FEUILLETON. Ver over de Zee. Ze liepen nu samen verder. Jan was stil geworden; hij was boos op zichzelf, dat hij zoo dom was geweest den twintigsten ■Augustus zijn verjaardag, geen zakme® te vragen. Hij had een schooltasch gevraagd, omdat hij niets beters wist te bedenken, maar nu had hij er spijt van. „Zeg Bob," begon hij even later, „zou je niet graag een nieuwe schooltasch willen hebben?" „Jawel," antwoordde Bob; „de mijne is 'lang niet mooi meer. Er zijn onderin zelfs 'gaatjes in, zoodat ik er pas mijn pen hou der uit verloren heb." „Weet je wat, Jaten we dan ruilen! Dan irijg jij mijn tasch en geef je mij je zak mes 't Kan mij niet schelen, of ik een \tasch, met gaatjes heb of niet. Doe je 't?" Jan's oogen schitterden van blijdschap over dit prachtige denkbeeld, maar Bob antwoordde „Dank je wel, hoor! Ik stop een prop pa- ;pier. tegep de gaten, totdat ik een nieuwe 'heb.' Ik wil mijn mes niet missen en bo vendien willen ze thuis volstrekt niet heb- ■ben, dat ik mijn spullen verkwansel." Jan- was teleurgesteld. Hoe minder kans 'hij zag in het bezit van zoo'n mes te ko- imeii, des le gretiger begon hij er naar te Verlangen, ,Heb je je sommen al af?" vroeg hij (plotseling. i „Ja, ik vond ze niets moeilijk'," maar ik igeloof, dat er in mijn Fransche thema wel Ihonderd fouten zitten Jan, die in Fransch nogal knap was, (stelde nu voor: „Als je mij je zakmes geeft, mag je twee 'weken lang onze thema's vergelijken." i„Ach, zeur toch niet over dat mes! Ik geef het je toch niet!" luidde Bob's ant woord. Zwijgend wandelden ze verder naar «chook De hoofdonderwijzer stond al aan. fde deur. Dat was een teeken, dat het op .slag van twee'uur was, Bob en.Jan gingen naar binnen. Het eerste uur hadden zij geschiedenis- tlesen Jan, die van dit vak bijzonder veel |hield, .lette goed op en dacht aan geen mes. fMa'ar toen er het tweede uur uit het hoofd jgerekend werd en Jan met zijn som gereed '►was, voelden zijn vingers zijn beurs in zijn (zak. Hij haalde den rijksdaalder er uit te doorschijn, hield hem onder de bank en liet Jhem zijn buurman, Piet Duiven, zien. •Daarna stak hij hem weer zorgvuldig weg. „Zeg" Boenders hoe kom jij aan dien rijks daalder?" vroeg Piet, direct toen de les uit !was." „Die-, is van, mij!" antwoordde Jan. „Van jou? Hou jijje kleine zusje voor jdeii gek, maar mij niet Zeg liever 'hoe je er aan komt." „Nou ja," zei Jan, en hij voelde, dat hij een kleur kreeg, ik „moet voor Vader eerst een "boodschap doen ennede rest is voor mij.... daar koop ik een zakmes (voor." Hoe kwam Jan er toch" toe, zulk een on- Iwaarheid te zeggen? Hij was heelemaa! i niet van plan geweest het geld te houden. 't Hoorde hem niet toe en Vader zou 't na tuurlijk terugvragen. Maar als hij het geld eens hield,... een mes kocht..,, en aan zijn vader vertelde, dat hij die een gulden vijf en twintig verloren 'had? „Koop je er een zakmes voor? Jongens, dan ga ik met je mee het uitkiezen. Ik heb' verstand van zakmessen en ik heb er al twee verloren," zei Piet. Jan durfde nu niet meer achteruit krab belen, want dan zouden de jongens hem een pocher noemen. O, waarom had hij den moed niet om te bekennen, dat hij gejokt had, dat het geld hem niet toebehoorde en dat hij geen mes kon k'oopen?" Met Piet en nog een derden jongen ging 'bij nu eerst de pennen koopen. Hij legde den rijksdaalder op de toonbank en ont ving een gulden en een kwartje terug. Op weg naar den messenwinkel spraken Piet en Bram, de jongen, die ook meeging, veel opgewondener over den schat, die wel dra zijn eigendom zou worden, dan Jan zelf. Hij was het allerliefst met het geld in den zak naar huis gehold, doch valsche schaamte hield hem tegen. „Zeg, Jan, mag ik het eens van je lee- nen vroeg Piet. „Als