Spaarfonds voor Bodemcultuur
Spaarbankrente 4.25 procent
Os Vrouw zonder hart.
LË1DSCH DAGBLAD, Zaterdag 21 Jtin. Tweede Blad. Anno 1923.
UIT ONZE STAATSMACHINE.
STATIONSWEG 43 - LEIDEN
160 Correspondentschappen in Nederland.
De Gelden zijn dagelijks opvraagbaar.
DEPOSITO
voor
1 jaar
vast
4f
pCt.
II
ii
2
II
5
ii 9305
IV
II
ii
3
II
5*
II
ii
5
II
5 i
li
Het dividend over 1919 bedroeg 6
1920 7
1921 7^
1922 bedraagt
pCt,
AANDËELEN nog tijdelijk pari
verkrijgbaar in coupures van f250.»
Uitgebreide jaarverslagen worden op aanvrage gratis toegezonden.
VRAAGT INLICHTINGEN
VOOR DE HUISVROUW.
FEUILLETON
sa——ui——M—M—a—i i i «jininm—n—a
NO. 19439.
gg) BUITENL. WEEKOVERZICHT.
fx]
To Lausanne schijnt het pleit nu toch
•werkelijk beslist te zijn in gunstigen zin.
Dinsdag zal de vredo geteekend worden
ter vervanging van. het vredestractaat van
Sèvres. Angora heeft over de geheele linie
gezegevierd, kan men wel zeggen. Het Oos
ten heeft weer eens het Westen verslagen
omdat het Westen een nieuwe strijd
niet aandurfde. Daarvan hebben die Tur
ken allerbandigst gebruik gemaakt en na
,echt-Oostersche koopmanschap zijn zij
meester van het terrein gebleven. De Hal
ve Maan zou uit Europa verdwijnen en
naar Azië worden teruggedreven, zoo heet
te het. Het tegendeel ziet men: De Halve
Maan heeft zich dieper Europa weer in
gedrongen door 't terugkrijgen van Adria-
jn-opel met Karagatsj als een soort brutgge-
hoofd aan dén Westelijken oever der Ma-
ritza. Alleen dit feit waarborgt op den
'duur o.i. al het ontstaan van nieuwe Bal
kan-troebelen, met het gevaar van uit
breiding, dat daaraan steeds verbonden
blijft.
Van schadevergoeding door Turkije is
/vrijwel geen sprake, zelfs zijn de zoo door
den Turk gehate capitulaties, die den Wes-
terschen mogendheden een soort voorrecht
gaven boven eigen landgenoot en afgeschaft.
Turkije neemt in het internationaal ver
keer en in de internationale wetgeving
voortaan een vrije zelfstandige plaats in
gelijk aan de andere „beschaafde" mo
gendheden. Het etiikerfc onbeschaafd dat
door do capitulaties op Turkije was ge
plakt, is weggewischt. In hoeverre [Arme
niërs etc. daarvan het slachtoffer zullen
gorden, dient te worden afgewacht.
'Als succes voor de geallieerden kan men
lijzen op de verkregen vrije doorgang door
Dardanelles! en Bosporus. Maar is dat ook
Diet meer schijn dan wezen? Hoe, wan
neer Turkije daar e>ens onverwachts een
mijnenveld legt, wat todh tegenwoordig
Cen kleinigheid is geworden?
Maar hoe het zij, het zal dan Dinsdag
'Vrede zijn in het Oosten, ook al blijft er
Dog veel te regelen, da-ar alles, waarover
men het niet eens worden kon, eenvoudig
,uit het vredesverdrag is gelicht en ver-
Avezen naar latere onderhandelingen. Het
z!al vrede zijn
Iets, wat hier in het Westen helaas nog
•altijd niet is te zeggen. Langzaam maar
zeker nadert men echter toch het beslis-
öingsstadium in de vraag: zal de entente
nog langer voortbestaan, ja dan neen.
