De Vrouw zonder hart.
No. 19445.
LEIDSCH DAGBLAD, Zaterdag 28 Juli.
Tweede Blad. Anno 1923.
RERÜJHSCHE BREVEN.
VOOR DE HUISVROUW.
_L
(U BUITENL. WEEKOVERZICHT.
-0-
Hoewal tc Lausanne de vrede tusschen liet
Westen en het Oosten inderdaad deze week
'is gesloten moet deze beschouwing niettemin
yoor de zooveelste maal in mineur worden
•gesteld, daar in het Westen zelf de situatie
met den dag een meer benauwd aspect gaat
yerloonen. De Duitsche mark-is neergeploft
iil zoodanig cijfer dat deze munt vrijwel
yv-aardeloos is geworden. De prijzen der eer
ste levensbehoeften bij onze naburen stijgen
per uur, als het ware en trots al het geld dat
successievelijk in omloop is gebracht, is er
een tekort aan pasmunt. Bankbiljetten van
110 millioen mark en lager zullen worden aan
gemaakt'I Is onmogelijk de loonen ge
lijken tred te doen houden met de sprongen
der prijsverlioogingen, dat is een onbegonnen
werk. En tot overmaat van ramp schijnt zelfs
voor menig artikel distributie weer noodig te
Worden, m;t al de ellende van hamsteren als
anderszins, daaraan verkonden.
Het ligt voor de hand, dat in zoo'n atmos
feer de communistische actie welig kan tie
ren en van deze zijde is men dan ook zeer
actief, fn socialistische kringen voelt men
terein te verliezen en wordt men ongerust.
Wat lot uiting komt in een scherpere houding
iegenover het kabinet Cuno, waartoe de
socialistische partij wordt gedrongen. Aan
den anderen kant scharen zich de*uiterst-
rechtsche partijen steeds vaster om elkaar
;en hun aanhang groeit eveneens bedenkelijk.
Want de gang van zaken is koren op haar
molen: dat de ingeslagen weg slechts zou
leiden naar Duitschland's ondergang. Ook
van rechts wordt dus aan de fundamenten
van het ministerie Cuno geknabbeld. Met ge
volg, dat de Duitsche regeering, aan rechts
en links terrein verliezend, geducht in het
nauw is gedreven en een ineenstorten tot de
mogelijke en zelfs al zichtbare gebeurlijkhe
den gaat bèhooren.
Economisch en politiek komt in Duilsch-
land de baaierd in na verschiet. Is hel
noodig nog eens te wijzen op de funeste ge
volgen, die daarmee samengaan voor ge
heel Europa-, wanneer behalve Rusland
ook Duitschland geheel wordt onttrokken
Aan handel, nijverheid en industrie? We
aclilen het overbodig geworden.
En redding is nergens nog in zicht. De
poging van den Engelschen premier om te
komen tot het goede, lijkt zeker te mis
lukken. In de eerste plaats laat het zich
aanzien, dat Frankrijk en België in hoe
verre België daarbij op Fransch kompas
zeilt is moeilijk te beoordeelende inmid
dels overhandigde Engelsche nota, waar
in vervat een anlwoord-voorslel op het
Duitsche aanbod, van 7 Juni (men ziet,
)ioe vlug men al geweest is!) zullen be
nutten om er een kapstok van te maken
om er de schadeloosstetlingsaffairc aan op
)c hangen. Terwijl de nood tot spoed maant,
schijnt Frankrijk de nota slechts als een
jniddel te zien om tot nieuwe en dan lang
durige besprekingen te geraken. Allhans,
vanneer de gehandhaafde eisch, dat
MSchland eerst het lijdelijk verzet moet
opgeven en de verzekering, dat het Roer
gebied zal worden vastgehouden als pand;
lot Duitschland zal hebben betaald ,pun-
ten, waarin Frankrijk en België allhans
hand in hand gaan, het nog tot nadere be
sprekingen doet komen. Want daarmee is
de Engelsche nota, goed beschouwd, al
meer dan driekwart vermoord.
