r VOOR DE JEUGD lË-IDSCH DAGBIAD É8 i No. 27. Zaterdag 7 Juli. Anno 1923 vllsrii i itSciiiiïii iêSïi iïtsi 1 iïJiifiïïii i iiüilt* •V •A I 1, L« i 'i.' 'X* i 'hi'jL'ti.» i 'X« i i i mX* vLTÏLL' i'JL/tv T T 9 Een Trouwe Vriend. +Si 1 i" I Naar het Engelsch van F. COOMBE. Vrij bewerkt door O. H. .Vervolg van Hoofdstuk VII. In de eetzaal at Victor zwijgend zijn bo terham op. De jongens, die naast hem zaten, deden alsof zijn stoel onbezet was en praat ten over hem heen. Toen de maaltijd afgeloopen was, begaven allen zich naar het speelterrein. Maar ook hier was het hetzelfde. Nog nooit was het vrije half uur Victor zóó ondragelijk voor tgekomen als vandaag en de jongen, die zich gewoonlijk al heel weinig om zijn lessen be kommerde, sloop eindelijk naar binnen, /ging op zijn plaats zitten en deed, alsof hi] zijn lessen leerde. Zijn gedachten waren er echter niet bij. O, als ze hem maar niet zoo afschuwelijk behandelden I Zóo zou Atie nooit doen, zelfs al wist ze alles. En hij dacht aan zijn zusje., dat steeds gereed was hem te helpen, wan neer hij in moeilijkheden verkeerde, iets wat hij altijd als heel gewoon beschouwd had, maar ^rat dit toch volstrekt niet was. In deze oogenblikken werd hem dit duidelijk. Het was een verlichting, toen de lessen *eer begonnen, want de onderwijzers kon den hem ten minste niet dood verklaren. Van zijn antwoorden was er echter niet één goed en als de dag der wedstrijden niet aan dezen ongeluksdag was voorafgegaan, zou hij stellig hebben moeten schoolblijven. Met zijn schatten opgestopt en een volle boekentasch onder den arm kwam Victor dien middag uit de school. Hij had zichzelf getroost met het vooruitzicht op de harte lijke begroeting van Atie en Hec, maar ok dit nam zijn verdriet niet weg. Atie zag dadelijk, dat er iets aan haperde.- Zij begreep niet, waarom Vic zooveel speel goed bij zich had. Hij beantwoordde haar verbaasden blik met een: „Vraag maar niets en vroolijk mê liever wat op 1" -Atie deed nu alles wat in haar vermogen wag om aan dit verzoek te voldoen. Zij dacht, dat er op school iets gebeurd was, exv begreep, dat haar broertje het haar vroe ger of later wel vertellen zou. ^ZSj plukte allerlei rijpe vruchten voor hem w den moestuin, verstopte een been voor Hvctor, dat deze zoeken moest en deed haar broertje allerlei verhalen, waarnaar hij niet ïens luisterde. Verder sleep zij punten aan lijn potlood en streek de ezelsooren uit een (föfr boeken van hem. Zij vroeg echter niets. Victor deed zijn best over zijn verdriet heen te komen, maar dit gelukte hem niet. Ook; aan tafel was hij stil. Tante Ada keek heml bezorgd aan en vroeg, of hij zich den vorigen dag ook te veel vermoeid had. Hier op antwoordde hij ontkennend. Na tafel gingen de kinderen, met Vic's boeken gewapend en gevolgd door Hector, i[j*ar het tuinhuisje. Maar vóór Vic nog een boek geopend had, sloeg hij den arm om den bals van zijn zusje en zei hij „Aat, 't is zoo'n afschuwelijke dag ge- veegt, de allerergste sinds Vader en Moeder *eg|zijn." ,i Vertel me maar alles, Vic", zei Atie. dBn hu deed de jongen het heele verhaal, verzweeg hij. Na al aiin opgekropt leed was het hem een behoefte zijn overvol ge moed uit te storten bij zijn zusje, dat altijd zoo geduldig naar hem luisterde. .Toen hij eindelijk ophield, zei Atie slechts ,,Arme Vikkie!" En even later ging zij voort: „Natuurlijk hoef je mij den rijksdaaldër niet terug te geven." „Dat vind ik juist zoo ellendig, Aat!" „Niets erg! En je geeft Pim Boutens de vijf gulden terug." „O Aat, als je dè.t goed vindt! Wat ben je toch een lieve zus!" Atie's gezicht klaarde heelemaal op. Vic was haar werkelijk heel dankbaar en zei uit den grond van zijn hart: „Ik zal geen cent van mijn weekgeld uit: geven, vóór ik je den rijksdaalder terug be taald heb, Aat!" „'t Hoeft heusch niet, Vic." „Maar ik doe het toch I" „Ik ben zoo blij, dat je mij alles verteld hebt. Hec en ik", en zij aaide den hond op zijn kop, „geloovèn vast, dat alles nu weer goed zal worden." Hoofdstuk VIII. Jongensellende. Den volgenden morgen regende het. Toen Atie opstond, zag zij dit wel, maar veel kon het haar niet schelen. Alleen speet het haar, dat zij dan minder met Hector samen zou zijn, die immers niet ia huis mocht komen van Tante Ada. En juist vandaag had zij zoo heel veel met Hector te bespreken Zij was nog heelemaal vervuld van Vic en zijn moeilijkheden. Het zou natuurlijk een heel ding voor hem zijn naar Pim Boutens toe te gaan en te zeggen „Alsjeblieft, hier zijn de vijf gulden, wees er maar niet langer boos om." Wat was Pim voor een soort jongen Zou hij 't Vic gemakkelijker maken of misschien moeilijker 1 Als als hij 't geld eens niet wilde aannemen, wat dan 1 Neen, zóo har teloos zou hij toch niet zijn! Stellig zou hij Vic een hand geven en zeggen: „We praten er niet meer over." En dan zouden de an dere jongens ook wel weer gewoon zijn te gen Vic. Aan het ontbijt was Vic buitengewoon stil.