SPAARBANK
STATIONSWEG 43
Eindelijk «eergevonden
No. 19427.
LEIDSCH DAGBLAD, Zaterdag 7 Juli.
Tweede Blad. Anno 1923.
NAAR IJSLAND.
TELEFOON 408.
POSTREKENING 11601.
Eente 4.25 procent.
De gelden zijn dagelijks opvraagbaar.
Neemt g-elden a deposito op korten en lang-en
termijn, rente van 4.5 pCt. tot 5.5 pCta
Hetdividend over 1922 bedraagt 7' pCt.
üandeelen nog- tijdelijk a pari verkrijgbaar
in coupures van f 2SO.—
Uitgebreide jaarverslag-en worden op aan»
vrag-e g-aarne g-ratis toegezonden.
Correspondentschap Warmond, O. OHDEEWATER.
De Excursie van Ned. Land
bouwers naar Noord-ltalië.
FEUILLETON
I- VI.
(Nadruk verboden).
Reykjavik, 13 Juni 1923.
Reykjavik, rookbocht, zoo noemde Ingolf,
de eerste kolonist op IJsland, de plek, waar
de pilaren van zijn „hooge zetel", met
'Thors beeld er op, drie jaar na zijn landing
in 874; aandreven en waar dus de goden
hem een woonplaats aanwezen; daar zag hij
den rook der warme bronnen uit den bodem
opstijgen. En Ingolf heerschte daar als we
reldlijk hoofd en lioidensch priester „godi",
zooals dal genoemd werd, en na hem zijn
afstammelingen,- totdat zijn g -dacht uit
stierf. Toen bleef Reykjavik eeuwenlang
niet meer dan een gewone hofstede, terwijl
een eiland er tegenover, Effersey, de han
delsplaats was. Maar in het midden van de
18de eeuw deed de Deense he Koning, die de
industrie wilde bevorderen, er een kleeren-
fabriek oprichten; de handel ging toen ook
naar Reykjavik over, de Latijnsche school
en de Rcgceringsbureaux werden er geves
tigd, zoodat de plaats groeide. In 1801 li ad
zij niet meer dan 307 inwoners, in 1900
■6000, terwijl zij nu bijna 20.000 zielen telt.
Het ligt op den Noordkant van een spits
toeloopende landpunt in d? Faxafjord, vlak
tegenover liet machtig gebergte Esja en het
- voorgebergte Akranes aan den anderen kant
van de llvalijord, terwijl tusschen deze
beide in de verte de besneeuwde toppen
glinsteren van de Skardsheide. Terwijl het
zelf op de-lage heuvels ligt, wordt het naar
.Oost- en Zuidkant ingesloten door de kar
telige keten van de Hengill en de Vifilsfjell,
terwijl in het Zuiden .op de lage lavagron-
den van hel schiereiland Reykjanes de Kei-
- lir (kegel) zich verheft. Die bergen vormen
een ring van de fijnste kleurscliakeeringen
om Reykjavik heen; met hen en de zee aan
den anderqn kant, kan men zich geen
mooier insluiting van een stad denken.
En de stad zelf?
De eerste dagen leek zij ons het toppunt
Van leclijkheid: huizen van gegolfd zink,
nuchter van bouw in vuile linten, daken
'ook al van gegolfd zink, vaal van kleur cn
naar van vorm. De huizen aan den Oostkant
liggen kris cn kras door elkaar, of er een
kermisgezelschap huist, dat morgen weer
wegtrekt. Erfjes naast de huizen, vol stee-
1' nen, slordig cn rommelig. In de hoofdstraat
j kolossale gebouwen van steen of beton, die
L geheel buiten de rost vallen. Zoo was de
j eerste indruk. Maar het is merkwaaridg,
hoe gauw het oog aan die golvende gevels,
die eerst de gedachte aan een ..blikken
buurt" opwekken, went, en dan zijn er, ook
'onder deze, waardeerbare huizen, van drie
- verdiepingen met groote balkons en bloe
men voor de ramen. Dan begint men onder
die vale tinten kleuren te onderscheiden;
dan is men blij, als een dak rood is, al is
het dan van gegolfd zink, en als men be
denkt hoe hier dan ook niets geën bouw
materiaal is, dan bewondert men de. kunst,
die er dit nog van maakte.