Ook al weer in schijn want in wezen is de
Entente reeds lang overleden. Wie twijfelt
■nog daaraan? Weldra zal Engeland allen
'Oovlogsbondgenooten voorleggen zijn con-
fcept-antwoor-d op lo Duitsdhe nota van 7
Jvmi en zal speciaal Frankrijk hebben te
kiezen tusschen een volledig isolement
't kleine België telt weinig mee, wanneer
'dut trouw zou blijven of een zich aan
sluiten bij de Engelsche, id.w^z. Europee-
jBche opvattingen in het sohadevergoedi ngs-
vraagstuk. In dit geval vertegenwoordigt
fengcland immers om zoor te zeggen de we
reldopinie omdat dit toevalligerwijs
'ook in het Engelsoho voordeel is. Het is
Dog altijd onzeker, h-oc Marianne's keus
t^al uitvallen. Naar do jongste rede van
Poincaré to ooïdeelen, gehouden te Sen
ilis bij do onthulling van een oorlogsmonu
ment vreemd tooh, dat daarmee ieder
flan.d steeds meer wordt overdekt, terwijl
vredesteekenen tot de zeldzaamheden be-
kooren! is er weinig reden voor opti
misme. Het was de oude strijdkreet van
'den Gallischen haan, zij het in imperiahs-
me-negatio gesteld geluid waarover men
niet weet of men lachen dan wel schreien
dan wel beide tegelijk moot doen. Welk
!ècn prachtbeëld van het in gebiedsuitbrei
ding geheel onbaatzuchtige Frankrijk, dat
alleen maar EIzas-LoEharingen terugnam.
Met vergeten, dat onder de besliste wei
gering der overigen slechts noodé werd af
gezien van den Iinker-Bijnoever, zoodat
Bismarck's fout van 1-871 door toevallige
'omstandigheden buiten Frankrijk's eigen
wil om werd vermeden. En zoo de hee.e
rede door
Weliswaar heeft Poincaré deze elke nieu
we schijn-overeenkomst in den kiem smo
rende verklaring moeten terugnemen on
der het zeer doorziohtige voorwendsel, dat
deze al was opgesteld voor Baldwin's uit
eenzetting voor het Engelsche parlement,
maar bepaalde reden voor hoop in de toe
komst zien wij daarin niet.
Poincaré zal moeten begrijpen zoo lang
zamerhand, dat Marianne op fijner ma
nier de communis opinio zal hebben te ont-
I goochelen, wanneer zij nog op eenige waar-
j deering aanspraak zal willen makenzoo
zij haar houding niet wil herzien. En be
paalde aanwijzingen daarvoor zien wij geen
enkele. Zelfs niet de verklaring van Be-
nesj, den Tsjecho-Slowakschen premier
die eenigszins als eenheids-makelaar fun
geert den laatsten tijd en resp. Londen,
Parijs en Brussel heeft bezocht.
Lang zal de onzekerheid niet meer du
ren, gelijk reeds opgemerkt. Wanneer
Frankrijk het Engelsche concept-antwoord
ontvangen heeft, hetgeen uiterlijk begin
volgende week het geval zal zijn, dan is
het beslissingsuur gekomen.
Hoe, wanneer Frankrijk zich geheel ont
trekt aan deelneming en ook hoe wanneer
de entente voor het uiterlijk wordt Bier-
sfceld? In geen van beide gevallen kan
Europa zich b'epaald veilig gevoelen, 'al
geeft het tweede tenminste uitstel en dus
tijd om naar verdere ontspanning te
zoelcen.
Men vergëve on§ dit pessimisme, rrïaar
aan een herstel der entente gelooyen wij
nu 'eenïnaal niet meer, hoogstens aan een
nieuwe oplossing öp een reeds zoo Vaak
gescheurde plek
(Nadruk verboden).
Leerplichtwet eh vervolgonderwijs.
Het wetsontwerp tot wijziging der Leer
plichtwet van 15 October 1921 is al niet
zoo jong meer. Het is ingediend 13 Deo.
1922.