Door niet-publiceeren van de Engelsche
nota mist Baldwin, waarin heeft de Engel
sche pers geheel en al liet gelijk aan haar
zijde de kracht, de groote kracht van de
wereld-opinie. De geheimhouding is een
voordeel voor Poincaré.
Tot Duitschland zal hebben betaald! Al
gerechtvaardigder wordt evenwel de twij
fel, of Marianne in werkelijkheid wel be
taald worden wil; of zij niet aanstuurt op
een totale ontwrichting van den Duitschcn
slaat. Poincaré s jongste rede te Villers-
Colterèls geeft helaas, maar al te veel stof
voor dien twijfel.
Opnieuw wordt daarin immers gewezen
op het gevaar van een economisch herstel
van Duitschland. Alsof zonder zoo'n herstel
Duitschland in werkelijkheid betalen kan
Van een faillieten debiteur is nu eenmaal
niets te halen. Het is nog al erg eenvoudig,
zoo lijkt het ons.
Opmerkelijk is ongetwijfeld, hoe Poincaré
en de voormalige Engelsche premier Lloyd
George elkaar thans in de haren zitten.
Waarom de Welsche toovenaar echter des
tijds dan niet heeft gezorgd, dal hot vredes
verdrag van Versailles, de oorzaak van alle
rampen, die nu over Europa komen, anders
is uitgevallen? Zijn hooge toon klinkt thans
gemaakt.
Was hel overigens maar met het verdrag
van Versailles half zoo ver ats het gegaan
is met het verdrag van Sèvres! De Turken,
gebruik makend van de Westersche situatie
nog een zoo'n oorlog en er is vrijwel
niets meer over van Europa en toch drijft
men als vanzelf naar die richting als een
stuurloos, aan den willekeur der golven
overgeleverd schip naar dc klippen, waarop
het te pletter zal slaan, opnieuw zelfs hul
digend hel: wie den vrede wil, ruste zich len
oorlog in plaats van lot den vrede! heb
ben niets overgelaten van het in naam eerst
onveranderbare Sèvres-verdrag en het ge
maakt tot een vodje papier.
De lijd nijpt edoch.
Toch is er een Volkenbond, die voorkomen
van een nieuwen oorlog en een brengen van
den waren vrede als hoofddoel heeft. Leeft
die Volkenhond nog?
(Nadruk verboden).
De sterke man. De dreigende explo
sie De waarzegger van dc Frip-
drichslrasse. Wie voorspelt de toe
komst der boterprijzeh? Verdreven
Rijnlanders in Berlijn. De intellec
tueels saamhoorigheid.
Berlijn, eind Juli.
Wij 'hebben nu een .sterke man" in
Berlijn. Hij heet Siegmund Breilbart en
treedt onder buitengewone belangstelling
eiken avond in het groote amusementspark
aan het Lehrler Bahnhot op, die zonder
ling genoeg met de „groote Berlijnsche
kunsttentoonstelling" in een grotesk huwe
lijk vereenigd is. Onder schetterende fan
fares houdt de heer Breilbart zijn intocht
op een Romeinschen strijdwagen, die door
een vierspan getrokken wordt. Hij zelf
staat er op als een Iriumphator, in antieke
kleeding. Maar dit schitterende cosluum
legt hij al spoedig at om zich als een phe-
nomeen van spierkracht te vertoonen. Wat
hij doet, is verbazingwekkend: Hij neemt
een ijzeren slaaf tusschen de landen en
buigt ze met de rechterhand rechthoekig
om. Hij neemt een andere slaat en windt ze
als een spiraal om zijn arm. Hij gaat op
den grond liggen en draagt op zijn borstkas
een gehecle caroussel, aan welks kettingen
3 heeren en 3 dames in een cirkel door de
lucht zwaaien. Hij laat wagens en auto's
over zich heen rijden, slaat glimlachend
weer op en neemt gracieus den slormach-
(igen bijval der menigte in ontvangst. Zoo,
denk ik, moet Sirnson er uit gezien heb
ben, toen hij de Philistijnen tegemoet trad.