Öp sommige punten lijkt de stad werkelijk
aardig en groolsteedsch, als men bijvoor-
beeld op den eenen heuvel bij het kerkhof
en in de laagte het bassin ziet blinken
•de Tjörn met de groote villa's er omheen
en daarachter, tegen den anderen heuvel
aan, de opgestapelde huizen in het zonlicht
Aan die Tjörn ligt ook een klein keurig
kerkje, terwijl de domkerk naast het Al-
thingsgebouw wij zouden dat noemen:
Stalen-Generaal staat, midden op de
vlakte tusschen de Tjörn en de haven. Nu
moet men zich geen groolsch idee maken
van de domkerk: hel lijkt wel zoo eenigs-
feios op een kerkje in het Groninger land,
lang en smal, met boven den ingang een
vierkant houten torentje, van waar de kvvar-
lieren cn uren door Reykjavik klinken. Zelf
is zij van gele steen en tegenover haar ligt
I- het groote plein „Austervöllur", waarop een
vierkant grasveld, door een hek gesloten,
waar~ in het midden het standbeeld van
Thorvaldsen staat, dat Kopenhagen in 1874
I bij gelégenheid van IJslands duizendjarig
beslaan aan Reykjavik ton. geschenke gaf.
Thorvaldsen was namelijk van IJslandsche
afkomst; hij schonk zelf zijn beroemd doop
vont aan de domkerk.
F menigte, die in dc domkerk ^n"r den
'grijzen predikant luisterde, onderscheidt zich
wat de mannen betreft, niet vr»r> ecnige an
dere menigte in de Germaanscho landen;
RECLAME.
100 €<orrespoiid£xitstIiai>pcii in Nederland*
8774
de meeslen vertooncn het Noord-Hollandsch
type; maar er zijn er ook bij, die Fransch of
zelfs Itn' -iansch konden zijn, en de klee
ding is algemeen Europeesch. Maar de vrou
wen maken verschil: haar kleeding n.l.;
haar type is over het geheel fijner dan het
Deensche, maar de gezicht m der oudere
zijn meer verweerd en meer aangedaan door
de stormen des levens. Zij dragenxle haren
in drie of meer vlechten halverwege den
rug, die vlechten worden o kunstige wijze
dooreongestrengcld, zóó, dat het laatste,
dunste eindje op het hoofd vastgemaakt
wordt onder de zoogenaamde ,,hufa", een
rond, zwart, plat kapje, waarvan rechts of
links een lange zwarte zijden kwast wel tot
op hét middel afhangt, die boven het oor
gevangen is in een bewerkt metalen ko
kertje. Nu kan men zich voorstellen hoe fier
en niooi het'jolige meisje haar goed verzorgd
zwaar haar draagt. Dan lijken het zware
gouden kettingen en de kwast hangt coquet,
maar o wee, als de haren uit gaan vallen,
peper-en-zout-kleur krijgen en de neiging
l om ze te onderhouden niet groot is! Dan
hanger er vettige slierten uit dit kapsel, die
een hoogst onfrisschen indruk maken. En,
draagt de IJslandsche de hufa, dan draagt
zij haar tot den dood toe. Verder zijn zij
op straat gekleed in 't zwart, met gekleurd
zijden boezelaar en grooten omslagdoek, die
soms zwart, soms gekleurd is en dikwijls de
palmen vertoont, waarin onze grootmoeders
ter kerke gingen. Bij dit stemmig gewaad
draden'zij som- ^rijze schoentjes met hooge
hakjes, maar meestal de lage, zwarte pan
toffel en op feestdagen witte glacé's.
Sommigen weten zich in dit gewaad met
een ouderwetschë gracie te bewegen en doen
dan denken aan de illustraties van „Fro-
mont jeune et Rislèr ainé" en dergelijke ro
mans. Maar de meesten komen beter uit in
huis, waar de omslagdoek afgaat en het
nauwsluitend lijfje zichtbaar wordt, met
witte kantjes er om en een. grooten strik op
de borst. Soms heeft men bijwijze van
keursje een langen zilveren ketting, die door
zilveren velergaaljes gehaald wordt, wat
een alleraardigst gezicht oplevert. Dit is de
daagsche kleeding. Den feesttooi ziet men
op straat uiterst zelden, gelukkig heeft een
lieve IJslandsche ons alles in huis .laten
zien. Dan is het zwarte gewaad met goud
geborduurd langs de opening van het lijfje
op de borst., waardoor een wit chemiselje
voor den dag komt. Fijn witte-plooiselljes
langs hals en armen... De rok vertoont ook
een breede strook kleurig borduursel, dat
bloemen en ranken voorstelt. Ora het mid
del en afhangend op den rok loopt een cein
tuur van verguld-zilveren schakels die
wij zagen was van de 16de eeuw waar
op bijbelsche voorstellingen. De laatste
schakel onderaan stelde een vrouwelijk
naaktfiguurtje voor boven een klein paardje,
zoodat het niet goed uit te maken was wat
het moest verbeelden.