Zoo oppervlakkig beschouwd zou men ge
neigd zijn té zeggen, dat wij met de rege
ling van het Lager Onderwijs wat aan het
„sukkelen" zijn. De wijzigingen in de wet
geving op dit pimt volgen elkaar zoo snel
op, dat er onzekerheid omtrent dezen tak
van dienst ontstaat, en het getuigt van veel
toewijding in iemand buiten het onderwijs,
als hij het zoo ver brengt, dat hij op een
willekeurigen dag precies weet, hoe het er
mee staat.
De nieuwe L.-O.-wet heeft het zevende
leerjaar ingevoerd en het vervolgonderwijs
'geregeld en de leerplichtwet daarmee iu
overeenstemming gebracht. Maar dat is
alles weer zoo ongeveer op losse schroeven
gezet. Het vervolgonderwijs is niet uit dc
wet verdwenenmaar het Rijk zal niet,
zooals aanvankelijk was vastgesteld, de
kosten van het personeel voor zijn reke
ning nemen. In de L.-O.-wet van 1920 werd
bepaald, dat overal, waar zich ten minste
zes leerlingen aanmeldden, die het gewoon
of buitengewoon L. O. hadden, genoten en
niet meer onder den leerplicht vielen, van
gemeentewege de gelegenheid zou worden
gegeven om vervolgonderwijs te genieten.
De wet bepaalde hoe lang zoo'n vervolg
cursus ten minste en ten hoogste zou moe
ten duren en het Bijlc zou voor de salarissen
van de onderwijzers zorgen.
Maar bij de laatste wetswijziging is door
al dat moois een streep gehaald: het Rijk
zorgt niet voor de salarissen en als dus de
gemeente geen lust heeft om do zorg op zich
te nemen, dan komt cr van dat vervolg
onderwijs niets. Het gevolg zal waarschijn
lijk zijn, dab vooral ten plattelande eeü
verbazend groot percentage van de jeug
dige bevolking na het gewone schoolonder
wijs niets meer zal genieten, en dat wordt
nog noodlottiger, nu ook dat zevende leer
jaar, waarvan men zooveel goeds verwachtto
voorloopig zeker en voor hoe lang
ojd zich zal laten wachten.
Immers, het wetsontwerp l ot wijziging der
Leerplichtwet bepaalt, dat gedurende 1923
en 1924 de leerplicht eindigt, zoodra 't kind
zes jaren leerling ecnei* lagere school is
geweest en hét od der wij van zes klassen
heeft genoten, maar nu in elk geval tot den
twaalfjarigen leeftijd de gchool zal moeten
bezoeken.
Dat is de hoofdzaak.
In de M. v. T. zegt de Minister, dat hij
uit bezuinigingsoverwegingen tob dit voor
stel is gekomen. De leerverplichting voor
het zevende leerjaar wordt opgeheven; de
scholen zijn niet verplicht een zevende leer
jaar in te voeren vóór 1 Jan. 1925 en mis
sen daardoor de bijdragen van Rijk en Ge
meente niet;' dus is het ook niet noodig een
zevende leerverplichting op te leggen, want
dat zevende jaar aou in veel gevallen neer
komen op een hertaling van het zesde leer
jaar. Het zou, -T^lgens den Minister, de
vraag zijn, of er wel plaats was in het
schoolgebouw voor een dubbele zesde klasse,
nu de verplichting om een zevende klasse-
te hebben niet bestaat. Maar wordt er
vergoelijkend aan toegevoegd, na 1924 komt
het zevende leerjaar natuurlijk weer in wér
king.
Over 'dat „natuurlijk' zijn verscheidene
leden .van de Tweede Kamer blijkens het
V.V. het niet eens; zij laten niet onduide
lijk doorschemeren, dat zij vreezen, dat de
ontheffing van de leerverplichting over dat
zevende jaar nog wel wat langer zal 'durón.
Uit dat y.V. gedateerd 1 Maart 1923
stippen wij een en ander aan.
Vele leden hadden er bezwaar tégen, dat
de leerverplichting na zes jaar zou eindigen.
