Mijn Grauwtje.
De Schatten van de Pronkkamer.
rfio ieuscH niet helpen, je moet het me maar
liet kwalijk nemen. Maar ik vind het zoo
g h ;rappig, dat een zilveren vingerhoed zwart
t w jou worden en eens vacantie zou hebben,
eho ij vindt het zeker niet prettig rust te ne
ig zjnen? Mij bevalt dit leventje uitstekend,
hellet begon me hard te vervelen, altijd ge
let ?ooid te worden in de kinderkamer I De kin-
hideren behandelen me erg hardhandig, hoe-
trekvel ik nog wel een geschiedkundig persoon
roorstel."
vil „Ik heb nooit van geschiedkundige per-
famtonen gehoord," antwoordde de vingerhoed
uit de hoogte. „Ik kom nooit in de leerka-
en tot mijn opvoeding behoorde geen
Ik heb alleen verstand van
■loreiaden, zoomen, knoopsgaten en stukjes in-
eeietten. Ik bepaal er mij alleen toe, de naal-
•rtuiien aan het werk te zetten."
:uch „Ja, ik geloof, dat je een specialiteit
vident," zei het poppetje met een nog bree-
ig eier grijns.
>ord „Ze praten tegenwoordig veel over spe-
doch dat is niet de manier om
endjemand een goede opvoeding te geven. Het
paaakt maar bekrompen; kijk maar eens,
hoe nauw en alledaagsch jij er uitziet."
„Ik ben in elk geval nuttig." antwoordde
laaile vingerhoed, „en ik geloof niet, dat jij
i hi lat ooit gew:eest bent."
itaf Hiermede was de bal het echter niet eens
aarc ;n hij' zei, dat hij er heel goed aan
wer edaan had, de menschen en de kinderen
e laten lachen. Hij deed een lang ver-
eiaal van de geschiedenis van zijn familie
n hoe zij twee honderd jaar gelè-
uit Rome gekomen waren. Maar familie-
miüeschiedenissen zijn in de meeste gevallen
stol oor de toehoorders vervelend en niemand
diuisterde eigenlijk naar hetgeen hij vertelde.
be Het gevolg hiervan was, dat de vingerhoed
ilde n het kleine balletje niet langer tegen elkaar
loe: vilden spreken. Deze kibbelpartij veroor-
aakte natuurlijk veel gebabbel en allerlei op-
n aanmerkingen van de verschillende din-
vir en, die onder de latafel huisden. Het kwartje
da n de klosjes garen trokken partij voor de
:ilveren vingerhoed, doch alle anderen: de
ön;lazen knikker, de spelden en de stukjes pa-
tier, die eveneens onder de latafel verdwaald
erst varen, schaarden zich bij het balletje. Zelfs
ei iet belletje van Broers rammelaar vond, dat
t eI iet beter was de menschen aan het lachen* te
qaken dan alleen nuttig 'te zijn op de ma-
van den vingerhoed en als slavendrijver
20 «xbcid jv.oort te drijven.
Het scheen den armen vingerhoed, alsof de
Ud o zoo langzaam voorbij ging. Hij voelde
1 «eel ongelukkig en nutteloos in den don- -»
:eren hoek, waarheen hij gerold was. Hij bo-
;on al 2wart te worden!
Doch op zekeren dag kwam er een pantof-
el onder de latafel, hetgeen natuurlijk een
ijj£ roole opschudding teweeg bracht onder de
erschillende voorwerpen, die zich daar be-
onden.
„Hé, wat vervelend! Daar valt mijn pan-
bli; iffel onder de latafel. Wil je eens probeeren.
f je haar er onder uit kunt krijgen, Sara?1'
Het was Juf, die dit zei.
De vingerhoed sprong bijna op van vreug-
e, want hij dacht, dat de latafel nu zeker
da rel verzet zou worden: Maar Saartje ging
- Heen op haar knieën liggen en probeerde
;et den steel van den stoffer de pantoffel er
m nder uit te krijgen.
Het gelukte haar echter niet. Toen nam zij
e tang. Maar dit hielp al evenmin, want de
antoffel bleef haken aan een spijker onder
1 de latafel en was niet los te krijgen.
„Je moet de latafel verzetten," zei Juf.
Bij het hooren van deze. woorden keken
lie voorwerpen, die zoo lang in donker had-
en gelegen, elkander vol verbazing aan.
lotseling zouden ze allen weer in eere her
steld worden en naar hun bezigheden in het
olie daglicht kunnen terugkeeren.Maar wie
*alou ze herkennen, vuil en stoffig, als ze door
un langen rusttijd geworden waren?
...O, ik zal haar zóó wel krijgen," zei
zeÉ aartje, terwijl zij nog een laatste poging met
tang aanwendde. Want Saartje wist heel
V^oed, dat als de latafel verzet werd, er een
t^iassa stof te voorschijn zou komen. Maar Juf
j leef er op aandringen, dat het meubel ver-
zou worden en de kinderen kwamen hel
Zelfs Broertje kwam kijken en klapte
zijn mollige handjes. Eindelijk werd de
ouderwetsche latafel een eindje ver-.
en de lang verborgen voorwerpen aan
bouwden weer het daglicht.
„Lieve helpj/' riep Juf uit* die natuurlijk
'j 1 Oi
:hil|
he
i.
Grauwtje, mijn Grauwtje, wat tfas ik toch
blij
Gist'ren toen Moedertje jou voor mij kocht,
nadat 'k je onder een twintigtal grauwtjes
als mijn verjaardagpresent uit had gezocht.
