SPAARBANK STATIONSWEG 43 Eindelijk «eergevonden No. 19427. LEIDSCH DAGBLAD, Zaterdag 7 Juli. Tweede Blad. Anno 1923. NAAR IJSLAND. TELEFOON 408. POSTREKENING 11601. Eente 4.25 procent. De gelden zijn dagelijks opvraagbaar. Neemt g-elden a deposito op korten en lang-en termijn, rente van 4.5 pCt. tot 5.5 pCta Hetdividend over 1922 bedraagt 7' pCt. üandeelen nog- tijdelijk a pari verkrijgbaar in coupures van f 2SO.— Uitgebreide jaarverslag-en worden op aan» vrag-e g-aarne g-ratis toegezonden. Correspondentschap Warmond, O. OHDEEWATER. De Excursie van Ned. Land bouwers naar Noord-ltalië. FEUILLETON I- VI. (Nadruk verboden). Reykjavik, 13 Juni 1923. Reykjavik, rookbocht, zoo noemde Ingolf, de eerste kolonist op IJsland, de plek, waar de pilaren van zijn „hooge zetel", met 'Thors beeld er op, drie jaar na zijn landing in 874; aandreven en waar dus de goden hem een woonplaats aanwezen; daar zag hij den rook der warme bronnen uit den bodem opstijgen. En Ingolf heerschte daar als we reldlijk hoofd en lioidensch priester „godi", zooals dal genoemd werd, en na hem zijn afstammelingen,- totdat zijn g -dacht uit stierf. Toen bleef Reykjavik eeuwenlang niet meer dan een gewone hofstede, terwijl een eiland er tegenover, Effersey, de han delsplaats was. Maar in het midden van de 18de eeuw deed de Deense he Koning, die de industrie wilde bevorderen, er een kleeren- fabriek oprichten; de handel ging toen ook naar Reykjavik over, de Latijnsche school en de Rcgceringsbureaux werden er geves tigd, zoodat de plaats groeide. In 1801 li ad zij niet meer dan 307 inwoners, in 1900 ■6000, terwijl zij nu bijna 20.000 zielen telt. Het ligt op den Noordkant van een spits toeloopende landpunt in d? Faxafjord, vlak tegenover liet machtig gebergte Esja en het - voorgebergte Akranes aan den anderen kant van de llvalijord, terwijl tusschen deze beide in de verte de besneeuwde toppen glinsteren van de Skardsheide. Terwijl het zelf op de-lage heuvels ligt, wordt het naar .Oost- en Zuidkant ingesloten door de kar telige keten van de Hengill en de Vifilsfjell, terwijl in het Zuiden .op de lage lavagron- den van hel schiereiland Reykjanes de Kei- - lir (kegel) zich verheft. Die bergen vormen een ring van de fijnste kleurscliakeeringen om Reykjavik heen; met hen en de zee aan den anderqn kant, kan men zich geen mooier insluiting van een stad denken. En de stad zelf? De eerste dagen leek zij ons het toppunt Van leclijkheid: huizen van gegolfd zink, nuchter van bouw in vuile linten, daken 'ook al van gegolfd zink, vaal van kleur cn naar van vorm. De huizen aan den Oostkant liggen kris cn kras door elkaar, of er een kermisgezelschap huist, dat morgen weer wegtrekt. Erfjes naast de huizen, vol stee- 1' nen, slordig cn rommelig. In de hoofdstraat j kolossale gebouwen van steen of beton, die L geheel buiten de rost vallen. Zoo was de j eerste indruk. Maar het is merkwaaridg, hoe gauw het oog aan die golvende gevels, die eerst de gedachte aan een ..blikken buurt" opwekken, went, en dan zijn er, ook 'onder deze, waardeerbare huizen, van drie - verdiepingen met groote balkons en bloe men voor de ramen. Dan begint men onder die vale tinten kleuren te onderscheiden; dan is men blij, als een dak rood is, al is het dan van gegolfd zink, en als men be denkt hoe hier dan ook niets geën bouw materiaal is, dan bewondert men de. kunst, die er dit nog van maakte. Öp sommige punten lijkt de stad werkelijk aardig en groolsteedsch, als men bijvoor- beeld op den eenen heuvel bij het kerkhof en in de laagte het bassin ziet blinken •de Tjörn met de groote villa's