De Minister zegt wel, dat het een tijdelijke
maatregel is tot 31 Dec. 19Ö4, maar fcij Ver
wachten een verlenging van het uitstel én
dan valt daardoor het zevende leerjaar. Het
ontwikkelingspeil van hen, die geen ander
dan het gewone L. O. genieten, zou ontzag
lijk dalen en het aantal van dezen wordt
nog grooter, nu hef aan de gemeentebestu
ren wordt ovérgelaten of er al dan niet
vervolgonderwijs zal worden gegevèn. De
vernietiging van het vervolgonderwijs is
doocr den Minister goedgepraat met verwij
zing naar het zevende leerjaar en nu schaft
dezelfde Minister feitelijk datzelfde zevende
leerjaar af. Maar er is nog een ander be
zwaar. De Arbeidswet en het verdrag van
Washington, waartoe pok Nederland is toe
getreden, verbieden kinderarbeid beneden
14 jaar. Wordt dus het zevende leerjaar
onmogelijk gemaakt en verlaten de kinderen
op 12 jaar de school, dan loopen zij een paar
jaar (rond en die twee jaar zullen voor ve
len zijn de „leerschool van de straat", met
alle ellende, die er aan verbonden is.
Ook geloofde men maar weinig van de be
zuiniging, die de Minister als argument be
zigt. Vele scholen zijn gebouwd en inge
richt in verband met de aanvankelijk wet
telijk opgelegde zevenjarige leerverplichting
en het onderwijs is daarop ingericht. Zelfs
hebben sommigen gerekend op een achtste
en negende leerjaar en al de daaraan be
stede kosten zijn dus eerder verspilling dan
dat er bezuiniging zal zijn.
De leden waren het ook niet eens met den
Minister, dat het tweemaal volgen van de
zesde klasse nutteloos zou zijn integendeel
zou de leerstof er beter door worden vast
gelegd.
Natuurlijk waren er ook verdedigers van
het voorstel. Zij vonden het niet zoo bijster
erg, dat de kinderen op 12 jaar de school ver
laten en niets meer krijgen dc meisjes kon
den in het huishouden gaan cn de boeren
jongens mochten voor hun 1-4 jaar wel mee
werken op het platteland vonden de boeren
zes jaar schoolgaan voldoende voor het be
drijf. Bovendien vonden zij, dat ieder vrij
moet zijn en zij waren daarom wel geneigd
de geheele afschaffing van de leerplichtwet
te steunen die wet last de rechten der
ouders aan cn belet hun vroegtijdig van de
inkomsten der kinderen te genieten.
Dat waren in hoofdzaak de groole bezwa
ren legen de algemeene strekking van het
wetsontwerp en de verdediging van de voor
standers. De overige opmerkingen, die wij
niet uitvoerig weergeven, waren in hoofd
zaak antwoorden op de vraag „Zou het zóó
niet kunnen die gegeven werden door le
den, die tusschen voor- en tegenstanders
dobberden.
Bijvoorbeeld Als wij den zevenjarigen
leertijd eeSs verplicht stelden voor scholen,
die, er op ingericht zijn Of Zou men niet
de zevenjarige verplichting kunnen houden
en aan het schooltoezicht het recht geven
om ontheffing to verlcenen Of Zou men
den beginleeflijd niet kunnen verhoogen om
RECLAME.
TELEFOON 408 POSTREK. 11603
ff
I»
li'
II
ij
II
ff
H
II
II
II
II
II
II
II
I»
Correspondentschap WarmondG. ONDERWATER.
betere aansluiting aan de Arbeidswet te krij
gen OfZou men niet in de lagere klasse
halve dagen school kunnen houdendan
deed men aan bezuiniging en de zevenjarige
leerverplichting kon blijven OfZou men
de Arbeidswet niet kunnen wijzigen
Het spreekt vanzelf, dat de M. v. A. de ge
opperde bezwaren overdreven acht.
