Het Schoenenhuis Eindelijk weergevonden 1 19375. LEIDSCH DAGBLAD, Woensdag 9 Mei. Tweede Blad. Anno 1923. EERSTE KAMER, Ongeëvenaarde Koopjesi Een menigte andere artikelen Spotprijzen TWEEDE KAMER. INGEZONDEN. FEUILLETON fio. '^*50. (Zitting yan gisteren). Registratiewet 1017. Aaa de oxvie'ia het wetsontwerp-tot wij- ócinj? cler registratiewet 1917. De heer SMEENGE (V. B.) bespreekt afschaffing van art. 29, waarbij her baalde overdracht binnen drie jaar zwaar der v.ordt. belast Eulks als equivalent voor di opheffing van de lMs Pot. die was ge- 0p land- en tuinbouwproducten. Het js°oiot duidelijk, wat het vowdeel van flere wijziging is, daar hier alleen ver plaatsing van lasten plaats heeft. Boven dien Bullen de hypotheekbanken van deze pieuwe regeling veel last en zelfs finan cieel nadeel ondervinden. De minister on derschat blijkbaar deze nadeelen. De heer DE VEER (A. R.) kan zich ge- keel vereenigen met de aifsoha-ffing van lfó pet. registratiereoht op land- en tuinbouw producten. Met de compensatie voor de fujiatkist is spr. het echter niet eens. De berekening van den minister dat dit re gistratierecht f 600.000 zou opbrengen tornt hem wel te hoog voor. Door de ver booging van het recht op den handel in onroerend goed zal deze handel ten zeer- ete worden belemmerd. Het komt spr. voor 'dat de minister hier een buitensporig booge winst neemt voor de schatkist. In 1921 zou de afschaffing der 1V6 pet. /p landbouwproducten minder hebben op gebracht f495.000, door afschaffing van art. 29 echter meer f 2.760.000 4- f 100-000 jot de overige wijzigingen. Dit geeft dus den Staat een winst van 2V4 mrlliöcn iWaar dit ontweTp niet zegt te bedoelen 6tijving van de sohatkistmiddelen geeft 3pr. den minister dn overweging, den ter mijn van 3 jaar voor den verkoop van on roerend goed teTug te brengen tot 1 jaar of nog beter tot 6 maanden, waardoor do voornaamste bezwaren tegen het ontwerp «ouden'komen te vervallen. De heer SLINGENBERG (Y. B.) sluit ïioh geheel aan bij de betoogen van de vo rige sprekers inzake de afschaffing van ert. 29. Hij betreurt, dat de vrijstelling bij do eerste overdracht van een nieuw huis is ingetrokken. Hij ziet hierin een. stimu lans voor de particuliere bouwnijverheid. De heer v. d. HOEYEN vreest van de afschaffing van art. 29 niet alleen bemoei lijking van den handel in onroerend goed, dooh ook als gevolg daarvan nadeelen voor onzo huisvesting. Ook da spr. bevreesd, dat de oude knoeierijen van vroeger zul len herleven. Daardoor zou het kunnen blijken, dat de uitkomsten van deze wet geheel anders zijn dan de minister zich voorstelt. Do minister van Financiën, de heer DE G-EER, wijst er op, dat de bestrijders van dit ontwerp verzuimden aan te geven, waar hij dan we1 de compensatie zou moe ten zoeken. Economisch zal deze belasting- verhooging weinig schade doen. Spr. komt (fot een veel lagere schatting dan die heer Do Veer, daar hij meent, dat een veel vuldige overgang van onroerend goed bin nen korten ibijd, zooal9 wij dat in de laat- bte jaren hebben gezien, in het vervolg taiuder zal voorkomen. De controle op de wet zal de minister speciaal in'het oog houden ter voorkoming van knoeierijen. De minister wil wel toezeggen bij een vol gende wijziging der registratiewet te over wegen in hoever de termijn van 3 jaar kan worden terug gebracht tob 1 jaar. Na repliek van den heer DE YEER wordt het ontwerp aangenomen zander stemming. Verschillende ontwerpen. Aan de oude zijn voorts de ontwerpen: 1. Goedkeuring van den onderliandisoben verkoop aan do gemeente Katwijk van een stuk duingrond bezuiden tégen het dorp Katwijk aan Zee ten Z.O. van do begraaf plaats. 2. Regeling van de ontvangsben en uit gaven van heb Algemeen Burgerlijk Pen sioenfonds voor 1923. 