Maar het eigenaardigste bij dit feestge
waad is de hoofdtooi, de „faldur". Daartoe
wordt eerst op het hoofd gezet een stijve,
wit-salijnen vorm, omgekruld als de muts
van „Marianne" op de politieke platen, en
de witte tulen met kant versierde sluier, die
tot op het middel neerhangt, wordt daaraan
vastgehecht door een gouden hoofdband,
zooals de middeleeuwsche koninginnen
droegen. Men kan zich voorstellen hoe flat
teus dat is. Dit ziet men meer dragen, alleen
heel enkel bij plechtigheden binnenshuis.'
Maar wel ziet men nog op straat 's Zondags
het fluweelen, met bont afgezet overkleed,
een koningsmantel uit vroeger tijd lijkt dit
wel, eenvoudig oiii de schouders geslagen
cn rnet een prachtigen gesp op de borst vast
gehecht. Zoo gaat 's Zondags de promenade
door de -breede hoofdstraat van Reykjavik,
de kleine paardjes met hun steile bossen
manen op den nek dribbelen daar haastig
doorheen, en de groote dikke ruiter op hen
komt bij hun draf niet uit het zadel, maar
zit stil als op een stoel. Meestal heeft een
ruiter nog een, paar andere paard ins aan
den teugel en dan holt dat span als de blik
sem zoo snel, dribbelend naar de waterbak
ken en staat met de warrige hoofdjes vlak
bij elkaar te drinken in de ruime bakken.
Ook stonden er ruslite grazen in de
weitjes tusschen de#huizen aan den buiten
kant. Op dien Zondagmiddag hadden een
paar schimmeltjes genoeg van hun weitje,
zij wandelden kalm tusschen de voorbij
gangers en gingen naar een koel modder-
plekje in de schaduw, wentelden hun rug
gen daar met wellust in, zoodat die acht
hoefjes in wirwar ronddraaiden £n liepen
bemodderd en wel weer naar hun weitje
terug.
Maar meer automobielen dan paardjes
zijn er op 't oogenblik in Reykjavik. De
auto's hobbelden over de kéiïge landwegen
en glijden over het goede plaveisel van de
stad. Lastauto's met kabeljauw, die naar de
drogerijen gaat, daveren door de straten
niettegenstaande den Zondag cn tusschen do
huizen en auto's door heeft men telkens uit
zicht op de zonnige bergen en de glinste
rende zee. G. M.
XVI.
.(Particuliere Correspondentie). J
Nadruk verboden.
Italië en Italianen.
Wie voor het eerst in Italië komt en de
menschen op straat met elkaar ziet „pra
ten", denkt dat ze ruzie maken. Hun oogen
schieten vuur en met de handen slooleii ze
elkaar in de ribben. Per slot van rekening
blijkt het onderhoud van zeer vredelieven-
den aard geweest te zijn, de een deelde den
ander slechts mede, dat de bébó den eer-,
sten tand had gekregen.
Op een onzer autotochten hebben wij zoö
eens gemeend, dat de bestuurder gelyncht
zou worden. Men had verzuimd den clmuf*
fours mee te deelcn, waar hct'doel van den
tocht was. Nu rijden Hollanders in Italië
niet graag korter dan 600 M. achter elkaaj
dat heeft een gegronde reden, waarop wei
zoo straks terug kompn met het nood*
lotlig gevolg, dat onze chauffeur op een ge4
geven oogenblik zijn voorganger in het gc^
heel niet meer zag. Dus werd in een dorgf
den weg gevraagd. Dadelijk sprongen een:
stuk of 5 boerenarbeiders op de auto af; de
een wees rechts, een ander links en ieder'
trachtte al de overigen te overschreeuwen.