De Minister verzekert, dat het zijn heilige
overtuiging is, de onthelting van den zeven
jarigen leerplicht niet langer te doen duren
dan lot 31 Dec. 1924 hij doet het voorstel,
door den nood gedrongen en kon vóór een
paar jaar niet welen, dat bezuiniging zoo
noodig was. (II)
Dit ontwerp verbiedt ook niet een zevende
leerjaar aan de school to verbinden het
onthelt de ouders van de verplichting er ge
bruik van te maken.
Van de instelling van een zevende leerjaar
zijn de scholen toch vrij tot 1 Jan. 1925 er
is dus geen bezwaar, tot dien datum vrij
stelling van den leerplicht te geven.
Wij nemen ten slotte nog een paar op
merkingen over uit het „Alg. Ned. Land
bouwblad". Sommige leden en de Minister
hebben beweerd, dat het voor de landbou
wende bevolking niet zoo erg is, dat de kin
deren op 12 jaar verder geen onderwijs ge
nieten. Het genoemde blad betreurt dat, om
dat het voor do jongens zoo noodig is om
rijp te zijn voor het volgen van landbouw-
cursussen. Daar is juist behoefte, ook aan
vervolgonderwijs. Op de dorpen zal dat ont
breken, omdat de vroede mannen ten plat-
lenlande nog heviger, bezuinigers zijn dan
de Minister. Als men klaagt over den ach
terstand van bet platteland moet men beden
ken, dat die'het gevolg is van een tekort aan
behoorlijke ontwikkeling en deze is in vele
gemeenten alteen te krijgen, als de wet er
toe dwingt.
Naschrift
Nadat het bovenstaande geschreven was,
lazen wij
De Minister yan Onderwijs heott tot de
inspecteurs van het Lager Onderwijs een
aanschrijving gericht, waarin deze amb
tenaren worden aangespoord, er het oog
op te houden dat de leerplannen van zoo
wel openbare als bijzondere scholen be
lmoren te voldoen aan het voorschrift van
art. 3 der wet, volgens welke de leerstof
moet worden verdeeld over zeven achter
eenvolgende leerjaren, tenzij de school
nog niet volledig is uitgegroeid. Ook dan
zal evenwel het leerplan der school de
verdeeling der leerstof moeten vermelden
over zeven leerjaren, omdat steeds kan
worden beoordeeld, of de leerstof over do
verschillende leerjaren aldus ie verdeeld,
dat naar den eisch van art. 90, le lid een
voldoend en regelmatig voortschrijdend
onderwijs in de verschillende vakken
wordt verkregen.
Moeten wij hierin zien een bewijs, dat de
Minister toch werkelijk het zevende leerjaar
wil handhaven, maar voorloopig niet
„dwingt om in fé"gaan
Een van mijn lezeressen vroeg mij het een
en ander over de inmaak te vertellen. Dit
is een bij uitstek vrouwelijke arbeid, die
ieder jaar terugkeert, juist altijd in den heer
lijken vacantietijd, omdat dan de meeste
groenten en vruchten rijp zijnl Het is druk,
natuurlijk! met de inmaak, maar het
behoeft tegenwoordig geen corvée meer te
zijn en de risico, dat de conserven niet goed
zullen blijven, is in onzen tijd lol een mini
mum beperkt. Het onpleizierige van het in
maken is alleen, dat je nooit precies weet,
wanneer je den bestelden voorraad thuis
krijgt. Dat hangt van de zon cn den regen
af cn maar al le dikwijls gebeurt het, dat de
tuinbaas uit den moestuin komt en aankon
digt: „Mevrouw, je krijgt zóó alle grooteboo-
nen!" juist op 'n dag, dal je ook 'n kamerbeurt
hebt; ot dat de groenboer manden vol prach
tig rijpe kersen op de mat zet een uur vóór
je logées at gaat halenl Dal zijn nu eenmaal
de moeilijkheden van het huishoudelijk be
drijf I
Oorspronkelijke Ho\l. detective-roman.
Door R. J. BRANDENBURG.
(Schrijven van „Het doodend Zwijgen").
(Nadruk verboden).
HOOFDSTUK I.
In Holland.
