Spaarfonds voor Bodemcultuur Spaarbankrente 4.25 procent Os Vrouw zonder hart. LË1DSCH DAGBLAD, Zaterdag 21 Jtin. Tweede Blad. Anno 1923. UIT ONZE STAATSMACHINE. STATIONSWEG 43 - LEIDEN 160 Correspondentschappen in Nederland. De Gelden zijn dagelijks opvraagbaar. DEPOSITO voor 1 jaar vast 4f pCt. II ii 2 II 5 ii 9305 IV II ii 3 II 5* II ii 5 II 5 i li Het dividend over 1919 bedroeg 6 1920 7 1921 7^ 1922 bedraagt pCt, AANDËELEN nog tijdelijk pari verkrijgbaar in coupures van f250.» Uitgebreide jaarverslagen worden op aanvrage gratis toegezonden. VRAAGT INLICHTINGEN VOOR DE HUISVROUW. FEUILLETON sa——ui——M—M—a—i i i «jininm—n—a NO. 19439. gg) BUITENL. WEEKOVERZICHT. fx] To Lausanne schijnt het pleit nu toch •werkelijk beslist te zijn in gunstigen zin. Dinsdag zal de vredo geteekend worden ter vervanging van. het vredestractaat van Sèvres. Angora heeft over de geheele linie gezegevierd, kan men wel zeggen. Het Oos ten heeft weer eens het Westen verslagen omdat het Westen een nieuwe strijd niet aandurfde. Daarvan hebben die Tur ken allerbandigst gebruik gemaakt en na ,echt-Oostersche koopmanschap zijn zij meester van het terrein gebleven. De Hal ve Maan zou uit Europa verdwijnen en naar Azië worden teruggedreven, zoo heet te het. Het tegendeel ziet men: De Halve Maan heeft zich dieper Europa weer in gedrongen door 't terugkrijgen van Adria- jn-opel met Karagatsj als een soort brutgge- hoofd aan dén Westelijken oever der Ma- ritza. Alleen dit feit waarborgt op den 'duur o.i. al het ontstaan van nieuwe Bal kan-troebelen, met het gevaar van uit breiding, dat daaraan steeds verbonden blijft. Van schadevergoeding door Turkije is /vrijwel geen sprake, zelfs zijn de zoo door den Turk gehate capitulaties, die den Wes- terschen mogendheden een soort voorrecht gaven boven eigen landgenoot en afgeschaft. Turkije neemt in het internationaal ver keer en in de internationale wetgeving voortaan een vrije zelfstandige plaats in gelijk aan de andere „beschaafde" mo gendheden. Het etiikerfc onbeschaafd dat door do capitulaties op Turkije was ge plakt, is weggewischt. In hoeverre [Arme niërs etc. daarvan het slachtoffer zullen gorden, dient te worden afgewacht. 'Als succes voor de geallieerden kan men lijzen op de verkregen vrije doorgang door Dardanelles! en Bosporus. Maar is dat ook Diet meer schijn dan wezen? Hoe, wan neer Turkije daar e>ens onverwachts een mijnenveld legt, wat todh tegenwoordig Cen kleinigheid is geworden? Maar hoe het zij, het zal dan Dinsdag 'Vrede zijn in het Oosten, ook al blijft er Dog veel te regelen, da-ar alles, waarover men het niet eens worden kon, eenvoudig ,uit het vredesverdrag is gelicht en ver- Avezen naar latere onderhandelingen. Het z!al vrede zijn Iets, wat hier in het Westen helaas nog •altijd niet is te zeggen. Langzaam maar zeker nadert men echter toch het beslis- öingsstadium in de vraag: zal de entente nog langer voortbestaan, ja dan neen. Ook al weer in schijn want in wezen is de Entente reeds lang overleden. Wie twijfelt ■nog daaraan? Weldra zal Engeland allen 'Oovlogsbondgenooten voorleggen zijn con- fcept-antwoor-d op lo Duitsdhe nota van 7 Jvmi en zal speciaal Frankrijk hebben te kiezen tusschen een volledig isolement 't kleine België telt weinig mee, wanneer 'dut trouw zou blijven of een zich aan sluiten bij de Engelsche, id.w^z. Europee- jBche opvattingen in het sohadevergoedi ngs- vraagstuk. In dit geval vertegenwoordigt fengcland immers om zoor te zeggen de we reldopinie omdat dit toevalligerwijs 'ook in het Engelsoho voordeel is. Het is Dog altijd onzeker, h-oc Marianne's keus t^al uitvallen. Naar do jongste rede van Poincaré to ooïdeelen, gehouden te Sen ilis bij do onthulling van een oorlogsmonu ment vreemd tooh, dat daarmee ieder flan.d steeds meer wordt overdekt, terwijl vredesteekenen tot de zeldzaamheden be- kooren! is er weinig reden voor opti misme. Het was de oude strijdkreet van 'den Gallischen haan, zij het in imperiahs- me-negatio gesteld geluid waarover men niet weet of men lachen dan wel schreien dan wel beide tegelijk moot doen. Welk !