Ach, hadden we ook in de Duitsche po
litiek maar eens zulk een sterken man, een
Simson die de Duitsche mark kon „ophef
fen" en met zijn bespierde armen orde kon
scheppen in de steeds stijgende chaos I
Maar we moeten helaas vaststellen dat er
geen lo vinden is. Rijkskanselier Cuno is
wel een verstandige, handige en flinke
kerel, maar een Hercules is hij niet. Ook
geen Alexander, die in staat zou zijn de
reusachtige knoop van het Duilsche vraag
stuk van dezen tijd met één houw door le
snijden. Met groote bezorgdheid zien wc de
donkere toekomstmogelijkheden tegemoet,
die uit dezen wanhopigen toestand sedert
de Ruhrbezelling dreigen le ontstaan. Uit
de beide uiterste politieke kringen, de link-
sche en rechtsclie radicalen, de „Deulsch-
Völkische" nationalisten en de communis
ten k linken voortdurend onheilspellende
klanken. De ecne desperado-partij beschul
digt de andere, dat zij samenzweringsplan
nen en aanslagen^ in het schild voert,
om dan harerzijds" zich tegen dit vermeen
de gevaar te wapenen, zoodat zij zelt een
„gevaar" wordt voor rust en orde. Aan bei
de zijden is één vonk voldoende om het op
gehoopte onlploffingsmaleriaal in lichte
laaie te zetten, en wie zal ons, vragen wij
beangst, voor een verschrikkelijken brand
beschermen? Zeker, de overgroote meer
derheid van het Duitsche volk heeft geen
anderen wensch dan om in vrede te arbei
den en van den ondraaglijken druk van
huiten bevrijd lo worden. Het is slechts een
kleine groep, die aan beide zijden met vuur
speelt. Maar men weet uit treurige erva
ring, dat een kleine groep vermetele men-
schen een geheel land aan den rand der
chaos kan brengen. Bij d" Kapp-putsch van
1920 en bij den communislenopstand van
1921 ging hei evenzoo. Maar intusschen
zijn de verhoudingen steeds slechter ge
worden en is de algemeene vertwijfeling
steeds toegenomen. En wanneer het in 1920
en '21 nog gelukte het scheepje der jonge
Duilsche republiek tusschen de klippen
door le sturen en voor ondergang le bewa
ren, zal dat d^i nog gelukken, als de
storm van het oprqpr nu dooi- het gepijnig
de land zou gaan?'
Waar is de Siegmund Breilbart; die dan
de losgebroken demonen met ijzeren greep
weet lo vatten en tot rede te brengen?
Steeds vindt men de menschen op de
verkeerde plaats. Zoo slaat er tegenwoordig
in het gewoel der Friedrichstrasse eiken
nvond een man, die beweert in de toekomst
te kunnen lezen. Tusschen boekenstal
letjes, bloemenwagens en lallooze slraat-
venlers die allerlei oude rommel te koop
aanbieden wacht hij op zijn klanten. Hij
heelt ook een „assistent", die-moet opletten
of er geen politie agent in aantocht is.
Dan pakt hij snel zijn geheimzinnig zaakje
bij elkaar en verdwijnt om den hoek. Maar
de politie is niet voortdurend in aantocht
en dan bloeit de affaire van den modernen
slerrenwichelaar. Men betaalt hem 3000
Mark intusschen zijn zijn prijzen 'op
nieuw geslegen men moet ook zijn-ge
boortedatum noemen en dan krijgt men een
keurig getik! document, waaruit iedere
weetgierige zijn toekomstig lot lezen kan.