1)
■Wij waren den vorigen dag te Vlissiogen
aangekomen en omdat de zeo ruw geweest
•was, had ik mij onprettig gevoelddaar
om zouden wij de reis niet terstond voorts
zetten, maar hadden ons geïnstalleerd in
hotel „Noorclzee-Boulevard", vlak bij heft
standbeeld van de.n grootsten Neöerland-
fichen zeeheld, Michiel de Ruyter. Ik was
ispoedig weer opgeknapt en den avond na
den dag van aankomst had ik mijn diner
alweer met smaak genuttigd en zaten "wij
ionder het neergelaten zeil in de witgelak
te avmstoeltjes te genieten van ons kleintje
koffie en van het heerlijk gezicht op de
Schelde.
I Telkens klonk het dreunen van de stoom
fluit van een sóhip, dat om dön hoek kwam
^aangevaren, en dan schoot een der kleine
Hollandschc of Bèlgische loodsbootjes ui£
heb haventje met een sneltreinvaartje op
èt schip af, draaide" bij en als een mier
zogen wij dan dekloods togen de verschan
sing, die als een muur uit het water op
rees, omhoog klauteren.
De lucht was vervuld van de zee en geur
de frisch en kernig, als naar avontuur. De
ondergaande zon trok oranje en lila stre
pen langs de bank, die uit het westen uit
de zee kwam opstijgen.
Wij zaten beiden te peinzen. Nog één
dag gezellig met zijn beidjes en dan zouden
wij vertrekken naar „Den en Beuk", dc
buitenplaats van Arthur's oom den broer
van zijn overledeR moeder Albert van
der Heule. Dan zou ik kennis maken met
de Hollandseke familio van mijn man. En
daarom had ik er op a>angedrongen om
hier te blijven tot ik geheel do oude Ann
Weer was, want ik wilde graag een goeden
indruk maken.
Sinds de dramatische gebeurtenissen, die
mijn verloving met lord Corn way vergezel
den zijn ruim vijf jaar verloo-pen.
Tante. Jane, die een tweede moeder voert
mij is, zegt, dat ik een heele dame gewor
den ben, en aan den klank van haar stem
lean ik wel hooren, dat zij dat noodt van mij
had verwacht. Er klinkt werkelijk eerbied
uit.
Ik ben na mijn huwelijk heusch wat ge
zetter geworden, maar overigens ben ik
nog precies dezelfde van vroeger en mijn
humeur laat neg steeds niets te wenschcn
over behalve wanneer de zee mij te
pakken heeft gehad. Want gisteren was ik
.werkelijk om uit mijn vel te springen.
Wij waren aanvankelijk van plan ge
weest, Arthur en ik, om eer ons bezoek
Deze zijn beschreven in: „Het doodend
Zwijgen" (Yalkhoff en Co., Amersfoort,
cn vroeger in het „U IV')
aan Nederland te brengen; maar de groo-
te oorlog stuurde dit plan in de war.
Eenigen tijd, nadat wij waren getrouwd,
moest Arthur in dienst. Ik heb ook altijd
van die stroppen dit woord zou tante
Jane nu toch zeker niet erg passend vin
den voor lady Cornway maar ik kan
het niet afleeren ze toch te gebruiken. Ar
thur werd, ongetwijfeld vanwege zijn bui
tengewoon scherpzinnige eigenschappen, bij
den bijzonöeren speurdienst ingedeeld en
heeft zich daarin ten zeerste onderschei
den: hij heeft merkwaardig interressanle
avonturen beleefd en "misschien vertel ik
er later wel eens van, al vind ik het ook
niet leuk, dat ik er niet bij geweest ben.
Een baby heb ik nog niet. Het spijt ons
heel erg. Èn nu zeg ik er "geen woord meei
óver.
„Wat ben je stil", zeide Arthur plotse
ling. „Ben je nog nipt heelemaal opgekik
kerd
Arthur is altijd vol zorg voor mij, wtat
natuurlijk niet meer dan een staaltje van
zijn plicht is. Om die zorg zooweel moge
lijk te verlichten, houd ik mij meeetal heel
dapper, als ik eens wat hebiets, wat ge
lukkig maar zei-den voorkomt. Maar nu
voelde ik mij zoo lekker als kip en ik ant
woordde in het Hollandsch
„Ik zit over je zonden na te denken."