ècn prachtbeëld van het in gebiedsuitbrei ding geheel onbaatzuchtige Frankrijk, dat alleen maar EIzas-LoEharingen terugnam. Met vergeten, dat onder de besliste wei gering der overigen slechts noodé werd af gezien van den Iinker-Bijnoever, zoodat Bismarck's fout van 1-871 door toevallige 'omstandigheden buiten Frankrijk's eigen wil om werd vermeden. En zoo de hee.e rede door Weliswaar heeft Poincaré deze elke nieu we schijn-overeenkomst in den kiem smo rende verklaring moeten terugnemen on der het zeer doorziohtige voorwendsel, dat deze al was opgesteld voor Baldwin's uit eenzetting voor het Engelsche parlement, maar bepaalde reden voor hoop in de toe komst zien wij daarin niet. Poincaré zal moeten begrijpen zoo lang zamerhand, dat Marianne op fijner ma nier de communis opinio zal hebben te ont- I goochelen, wanneer zij nog op eenige waar- j deering aanspraak zal willen makenzoo zij haar houding niet wil herzien. En be paalde aanwijzingen daarvoor zien wij geen enkele. Zelfs niet de verklaring van Be- nesj, den Tsjecho-Slowakschen premier die eenigszins als eenheids-makelaar fun geert den laatsten tijd en resp. Londen, Parijs en Brussel heeft bezocht. Lang zal de onzekerheid niet meer du ren, gelijk reeds opgemerkt. Wanneer Frankrijk het Engelsche concept-antwoord ontvangen heeft, hetgeen uiterlijk begin volgende week het geval zal zijn, dan is het beslissingsuur gekomen. Hoe, wanneer Frankrijk zich geheel ont trekt aan deelneming en ook hoe wanneer de entente voor het uiterlijk wordt Bier- sfceld? In geen van beide gevallen kan Europa zich b'epaald veilig gevoelen, 'al geeft het tweede tenminste uitstel en dus tijd om naar verdere ontspanning te zoelcen. Men vergëve on§ dit pessimisme, rrïaar aan een herstel der entente gelooyen wij nu 'eenïnaal niet meer, hoogstens aan een nieuwe oplossing öp een reeds zoo Vaak gescheurde plek (Nadruk verboden). Leerplichtwet eh vervolgonderwijs. Het wetsontwerp tot wijziging der Leer plichtwet van 15 October 1921 is al niet zoo jong meer. Het is ingediend 13 Deo. 1922. Zoo oppervlakkig beschouwd zou men ge neigd zijn té zeggen, dat wij met de rege ling van het Lager Onderwijs wat aan het „sukkelen" zijn. De wijzigingen in de wet geving op dit pimt volgen elkaar zoo snel op, dat er onzekerheid omtrent dezen tak van dienst ontstaat, en het getuigt van veel toewijding in iemand buiten het onderwijs, als hij het zoo ver brengt, dat hij op een willekeurigen dag precies weet, hoe het er mee staat. De nieuwe L.-O.-wet heeft het zevende leerjaar ingevoerd en het vervolgonderwijs 'geregeld en de leerplichtwet daarmee iu overeenstemming gebracht. Maar dat is alles weer zoo ongeveer op losse schroeven gezet. Het vervolgonderwijs is niet uit dc wet verdwenenmaar het Rijk zal niet, zooals aanvankelijk was vastgesteld, de kosten van het personeel voor zijn reke ning nemen. In de L.-O.-wet van 1920 werd bepaald, dat overal, waar zich ten minste zes leerlingen aanmeldden, die het gewoon of buitengewoon L. O. hadden, genoten en niet meer onder den leerplicht vielen, van gemeentewege de gelegenheid zou worden gegeven om vervolgonderwijs te genieten. De wet bepaalde hoe lang zoo'n vervolg cursus ten minste en ten hoogste zou moe ten duren en het Bijlc zou voor de salarissen van de onderwijzers zorgen. Maar bij de laatste wetswijziging is door al dat moois een streep gehaald: het Rijk zorgt niet voor de salarissen en als dus de gemeente geen lust heeft om do zorg op zich te nemen, dan komt cr van dat vervolg onderwijs niets. Het