De lijd is voor zulke verschijnselen juist
rijp. In .de onzekerheid van het leven grij
pen naïve gejjioederen gaarne naar ieder
middel, om le vernemen, wat er dan toch
eigenlijk gebeuren zal. Ook de Berlijnsche
kaartlegsters en „waarzegsiers", die in ver
borgen, achterkamers hun geheimzinnig
bedrijf uitoefenen overigens echter in
hijzonder elegant gemeubelde woningen
heieven nu een goeden lijd. Ze worden door
nieuwsgierigen bestormd. En terwijl het
vroeger meest vrouwen waren, die hen met
een bezoek vereerden, tellen ze nu ook le
den van het z.g. sterke geslacht onder hun
goedbelalende bezoekers. Maar zoo iemand
als de sterrewichelaar uit de Friedrich
strasse hebben we nog niet eerder gezien.
En weer vraag ik: waar is er in het groote
Duitschland een man, die uit de sterren
kan lezen en iels van de toekomst van het
rijk voorspellen kan? Ik zou duizend vra
gen aan hem le stellen hebben. Ten eerste:
zullen we den lijd van deze onlzetlcnde
crisis nog te boven komen ot zal de furie
van den burgeroorlog haar boeien verbre
ken en de brandende fakkel over Duitsch
land zwaaien? Want zoover zijn we reeds
gekomen, dat we niet welen, ot niet binnen
een week de strijd zal ontbranden.
Verder zou ik vragen: hoe hoog zal de
prijs voor een pond boter in Duitschland nog
oploopen? De Rijksbank heelt weliswaar
opnieuw maatregelen genomen om de snelle
val van de mark eenigszins lot staan te
brengen of hem althans eenigszins te ver
tragen. Ze bepaalt, nadat ze den vrijen
handel in vreemde deviesen en bankpapier
geheel verboden heeft, de koers van den
Hollandsehen gulden en van den dollar van
dag tot dag slechts geleidelijk iets hooger.
Maar wat is het gevolg?
De kooplieden hebben spoedig uilgevon®
den, dat in het buitenland de mark nog veel
minder waard is. Op de beurzen in Amster
dam en New York gelden geheel andere
koersen. Reeds in de „vrijstad Dantzig" deze
merkwaardige schepping van den z.g. vrede
van Versailles, heerschen andere wissel
koersen dan in Berlijn. En wie het één ot
ander te verkoopen heelt, bekommert zich
niet meer om de offieieelc Duitsche notee
ringen, maar richt zich heel eenvoudig raar.
de telegrammen, die uit Amsterdam en New
York Duitschland bereiken. Er zijn toestan
den in het leven geroepen, die met alle be
schrijving spotten.
En dan zou ik den sterrewichelaar willen
vragen: wanneer zullen de volkeren ophou
den elkaar wederkeerig le kwellen?
Berlijn is vol van uitgewezenen uit het
Rijnland. Als deze van hun ondervindingen
vertellen, dreigt het hart van den toehoorder
te breken,
Eenige dagen geleden reed ik met de tram
naar Charlottenburg .Tegenover me zat een
oudere man. Toen we voorbij het slot en het
park kwamen keek hij naar buiten en ik
zag, hoe zijn oogen vol Iranen schoten.
Daarop begon hij: „Als men dit alles weer
ziet, wat men uit vroegere, belere tijden
kent als men het nu weer ziet, nu men
van huis en hot verdreven is, dan wordt
men daardoor toch diep ontroerd.
U moet weten, mijnheer, ik was spoorweg
arbeider in Aken. Langer dan dertig jaar
heb ik daar mijn dienst trouw verricht.
Maar lage laster en nog wel van een Duit-
scher, was voldoende om me hals over kop
uit te wijzen. Arglistige laster die een grove
leugen van mij en C collega's verleide en
die niet in 't minst onderzocht werd. Zoo
als ik er bij stond, werd ik op een vracht
auto gezet en over de grens van 't bezette
gebied gebracht. Mijn vrouw mocht nog 4
dagen in Aken blijven om onze dringendste
aangelegenheden in orde te brengen. Ik ging
naar Wezel, waar voor ons uitgewezenen
een bureau van advies is ingesteld. Daarop
kwam ik naar Berlijn, en mijn vrouw volgde
me. Maar al onze meubelen al ons huisraad
is verloren. En dan nog de woningnood in
Berlijn! Nu eindelijk, na maanden, heb ik
een kleine toevlucht van 2 kamers gekregen
en nu ben ik met een regeeringsbiljet op
weg naar de groote fabriek der „Deutsche
Werke", waar ik eenige nieuwe meubelen
zal ontvangen."