- Hij zag er zeker erg tegen opDat begreep Atie best. Hij talmde met naar school te gaan en scheen eerst nog allerlei dingen te moeten doen. Maar in werkelijkheid stelde hij slechts het oogenblik van naar school gaan uit. Atie ontging dit niet, maar zij was wel zoo verstandig niet te spreken over het on derwerp, dat hen beide bezighield. „Nou, ik ga dan maar!" zei Vic eindelijk. „Maar als de jongens me weer zoo behan delen Hij maakte zijn zin échter niet af. „Wat dan V' „Dat weet ik nog niet precies, maar 'i zal misschien wel meevallen, Aat I" En weg was Victor. „Dag Aat!" riep hij nog uit de verte én Atie zocht met een zucht haar boeken en schriften bij elkaar om klaar te zijn, als haar onderwijzeres kwam. Zij lette dien morgen echter heel slecht op en de juffrouw begreep maar niet, hoe dit kwam. Atie's gedachten dwaalden telkens af naar Vic. £n feaar yerbeeldizuc zag zij; hem in .de klas zitten, terwijl alle jongens deden, alsof hij er niet was. Zoo was het den vorigen' dag gegaan, maar nu zou het anders worden<' Stellig zou zij Pim de heide rijksdaalders teruggegeven hebben en alles dus in orde zijn. Maar was zij daarvan wel heel ze ker 1 Atie wist zelf niet, hoe het kwam, dat zij hieraan twijfelde. De onderwijzeres zag, hoe afgetrokken het kind was en daar zij anders altijd goed haar best deed, wilde zij dien morgen maar het ©en en ander door de vingers zien. Maar toen de klok eindelijk het uur aanwees, waarop de les geëindigd was, waren beiden dankbaar, dat zij voorbij was. Daar Atie door den regen niet naar bui ten kon gaan, liet Tante Ada haar naaien.- Nu was er niets, waaraan het kind zoo'n hekel had als aan naaien. Breien en haken deed zij graag, maar naaienHaar naald en draad schenen voortdurend tegen haar samen te spannen en allerlei dingen uit te halen, die zij niet mochten doen. Atie spande zich werkelijk in, doch* daar haar gedachten er heelemaal niet bij waren, prikte zij zich met de naald. Gelukkig kwanr na een half uur de zon er door en gaf Tante Ada haar permissie in den tuin te gaan. Hector kwam haar reeds tegemoet. „O Hekkie, wat een verdelende morgen I* zei Atie. „Ik had ook een vervelenden morgen", scheen Hectór te zeggen, terwijl hij zijn vochtigen neus tegen de hand van zijn mees teresje drukte. „O Hek, ik heb je zooveel te vertellen", zei Atie tegen het trouwe dier. „Zeker over Vic?" „Ja, och, jij begrijpt mij 'dadelijk." En Atie deed nu het geheele verhaal, waarbij Hector nu en dan eens met zijn staart kwispelde of verstandig met zijl, oogen knipte. En nadat Atie haar hartje uitgestort had, holden zij en haar vriend den tuin rond. Daarna ging zij door de achterdeur naai huis, want met vuile laarzen mocht zij nooit door de voordeur binnenkomen. Dat moch ten alleen bezoekers, die geen standjes kon den krijgen of teruggestuurd konden worden.- 's Middags ging Tante Ada uit en bleef Atie alleen thuis. Zij verveelde zich echter niet, daar het mooi weer was en zij met Hector in den tuin speelde. Toen Het later weer begon te regenen, ging zij in de serre haar lessen voor den volgenden dag leeren. De middag ging gauw voorbij. Daar sloeg het vijf uur! Victor was echter nog niet thuis. Hij had eigenlijk al lang thuis moeten zijn. Waarom zou hij nog wegblijven 1 Zou het met Pim Boutens misschien nog niet heelemaal in orde zijn Terwijl Atie onderzoekend op de klok keek of zij zich misschien in het uur vergist had, hoorde zij de voordeur heel zacht dicht gaan.- Dat kon Vic niet zijn! Maar Tante Ada kon het evenmin wezen, daar zij gezegd had later te zullen thuiskomen. Terwijl Atie zich verbaasd afvroeg, wie het dan wel zou kunnen zijn, gleed er een schaduw langs het huis. Haastig stond zij op en zag Vic door de laan loopen. Maar waarom had hij zoo'n haast 1 Waarom ging hij heen 1 En waarom was hij eerst niet even naar haar toe gekomen 1 Allerlei vragen drongen zich aan haar op, vragen, waarop zii het antwoord «iet .vinden kon. Hat eenigq

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1923 | | pagina 11