gevolg zal waarschijn lijk zijn, dab vooral ten plattelande eeü verbazend groot percentage van de jeug dige bevolking na het gewone schoolonder wijs niets meer zal genieten, en dat wordt nog noodlottiger, nu ook dat zevende leer jaar, waarvan men zooveel goeds verwachtto voorloopig zeker en voor hoe lang ojd zich zal laten wachten. Immers, het wetsontwerp l ot wijziging der Leerplichtwet bepaalt, dat gedurende 1923 en 1924 de leerplicht eindigt, zoodra 't kind zes jaren leerling ecnei* lagere school is geweest en hét od der wij van zes klassen heeft genoten, maar nu in elk geval tot den twaalfjarigen leeftijd de gchool zal moeten bezoeken. Dat is de hoofdzaak. In de M. v. T. zegt de Minister, dat hij uit bezuinigingsoverwegingen tob dit voor stel is gekomen. De leerverplichting voor het zevende leerjaar wordt opgeheven; de scholen zijn niet verplicht een zevende leer jaar in te voeren vóór 1 Jan. 1925 en mis sen daardoor de bijdragen van Rijk en Ge meente niet;' dus is het ook niet noodig een zevende leerverplichting op te leggen, want dat zevende jaar aou in veel gevallen neer komen op een hertaling van het zesde leer jaar. Het zou, -T^lgens den Minister, de vraag zijn, of er wel plaats was in het schoolgebouw voor een dubbele zesde klasse, nu de verplichting om een zevende klasse- te hebben niet bestaat. Maar wordt er vergoelijkend aan toegevoegd, na 1924 komt het zevende leerjaar natuurlijk weer in wér king. Over 'dat „natuurlijk' zijn verscheidene leden .van de Tweede Kamer blijkens het V.V. het niet eens; zij laten niet onduide lijk doorschemeren, dat zij vreezen, dat de ontheffing van de leerverplichting over dat zevende jaar nog wel wat langer zal 'durón. Uit dat y.V. gedateerd 1 Maart 1923 stippen wij een en ander aan. Vele leden hadden er bezwaar tégen, dat de leerverplichting na zes jaar zou eindigen. De Minister zegt wel, dat het een tijdelijke maatregel is tot 31 Dec. 19Ö4, maar fcij Ver wachten een verlenging van het uitstel én dan valt daardoor het zevende leerjaar. Het ontwikkelingspeil van hen, die geen ander dan het gewone L. O. genieten, zou ontzag lijk dalen en het aantal van dezen wordt nog grooter, nu hef aan de gemeentebestu ren wordt ovérgelaten of er al dan niet vervolgonderwijs zal worden gegevèn. De vernietiging van het vervolgonderwijs is doocr den Minister goedgepraat met verwij zing naar het zevende leerjaar en nu schaft dezelfde Minister feitelijk datzelfde zevende leerjaar af. Maar er is nog een ander be zwaar. De Arbeidswet en het verdrag van Washington, waartoe pok Nederland is toe getreden, verbieden kinderarbeid beneden 14 jaar. Wordt dus het zevende leerjaar onmogelijk gemaakt en verlaten de kinderen op 12 jaar de school, dan loopen zij een paar jaar (rond en die twee jaar zullen voor ve len zijn de „leerschool van de straat", met alle ellende, die er aan verbonden is. Ook geloofde men maar weinig van de be zuiniging, die de Minister als argument be zigt. Vele scholen zijn gebouwd en inge richt in verband met de aanvankelijk wet telijk opgelegde zevenjarige leerverplichting en het onderwijs is daarop ingericht. Zelfs hebben sommigen gerekend op een achtste en negende leerjaar en al de daaraan be stede kosten zijn dus eerder verspilling dan dat er bezuiniging zal zijn. De leden waren het ook niet eens met den Minister, dat het tweemaal volgen van de zesde klasse nutteloos zou zijn integendeel zou de leerstof er beter door worden vast gelegd. Natuurlijk waren er ook verdedigers van het voorstel. Zij vonden het niet zoo bijster erg, dat de kinderen op 12 jaar de school ver laten en niets meer krijgen dc meisjes kon den in het huishouden gaan cn de boeren jongens mochten voor hun 1-4 jaar wel mee werken op het platteland vonden de boeren zes jaar schoolgaan voldoende voor het be