JUPEENS'
VOEDZAAM-flEERLUK-VOflRDEEUG
BB ITIdOOTWET.
UIT BE FEES.
TliAMS 6 O CT.P. PO MD
dienstjaar 1925 een aanmerkelijk beter
beeld zal vertoonen dan 1921, al za! het
rosultaat van reorganisatie en inkrimping
waarvan het bedrag op 1 50 millioen ge
schat werd dan nog slechte voor een
betrekkelijk gering deel effectief gewor
den zijn.
Alleen wanneer bet resultaat der over
wegingen inzake de financiering der so
ciale verzekering leiden mocht tot een be
langrijke vermindering der uitgaven ten
leste van den staat zou in 1925 een onge
veer sluitend budget verkregen worden.
Daarvoor zou dan, om ta resumeerea,
noodig zijn
a. een reorganisatie of inkrimping van
Staatsdiensten, welke geleidelijk zou leiden
tot een esparing van ongeveer f 50 mil
lioen;
b. ds mogelijkheid van een andere finan
ciering der sociale verzekering;
o. de vermindering van den totalen last
der -salarissen en looncn met 1/5;
d. de oplegging van ongeveer f 30 'mil
lioen aan nieuwe lasten.
Voor zc ver betreft een noodzakelijke
verlaging van sommige al te drukkende
directe heffingen ia-de Regeering' van oor
deel, dat daarvan niet kan worden ge
dacht zoolang het budgetoir evenwicht niet
verzekerd kan worden geacht.
Zullen dc hier ontwikkelde plannen voor
1924 geen sluilend budget kunnen brengen,
zoo zal loef) het oorspronkelijk geraamde
tekort er niet onbelangrijk door verminde
ren. Bij Nola's van Wijziging zullen dezer
dagen enkele veranderingen worden aange
bracht. Laat men de eventuecle vermeerde
ring der inkomsten als gevolg van wijzigin
gen in het belastingstelsel cn de bezuiniging
ais gevolg van voorgenomen reorganisatie
plannen voorshands builen beschouwing,
dan zal het tekort verminderen met de vol
gende bedrageD: salarisvermindering f21
millioen, tekort Postbedrijf f 1,8 millioen, to
taal rond 23 millioen, waardoor het tekort
tot rond 93 millioen zal dalen. Bovendien
beslaat er aanleiding om de bijdragen aan
het Invaliditeilsfonds voor '1924 slop fe zet
ten en met liet storten van de booger bedoel
de bijdrage ad f 12 millioen aan het Ouder-
domsFonds in 1924 nog niet te beginnen.
Dientengevolge zat de post ad f21 'h mil
lioen voor dc bijdrage aan bet Invaliditeils
fonds bij Nota van Wijziging van de begroo
ting worden afgevoird, terwijl die van 112
millioen niet op de begrooling zal worden
gebracht.
Hel tekort op den gewonen dienst zal daar
door per saldo rond 10 millioen bedragen,
waartegenover dan mag worden gesteld de
te verwachten bate uit de nieuwe voor te
stellen beffingen cn de bezuinigingen, welke
ter hand genomen worden. Het laatste be
drag mag echter voor 1924 niet at te hoog
worden aangeslagen.
Bij den voorzitter van de Tweede Kamer
is ingekomen een brief van de Ministers
van Marine, van Koloniën en van Finan
ciën met betrekking tot het wetsontwerp lot'
-vaststelling van de sterkte der zeemacht in
Ned.-Indië, waarin de Regeering, op grond
van de motieven uil het Vlootwelrapport als
haar meening le kennen geeft, dat verdere
opschorting de.- vloolplannen onverantwoor
delijk zou zijn en dat zij noch in de nota
van den voorzitter dier commissie mr. Pa-
tijn, noch in die van liet lid mr. Trip, een
argument kon vinden, dat c-r haar tóe zou
kunnen leiden, om de volledige in-werking-
Ireding op een later le bepalen datum met
haar veranhvoordclijheid le dekken.