Ik bemerkte opnieuw, dat wij Berlijners
nog. steeds geen begrip hebben van de el
lende die over tienduizenden Duitsche fa
milies in do Westelijke provincies gekomen
is. Hoezeer wij ook hier in Berlijn dagelijks
met lallooze moeilijkheden le kampen heb
ben, blijkt het, dat men nog steeds bevoor
recht is, vergeleken bij deze arme Rijnlan
ders, en 't is, alsof men hij hen in de schuld
staat. Maar nog erger zijn de ontmoetingen
met de anderen, die niets vertellen en wier
stil-bedroefde gezichten alleen reeds van
hun ongeluk verhalen. Oude vrienden uit
Mainz kwamen kort geleden hij mij, een
echtpaar. Ik vroeg den man: „Nu, hoe gaat
het met u?" Hij kijkt zijn vrouw aan, die I
zucht 'en met een somber gezicht zegt: „lk j
zeg altijd maar: „ons gaat het goed!" Eerst
was ik verbluft. Maar toen begreep ik, wat
het beleekende. Achter het antwoord ver
borg zich de angst, dat een ongunstige of on
voorzichtige uitlating over de bezetting zou
kunnen uitlekken; een spion of kwaadspre
ker kon het verder brengen, en zij zouden,
als zij naar Mainz teruggekeerd waren
want 't bezoek had plaats voor de grens-
afsluiling in werking trad daarvan te lij
den hebben. Zoo angstig en schuw zijn die
veel gekwelde Rijnlanders, dat zij 't niet
eens wagen tegenover oude vrienden in de
hoofdstad van Duitschland aan hun over-
kropt gemoed lucht te geven!
Slechts één hoop blijft nog over: de spaar
zame resten van onze geestelijke en inlel-
leclueete gemeenschap. Zooeven vernemen
we, dat voor het a.s. internationale congres
van oogartsen de Fransche en Belgische arts
vereenigingen hun deelname geweigerd heb
ben, als ook Duilsche oogartsen worden uit-
genoodigdl Maar zoo nu en dan zijn er ook
eenige lichtpuntjes. B.v. wanneer wij hoo-
ren, dat in Londen een nieuw boek over
Mozart verschenen is, ot dat in Parijs op
een concert van moderne muziek eenige
composities van den Duitscher Hindemith
werden opgevoerd. Het zijn voorat de mo
derne kunstenaars en schrijvers in alle lan
den, die over alle politieke vijandschap heen
nog de saamhoorigheid der cultuur, zij het
ook met veel moeite en slechts op beschei
den schaal, eenigermate in stand houden.
Hoe schoon en edel deze saamhoorigheid
kan werken als de oorlog geen afgronden
tusschen de volkeren heeft doen ontslaan
kan men nu weer leeren van de echo, die
't bericht van den dood van Louis Couperu9
in Duitschland heeft gewekt. Couperus was
ook bij ons beroemd en veel gelezen.
Nog een van zijn laatste romans: „Het
zwevende schaakbord", waarvan de stof
aan de Duitsche middeleeuwen ontleend
was, heeft bij ons groot opzien gewekt. Aan
de droetheid van de Iloilandsche literaire
wereld heeft Duitschland oprecht deelge-
Wanneer zullen dergelijke innige betrek,
kingen weder geweven worden tusschen da
overwonnenen en de overwinnaars van den
wereldoorlog? Waar is de waarzegger, die
ons dat verteld? Waar is de „sterke man"
die dit verzoeningswerk volbrengen kanTj
Dr. MAX OSBORN.