2.
Grauwtje, ja Grauwtje, ik' zag j' pt voor het
raam,
jou wou ik hebben en 'k bleef er ook bij f
al stond de toonbank ook weldra vol
grauwtjes,
tich koos ik jou Uit die heel lange rij.
3.
Grauwtje, 0 Grauwtje, ik vond Je Zbö mooi,
'k Streelde je langs je fluweelzachte huid,
over je ooren, en 'k droeg je voorzichtig
daarop naar huis als een kostbaren buit.
f.
Grauwtje, mijn Grauwtje, to'en was je van
mij
stellig vond 'k jou wel mijn liefste present
en wie 'k je zien liet, zei dra vol
be wond'ring
„Nu, 'k kan merken, dat jij wordt verwendt"-
6.
Grauwtje, mijn Grauwtje, wat was 'k
gist'ren blij.
'k dacht, dat wel niemand zoo rijk was als
ik.
'k nam je zelfs 's avonds mee, toen ik gint
slapen,
ên 'k had met jou in mijn droomen nog
schik, i
B.
Grauwtje, maar Grauwtje, och' Weës nu niet
boos
straks, toen 'k dat meisje zag rijden langs
't strand,
met haar echt grauwtje, dat .vlug galop
peerde,
had ik, ja werk'lijk toch even het land.
9.
Grauwtje, tnïj'n Grauwtje', zeg 'weet je" wat
'k dacht?
„Kon ik je ruilen, ik deed het dan gauw"
„voor een echt Grauwtje." bedoelde t
natuurlijk
maarnu 't niet kan, wil 'k weer bij
zijn met joul
HERMANNS!
ook met het verzetten geholpen had, „wat
een vieze boel en een stofl Daar is ook in
langen tijd niets aan gebeurdl"
Lucie riep uit:
„O Juf, ik geloof, dat dit uw vingerhoed is,
dien u verloren hebt. Maar wat ziet hij er
zwart uit; hij is bijna niet te herkennen. Én
ik was juist aan het paren om een nieuwen
.voor u te koopen."
„En daar is mijn balletje met het poppetje
ér op; hij lacht nóg altijd even vriendelijk,"
zei Tom heel blij.
„En het belletje van Broers rammelaar en
een massa spelden en andere dingen," zei
Lucie weer.
Saartje stond heel beschaamd te kijken en
nam zich ernstig voor, niet zoo lui meer te
zijn.
„En kijk eens," riep Juf uit, terwijl zij zich
bukte om de pantoffel, die de gelukkige aan
leiding van alles geweest was, op te rapen,
„hier ligt een kwartje!"
,,0, dat is het' nieuwe kwartje, dat ik op
mijn verjaardag gekregen heb en nergens kon
terugvinden," zei Lucie. „Ik zal hét nu wel
heel goed wegbergen."
En 200 keerden alle voorwerpen weer naar
hun vorig bestaan terug en was niemand
meer in zijn schik dan de zilveren vinger
hoed. Zij spraken elkaar hierna niet dikwijls
meer, alteen zoo nu en dan als het nacht
was en alles in huis heel rustig wisselden
zij nog een enkel woord.
De bal moppert weer, dat er zoo met hem
gegooid wordt en verlangt dikwijls naar de
rust. onder de latafel terug. Wat den vinger
hoed, betreft, hij werkt ijveriger dan ooit en
Tuf zet dat zij hem niet graag weer zou wil
len missen, want dat hij heel wat afdoet op
een dag.
Misschien wil hij den verloren tijd inhalen.
Mijnteer Steensma" was in Eet voorjaar
'ernstig ziek geweest. Gelukkig was hij tegen'
de zomervacantie weer nagenoeg hersteld,'
maar de dokter had hem toch voorgeschre
ven eenigen tijd naar buiten te gaan om
weer geheel op krachten te komen. Zoc
kwam het, dat hij met zijn vrouw en zijn
twaalfjarig .zoontje Frits reeds begin juli
naar een boerderij in Gelderland was ge*
gaan.
Hét spreekt vanzelf, 'dat Frits zicB ÖfT
dit uitstapje verheugd had. Welke jongeD
en welk meisje van twaalf jaar èoa
het niet heerlijk vinden de geheele vacantie
op een groote boerderij door te brengen
en er van alles, wat tot het boerenbedrijf
behoort, volop te genieten 1
Met den boer en zijn vtouw kon hij bes^
opschieten en met hun zoon Jaap, die een
jaar ouder was dan hij zelf, was hij weldra1
de beste maatjes. Meer kinderen waren er
niet op de boerderij en het was dus maat
heel goed, dat Frits en Jaap 't zoo goed
samen konden vinden.
Het voorste gedeelte van het huis wasf
nieuw opgetrokken en bevatte, behalve der
pronkkamer, twee kamers, die de familie
Steensma in gebruik had. In den gevel, die
puntig toeliep, bevonden zich twee kamer
tjes, die Jaap en Frits tot slaapkamers
dienden.
Het achtergedeelte was erg boerscK ge
bleven. Daar was het dak nog met riet
bedekt en bevonden zich, behalve de groote
keuken, die het gezin van den boer met
knechts en meiden tot eetkamer diende, de
melkkamer en de kaaskelder, benevens de
stallen, waar des winters het vee stond ec
verzorgd werd.
Vóór het huis was de tuin. Daar bloeiden'
goudsbloemen, gn Oost-Indische kers> <dg