je wilt, mag je in onze rooversbende komen. We zijn bezig in het bosch van Molenzicht een hol te maken. Je mes zou voor het snijden van stokken goede diensten bewijzen". Ja, Jan wilde heel graag in die bende op genomen worden en 't was net, of dat voor uitzicht hem weer wat vrooliiker maakte. Ze kozen samen een prachtig mes uit, dat juist één gulden vijf en twintig kostte. Eén oogenblik vergat Jan in zijn vreugde over 't bezit van zulk een schat, dat hii dien met gestolen geld gekregen had. Maar nadat zijn makkers afscheid van hem hadden ge nomen en hij dichter bij huis kwam, over viel hem een vreeselijke angst, 't Was alsof hij lood in zijn schoenen had 1 Hij kon bijna niet vooruit komen. 't Was intusschen al kwart v'óór vijf ge worden. Hij zou kunnen zeggen, dat hij school had moeten blijven. Een nieuwe ieugpn 1 Zijn hart bonsde, toen hij einde lijk op de stoep stond. Het geluid van de bel deed hem ineenkrimpen van schrik en schaamte. „Maar jongen, wat zie je rood I" zei Mina, die hem open deed. „Heb je zoo hard geloo- pen Jan bromde iets onverstaanbaars tusschen de tanden en liep door naar de huiskamer, waar zijn moeder was. „Zoo Jan, waar kom jij zoo laat van daan vroeg mevrouw Boenders. „Ik heb moeten schoolblijven", zei Jan. Hij zag nog altijd vuurrood en zijn moeder meende, dat hij hard geloopen had. „Vader is plotseling in consult geroepen en komt van avond laat pas thuis", vertelde mevrouw Boenders. Jan slaakte een kreet van verlichting. Vader was uit en als hij thuis kwam, lag hij* Jan, al in bed „Maar vertel me nu eens, waarom je moest schoolblijven", zei zijn moeder. zou heb ji toen 1 ,Ik „Och', we hebben gekheid gemaakt", ant woordde Jan, terwijl hij de ramen uitkeek Moeder sprak er verder niet over, maat Jan praatte dien middag aan tafel veel en druk. Eten kon hij echter niet. 't Was net,zal he alsof zijn keel dicht zat. Zijn moeder washebbe dit niet van hem gewend en sloeg hem nu „Da en dan gade. Zij begreep, dat er iets niet innieuw orde was. Ihij vo „Heb je veel huiswerk vroeg zij, toenievaa hij na tafel naar boven ging. soms „Ja, erg veel", antwoordde hij, ditmaalkauw de waarheid sprekend en blij, dat hij nu re-eens den had naar zijn eigen kamertje te gaan. Dei Hard op de trappen stampend, zingend en heel fluitend hoorde zijn moeder hem naar bo-dat ven gaan. schoo „Hij heelt zeker veel strafwerk I" dachtD0K,* :V( dat n hem gistel laten Jai mevrouw Boenders. Jan ging eerst naar de studeerkamer van zijn vader en verruilde het leege pennen- doosje voor het volle, dat hij had meege bracht. „Misschien vergeet Vader nu wel, dat hij mij een rijksdaalder gegeven heeft", docht ;>D hij. Jan ging daarna naar zijn kamertje, haal-| de zijn boeken uit zijn tasch, maar hii begon niet te leeren. Met ingehouden adenJ luisterde hij, of er niemand de trap opkwam' en haalde hij zijn mes te voorschijn. Watj Kor> was het mooiEr zaten vier messen in en wat schitterde het staal in het lichtDal Van Bob de Lange had maar drie messen en tóch als hij 't gekregen had, zou hij er veel meer mee in zijn schik zijn geweest. ..Je hebt het gestolen 1" zei de stem van zjjn geweten. Snel sloot hij het mes en wierp het onder in zijn tasch. Het leeren vlotte dien avond heelemaal niet en Jan had heel veel tijd voor zijn huiswerk noodig. Toen hij er ein delijk mee klaar was, ging hij zijn moeder goedennacht zeggen, in plaats van te vra gen wat langer op te mogen blijven, omdat Vader uit was, iets wat hij anders altijd graag deed. Mevrouw Boenders maakte zich wel wa' ongerust, daar zij meende, dat Jan niet goet in orde was. Maar toen zij een uurtje U«3 naar b«a was gegaan, eens naar neu kwam kijken, sliep hij, al warem zijn wan gen hoogrood gekleurd en woelde hij