3. Nadere bepalingen omtrent den ac cijns op zout 4. Wijziging van verschillende wetten, in verband met de herziening- der hooger on derwijswet. 5. Wijziging Tan de artikelen 8 en 35 van de wet op woonwagens en woonsohè- pen 1913. 6. .Nadere wijziging van de wet van 10 November 1910. Bij het eerste ontwerp merkt de heer VERKOUTEEEN (0. H.) op, dat ct»i keuze van 'eon verkoopcontract hier niet op haar plaats is. Duinen zijn voor ons land een hoog goed en mogen niet zijn een voorwerp van oivielreohtelijken eigendom. De MINISTER VAN FINANCIëN ant woordt dat het wenschelijk is dat duinen publiekrechtelijk bezit uitmaken. De kans dat de gemeente Katwijk dezen duingrond zal verkoopeu aan particulieren is even gering als dat het Rijks zulks zou doen> Heb ontwerp wordb aangenomen zonder hoofdelijke stemming evenals het sub 2 genoemde. Bij ontwerp sub 3 bespreekt de heer v. d. LANDE (R. K.) de voortdurende pro tectie der zoutindustrie. In de Kon. Ned. Zoutindustrie bezit de Staat 95 pot. der aandeelen. Vroeger heette het, dab de protectie gerechtvaardigd werd door den boogen accijns. De accijns is intussohen verminderd doch niet de protectie. Door een onpractisoli accijnswetgeving is het zout al veel te duur. De MINISTER VAN FINANCIëN ant woordt dat nooh in de Tweede Kamer nooh door een der andere leden der Eerste Ka mer één woord over protectie in dezen is gezegd. Dit doet reeds betwijfelen of do heer v. d. Lande geheel juist ziet. De door dien spreker genoemde protectie is niet anders dan oen compensatie voor de moei lijkheden, die de accijns met zioli brengt. Door technische ooïzaken, welke spr. in de' memorie van toelichting heeft uiteengezet en waarop hij nu niet nader wil terugko men, heeft de accijns zwaarder gedrukt op de zoutindustrie, dan oorspronkelijk was bedoeld. Het ontwerp wordt na repliek van dsn heer v. d. LANDE zonder hoofdelijke stemming aangenomen, evenals de overige ontwerpen. De VOORZITTER deelt medé, dat liet in zijn bedoeling ligt, indien morgen het leeningsontwerp voor Ned. Indië door do Tweede Kamer wordt aangenomen, de ver* gadcring weder bijeen te roepen togen Dinsdagmorgen 15 Med om 2 uur, tor be spoediging der afdoening van dit ont werp. RECLAME. OUDE RIJN 180. Wit Linnen Kindersch. 31-34 f 1,50 Schoollaarzen f3.95, f3.75, f3.50 Leer Damespant. f 2.75, f 1.95 Sandalen f2.25 Keeren Box Bott. (ijzersterk) f5.75 Molières, Kalfs f6.50 6489 (Zitting van gisteren.) Interpellatie. Aan do orde is de behandeling van het verzoek van den heer Duys om verlof tot het richten van vragen aan den Minister van Arbeid, Handel cn Nijverheid, met be trekking tot de invoering der Ziektever zekering, mede in verband met de plannen der Regeering tot herziening der geheele sociale yerzekering. Het verzoek wordt ingewilligd. De inter pellatie heeft op een nader te bepalen dag plaats. L Dienstweigering. Aan de orde is het wetsontwerp Dienst weigering. De Minister van Justitie, do lieer HEEMS KERK, verheugt zich over de instemming met dit ontwerp. Het revolutionnaire standpunt laat spr. rusten. Als regel stelt spr. vóór op: gehoorzaam heid aan de overheid. Deze regel te hand haven is plicht der overheid. Gewetens vrijheid wenscht de overheid te eerbiedi gen. De heeq Troelstra vraagt waar do overheid den' plicht tot handhaving der zelfstandigheid heeft gevonden. Uit de roeping van de overheid leidt ieder af dat zij verplicht is de orcle in het binnenland zoowel als dio- tegenover het buitenland te handhaven. Sociaal-democra tische ministers waar zij in functie wa ren hebben ook die taak niet verwaar loosd. Omtrent het gezag van de overheid en de gehoorzaamheid van den onderdaan is do Heilige Schrift zeer