De Regeering is 11a gezette overweging
tot de overtuiging gekomen, dat de toestand
zoowel van de Nederlandsche als van de
Indische financiën het noodzakelijk maakt,
nog eenige verdere verlichting v&n den voor
het oogenblik aan de uitvoering der viool-
plannen verbonden linancieelen druk te
aanvaarden en de in-werking-treding le
verschuiven tot 1924, hetgeen vooral voor
de Indische financiën een beduidend ver
schil geeft. Voorts is de Regeering van mee
ding, dat -afgescheiden van deze ver
schuiving t. a. v.' hel vlootbasisfonds nog
iets verder moet worden gegaan, door de
lasten over een langer tijdperk le verdee-
lcn, in de eerste jaren slechts geringe bedra
gen le verwerken en in die jaren ten laste
van de begrooting van Nederlandsch-lndië
geen hoogere bedragen te brengen dan die,
welke verwerkt zullen worden, een en,
andpr als nadér g précisee'rd in de bij den
brief gevoegde nota van wijziging.
Nadrukkelijk wenscht de Regeering hier
bij le verklaren, dat met het aanbrengen
van bezuinigingen als door de Vloolwetcom-
missie bedoeld, op dit gebied dc limiet niet
is bereikt cn dat verdere maatregelen ge
troffen zullen worden, om, zonder de ge
vechtskracht van de vloot en de verdedi
ging van de vlootbasis le schaden, de
directe en indirecte exploitatiekosten lot
een zoo laag mogelijk peil terug le brengen.
Naar de meening der Regeering is de
Vlootweteominissie door liet stellen van den
ciseh t. a. v. het algemeen Regeeringsbe*-
leid (nl. de overlegging van een uitgewerkt
plan tot het sluitend maken van 't Staats
budget op het oogenblik, waarop de Vloot
wet in behandeling wordt genomen) buiten
het raam van dé haar verstrekte opdracht
getreden. Hel sluitend maken van liet
Staatsbudget, zoowel voor Nederland ais
voor Indië, is een plicht, dien de Regeering
evenzeer moet nakomen, indien van het lot-
stand-komcu der Vlootwet geheel zou wor
den afgezien. Die tot-sland-koming heeft
slechts deze beteekenis, dat bij het zoeken
naar punten, waarop de Staatszorg moet
worden ingekrompen, de formatie
van de vloot met bijbehoorende steunpunten
builen het geding moet blijven, doch niet
de bezuinigingen, die los daarvan in hef
marinebeheer aangebracht zullen moeten
worden. Overigens zal weldra blijken, dat
3e Regeering geenszins afkeerig is van h*T
denkbeeld, om haar voornemens in zake
herstel van het budgetair evenwicht ken
baar le maken.
De Regeering is van meening, dat na deze
aanvulling der eer naar voren gebrachte
4 argumenten ter verdediging van het ont
werp-Vloolwet de verdere openbare behan
deling van dit wetsontwerp mogelijk maakt.