onrus tig. Toen haar man thuiskwam, deelde zij hem haar bezorgdheid mee. De dokter ging een: naar zijn zoon kijken, doch daar de blo: verdwenen was en Jan geregeld adem haal de, vond hij geen reden tot bezorgdheid Toevallig viel zijn blik op de boekentasch die aan een knop van zijn stoel bij zijn bec hing. „Ik zal hem eens verrassen", dacht hij en nam de tasch mee om er beneden de pak chocolade in te stoppen, die hij voor hen had meegebracht. Hij had de tasch echter zóó onhandig vast, dat het heele zaakje ei op de trap uitviel. Ook het mes viel klette rend naar beneden. Dokter Boenders raaph alles op. „Wat een mooi mes 1" mompelde hij. „Hoe ben vade Ni „C u te: De der „I lebv zoo'] Lam N heri 'rijke pen teru vooi tocl s deli '"J der scb' den zei J hij geh zijl hij dat hij Naar het -EngeisdK van DARLING. 4 Bewerkt door C. H. 20? Het Was David Blair! Mary had onmiddellijk den reeds zoovele jaren dood gewaanden echtgenoot in den haveloozen man vóór haar herkend en de schok was zóo geweldig, dat Laronde in het begin vreesde voor de gevolgen er van. Een groote vreugde als de hare sticht echter gedukkig maar hoogst fcelden onheil. Het gedruisch van één der paarden, dat zich bewoog, verbrak de spanning en toen Laronde weer terugkwam van dé boomen, waaraan hij de paarden had vastgemaakt, vond hij Mary snikkende in de armqn van haar man. Daarop begon David Blair zijn lotgeval len te vertellen: hoe hij met zijn boot om geslagen en opgepikt was door een voorbij- gaand schip, welks bestemming Zuid-Ame- rika was; hoe hij bij zijn aankomst aldaar midden in een troep opstandelingen was te recht gekomen en gevangen genomen; hoe hij eindelijk na zijn in vrijheid stelling naar San Francisco was getrokken, in de hoop daar werk te vinden, ten einde het noodige geld voor den overtocht naar Schotland te verdienen. In San Francisco was hij echter niet gebleven. Daar de kapitein en de be manning hem geld wilden afpersen, was hij ten einde hun te ontloopen, dieper het land ingetrokken. Wat hem verder overkomen was, weten wij reeds. De beide mannen zochten nu een plekje uit, waar juffrouw Blair zou kunnen slapen. Een zadel moest als hoofdkussen dienst doen en gelukkig had Laronde een paar warme dekens voor haar. De jager maakte nu hun maaltijd op een houtvuur gereed, waarbij David Blair hem, zooveel zijn krachten dit toelieten, behulpzaam was. Dien nacht konden David en Mary geen van beiden slapen. Laronde zei echter, dat als zij Dick spoedig wilden zien, zij den volgenden dag weer verder moesten reizen en hij den jongen bovendien liefst zoo-kort mogelijk alleen liet. - r „Maar hoe komen jij en hij hier?' vroeg David Blair, die er natuurlijk van begreep. Laronde zei echter, dat hij da verhaal den volgenden dag zou doen en dus moest David zijn geduld nog wat op d< proef stellen. Maar ook de jager kon dien nacht dei slaap niet vatten. Terwijl hij over de ge be.urtenissen der laatste dagen lag na denken, was hij van een dankbaar gevoe vervuld, dat hij van de ontmoeting tus schen Dick's, vader en moeder getuige ha< moge zijn. Het zou moeilijk geweest zijn te zeggen wie der drie reizigers den volgenden mor gen het meest verlangend was het blokhui te bereiken, waar Dick vertoefde. Larond moest de beide anderen er echter opmerk zaam op maken, dat de paarden niet vai ijzer waren en zij het blokhuis stellig vóó donker zouden bereiken. Eigenlijk wilde hi er liever niet vóór het vallen van den avon aankomen, tenzij Dick hem tegemoet kwar rijden met de tijding, dat het terrein veili was en hij en Witte Adelaar nergens ee. spoor van Rooien Jan ontdekt hadden. J J (Slot volgt.) gey vai na eei vij de da zie mé

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1923 | | pagina 16