Dezen keer is de woning voor een praatje
aan de beurt.
De druk der tijden maakt velen huiselijker
dan ooit en in jaren werd het misschien niet
zóó geapprecieerd, dat wij een plekje hebben
voor ons alleen, om ons stil in terug te trek
ken en om in uit te rusten van den harden,
dagelijkschen strijd. Toen liet sporlleven ont
bloeide, werd een tijdlang de huiselijke haard
verwaarloosd; maar in de jaren die volgden
op den oorlog, kwam de eigen woning weer
meer in tel en vanzelf bedacht men nu ook
allerlei om het interieur gezellig en mooi lo
makenvoor zoo min mogelijk geldl
werd er gewoonlijk dadelijk bij gezegd!
Een van do eerste dingen, waar wij bij
een nieuwe woning aan denken moeien, is
de muurbedekking en de verfkleur van het
hout. De meerdan leelijke cliché-behan.
geljes hébben nu wel zoo wat afgedaan. Er
bcsLaan tegenwoordig zulke snoezige dessins
ook in de lage prijzen, dat niemand meer ge
noodzaakt is, om op een bontbeplakten muur
te zitten kijken.
Het aardigst slaat hel om den wand slechts
gedeeltelijk te behangen en het bovengedeelte
wit te verven ot in de tint van het plafond.
Dat geeft iets warm-intiems aan de kamer,
alsof er een koepel over hangt. Ikzelf liet den
muur geheel beschilderen. De bovenhelft en
het plafond is crème, het onderste gedeelta
tcrra-cotta. En tusschen beide kleuren in is
rondom een 15 e.M. breede, zwartgeverfde
lat gespijkerddie loopt ook over den schoor
steen en langs de deur. Ik nam den boven
rand van de deurlijst als afscheiding tus
schen de beide deelen. Door liet zwarte
randje verdiept het terra-cotta; ook de deur
lijst en de plint zijn zwart.
Ik houd niet van een gebloemd of.gelee--
kend behang. Een effen fond is voor iedere
wandversiering het voordeeligst en geelt aan
de geheele kamre een sfeer van rust.
Soms echter kan het noodig wezen, bijv,
in een klein vertrek, dat er een verticaal ge
streepte muurbedekking komt; dat maakt
zoo'n kabinetje grooter; doch ook dan raad
ik u om het bovengedeelte effen en zoo licht
mogelijk le houden.
Ik hoorde laatst van een handig meisje,
dat haar eigen behanger was.
Zij vond in het voor haar bestemde ka
mertje zoo'n gruwelijk behang, dat zij het er
niet in uit kon houden I Doch, in plaats van
te mopperen en te klagen, slak zij zelve de
handen uit de mouwen, en binnen een paar
dagen had zij een zeer origineel boudoirl
„Een muur met pancelen" was steeds een
iiartewensch van haar geweest, dien zij nu
eindelijk zelt vervullen kon. Zij koos als
kleur-combinatie: vieux-rose vakken op een
fond van parelgrijs, een tint, waarin zij zeer
voordeelig uitkwam. Want dat is iets, waar
aan u wei degelijk ook moet denken, wan
neer u de verf en gordijnen voor uw kamer
keurt.
Geen dame van zeventig zal zich een
lichtrose of beige muur-bespanning kiezen.
Geen meisje van achttien neemt meubelen
van ebben- of zwaar eikenhout. Doch al to
dikwijls nog zie ik b.v. een aardig, frisch
blondje met een hemelsblauwe jurk aan in
een bleekgroen boudoirtje zitteneen kleur,
die haar verre van flatteert. Vroeger lachten
menschen er om, wanneer een vrouw haar
middagjaponnen in harmonie, koos met do
lint van haar interieur; doch nu is men er
wel genoeg van doordrongen, dat een „vloe
kende" jurk den totalen indruk bederven
kan.
