam haar boven tegemoet. „Kom eens kijken I" riep hij vol vuur, „kom 'm eens zien I 't Is net zoo'n groote! kikker I En hij heeft zulke mooie oogen goud-achtig bruin 1" „Woud-achtig buinl" herhaalde Dot in haar kindertaaltje, terwijl Peter haar bij een hand nam en haar door de kinderkamer voorttrok. „Woofe kikker!" zei zij tot niet gerings ergernis van mevrouw Sneeuwvliet, die haar op de hielen volgde. „Arme, woote kikker! Vindt hij' 't pret- tig? Dot wil 'm even aaien, heel even maarl" „Dotje, pas opl Je jurk!" riep Peter ver schrikt uit. Maar het was reeds te laat. Dotje had haar vingertje al in het water. De kikvorsch dook en de vingertjes gin gen hem achterna, dieper, steeds dieper in het water, dat er allesbehalve frisch uit zag door de slakken en andere lekkernijen, waarop Peter zijn kikkers getrakteerd had. In het volgend oogenblik zag de rechter mouw van Dots witte jurkje er ontoonbaar uit. Noch mevrouw Sneeuwvliet, noch Juf, die ook in de kinderkamer gekomen was om Dot mee te nemen en haar een „huis- jurk" aan te trekken, had gelegenheid tus- schenbeide te komen. Het gezicht van Tante Dora werd onmiddellijk heelemaal rood van boosheid, waarvoor zij natuurlijk alle re den had. Het was een beelderig zijden jurkje van Dot, want Tante Dora stelde er prijs op haar pleegkind en naamgenootje mooi te kleeden. „'t Is heelemaal Peters schuld, me vrouw", zei Juf. „Dotje is nog te klein om te weten, wat zij doet, maar hij spoort haar altijd tot allerlei kattekwaad aan." „Ja, 't is heelemaal jouw schuld, Peter!'' herhaalde mevrouw Sneeuwvliet boos. i „Wat heb je ook met die afschuwelijke beesten te maken? Ik zal ze morgen alle maal laten weggooien! Ja zeker, dat zal ik doenl" besloot de vertoornde dame. „En ik zal trachten Dot in het vervolg van je vandaan te houden, anders wordt ze nog. net zoo'n vuile, kleine deugniet als jij bent.' Arme, kleine deugniet! Hij werd vuur rood en staarde recht vóór zich uit met tra nen. zóó dicht bij zijn groote oogen, dat één speldeknop ze zou hebben doen overloopen. Maar zóó ging het altijd en het was zelfs nooit in hem opgekomen om zich af te vra gen, of het rechtvaardig was of niet. Indien ooit maar dat kwam zeker heel zelden voor de schuld bij Dot lag, werd deze van het kleine ding afgenomen om op hem neer te komen. Peter beschouwde dit als een doodgewone zaak. Het scheen hem heel natuurlijk, zóó natuurlijk, dat hij er zelfs niet over dacht, dat het toch allesbehalve prettig was, straf of knorren te krijgen, die zijn kleine zusje eigenlijk verdiend had. Het was een vervelend eind van den middag, want Dot werd haastig door Tante Dora en Juf meegenomen. Aan het middag maal zag hij zijn zusje weer, doch Jufs ern stige oogen hielden hèm in bedwang. Na tafel ging Dot op een laag bankje bij Tante Dora zitten en deze vertelde haar yerhaal tjes. Peter ging maar weer naar de kinder-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1923 | | pagina 15