Aan bovefigenceraden brief heeft de Re
geering een Nota van Wijzigingen toege
voegd, waaraan het volgende is ontleend:
De Regeering stelt voor, Ier .verlichting
voor het oogenblik van den aan de uitvoe
ring der vloolplannen verbonden linanci
eelen druk, in 't bijzonder voor Ned.-Indië,
alsmede in verband met de vertraging,
welke de behandeling heeft ondergaan, het
tijdperk van zes jaren te doen ingaan met
1 Januari 1924, in plaats van met 1 Januari
1927,
De- wijziging in art. 8 betreft de samen
stelling van het Vloolfonds. De Regeering
acht het juister, om bij de berekening van
de 12-jarige annuïteit voor de kosten van
den bouw, die ten laste van de begroolin-
gen zou worden gebracht, levens in aan
merking te nemen de bedragen, die noodig
zullen zijn om op den duur de vloot, zooals
die na 6 jaar zal zijn samengesteld, op die
sterkte te hpuden en ook rekening te houden
met den feitelijkcn levensduur der verschil
lende scheepslypen, Wegens het instellen
van de Vlootwet in 1922 is een belangrijk
bedrag, in plaats van ten laste van het
Vloolfonds, ten laste van de begrootingen
voor den aanbouw besleed, een bedrag, dat
derhalve bij het volgen van den in het ont
werp-Vlootwet gewezen weg in mindering
zou komen van de kosten van eersten aan
bouw en dus buiten hst Vlootfonds zou blij
ven, terwijl het materieel betreft, waarvan
de in-stand-houding later nieuwe offers ten
laste van de begrcolir.g zcu vergen.
De wijziging houdt mitsdien verband met
het bovenstaande en met de omstandigheid,
dat in de komende 6 jaren reeds materiaal
moet worden aangeschaft Ier vervanging
van in het eerste Jid van art. 5 bedoeld
materiaal, hetwelk verwacht wordt door
ouderdom aan den dienst te komen te ont
vallen.
De wijziging van art. 10 brengt de annuï
teit van het Vloolfonds terug van
1 19.735.000 op f 17.300.000.
De raming van pl.Tn. f8.000.000 voor
den gemiddelden jaarlijkschen pensioenlast
voor het Europeesch personeel der marine
(art. 12) is pl. m. f 1.000.000 te laag ge
bleken, zoodat de reslituliepost van Indië
aan Nederland le dier zake f 3.500.000 moet
bedragen in plaats van f 4.000.000.
Blijkens de wijzigingen in art. 15 en 17
is het wenschelijk gebleken met het oog op
den slaat der Indische geldmiddelen de uit
gaven voor de uitvoering van de voorstel
len tot aanleg van steunpunten en verster
kingen in Ned.-Indië voor de eerste jaren
le verminderen met behoud van den ter
mijn van 10 jaren, waarin die werken tot
stand worden gebracht. In deze wordt het
derhalve wenschelijk geacht verder le gaan
dan door de Vlootwetcommissie in haar rap
port wordt aangegeven, terwijl in verband
met reeds uitgevoerde werken te Soerabaja
het totaal le besteden bedrag van het vloot
basisfonds kan worden teruggebracht van
99 millioen op 96.5 millioen.
Voor de jaren 1924, 1925 en 1926 wordt
voorgesteld resp. 12, f 3 en I 3 millioen op
de begrooling voor Ned.-Indië te brengen
cn verder jaarlijks gedurende 31 jaar, in
gaande 31 Januari 1927, een bedrag van
f 5 miliioeD.
De verlenging van de periode van afbe
taling van de kosien der werken van 30 tot
34 jaren wordt voorgesteld aangezien het
mogelijk wordt geacht de aanschaffing van
het geschut een viertal jaren le verschuiven.
Aan de Nota zijn toegevoegd een schema
van aanbouw cn aanschaffing voor de eerst
volgende zes jaren en een overzicht van het
Vlootbasisfonds.
DB TROONREDE.
De Standaard (a. r.) geeft geen be
paald oordeel, hoewel het met instemming
van de aankondiging van verschillende
maatregelen gewag maakt.
„Behoudens de bestuurshervorming in
Indië, wordt uit den aard der zaak niet veel
nieuws aangekondigd. Men vergete toch
niet," aldus het orgaan, „dat er nog heel
I wat gereed ligt lerc behandeling. Wij noe-
1 men de wijziging der Gemeentewet, de Zon
dagswet, de regeling omtrent het vraagstuk
der lijkverbranding.
Krachtens de aankondiging in een vroe
gere Troonrede, mag ook -een ontwerp tot
wijziging van art. 123 Regeeringsreglement
voor Ned.-Indië tegemoet worden gezien.