Doch ik zou u verder van mijn energiek
vriendinnetje vertellen. De voorbereidende
maatregelen waren het moeilijkst en verve
lendst. Zij moest de paneelen afmeten; zóó,
dat zij in goede verhouding lot het geheele
muurvlak zouden zijn. Ik kan u daar lastig
maten voor opgeven. Voor de hoogte is altijd
het beste een verlenging van den bovensten
deurpost. Verder hangt het van de grootte
van uw kamer af, hoeveel paneelen per
muurvlak u neemt. Heeft u een schoorsteen
in het midden, maak dan aan weerszijden
Oorspronkelijke Soli, dcteclive-roman.
Door 11 J BRANDENBURG
(Schrijver van „Het doodend Zwijgen").
(Nadruk verboden.
Ik moest even glimlachen om de kicsche
wijze, waarop Arthur zich uil-drukte.
Mr. Van den' Drent knikte zwijgend.
.Heeft u ook nog de enveloppe?"
„Ja, maar waar...... weet ik niet," hak
kelde het klein© mannetje, geheel over
stuur.
„Ik meen. dat u de enveloppe ineenge
frommeld heeft en in uw reohter jaszak ge
stoken."
Tot zijn eigen verbazing haalde mr. Van
den Drent een onooglijk propje papier t©
voorschijn, dat inderdaad de enveloppe
bleek te zijn. Het adres was met een for
se lie hand, blijkbaar door een man, geschrei
ven. De omslag was den vorigen dag in
Den Haag afgestempeld.
Artha.r inspecteerde ook dit stuk nauw
keurig; doch kon er, naar liet scheen, ook
niets opvallends aan ontdekken. Den post
zegel bezag hij met een vergrootglas, doch
alles scheen in orde. In detective-verhalen,
die een tijdlang mijn meest geliefde lectuur
vormden, leest men gewoonlijk, dat de
speurhond een ibeele geschiedenis van zoo'n'
enveloppe afleest, maar in werkelijkheid
Jun de -misdadigers niet zoo naïef om als
ware hun visite-kaartje aan de detecti
ves 5n banden te stoppen.
U °0^ v*jan<®en' in Den Haag of
„Ik, vijanden?vroeg mr. Van den
Drent met 6tommo verwondering. Ik moest
mij dwingen om niet in lachen uit t© bar
sten; 'inderdaad Schoen het ongelooflijk,
dat dit onschuldige kereltje vijanden zou
hebben op den aardbodem.
„Heeft u misschien een of andere belang
rijke zaak behandeld, een proces gewon
nen of zoo?"
„Ik heb nog maar alleen voor den kan
tonrechter gepleit", bekende de aangespro
kene op meewarigen fcoon. „Ik ben pas het
vorig jaar gepromoveerd."
„Dus u heeft absoluut geen vermoeden,
wïo dit briefje kan hebben afgezonden?"
„Kan het niet de een of andere studen-
tenmop zijn?" vroeg oom, die tot nu too
aan het gesprek geen deel had genomen.
„Dat zou best mogelijk kunnen zijn?" be
aamde Arthur; naar het mij voorkwam,
om mr. Van den Drent gerust te stellen,
die zichtbaar opluchtte „Dooh in allen
gevalle zullen wij liever op alle eventuall-
teiten voorbereid zijn en onze maatregelen
treffen. Ik hoop, mijnheer Van den Drent,
dat u Vrijdag den geheelen dag "het gezel-1
schap van mij en mijn vrouw voor lief zult
willen nemen."
Het slachtoffer bocug.
„Wanneer men werkelijk de een of an
dere misdaad beraamd, vermoed ik, dat
deze wel niet op klaarlichten dag eal wor
den uitgevoerd', maar wij moeten er (och
rekening me-e houden, dat dit zou kunnen
gebeuren, 's Avonds zullen mijn vrouw en
ik u öp\uw slaapkamer (gezelschap komen
houdenhet is beter, dat onze gastheer
niet van de partij is, en dan zullen wij wel
eens zien, welk gevaar u dreigt. Als er
ten minste gevaar is, want ik beschouw.
dit meer als een misplaatst© grap. Ik ver
zoek u aan niemand iets t© vertellen van
het briefje, dat u ontvangen heeft, abso
luut niets. U moet heel gewoon uw gang
gaan, vooral niet zenuwachtig zijn en de1
rest maar aan ons overlaten."