De chauffeur brulde daar tusschendoor,
schudde heftig van neen, zwaaide met zijn
armen en sloeg met zijn vuist. De menschen
wondden zich al meer op, maar juist toen
we dachten dat de chauffeur uit den wagen
zou worden gesleurd en dc sleencn door dc
ruilen zouden vliegen, kuierde liet vijftal
rustig heen. De chauffeur liet ze-tot dank in
een kolossale stofwolk achter, want hij
moest even zijn schade inhalen cn toonen,
dat hij zijn „Fiat" besturen kon. Wat dit
beteekent, weet alleen iemand, die in Italië
is geweest. Maximum snelheden schijnen
nergtens te beslaan, zelfs in de groote steden
rennen dc automobielen elkaar voorbij, dal
vindt de Italiaan blijkbaar sportief. Vooral f
jonge fascisten kunnen ermede terecht. Soms
zagen wij met groote snelheid een race-wa
gen naderen en dan begrepen we het al
zoo'n beèlje. Enkele oogcnblikken later stoof
het ding voorbij met een viertal vlotte jonge
lui in zwarte hemden met fladderende das
sen en groote flambardhoeden diep over het
voorhoofd getrokken. Ze deden je even aan
de verhalen van die oude Ilaliaansche roo-
vers denken, die, niettegenstaande ze heel
wat op hun kerfslolc hadden in hun soort
„gentlemen" waren. Maar deze racers ma
ken de buitenwegen bepaald onveilig en
dan het stof
Alles ziet er in Italië stoffig uit, de huize®
niet liet mints, maar zooals op dc buiten*,
wegen door de automobielen het, stof wordt
opgejaagd, daarvan heeft men in Holland
geen idee. Wanneer het stil weer was, reden
onze auto's wel op 5 minuten van elkaar,
omdat de chauffeur anders geen uitzicht had
op den weg. En als er een wagen van den
anderen kant ons voorbij snorde, was het
„berg je" en doken we allen zoo diep moge
lijk in onze regenjassen weg, terwijl de be*
stuurder de snelheid sterk verminderde.
In de steden stuift het minder, omdat hier
kan wordengesproeid, maar te begrijpen is
het, dat niet alles in de puntjes kan zijn.
Nederlandsche huisvrouwen, die 5 minuten
na hot schoonmaken „al weer" stof op piano
of schoorsteenmantel ontdekken, moeten wij
beslist afraden naar Italië te gaan. Ze kun
nen het in dat land geen dag uithouden!
De hotels zijn natuurlijk evenmin in alle
opzichten even proper en laten vooral op
bepaalde plaatsen uit hygiënisch oogpupt
zeer veel te wenschen over. Nu slaat de Ita
liaan niet direct vanwege zijn zindelijkheid
bekend en daaraan schrijven we het toe, dat
bij onzen terugkomst nogal eens door ken
nissen belangstellend werd geïnformeerd, of
we ook „iets" hadden meegebracht. We
moesten echter de vragers in ons antwoord
steeds teleurstellen en we willen eraan toe
voegen, dat we van geen der deelnemers der
excursie, 16 in getal, in dit opzicht óén
klacht vernomen hebben en het gezelschap
heeft in 12 verschillende hotels een nacht
verblijf gehad. Op het beddegoed is de Ita
liaan beslist zindelijk. Alleen doet het in
den beginne vreemd aan, dat de vloer van
het slaapvertrek meestal van steen is. Dal
slaat erg koud en ongezellig, terwijl de don
kerbruine kleur, waarmee het houtwerk
veelal is geschilderd, er niet tpe bijdraagt,
het geheel op te vroolijken.
De Italiaan kijkt over het algemeen niet
zoo nauw, hij is gauwer tevreden, zal zich
niet zoo inspannen, maakt het zich minder
moeilijk en leeft daardoor met veel mindei
zorg. Dat treedt bij cn in alles naar voren
Tijdens ons korte verblijf hebben we die ka
raktereigenschap meermalen opgemerkt. Zij
is trouwens een typisch verschil tusschen
het Latijnsche en het Germaansche ras in
het algemeen. Het warmere klimaat is daar
van misschien mede de oorzaak, in zooverre
Dit het Engelsch van ADELINE SERGEANT.