De herziening van wetboeken, een ont
werp lot regeling van de uilvoering van het
nieuwe Wetboek van Strafvordering worden
nog genoemd, terwijl van groot belang ook
zijn de wetsvoorstellen lot liet brengen van
meer eenheid in dc sociale verzekerings-
welgeving. Van groot belang, zeker niet al
leen om de vermindering van de aan de
uilvoering dier wetgeving verbonden lasten,
maar ook om den aard der wijziging voor
de sociale wetgeving zelf.
Het zal de Volksvertegenwoordiging aan
zeer belangrijken arbeid dus niet ontbre
ken. Het is te hopen, dat zij kans zal zien
dit alles af te werken niet alleen, maar ook
nog lijd over te houden ter behandeling van
wetsontwerpen, die, naar het ons voorkomt,
alsnog verwacht mogen worden.
Wij noemen dé afschaffing van de Staats
loterij, een voorstel tot wijziging van de
Kieswet met betrekking lot den stemplicht.
Zij zullen voor deze Parlementaire periode
op den Parlementairen discli, naar wij al
thans hopen, niet ontbreken."
Met bijzondere voldoening las het blad
de paragraaf ten aanzien van de builen-
landsche betrekkingen.
De „Nederlander" (Chr. Hist.) ver
klaart, dat hoe ernstig de loon der Troon
rede moge luiden een toon van vrees
klinkt er niet in door.
AI9 wij ons twee opmerkingen mogen ver
oorloven, zoo zijn het deze, zegt het blad:
„Wij hadden gehoopt op de aankondiging
van een wetsontwerp tot het verleènen van
amnestie aan degenen, die in de oorlogs
jaren, tengevolge van hun verblijf in het
buitenland, nalieten op ie komen voor
Landweer of Landstorm. Die hoop is niet
vervuld. ^„.l-
Ten slotte vragen wij of de zinsnede, om
trent de bevordering van dc geestelijke en
stoffelijke belangen der bevolking, de be
doeling der Koningin wel geheel juist weer
geeft?
Er slaat „dat de bevordlring dezer be
langen een onderwerp blijft van aanhou
dende regeeringszorg, Voorzoover de be
narde geldelijke omstandigheden dit toe
laten."
Wij onderstellen, dat de bedoeling is': „de
bevordering van dc geestelijke en stoffelijke
belangen der bevolking blijft het ernstig
onderwerp van aanhoudende regeerings
zorg, al zal de mate van deze bevordering
den weerslag ondervinden van de benarde
geldelijke omstandigheden."
De „M a a s b 0 d e'- (R.-K.) schrijft o.a.:
,,Ook voor heden worden we nog in het
onzekere gelaten. Meer dan de aankondi
ging, dat de Staatszorg zal beperkt wor
den cn dat gepoogd zal worden de bélas-
tingschroeven wat losser te draaien, be
speuren we in de Troonrede op dit stuk
niet."
Na opgesomd te hebben wat de troon
rede wel vermeldt, concludeert het blad
„Aan den negatieven kant staat het
reeds gem'emoreerdo gomis van zelfs eenig
^tippellijntjc nopens dc bezuinigingsplan
nen van minister Colijn, wij kunnen- ons
denken een teleurstelling voor do velen,
die naar eenig houvast ten dezen met ver
langen uitzien. Daar: staat eveneens het
ontbreken van ook maar do geringste aan
duiding omtrent do orisisgebeurtenissen
en haren nasloop, vAelko dezen zomer de
vacantierust zoo wreedelijk verstoorden,
Over do Vlootwet geen syllabezooals
reeds meer te constateerde viel onder 't
huidig Kabinet is ook nu zelfs de geheele
defensie-paragraaf zoek."