drijf. Bovendien vonden zij, dat ieder vrij moet zijn en zij waren daarom wel geneigd de geheele afschaffing van de leerplichtwet te steunen die wet last de rechten der ouders aan cn belet hun vroegtijdig van de inkomsten der kinderen te genieten. Dat waren in hoofdzaak de groole bezwa ren legen de algemeene strekking van het wetsontwerp en de verdediging van de voor standers. De overige opmerkingen, die wij niet uitvoerig weergeven, waren in hoofd zaak antwoorden op de vraag „Zou het zóó niet kunnen die gegeven werden door le den, die tusschen voor- en tegenstanders dobberden. Bijvoorbeeld Als wij den zevenjarigen leertijd eeSs verplicht stelden voor scholen, die, er op ingericht zijn Of Zou men niet de zevenjarige verplichting kunnen houden en aan het schooltoezicht het recht geven om ontheffing to verlcenen Of Zou men den beginleeflijd niet kunnen verhoogen om RECLAME. TELEFOON 408 POSTREK. 11603 ff I» li' II ij II ff H II II II II II II II I» Correspondentschap WarmondG. ONDERWATER. betere aansluiting aan de Arbeidswet te krij gen OfZou men niet in de lagere klasse halve dagen school kunnen houdendan deed men aan bezuiniging en de zevenjarige leerverplichting kon blijven OfZou men de Arbeidswet niet kunnen wijzigen Het spreekt vanzelf, dat de M. v. A. de ge opperde bezwaren overdreven acht. De Minister verzekert, dat het zijn heilige overtuiging is, de onthelting van den zeven jarigen leerplicht niet langer te doen duren dan lot 31 Dec. 1924 hij doet het voorstel, door den nood gedrongen en kon vóór een paar jaar niet welen, dat bezuiniging zoo noodig was. (II) Dit ontwerp verbiedt ook niet een zevende leerjaar aan de school to verbinden het onthelt de ouders van de verplichting er ge bruik van te maken. Van de instelling van een zevende leerjaar zijn de scholen toch vrij tot 1 Jan. 1925 er is dus geen bezwaar, tot dien datum vrij stelling van den leerplicht te geven. Wij nemen ten slotte nog een paar op merkingen over uit het „Alg. Ned. Land bouwblad". Sommige leden en de Minister hebben beweerd, dat het voor de landbou wende bevolking niet zoo erg is, dat de kin deren op 12 jaar verder geen onderwijs ge nieten. Het genoemde blad betreurt dat, om dat het voor do jongens zoo noodig is om rijp te zijn voor het volgen van landbouw- cursussen. Daar is juist behoefte, ook aan vervolgonderwijs. Op de dorpen zal dat ont breken, omdat de vroede mannen ten plat- lenlande nog heviger, bezuinigers zijn dan de Minister. Als men klaagt over den ach terstand van bet platteland moet men beden ken, dat die'het gevolg is van een tekort aan behoorlijke ontwikkeling en deze is in vele gemeenten alteen te krijgen, als de wet er toe dwingt. Naschrift Nadat het bovenstaande geschreven was, lazen wij De Minister yan Onderwijs heott tot de inspecteurs van het Lager Onderwijs een aanschrijving gericht, waarin deze amb tenaren worden aangespoord, er het oog op te houden dat de leerplannen van zoo wel openbare als bijzondere scholen be lmoren te voldoen aan het voorschrift van art. 3 der wet, volgens welke de leerstof moet worden verdeeld over zeven achter eenvolgende leerjaren, tenzij de school nog niet volledig is uitgegroeid. Ook dan zal evenwel het leerplan der school de verdeeling der leerstof moeten vermelden over zeven leerjaren, omdat steeds kan worden beoordeeld, of de leerstof over do verschillende leerjaren aldus ie verdeeld, dat naar den eisch van art. 90, le lid een voldoend en regelmatig voortschrijdend onderwijs in de verschillende vakken wordt verkregen. Moeten wij hierin zien een bewijs, dat de Minister toch werkelijk het zevende leerjaar wil handhaven, maar voorloopig niet „dwingt om in fé"gaan Een van mijn lezeressen vroeg mij het een en ander over de inmaak te vertellen. Dit is een bij uitstek vrouwelijke arbeid, die