82)
„Ik geef het ap: het spel is verloren",
zei Johu Holden, zijn hoofd opheffend, en
de handen wijd uitgestrekt, als een oinwil-
lekeurig gebaar van overgave. „Je zult de
geheele waarheid weten, Kitty, al zal je me
ook voor altijd daarna hat cm. Ik scheidde
je van je echtgenoot en hield zijn brief aan
je achterden brief, die waarschijnlijk t-ot
ccji verzoening zou geleid hébben. En ik
nam je kind, je jongen, weg"! Hij etierf
nietHij is het, dien ik vanavond «neer
sloeg do jongen, dien je als Laurens Ogil-
vie gekend hebt, hij is je zoon.
HOOFDSTUK XXXVII.
Aan den rand.
Catherine nam het heel kalm op, zooals
zij al de wonderlijke veranderingen gedaan
had, die haar in den laatsten tijd overko
men waren. Zij zat een korten tijd volko
men stil, nadat John Holden haar óo waar
heid had medegedeeld en toen Oiij half
wanhopend zijn hoofd ophief, om to zien
jwelke uitwerking het op haar gehad had,
ontmoette hij een blik vol van zooveel vrede
en vreugde en dankbaarheid, dat hij een
paar bittere woorden, die hij anders zou
gezegd hebben, binnenhield.
„Goddank, dat je het mij gezegd hebt,
John" zei ze eenvoudig.
„Het je gezegd heb, na drie en twintig
jaar; een lange tusschenruimte, bé?" zei
hij. „En nu kau ik wel naar huis gaan en
een eind maken aan wat onverdraaglijk is."
Hij maakte een beweging als om op te
staan, maar zij voorkwam hem door plot
seling haar hand op zijn arm te leggen.
Want zij had hem in het gezicht ge-zien
en daar gelezen, dat hij aan een wanhopig
middel dacht.
„Neen John", zei ze; „wat onverdraag
lijk was, is voorbijhet langdurig stilzwij
gen, het verbergen, dat was, wat je niet
verdragen kon. Het weer in-örde-maken
zal vanzelf vertroosten en het zou laf zijn
voor de pijn weg te loepen."
„Er valt niets goed te maken vóór al
deze lange jaren", antwoordde hij somber.
,,0 ja, zeker, John. Beteekent het niets,
dat je mij mijn jongen en mijn eohtgenoot
hebt teruggegeven V1
Kitty, Kitty, wat moet je me haten!"
„Waarom zou ik je haten?" zei ze, glim
lachend, ofschoon haar mond wat beefde
en baar oogen vol tranen stonden. „Dat
moet je niet denken, John."
„Wil je zeggen", vroeg hij, bijna ruw*,
„dat je over het hoofd kunt zien, dat ik je.
geluk verwoest, je van je echtgenoot en
zoon geseheiden, geweigerd heb, je vpor het
oog van de wereld recht te laten weder-1
varen en geëindigd ben met bijna den jonj
gen te dooden, dien ik belèedigd en gekwel
heb cp ale mogelijke manieren? 't Is me£
ménscleïijk. dat je me daarvoor niet. ha
ten zou, K'tty. Ik Ben be:eVf, dat te aan
vaarden - en al hel andere ook ais h;t
natuurlijk gevolg van mijn eigen dadiu;
zoo als ik reeds zeddeik heb het spel op
gegeven."
„Oe zult een nieuw soort van leven be
ginnen," zei Catherine, zachtjes. „John,
denk eens even na. Je bent voor het uiter
lijk altijd goed voor me geweest; ofschoon
je mij en de mijnen hebt benadeeld, ik heb
je altijd als een vriend beschouwd. Je
moeder en zuster zijo goed vocrr mij geweest
Het is onmogelijk, dat het mij niet zou
kunnen schelen, wat er van jc wordt, wat
je gevoelt en wat je doet. Je wilt nu toch
niets doen om een wolk over mijn nieuwe
leven te brengen?"
„Als ik voorgoed verdween, zou er een
wolk weggaan", zei John; maar zijn stem
klong wat minder hard.
„Beloof me, dat je niets overijld zult
doen, John."
„O, dat kan ik wel beloven", zei do beer
Holden kalm. „Ilc zal niets doen om je te
hinderen, Kitty. Ik zal wachten en mijn.
vonnis aanvaarden voor manslag of Iioe ze'
het noemen willen, als er iets met Lau
rens gebeurt; je behoeft niet eoo angstig
te kijken Mijn leven is mij in geen geval
heel veel meer waard."
