Model en Teekenaar. Het Hazelaarstakje. Half ledigen flesch. CORRESPONDENTIE. j2ou de jongen daaraan komen „Vrouw, jheb jij hem dat mes gegeven vroeg hij, ttoen hij weer in de huiskamer kwam. a „Ik Neen", klonk het antwoord. „Hij het van één van zijn kameraden te leen ahebben." „Dat geloof ik niet't ziet er heelemaal ajiieuw uit, En 't is erg scherp ook", ging hij voort, terwijl hij het opende. Ik vind het dat hij 't heeft. Jongens zijn jsoms zoo wild en een ongeluk is maar al te Tgauw gebeurd. Ik moet hem morgen toch vragen, hoe hij er aan komt." tj Den volgenden morgen verscheen Jan laat aan het ontbijt. Hij had gehoopt, iJdat zijn vader dan reeds uit zou zijn, of schoon hij eigenlijk wel zeker wist, hem te zullen aantreffen. „Vertel me eens, Jan I Hoe kom je aan dat mes begon de dokter, nadat zijn zoon hem goeden morgen gezegd had. „Ik héb gisteravond je schooltasch ondersteboven laten vallen en daarbij rolde het er uit." Jan kreeg een kleur tot achter zijn ooren. „Dat m mes dat is ik heb het gekregen", stotterde hij. Gekregen Van wien „Ik ik heb het gekocht „Eerst gekregen en nu gekocht Jongen, jongen, je jokt. Dat is heel leelijk. Je hebt iet dus niet gekregen, maar gekocht. Hoe ben je aan het geld gekomen vroeg zijn vader streng. Nu barstte Jan in snikken los en pep uit „O, Vader, 't spijt me zoo ik zal het u teruggeven uit mijn spaarpot. De dokter begreep er hoe langer hoe min der van. Wat zou Jan teruggeven „Ik heb 't geld, dat u mij gegeven hadt. gebruikt I omdat ik zoo graag zoo'n mooi mes wou hebben als Bob de Lange." Nu ging dokter Boenders een licht op. Hij herinnerde zich op eens, dat hij Jan een rijksdaalder gegeven had om nennen te koo- pen en daar een gulden vijf en twintig van terug moest hebben. „Je hebt dus het geld, dat je overhield, voor dat mes besteed. Jan? Maar je weet p toch wel, dat dat geld je niet toekwam Snikkend knikte Jan van ja. „Ik Zal het nooit weer doen", zei Jan ein delijk. Hij hh?f het hoofd op en wat zag iiij De oogen van zijn goeden, lieven va der stonden vol tranen En dat was zij n schuld Snikkend viel hij zijn vader om den hals en vroeg hem om vergeving. „Ga nu naar school, jongen, 't is tijd 1" zei de dokter met bevende stem. Jan ging bedroefd heen. Veel liever had hij een strenge berisping of een zware straf gehad dan dat hij tranen in de oogen van zijn vader gezien had. Op school zei Jan aan Piet en Bram, dat hij niet in de rooversbende wilde komen en dat hij het mes niet meer had. Verder liet hij zich niet over de zaak uit. Zijn vader 9prak niet meer over het voor gevallene, maar hoe glinsterden Jan's oogen van geluk, toen hij hem ongeveer een week 11a het gebeurde, een gulden gaf en hem een boodschap opdroeg, welke niet meer dan vijftig cent zou kosten. Zijn vader vertrouw de hem dus nog Hij zou toonen, dat hij dat vertrouwen waard was En dat heeft hij gedaan. Nooit heeft Jan zich meer aan oneerlijkheid schuldig ge maakt. Karei had van zijn oom een aap gekre-i gen, die -hem uit Batavia was toegezonden. Het was een grappig dier, vol gekheid en streken, en als Karei thuis kwam, was al tijd zijn eerste vraag „Waar is Jokko?" Toen hij eens een papieren steek voor zijn aap gemaakt had5 vond Karel's zusje, Liesje, dat Jok er precies uitzag als een oude generaal. „Toe Karei", zei zij, „zóó moest je zijn portret eens maken!" Dat liet Karei, dié aardig teekenen kon, zich geen tweemaal zeggen. Vlug haalde hij zijn portefeuille en teekengerei en zette Jokko op een stoel Daaroa begon, hij zijn aapje uit te teekenen. Doeh nauwelijks was hij, geheel in zijn werk v.erdiept, druk aan het schetsen, of Jokko dacht bij zichzelf: „Denk je soms. dat ik jvan plan ben hier. Op slag van half acht is 't, we moeten ons reppan, om hier voor den nacht n9g den boel op te scheppen. Zoo spreekt er Drpom-elfje tot 't elfje van ;t BosGn, gekleed in een pakje van donkergroen mos. Zij sluipen naar boven heel zacht op hun teenen