ieder jaar terugkeert, juist altijd in den heer lijken vacantietijd, omdat dan de meeste groenten en vruchten rijp zijnl Het is druk, natuurlijk! met de inmaak, maar het behoeft tegenwoordig geen corvée meer te zijn en de risico, dat de conserven niet goed zullen blijven, is in onzen tijd lol een mini mum beperkt. Het onpleizierige van het in maken is alleen, dat je nooit precies weet, wanneer je den bestelden voorraad thuis krijgt. Dat hangt van de zon cn den regen af cn maar al le dikwijls gebeurt het, dat de tuinbaas uit den moestuin komt en aankon digt: „Mevrouw, je krijgt zóó alle grooteboo- nen!" juist op 'n dag, dal je ook 'n kamerbeurt hebt; ot dat de groenboer manden vol prach tig rijpe kersen op de mat zet een uur vóór je logées at gaat halenl Dal zijn nu eenmaal de moeilijkheden van het huishoudelijk be drijf I Oorspronkelijke Ho\l. detective-roman. Door R. J. BRANDENBURG. (Schrijven van „Het doodend Zwijgen"). (Nadruk verboden). HOOFDSTUK I. In Holland. 1) ■Wij waren den vorigen dag te Vlissiogen aangekomen en omdat de zeo ruw geweest •was, had ik mij onprettig gevoelddaar om zouden wij de reis niet terstond voorts zetten, maar hadden ons geïnstalleerd in hotel „Noorclzee-Boulevard", vlak bij heft standbeeld van de.n grootsten Neöerland- fichen zeeheld, Michiel de Ruyter. Ik was ispoedig weer opgeknapt en den avond na den dag van aankomst had ik mijn diner alweer met smaak genuttigd en zaten "wij ionder het neergelaten zeil in de witgelak te avmstoeltjes te genieten van ons kleintje koffie en van het heerlijk gezicht op de Schelde. I Telkens klonk het dreunen van de stoom fluit van een sóhip, dat om dön hoek kwam ^aangevaren, en dan schoot een der kleine Hollandschc of Bèlgische loodsbootjes ui£ heb haventje met een sneltreinvaartje op èt schip af, draaide" bij en als een mier zogen wij dan dekloods togen de verschan sing, die als een muur uit het water op rees, omhoog klauteren. De lucht was vervuld van de zee en geur de frisch en kernig, als naar avontuur. De ondergaande zon trok oranje en lila stre pen langs de bank, die uit het westen uit de zee kwam opstijgen. Wij zaten beiden te peinzen. Nog één dag gezellig met zijn beidjes en dan zouden wij vertrekken naar „Den en Beuk", dc buitenplaats van Arthur's oom den broer van zijn overledeR moeder Albert van der Heule. Dan zou ik kennis maken met de Hollandseke familio van mijn man. En daarom had ik er op a>angedrongen om hier te blijven tot ik geheel do oude Ann Weer was, want ik wilde graag een goeden indruk maken. Sinds de dramatische gebeurtenissen, die mijn verloving met lord Corn way vergezel den zijn ruim vijf jaar verloo-pen. Tante. Jane, die een tweede moeder voert mij is, zegt, dat ik een heele dame gewor den ben, en aan den klank van haar stem lean ik wel hooren, dat zij dat noodt van mij had verwacht. Er klinkt werkelijk eerbied uit. Ik ben na mijn huwelijk heusch wat ge zetter geworden, maar overigens ben ik nog precies dezelfde van vroeger en mijn humeur laat neg steeds niets te wenschcn over behalve wanneer de zee mij te pakken heeft gehad. Want gisteren was ik .werkelijk om uit mijn vel te springen. Wij waren aanvankelijk van plan ge weest, Arthur en ik, om eer ons bezoek Deze zijn beschreven in: „Het doodend Zwijgen" (Yalkhoff en Co., Amersfoort, cn vroeger in het „U IV') aan Nederland te brengen; maar de groo- te oorlog stuurde dit plan in de war. Eenigen tijd, nadat wij waren getrouwd, moest Arthur in dienst. Ik heb ook altijd van die stroppen dit woord zou tante Jane nu toch zeker niet erg passend vin den voor lady Cornway maar ik kan het niet afleeren ze toch te gebruiken. Ar thur werd, ongetwijfeld vanwege zijn bui tengewoon scherpzinnige eigenschappen, bij den bijzonöeren speurdienst ingedeeld en heeft zich daarin ten zeerste