„Ik begrijp er heelemaal niets van",
zuchtte mr. Van den Drent.
„Als u ons nu eenige oogenblikken met
mijnheer Van der Heul© alleen zoudt wil
len laten.
„O zeker, zeker", antwoordde mr. Van
den Drent gewillig, sprong op van zijn ze
tel alsof een vuurpijl onder hem was afge
schoten, en verdween, na een groteske
buiging naar ons te hebben gemaakt. „Ik
dank u wel", mompelde hij nog in de deur,
welke woorden door Arthur werden beant
woord met het leggen van den vinger op
den mond.
„En wat denk je er nu van?" vroeg oom
toen wij alleen waren.
„Het is mij vrijwel even duister nis den
geadresseerde zelf. Natuurlijk zou het een
mop kunnen zijn; een studentenmop."
„Wil ik Charles eens onderhouden?"
„Neen, doet u dat alsjeblieft niet; nie
mand, zelfs tütfïte niet, mag -iets van het
voorgevallene weten. Ik geloof niet erg in
eon grap; want dan had men die toch be
ter in Den Haag kunnen uithalenhet ef
fect zou dan veel grooter geweest zijn."
„Is het niet mogelijk", vroeg ik, „dat
rnen tracht ons aller aandacht to concen-
treeren op mr Van den Drent, met de be
doeling een ander tot slachtoffer te kie^
zon?"
„Bravo, Ann", 'antwoordde ooffi, ,£ee!
scherpzinnig opgemerkt."
„Dat lijkt mij onmogelijk", was Arthurs
repliek; „wij leven hier ongestoord, in
Abrahams schooter was geen aandacht af
te leiden van een ander, omdat wij ner
gens id-eo op hadden; juist door dit schrij
ven wordt ons waakzaamheid geboden. Het
kan de bravoure zijn van den misdadiger,
die zeker van zijn zaak ishet kan ook do
bedoeling hebben de goeie mr. Van den
Drent zoo zenuwachtig te maken, dat hrij
van hier vertrekt, naar Den Haag terug
keert en daar in een strik loopt. Wij we
ten absoluut nietswij tasten in het duis
ter."
„Wanneer men onzen advocaat fn Den
Haag terug had willen hebben, was er
wel een minder opvallend middel voor te
vinden geweest," zei ik.
„Maar dan zou liij spoedig bemerkt heb
ben, dat het een truc was, en hij zou niet
in de Residentie gebleven zijn. Er staat in
het briefje: „Wacht u voor Vrijdag e.v." 1
En volgende dagen! Neen, het is niet on
mogelijk, dat er Vrijdagnacht het een of
ander zal gebeurenmaar wat, daar heb ik
#geen flauw idee van."
„Je meent dus, dat Van den Drent hier
niet zoo veilig is, als je tegenover hem hebt
laten voorkomen," merkte oom o-p.
„Mag ik van u weten, waar het toekom
stig lijdend voorwerp slaapt?" vroeg Ar
thur aan oom. „Het is tmij te doen om de-
ligging der kamers. Wij moeten op alles
Voorbereid zijn."
>tKom dan maar mee Vs
„Neen, liever niet directvan middag,
Jaab\u ons dan maar .eens .onopgemerkt het'
huis zien. Men mag niet den minsten arg
waan koesteren."
T trappenhuis, P portaal, d deur,
r raam, b balkon, 1 onze 'kamer*
2 de linnenkamer, 3 kamer mr. v. d.
Drent, 4 kamer v. Charles, 5 kamer
v. Lucius, 6 bibliotheek, 7 kamer v*
de Weerden, 8 kamer v. Oom en Tante*
9 badkamer.
r r S irr~i (Wordt vervolgd),