„Ten andere stemt het tot verheuging,
dat bet hoofd van den Nederlandsehen
Staat op dit plechtig oogenblik aan ons
naar don afgrond hollend werelddeel
zij het met vrouwoüjken tact de waar
heid durft voorhouden. Ook voor deze on
beschroomde uiting van Hare zielsovertui-
ging, zal ons volk Koningin Wilhclmina
dank weten."
.,D e T ij d" (R.-K.) meent, dat als de
voorteekenen niet bedriegen, de komende
zittingsperiode van de Staten-Generaal een
der belangwekkendste in onze parlemen
taire geschiedenis zal worden. Het blad
wijst er op, dat het geneel der bezuini
gingsplannen vermoedelijk in de millioe-
nennota,. die Woensdag wordt gepubli
ceerd, nader zal zijn uitgestippeld.
„Uit hetgeen thans reeds bekend 32.
■blijkt echter, dat do publieke opinie zich
op diep ingrijpende maatregelen heeft voor
te bereiden.
Het geluid, dat uit de2e Troonrede ons
tegenklinkt, is niet nieuw..."
„Do uitgaven besnoeien is niet langer
voldoende. Men moet dieper grijpen, want
die uitgaven zijn slechts do onvcrmijde-
lijko gevolgen van to duro wetten. Het
snoeimes moet niet, in do gevolgen, maar
in do oorzaak: de oplossing ligt niet in dc
zuinige uitvoering van iets, dat tooh al
tijd te duur zal blijven, maa-r in do wijzi
ging resp. opheffing yon de wettelijke
voorzieningen, welke wij in normale om
standigheden niet kunnen betalen.
Begrijpen wij de sobere woorden der
Troonrede goed, dan wil de Regeering
■clien weg op. In dit geval gaat zij moei
lijke, ontzettend moeilijke dagen tegemoet.
Velen in den lande zijn overtuigd, dat
d iep-ingrij pon do maatregelen niet kunnen
niet mogen uitblijven. Zij zien verlangend
uit naar sterke mannen, die den wil en
de kracht hebben- om den levensstandaard
van den Nederlandschen Staat, welke
thans ver boven ons betaling-svemvogen
uitgaat, tot een houdbaar peil te doen
dalen. Maar ook zij, die om sterke mannen
roepen, hebben hun heilig huisje, waaraan
niet mag worden geraakt. Hot is dan ook
te verwachten, dat tegen ie da ren maat
regel van de Regeering verzet, krachtig
verzet misschien zal rijzen."
Toch heeft liet Amsterdamsche R.-K. or
gaan enkele redenen om de komende da
gen met vertrouwen tegemoet te zien, nl.
do voornemens van de Koningin en de Ko
ningin-Moeder om niet te zullen beschik
ken over een deel van haar inkomen, do
salarisverlaging van de Ministers cn de
huidige toestand, dien de „Tijd" politiek
gezien, betrekkelijk gunstig noemt.
In vele landen staat het parlementair
stelsel in kwaden reuk, maar hier te lande
b een parlementaire regecrings on een
kabinet, voortgekomen uit drie prineipie^le
partijen, die een groote meerderheid ach
ter zich hebben.
Na dit geconstateerd te hebben, gaat de
„Tijd" o.a. als volgt verder:
„Zal het Nederlandsche volk de krach-
tig3 houding van zijn bewindslieden, die,
■do zucht naar populariteit versmadend,
alleen het landsbelang tot richtsnoer voor
hun daden nemen, op haar juiste waarde
wf ten te taxeoren? Het antwoord op deze
vraag is niet alleen van belang voor de
positie van het kabinet-Ruijs, maar zij zal
o 1. mede beslissen over de richting, waar
in do ontwikkeling van onze staatsinstel
lingen zich zal hebben ié bewegen. Wat
thans staat te gebeuren, is niets minder
dan een ernstige proefneming, waaruit zal
moeten blijken, of een gezonde democratie
dat wil zeggen: een regeering van ver
trouwensmannen uit het volk, die de mias^
sa leiden en niet volgen in Nederland
al dan niet levensvatbaar is.