er omheen en daarachter, tegen den anderen heuvel aan, de opgestapelde huizen in het zonlicht Aan die Tjörn ligt ook een klein keurig kerkje, terwijl de domkerk naast het Al- thingsgebouw wij zouden dat noemen: Stalen-Generaal staat, midden op de vlakte tusschen de Tjörn en de haven. Nu moet men zich geen groolsch idee maken van de domkerk: hel lijkt wel zoo eenigs- feios op een kerkje in het Groninger land, lang en smal, met boven den ingang een vierkant houten torentje, van waar de kvvar- lieren cn uren door Reykjavik klinken. Zelf is zij van gele steen en tegenover haar ligt I- het groote plein „Austervöllur", waarop een vierkant grasveld, door een hek gesloten, waar~ in het midden het standbeeld van Thorvaldsen staat, dat Kopenhagen in 1874 I bij gelégenheid van IJslands duizendjarig beslaan aan Reykjavik ton. geschenke gaf. Thorvaldsen was namelijk van IJslandsche afkomst; hij schonk zelf zijn beroemd doop vont aan de domkerk. F menigte, die in dc domkerk ^n"r den 'grijzen predikant luisterde, onderscheidt zich wat de mannen betreft, niet vr»r> ecnige an dere menigte in de Germaanscho landen; RECLAME. 100 €<orrespoiid£xitstIiai>pcii in Nederland* 8774 de meeslen vertooncn het Noord-Hollandsch type; maar er zijn er ook bij, die Fransch of zelfs Itn' -iansch konden zijn, en de klee ding is algemeen Europeesch. Maar de vrou wen maken verschil: haar kleeding n.l.; haar type is over het geheel fijner dan het Deensche, maar de gezicht m der oudere zijn meer verweerd en meer aangedaan door de stormen des levens. Zij dragenxle haren in drie of meer vlechten halverwege den rug, die vlechten worden o kunstige wijze dooreongestrengcld, zóó, dat het laatste, dunste eindje op het hoofd vastgemaakt wordt onder de zoogenaamde ,,hufa", een rond, zwart, plat kapje, waarvan rechts of links een lange zwarte zijden kwast wel tot op hét middel afhangt, die boven het oor gevangen is in een bewerkt metalen ko kertje. Nu kan men zich voorstellen hoe fier en niooi het'jolige meisje haar goed verzorgd zwaar haar draagt. Dan lijken het zware gouden kettingen en de kwast hangt coquet, maar o wee, als de haren uit gaan vallen, peper-en-zout-kleur krijgen en de neiging l om ze te onderhouden niet groot is! Dan hanger er vettige slierten uit dit kapsel, die een hoogst onfrisschen indruk maken. En, draagt de IJslandsche de hufa, dan draagt zij haar tot den dood toe. Verder zijn zij op straat gekleed in 't zwart, met gekleurd zijden boezelaar en grooten omslagdoek, die soms zwart, soms gekleurd is en dikwijls de palmen vertoont, waarin onze grootmoeders ter kerke gingen. Bij dit stemmig gewaad draden'zij som- ^rijze schoentjes met hooge hakjes, maar meestal de lage, zwarte pan toffel en op feestdagen witte glacé's. Sommigen weten zich in dit gewaad met een ouderwetschë gracie te bewegen en doen dan denken aan de illustraties van „Fro- mont jeune et Rislèr ainé" en dergelijke ro mans. Maar de meesten komen beter uit in huis, waar de omslagdoek afgaat en het nauwsluitend lijfje zichtbaar wordt, met witte kantjes er om en een. grooten strik op de borst. Soms heeft men bijwijze van keursje een langen zilveren ketting, die door zilveren velergaaljes gehaald wordt, wat een alleraardigst gezicht oplevert. Dit is de daagsche kleeding. Den feesttooi ziet men op straat uiterst zelden, gelukkig heeft een lieve IJslandsche ons alles in huis .laten zien. Dan is het zwarte gewaad met goud geborduurd langs de opening van het lijfje op de borst., waardoor een wit chemiselje voor den dag komt. Fijn witte-plooiselljes langs hals en armen... De