onderschei den: hij heeft merkwaardig interressanle avonturen beleefd en "misschien vertel ik er later wel eens van, al vind ik het ook niet leuk, dat ik er niet bij geweest ben. Een baby heb ik nog niet. Het spijt ons heel erg. Èn nu zeg ik er "geen woord meei óver. „Wat ben je stil", zeide Arthur plotse ling. „Ben je nog nipt heelemaal opgekik kerd Arthur is altijd vol zorg voor mij, wtat natuurlijk niet meer dan een staaltje van zijn plicht is. Om die zorg zooweel moge lijk te verlichten, houd ik mij meeetal heel dapper, als ik eens wat hebiets, wat ge lukkig maar zei-den voorkomt. Maar nu voelde ik mij zoo lekker als kip en ik ant woordde in het Hollandsch „Ik zit over je zonden na te denken." „Bravo 1" zei Arthur met een warme schittering in zijn oogen. Hij weet, dal ik mij ontzaglijk veel moeite gegeven heb om de reusachtig zware Hollandsche taal naar behooTen te leeren spreken. Want dat is me iets, hoer, dat Hollandsch „Ik dacht, dat ik altijd zoo ongelukkig ben, eerst omdat je zoo gauw na ons huwe- lijk bij mi; weg moest en nu weer met die ellendige zeeziekte 1" „Er zouden duizenden vrouwen in Europa de helft van haar leven willen geven, als zij zoo ongelukkig waren als jij", rneenac Arthur glimlachend. Hij speelde rnet zijn trouwringiets, wat hij bijzonder graag schijnt te doen. De tranen sprongen mij j in de oogen en ik streelde zijn knie. „Ilc ben vreeselijk ondankbaar," zei ik zacht. „Je bent mijn lieve vrouw," antwoordde hij. „Kijk eens hoe prachtig de zon schijnt aan den overkant van het water." De dalende zon scheen tot afscheid liaar gouden hand te leggen op het stadje cn de duinenrij, die wij heel klein in de verte over het zilveren water zageneen paar sehoorsteencn staken als de pijpjes van een e-cn kinderstoommachine omhoog in de hel dere, blauw-grijze lucht. „Is het overal in Holland zoo mooi?" vroeg ik „Het is een heerlijk land, eén land om veel van te houdenhet is moeders land", antwoordde Arthur. Er klonk rumoer van stemmen, binnen In de restauratie-zaal, door de omhoog ge schoven ramen- Ik keek om, een viertal hecren stonden te praten en druk te gesti- c-uleoren om een opengeslagen courantze ker het avondblad, dat juist door een klei nen jongen, die een heelen stapel aan een riem op zijde droeg, was gebracht. Arthur tikte den ober, die net met een tafeltje h'ad afgerekend en die vlug nader trad en vriendelijk lachend vroeg wat wij wensohten. Arthur bestelde nog twee kof fie. De ober bracht de kopjes, doch niet dan na even met het groepje beeren. te hebben gesproken. Toen hij dc koffie neer gezet bad, bleef hij staan, het servet over den arm, en zeide: „Heeft u het al ge hoord? Gisteravond is in Den Haag een bankier vermoord. De couranten staan er vol van." „Brong ze me dan straks maar eens", zeide Arthur en stak een sigaret op, ter wijl ik de klontjes verdeelde en ons beiden van melk voorzag. „Heeft het diner mevrouw nogal ge smaakt?" vroeg de ober. „Uitstekend, ober," antwoordde ik „'t was erg lekker." Ik zag hoe de ober glun derde; het compliment aan de hotelkeuken straalde blijkbaar ook op hem af en hij re pliceerde galante „Mevrouw spreekt al uitstekend Hollandsch. Nu was het mijn beurt om trotsch t-o zijn en ik kan niet ontkennen, dat de lof van den ober mij goed deed. Daar werd de dienende geest weggeroe pen cn verdween in het hotel. Toen hï; weer buiten kwam, had hij zich al meester gemaakt van een. der bladen en kwam dit triomfantelijk brengen. Arthur sloeg het open en wij lazen een kolommen lang verslag, waarvan de in houd, ontdaan van de gebruikelijke jour nalistieke franje, op het volgende neer-» kwam „Gisteravond is de bankdirecteur Van Molen in de kluis van zijn Bank In de X.» straat vermoord gevonden. r Y- v •- (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1923 | | pagina 5