„Bravo 1" zei Arthur met een warme
schittering in zijn oogen. Hij weet, dal ik
mij ontzaglijk veel moeite gegeven heb om
de reusachtig zware Hollandsche taal naar
behooTen te leeren spreken. Want dat is
me iets, hoer, dat Hollandsch
„Ik dacht, dat ik altijd zoo ongelukkig
ben, eerst omdat je zoo gauw na ons huwe-
lijk bij mi; weg moest en nu weer met die
ellendige zeeziekte 1"
„Er zouden duizenden vrouwen in Europa
de helft van haar leven willen geven, als
zij zoo ongelukkig waren als jij", rneenac
Arthur glimlachend. Hij speelde rnet zijn
trouwringiets, wat hij bijzonder graag
schijnt te doen. De tranen sprongen mij
j in de oogen en ik streelde zijn knie.
„Ilc ben vreeselijk ondankbaar," zei ik
zacht.
„Je bent mijn lieve vrouw," antwoordde
hij. „Kijk eens hoe prachtig de zon schijnt
aan den overkant van het water."
De dalende zon scheen tot afscheid liaar
gouden hand te leggen op het stadje cn de
duinenrij, die wij heel klein in de verte
over het zilveren water zageneen paar
sehoorsteencn staken als de pijpjes van een
e-cn kinderstoommachine omhoog in de hel
dere, blauw-grijze lucht.
„Is het overal in Holland zoo mooi?"
vroeg ik
„Het is een heerlijk land, eén land om
veel van te houdenhet is moeders land",
antwoordde Arthur.
Er klonk rumoer van stemmen, binnen
In de restauratie-zaal, door de omhoog ge
schoven ramen- Ik keek om, een viertal
hecren stonden te praten en druk te gesti-
c-uleoren om een opengeslagen courantze
ker het avondblad, dat juist door een klei
nen jongen, die een heelen stapel aan een
riem op zijde droeg, was gebracht.
Arthur tikte den ober, die net met een
tafeltje h'ad afgerekend en die vlug nader
trad en vriendelijk lachend vroeg wat wij
wensohten. Arthur bestelde nog twee kof
fie. De ober bracht de kopjes, doch niet
dan na even met het groepje beeren. te
hebben gesproken. Toen hij dc koffie neer
gezet bad, bleef hij staan, het servet over
den arm, en zeide: „Heeft u het al ge
hoord? Gisteravond is in Den Haag een
bankier vermoord. De couranten staan er
vol van."
„Brong ze me dan straks maar eens",
zeide Arthur en stak een sigaret op, ter
wijl ik de klontjes verdeelde en ons beiden
van melk voorzag.
„Heeft het diner mevrouw nogal ge
smaakt?" vroeg de ober.
„Uitstekend, ober," antwoordde ik „'t
was erg lekker." Ik zag hoe de ober glun
derde; het compliment aan de hotelkeuken
straalde blijkbaar ook op hem af en hij re
pliceerde galante „Mevrouw spreekt al
uitstekend Hollandsch.
Nu was het mijn beurt om trotsch t-o zijn
en ik kan niet ontkennen, dat de lof van
den ober mij goed deed.
Daar werd de dienende geest weggeroe
pen cn verdween in het hotel. Toen hï;
weer buiten kwam, had hij zich al meester
gemaakt van een. der bladen en kwam dit
triomfantelijk brengen.
Arthur sloeg het open en wij lazen een
kolommen lang verslag, waarvan de in
houd, ontdaan van de gebruikelijke jour
nalistieke franje, op het volgende neer-»
kwam
„Gisteravond is de bankdirecteur Van
Molen in de kluis van zijn Bank In de X.»
straat vermoord gevonden.
r Y- v •-
(Wordt vervolgd).