rok vertoont ook een breede strook kleurig borduursel, dat bloemen en ranken voorstelt. Ora het mid del en afhangend op den rok loopt een cein tuur van verguld-zilveren schakels die wij zagen was van de 16de eeuw waar op bijbelsche voorstellingen. De laatste schakel onderaan stelde een vrouwelijk naaktfiguurtje voor boven een klein paardje, zoodat het niet goed uit te maken was wat het moest verbeelden. Maar het eigenaardigste bij dit feestge waad is de hoofdtooi, de „faldur". Daartoe wordt eerst op het hoofd gezet een stijve, wit-salijnen vorm, omgekruld als de muts van „Marianne" op de politieke platen, en de witte tulen met kant versierde sluier, die tot op het middel neerhangt, wordt daaraan vastgehecht door een gouden hoofdband, zooals de middeleeuwsche koninginnen droegen. Men kan zich voorstellen hoe flat teus dat is. Dit ziet men meer dragen, alleen heel enkel bij plechtigheden binnenshuis.' Maar wel ziet men nog op straat 's Zondags het fluweelen, met bont afgezet overkleed, een koningsmantel uit vroeger tijd lijkt dit wel, eenvoudig oiii de schouders geslagen cn rnet een prachtigen gesp op de borst vast gehecht. Zoo gaat 's Zondags de promenade door de -breede hoofdstraat van Reykjavik, de kleine paardjes met hun steile bossen manen op den nek dribbelen daar haastig doorheen, en de groote dikke ruiter op hen komt bij hun draf niet uit het zadel, maar zit stil als op een stoel. Meestal heeft een ruiter nog een, paar andere paard ins aan den teugel en dan holt dat span als de blik sem zoo snel, dribbelend naar de waterbak ken en staat met de warrige hoofdjes vlak bij elkaar te drinken in de ruime bakken. Ook stonden er ruslite grazen in de weitjes tusschen de#huizen aan den buiten kant. Op dien Zondagmiddag hadden een paar schimmeltjes genoeg van hun weitje, zij wandelden kalm tusschen de voorbij gangers en gingen naar een koel modder- plekje in de schaduw, wentelden hun rug gen daar met wellust in, zoodat die acht hoefjes in wirwar ronddraaiden £n liepen bemodderd en wel weer naar hun weitje terug. Maar meer automobielen dan paardjes zijn er op 't oogenblik in Reykjavik. De auto's hobbelden over de kéiïge landwegen en glijden over het goede plaveisel van de stad. Lastauto's met kabeljauw, die naar de drogerijen gaat, daveren door de straten niettegenstaande den Zondag cn tusschen do huizen en auto's door heeft men telkens uit zicht op de zonnige bergen en de glinste rende zee. G. M. XVI. .(Particuliere Correspondentie). J Nadruk verboden. Italië en Italianen. Wie voor het eerst in Italië komt en de menschen op straat met elkaar ziet „pra ten", denkt dat ze ruzie maken. Hun oogen schieten vuur en met de handen slooleii ze elkaar in de ribben. Per slot van rekening blijkt het onderhoud van zeer vredelieven- den aard geweest te zijn, de een deelde den ander slechts mede, dat de bébó den eer-, sten tand had gekregen. Op een onzer autotochten hebben wij zoö eens gemeend, dat de bestuurder gelyncht zou worden. Men had verzuimd den clmuf* fours mee te deelcn, waar hct'doel van den tocht was. Nu rijden Hollanders in Italië niet graag korter dan 600 M. achter elkaaj dat heeft een gegronde reden, waarop wei zoo straks terug kompn met het nood* lotlig gevolg, dat onze chauffeur op een ge4 geven oogenblik zijn voorganger in het gc^ heel niet meer zag. Dus werd in een dorgf den weg gevraagd. Dadelijk sprongen een: stuk of 5 boerenarbeiders op de auto af; de een wees rechts, een ander links en ieder' trachtte al de overigen te overschreeuwen. De chauffeur brulde daar tusschendoor, schudde heftig van