en spoeden naar ;t bedje van Willie zich henen. Hij slaapt, maar kijkt boos en zucht telkens zoo zwaar; bepaald droomt het ventje vanavond heel naar. De elfjes nu zoetjes de kamer in glippen', 'd' een legt er zijn vingertje tegen de lippen. De elf van het Bosch heeft een hazelaarstakje, dat staat er zoo aardig bij 't mosgroene pakje^ Hij strijkt er nu Willie mee over het haar dan lachen de elfjes eens tegen elkaar. Het slapende ventje, gaat nu mooi aan }t droomei^' hoe goed, dat die elfjes toch maar zijn gekomen! N LWil lacht en'hij ringt en heeft vrees'lijk veel pret èn morgen vroeg vindt hij het takje in bed. HERMANNA'. muis-stil te blijven zitten Mis hoorik poets de plaat 1" Fluks wipte Jok nu van zijn stoel, zonder dat Karei iets merkte. Na een tijdje keek Karei van zijn werk op om het model ver der na te teekenen, en daar ziet hij tot zijn groote verbazing, dat bet aapje gevlo gen is. „Hoe heb ik -t nu?" denkt onze jeugdige teekenaar. Gauw het teekengerei op zij gesehoven en onder den stoel gekeken, of Jokko zich daar .soms ook verscholen houdt. Niets te zien echterMaar waar zit hij dan toch? De kamerdeur en de ramen zijn niet open geweest en de deugniet moet dus in de kamer zijn. Hoe is het mogelijk, dat een aap zich zoo schuil kan houden? Al zoekende heeft Karei niet opgelet, dat Jokko heel leuk op zijn KareLs stoel plaats genomen beeft en zich daar van de portefeuille en bet teekengerei van zijn baasje meester gemaakt beeft. Heel op zijn gemak zit Jok daar te te-eken en, alsof hij de knapste teekenaar uit den omtrek was. Maar als Karei beter kijkt naar den aap, die met de rechterhand dezelfde beweging maakt, als Karei daareven, dan vliegt onze jeugdige teekenaar boos op Jokko af en dreigt hem op allerlei manieren, als bij niet heel gauw maakt, dat hij wegkomt. Of Jokko weer gauw van rol verwisse len zal? Zeker is hij beter model dan tee- fcenaar, en Kareltje, die van zulke na-a.pe- rijen niets houdt, zal 't hem wel gauw af leer en. Weet je, wat hij doet? Hij trekt den on- deugenden Jokko aan zijn oor Dat helpt! De bengel vlucht op «en kast. Yoor po- eeeren schijnt hij voorloopig niet te voelen. Maar dal hoeft ock niet, want- dp teeke- ning ziet er zóó fraai uit, dat Karei - voor vandaag ten minste geen lust heeft haar af te maken. Een oude Deenscke familie heeft in haar, wapen een half gevulde flesch bier. Dit heefs zijn oorsprong te danken aan een daad van buitengewone edelmoedigheid, door één der voorouders volbracht. Gedurende één der oorlogen tusschen Zwé- den en Denemarken, na den veldslag, waarin de Zweden .werden verslagen deed een ze kere T. een Deen, als schildwacht dien9t.. Daar hij er.gen dorst had, greep hij dankbaai naar een bem aangeboden flesch bier en was juist op, het punt die aan den mond te zetten, toen hij zóo geroerd werd door bet smeeken van een* Zweed, wiens beide beenen. waren afgeschoten ed die ook smachtte van dorst, dat hij hem de flesch gaf in plaats van zelf te drinken. Op hetzelfde oogenblik maakte de ondank bare Zweed echter van de gelegenheid ge bruik om zijn nationalèn haat tegen de De nen te koelen en schoot een pistool op rijn edelen weldoener af, doch gelukkig miste hij zijn doel. Bedaard zette de schildwacht daarop 'dé flesch aan zijn lippen, dronk er de helft uit en zei, zich tot den gekwetste wendend: „Nu kun je de helft maar krijgen." En hij gaf hem wat er nog in de flesch wag4 Ziezoo, nu hebben jullie verleden weeü? 8 September al den uitslag gelezen van de prijsraadsels en nu kom ik mijn belóffé vervullen om deze week met een apart woordje te antwoorden aan al degenen, die» mij in hun brieven iets bijzonders vertelden of vroegen. Verleden week zou ik dat gehaast hebben moeten doen. In de couran! van 8 September hebben allen kunnen le-> zen, wat de geheele oplossing van de prijs raadsels was en dus ook vooral van het toe?

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1923 | | pagina 17