Het gaat niet om Ruijs of Colijn het
gaat öm Nederland en in Nederland om
de democratie."
Ten slotte concludeert de „Tijd", dat de
Troonrede een somber perspectief voor de
naaste toekomst opent.
De N. R. C r t. (Vrijh. B.) zegt, dat hetgeen
uit de Troonrede valt op te diepen geen hou
vast geeft, noch voor bijvalsbetuigingen,
noch voor eritiek. De Troonrede is niets an
ders dan een ontgooehelinir geworden Twee
RECLAME.
1263
PLANTA
punten, zegt' het blad, Trekken een oogenblik
de aandacht:
Waarom werd in de Troonrede van bet
rcgeeringsjubileum met geen syllabe ge
rept? Eene enkele toespeling daarop'bad
wel aangenaam aangedaan, en liet lijkt
ons een verzuim, dat in liet stuk, dat aan
phrasen niet arm is, niet ook over deze
verblijdende gebeurtenis een woord is in
het midden gebracht.
Het tweede punt' betreft de zinsnede
over buitenlandscbe betrekkingen, waar
in zooveel nadruk gelegd wordt op het be
lang der geheele menschbeid, dat aan een
onzekeren internationalen toestand en de
staatkundige en economische ontreddering
een einde gemaakt wordt. Wil dit zeggen,
dat Nederland, gevolg gevende aan „den
wensch dat voor de hangende vraagstuk
ken eerlang oplossingen worden gevonden,
die den weg openen tot liet herstel", eene
aélievc deelneming bij de internationale
pogingen in die richting zal gaan ontwik
kelen? Is dit eene voorzichtige aankondi
ging van eene wijziging in onze buiten-
landsche politiek? Of slechts eene inlei
ding lot voorstellen lot deelneming in
nieuwe herslelleeningen? Wij vragen
slechts, omdat ons voorshands niet recht
duidelijk is, hoe de zinsnede in de Troon
rede le land is gekomen.
Of was het slechts de bedoeling in dit
stuk van zooveel ledigheid en zooveel ge
meenplaatsen ,ook het departement van
buitenlandsche zaken iets te doen zeggen
Het Handel sbl ad (Lib.) schrijft, dat
veel meer nog dan verleden jaar de thans
uitgesproken Troonrede wordt beheerscht
door den economischen en linancieelen toe
stand.
Het blad acht de alinea, betreffende den
wensch, dat voor de hangende vraagstukken
eerlang oplossingen worden gevonden, die
den weg openen tot het hei'stel, waaraan zoo
wel geestelijk als stoffelijk, dringend be
hoefte bestaat, den meest belangrijken pas
sus uit deze Troonrede.
liet is een noodkreet en een aanklacht...
of minstens een verwijl. Een noodkreet
van een volk, dat, zeker niet zoo als de
overwonnenen, maar zeker niet veel min
der dan, in 't algemeen, de overwinnaars,
de verwoestende gevolgen van den oorlog,
en van den vrede, ondervindt. En dat daar
om het verwijt richt lot de overwinnaars,
dat zij er nog steeds niet in geslaagd zijn
om van hun zege een zegen le maken
voor heel de wereld. De vermaning vdi
een ex-neutraal om te bedenken dat' Jet
gaat om het lot van héél Europa minst/us.
zal misschien althans op sommigen van
de overwinnaars indruk maken.
Ten slotte resumeert het blad:
„Deze geheele Troonrede wordt, zooals
we reeds zeiden, overheerscht d>or den
linancieelen en economischen toestand.
Ook de „antithese" schijnt da^voor, al
thans in dit vraagstuk, te zij' geweken,
er wordt, gelukkig, geen zwf-'Jü van ge
luid van vernomen.