neen, zwaaide met zijn armen en sloeg met zijn vuist. De menschen wondden zich al meer op, maar juist toen we dachten dat de chauffeur uit den wagen zou worden gesleurd en dc sleencn door dc ruilen zouden vliegen, kuierde liet vijftal rustig heen. De chauffeur liet ze-tot dank in een kolossale stofwolk achter, want hij moest even zijn schade inhalen cn toonen, dat hij zijn „Fiat" besturen kon. Wat dit beteekent, weet alleen iemand, die in Italië is geweest. Maximum snelheden schijnen nergtens te beslaan, zelfs in de groote steden rennen dc automobielen elkaar voorbij, dal vindt de Italiaan blijkbaar sportief. Vooral f jonge fascisten kunnen ermede terecht. Soms zagen wij met groote snelheid een race-wa gen naderen en dan begrepen we het al zoo'n beèlje. Enkele oogcnblikken later stoof het ding voorbij met een viertal vlotte jonge lui in zwarte hemden met fladderende das sen en groote flambardhoeden diep over het voorhoofd getrokken. Ze deden je even aan de verhalen van die oude Ilaliaansche roo- vers denken, die, niettegenstaande ze heel wat op hun kerfslolc hadden in hun soort „gentlemen" waren. Maar deze racers ma ken de buitenwegen bepaald onveilig en dan het stof Alles ziet er in Italië stoffig uit, de huize® niet liet mints, maar zooals op dc buiten*, wegen door de automobielen het, stof wordt opgejaagd, daarvan heeft men in Holland geen idee. Wanneer het stil weer was, reden onze auto's wel op 5 minuten van elkaar, omdat de chauffeur anders geen uitzicht had op den weg. En als er een wagen van den anderen kant ons voorbij snorde, was het „berg je" en doken we allen zoo diep moge lijk in onze regenjassen weg, terwijl de be* stuurder de snelheid sterk verminderde. In de steden stuift het minder, omdat hier kan wordengesproeid, maar te begrijpen is het, dat niet alles in de puntjes kan zijn. Nederlandsche huisvrouwen, die 5 minuten na hot schoonmaken „al weer" stof op piano of schoorsteenmantel ontdekken, moeten wij beslist afraden naar Italië te gaan. Ze kun nen het in dat land geen dag uithouden! De hotels zijn natuurlijk evenmin in alle opzichten even proper en laten vooral op bepaalde plaatsen uit hygiënisch oogpupt zeer veel te wenschen over. Nu slaat de Ita liaan niet direct vanwege zijn zindelijkheid bekend en daaraan schrijven we het toe, dat bij onzen terugkomst nogal eens door ken nissen belangstellend werd geïnformeerd, of we ook „iets" hadden meegebracht. We moesten echter de vragers in ons antwoord steeds teleurstellen en we willen eraan toe voegen, dat we van geen der deelnemers der excursie, 16 in getal, in dit opzicht óén klacht vernomen hebben en het gezelschap heeft in 12 verschillende hotels een nacht verblijf gehad. Op het beddegoed is de Ita liaan beslist zindelijk. Alleen doet het in den beginne vreemd aan, dat de vloer van het slaapvertrek meestal van steen is. Dal slaat erg koud en ongezellig, terwijl de don kerbruine kleur, waarmee het houtwerk veelal is geschilderd, er niet tpe bijdraagt, het geheel op te vroolijken. De Italiaan kijkt over het algemeen niet zoo nauw, hij is gauwer tevreden, zal zich niet zoo inspannen, maakt het zich minder moeilijk en leeft daardoor met veel mindei zorg. Dat treedt bij cn in alles naar voren Tijdens ons korte verblijf hebben we die ka raktereigenschap meermalen opgemerkt. Zij is trouwens een typisch verschil tusschen het Latijnsche en het Germaansche ras in het algemeen. Het warmere klimaat is daar van misschien mede de oorzaak, in zooverre Dit het Engelsch van ADELINE SERGEANT. 