„Je hebt. Rose."
„O, ja, Rose Rosé, voor wie ik je om
vergeving moei vragen, Catherine. Wat
een beschuldigingen heb je tegen onsHet
i3 onmogelijk, dar- jc ong vergeeft."
En met dit bittere woord verliet hij haar
'de ochtendschemering begon reeds te lich
ten, en h«j 3>etreurde de halve belofte, die
gij hem afgedwongen had. Hij ging naar
huis en sloot zich op in zijn kamer, wa^r
hii biina den géheeïen volgenden dag bleef,
zonder iemand te zien of zich met zijn za
ken te bemoeien. Zijn gcheelo wezen was
verstoord; hij had een geweldige verande
ring ondergaan, bijna zonder te weten,
wat die verandering inhield, of welke
eischen zij aan hem zou stellen, en hij had
«enigen tijd noodig, om er zich mede te ver
zoenen. Hij besteedde en deel van zijn tijd
om eernige oude brieven en stukken door te
zien en te vernietigen, en een volledig
verslag te schrijven van zijn handelingen
met betrekking tot Catherine en Laurens
Hij moest ook zijn testament nazien en
verschillende andere zaken van minder be
lang. Catherine zou bang zijn geworden,
als zij geweten had, hoe hij zijn tijd ge
bruikte want het scheen of hij alles in
orde maakte voor een heengaan, misschien,
uit Engeland, misschien zelfs uit de we
reld.
Maar John Holden vond het moeilijk te
beslissen omtrent zijn toekomstig gedrag.
Het zou inderdaad voor een groot deel af
hangen van de houding, die lord Broxbour-
ne aannam. Als hij een proces verkoos te
beginnen en het gedrag van John Holden
aan de wereld bekend wilde maken, dan
scheen het den fabrikant, dat hij niet be
hoefde te probeeren in Fairford het hoofd
op te houden. Het zou het beste zijn, zijn
fortuin te realiseeren, zich uit de zaken
terug te trekken en naar het buitenland te
gaan, terwijl bij Rose hier kon laten, om
met kapitein Massingham te trouwen, en
verder het gezelschap van menschen van
zijn stand te vermijden.
Maar als Laurens ernstig gekwetst wafll
Als hij veel erger werdAls hij zou ster
ven! John Holden rilde onwillekeurig bij
die gedachte. Wat zou er dan gebeuren!
In dat geval zou bet niet meer de vraaaj
zijn, wat Broxbourne deed; het zou slecht#
billijk zijn, dat hij, John Holden, ziioh als
dó persoon zou bekend maken, diie dic-n
aanslag op den jongen man deed. Een preo
tige positie voor hem, zooals hij bijna met
een lach voor ziohzelf bekende. Hij, een van
dè rijkste, invloedrijkste en liefdadigste
menschen van Fairford, burgemeester van
de stad, voorzitter van allerlei commissies,
hij gebracht worden voot zijn collega-ma
gistraat (want hij was zelf vrederechter)
tonder beschuldiging van een woedenden en
heftigen aanval I
Nu, hij had zelf vonnis geveld in zulk
soort zakenmaar dit geval was erger dan
hij er ooit een behandeld had. Beter dan
deze schande was het misschien naar zijn
kantoor te gann en dat mooie, glimmen do
stuk speelgoed voor den dag te halen, dat
zulk een doedelijke beteekenis had, en van
zichzelf niets dan een hoop ascli achter te
laten cn een naam, die niet meer onteerd
kon worden.
Een paar dagen bleef hij in dien toestand
von doffe wezenloosheid. Hij verwonderde
zich bijna, dat hij niet3 hoorde voji een be
schuldiging tegen hem, of dat hem niet ge-»
eegd werd, dat er een politie agent licm
kwam halen Maar niets daarvan gebeur
de. Toen hij zich weer op straat vertoonde
en naar zijn kantoor ging, hoorde hij fluis
teren, dat do jonge Ogilvie erg ziek was
half vermoord door een bende roovers op
straat, vertelde iemand en dat het uit
gekomen was, dat hij heel deftig wab
een bloedverwant van lord Broxbourne en!
„erg chio'\ (WoTdt vervolgd)-