En terwijl wij ons naluujdjk eritiek op
Regeeringsvoorstellen voorh-houden, wil
len wij daaraan toevoegen dat wij, in
deze omstandigheden, onsoewust zijn van
de noodzakelijkheid een? ingetogen cri-
Want allen moeten, zooveel mogelijk,
de Regeering in staat stellen, om, met
kracht cn wijsheid, de toekomst tegemoet
te gaan.
Die inderdaad „veelszins duister" is-
Het „Vaderland" (Vrijh. B.) vindt de
Troonrede 'n belangrijk stuk. Hèt treft het
blad, dat er gezwegen wordt over de Vloot
wet.
Als het is, omdat de Regeering zelve in-
ziet, dat de „ingrijpende maatregelen om
onze financiën in evenwicht te brengen"
nog iets zwaarder zullen drukken, dan ze
reeds doen zullen door gelijktijdige veilig
stelling van de toch al veel te hooge Marine-
begrooling, terwijl ze van plan is de Vloot
wet zoo spoedig mogelijk aan de orde te stel
len, bewonderen wij deze tactiek der slim
heid niet. Wij kunnen ons toch niet vleien
met de hoop, dat zij ook tot de conclusie zou
gekomen zijn, dat herstel van onze defensie
plannen zal moeten voorafgaan.
Resumeerende besluit het „Vaderl." zijn
artikel als volgt
Wij zouden deze Troonrede kunnen noe
men een stuk van groote realiteit, en daar
men nooit een slap verder komt met die
niet le willen zien, mag daarvoor 'n woord
van dank niet achterwege blijven. De Troon
rede zegt dat wat in hoofdzaak door ieder
wordt beaamd, al durven weinig het open
lijk uitspreken. Moge deze Regeering in
overleg met dc Staten-Generaal, en wij leg
gen den nadruk op het woord overleg,
er in slagen het bezuinigingsmes zoo te
hanteeren. dat de billijkheid zal worden
betracht. En dat, al zal het tempo, waarin
onze geestelijke welvaart vertraging krijgt,
deze niet worde geknakt. Daartoe mede te
werken is de plréht van ieder, die zich we
zenlijk Nederlander voelt.
De „Nieuwe Couran t" (Vrijh. B.),
besluit zijn artikel als volgt
Alles te samen genomen, geeft de finan-
cieele en economische nood den toon aan,
waarmede ter inleiding van de werkzaam
heden dïr Staten-Generaal 's Lands toestand
in dc^e Troonrede wordt besproken. Het
pas jevierde Regeeringsjubileum heelt niet
vernacht in deze Troonrede een blijden
kladc te doen hooren, al schijnt de eerste
zi«, die o.i. wel eenige aanvulling zou kun-
p:n verdragen, daarop te doelen. 'Onmid
dellijk daarop, haast in tegenstelling daar-
1 mede, wordt het woord van dank verdrongen
I door een beangstigende klacht over de
duistere toekomst. Doch gelukkig voor het
Nederlandsche volk zit de in bondigheid en
in de oprechtheid van deze Troonrede de
aanwijzing, dat, hoe ernstig de toes-.and
ook zijn moge, de zaken met nuchteren
blik worden bekeken. Men stelt zich did
niet beter voor dan zij zijn en het vermoei
den schijnt niet ongerechtvaardigd, dat er
in de Regeering een kracht aanwezig is, die
tegenover den ernstigen toestand de ern
stigste maatregelen zal stellen, welke alleen
daarin verbetering kunnen brengen.
„IIet Volk" (S. D. A. P.) schrijft over
de Troonrede o.a.
„Deze Troonrede bevestigt, dat het mini
sterie-Ru vs de Beerenbrouck-Aalberse is
overgegaan in een ministerie-Colijn. Het
stuk kon ails hoofdartikel in „De Standaard"
geslaan hebben. Het ademt volkomen den
pessimistischen geest van den calvinist, did
den nielsontzienden bezuinigingsopzet van