82) „Ik geef het ap: het spel is verloren", zei Johu Holden, zijn hoofd opheffend, en de handen wijd uitgestrekt, als een oinwil- lekeurig gebaar van overgave. „Je zult de geheele waarheid weten, Kitty, al zal je me ook voor altijd daarna hat cm. Ik scheidde je van je echtgenoot en hield zijn brief aan je achterden brief, die waarschijnlijk t-ot ccji verzoening zou geleid hébben. En ik nam je kind, je jongen, weg"! Hij etierf nietHij is het, dien ik vanavond «neer sloeg do jongen, dien je als Laurens Ogil- vie gekend hebt, hij is je zoon. HOOFDSTUK XXXVII. Aan den rand. Catherine nam het heel kalm op, zooals zij al de wonderlijke veranderingen gedaan had, die haar in den laatsten tijd overko men waren. Zij zat een korten tijd volko men stil, nadat John Holden haar óo waar heid had medegedeeld en toen Oiij half wanhopend zijn hoofd ophief, om to zien jwelke uitwerking het op haar gehad had, ontmoette hij een blik vol van zooveel vrede en vreugde en dankbaarheid, dat hij een paar bittere woorden, die hij anders zou gezegd hebben, binnenhield. „Goddank, dat je het mij gezegd hebt, John" zei ze eenvoudig. „Het je gezegd heb, na drie en twintig jaar; een lange tusschenruimte, bé?" zei hij. „En nu kau ik wel naar huis gaan en een eind maken aan wat onverdraaglijk is." Hij maakte een beweging als om op te staan, maar zij voorkwam hem door plot seling haar hand op zijn arm te leggen. Want zij had hem in het gezicht ge-zien en daar gelezen, dat hij aan een wanhopig middel dacht. „Neen John", zei ze; „wat onverdraag lijk was, is voorbijhet langdurig stilzwij gen, het verbergen, dat was, wat je niet verdragen kon. Het weer in-örde-maken zal vanzelf vertroosten en het zou laf zijn voor de pijn weg te loepen." „Er valt niets goed te maken vóór al deze lange jaren", antwoordde hij somber. ,,0 ja, zeker, John. Beteekent het niets, dat je mij mijn jongen en mijn eohtgenoot hebt teruggegeven V1 Kitty, Kitty, wat moet je me haten!" „Waarom zou ik je haten?" zei ze, glim lachend, ofschoon haar mond wat beefde en baar oogen vol tranen stonden. „Dat moet je niet denken, John." „Wil je zeggen", vroeg hij, bijna ruw*, „dat je over het hoofd kunt zien, dat ik je. geluk verwoest, je van je echtgenoot en zoon geseheiden, geweigerd heb, je vpor het oog van de wereld recht te laten weder-1 varen en geëindigd ben met bijna den jonj gen te dooden, dien ik belèedigd en gekwel heb cp ale mogelijke manieren? 't Is me£ ménscleïijk. dat je me daarvoor niet. ha ten zou, K'tty. Ik Ben be:eVf, dat te aan vaarden - en al hel andere ook ais h;t natuurlijk gevolg van mijn eigen dadiu; zoo als ik reeds zeddeik heb het spel op gegeven." „Oe zult een nieuw soort van leven be ginnen," zei Catherine, zachtjes. „John, denk eens even na. Je bent voor het uiter lijk altijd goed voor me geweest; ofschoon je mij en de mijnen hebt benadeeld, ik heb je altijd als een vriend beschouwd. Je moeder en zuster zijo goed vocrr mij geweest Het is onmogelijk, dat het mij niet zou kunnen schelen, wat er van jc wordt, wat je gevoelt en wat je doet. Je wilt nu toch niets doen om een wolk over mijn nieuwe leven te brengen?" „Als ik voorgoed verdween, zou er een wolk weggaan", zei John; maar zijn stem klong wat minder hard. „Beloof me, dat je niets overijld zult doen, John." „O, dat kan ik wel beloven", zei do beer Holden kalm. „Ilc zal niets doen om je te hinderen, Kitty. Ik zal wachten en mijn. vonnis aanvaarden voor manslag of Iioe ze' het noemen willen, als er iets met Lau rens gebeurt; je behoeft niet eoo angstig te kijken Mijn leven is mij in geen geval heel veel meer waard." „Je hebt. Rose." „O, ja, Rose Rosé, voor wie ik je om vergeving moei vragen, Catherine. Wat een beschuldigingen heb je tegen onsHet i3 onmogelijk, dar- jc ong vergeeft." En met dit bittere woord verliet hij haar 'de ochtendschemering begon reeds te lich ten, en h«j 3>etreurde de halve belofte, die gij hem afgedwongen had. Hij ging naar huis en sloot zich op in zijn kamer, wa^r hii biina den géheeïen volgenden dag bleef, zonder iemand te zien of zich met zijn za ken te bemoeien. Zijn gcheelo wezen was verstoord; hij had een geweldige verande ring ondergaan, bijna zonder te weten, wat die verandering inhield, of welke eischen zij aan hem zou stellen, en hij had «enigen tijd noodig, om er zich mede te ver zoenen. Hij besteedde en deel van zijn tijd om eernige oude brieven en stukken door te zien en te vernietigen, en een volledig verslag te schrijven van zijn handelingen met betrekking tot Catherine en Laurens Hij moest ook zijn testament nazien en verschillende andere zaken van minder be lang. Catherine zou bang zijn geworden, als zij geweten had, hoe hij zijn tijd ge bruikte want het scheen of hij alles in orde maakte voor een heengaan, misschien, uit Engeland, misschien zelfs uit de we reld. Maar John Holden vond het moeilijk te beslissen omtrent zijn toekomstig gedrag. Het zou inderdaad voor een groot deel af hangen van de houding, die lord Broxbour- ne aannam. Als hij een proces verkoos te beginnen en het gedrag van John Holden aan de wereld bekend wilde maken, dan scheen het den fabrikant, dat hij niet be hoefde te probeeren in Fairford het hoofd op te houden. Het zou het beste zijn, zijn fortuin te realiseeren, zich uit de zaken terug te trekken en naar het buitenland te gaan, terwijl bij Rose hier kon laten, om met kapitein Massingham te trouwen, en verder het gezelschap van menschen van zijn stand te vermijden. Maar als Laurens ernstig gekwetst wafll Als hij veel erger werdAls hij zou ster ven! John Holden rilde onwillekeurig bij die gedachte. Wat zou er dan gebeuren! In dat geval zou bet niet meer de vraaaj zijn, wat Broxbourne deed; het zou slecht# billijk zijn, dat hij, John Holden, ziioh als dó persoon zou bekend maken, diie dic-n aanslag op den jongen man deed. Een preo tige positie voor hem, zooals hij bijna met een lach voor ziohzelf bekende. Hij, een van dè rijkste, invloedrijkste en liefdadigste menschen van Fairford, burgemeester van de stad, voorzitter van allerlei commissies, hij gebracht worden voot zijn collega-ma gistraat (want hij was zelf vrederechter) tonder beschuldiging van een woedenden en heftigen aanval I Nu, hij had zelf vonnis geveld in zulk soort zakenmaar dit geval was erger dan hij er ooit een behandeld had. Beter dan deze schande was het misschien naar zijn kantoor te gann en dat mooie, glimmen do stuk speelgoed voor den dag te halen, dat zulk een doedelijke beteekenis had, en van zichzelf niets dan een hoop ascli achter te laten cn een naam, die niet meer onteerd kon worden. Een paar dagen bleef hij in dien toestand von doffe wezenloosheid. Hij verwonderde zich bijna, dat hij niet3 hoorde voji een be schuldiging tegen hem, of dat hem niet ge-» eegd werd, dat er een politie agent licm kwam halen Maar niets daarvan gebeur de. Toen hij zich weer op straat vertoonde en naar zijn kantoor ging, hoorde hij fluis teren, dat do jonge Ogilvie erg ziek was half vermoord door een bende roovers op straat, vertelde iemand en dat het uit gekomen was, dat hij heel deftig wab een bloedverwant van lord Broxbourne en! „erg chio'\ (WoTdt vervolgd)-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1923 | | pagina 5