duidelijk. Het spreekt van zelf dat de eerste plicht der overheid ös zichzelf te handhaven. Waar zou anders het volkenrecht blijven? Als dat niet bestond, zou de wereld behooren aan hen die het stoutmoedigst een cisch stelt. Spr. houdt zich aan do gangbare leer dat de overheid geroepen is zoo noodig ge wapenderhand de onafhankelijkheid des lands te handhaven en de burgers voor den militairen dienst op te roepen. In zake de eerbiediging der gewetensbe zwaren zegt spr, dat het geweten voor hem is het luisteren naar de stem van God. Kan een ongeloovige dan geen geweten hebben? Hij kan liet ook hebben en heeft het gelukkig dikwijls, omdat zij in het hart gedreven worden door een goddelijk ge bod, al beseffen zij het niet. Het geweten van den ongeloovige vloeit voort uit dc gemeenc gratie. Een gewetensbezwaar kaa dus objectief aanwezig zijn al ontbreekt het goddelijk geloof. Vele bezwaren dienen zich tegenwoor dig aan als godsdienstige bezwaren, die het heelemaal niet zijn. De Grondwet spreekt van ernstige ge wetensbezwaren. Gemoedsbezwaren is iets anders want gemoedsbezwaren zijn één der meest vlottende elementen in het mensche- lijk leven. (Gelach). Er zijn menschen die met een politiek-revolutionnairo daad op treden en daarin een gemoedsbezwaar vin den. Personen die niet willen gehoorzamen aan de overheid, doen ook oen revolution-1 naire daad hetgeen blijkt wanneer zij imaS- saal optreden. Het grondwetsartikel is eon amendement van den heer Troelstra ge weest dat gewijzigd is op advies der Re geering die het m overeenstemming bracht met dit reeds gereed liggende ontwerp. In dit ontwerp is uitgemaakt wat ernstige gewetensbezwaren zijn om tot een definitie te komen. Het woord ernstig moet zoo worden geïnterpreteerd dat liet bezwaar objectief is to achten. Do Grondwet spreekt oo'.c van vrijstel ling van krijgsdienst omdat de Regeering de gelegenheid wilde openlaten om ande ren staatsdienst er voor in de plaats te stellen. De Minister betoogt, dat wie geen ge hoorzaamheid aan de overheid wenscht te betrachten, geen anderen etaatsdiènst *al willen aanvaarden. Vandaar, dat in het Grondwetsartikel al ligt opgesloten, wolke soort gewetensbezwaren do Grondwet op het oog had. Do S.D.A.P. en do Vakbeweging voeren een actie voor ontwapening maar zijn to gen individueele dienstweigering. Zij strek ken wel de beschermende hand over deze dienstweigeraars uit. Dat acht spr. een tegenstrijdigheid, dio moeilijk is te onder scheiden. De vrees van den heer Van Zadelhoff, dat de dienstweigeraars, die niet onder dit wetje zullen vallen, het slechter zullen krijgen, acht hij ongegrond. Overigens zal dit punt nog eens ter sprake kunnen ko- meD bij de herziening van het strafstelsel. De Minister van Oorlog, de heer VAN DIJK zegt, dat de liohting 1923 is medege deeld, dat zij, die ernstige gewetensbe zwaren hebben, uitstel .van dienst kunnen vragen, zoodat zij het volgend jaar onder dit wetje kunnen vallen. De kosten van de dienstweigeraars zullen niet meer bedragen dan die van de militairen. .Voor degenen, die op jeugdigen leoftijd een verbintenis hebben aangegaan, zal een afzonderlijke regeling, nl. door vervroegd ontslag, wor den ingevoerd. Op voorstel van den voorzitter wordt niet gerepliceerd. De heer TROELSTRA (S.-D.) verdedigt een amendement, om het artikel gelijk te maken aan dat van de Grondwet en dus van ernstige gewetensbezwaren te spre ken, zoodat ook de politieke dienstweige raars onder do wet zullen vallen. De Grondwet gaat z.i. verder dan dit ontwerp en dit laat niet do gelegenheid om ieder geval afzonderlijk te beoordeelen. De heer VAN RAVESTEIJN (O. P.) sluit zicK bij deze verdediging aan. Do heer DECKERS (R.-K.) verklaart zicli tegen het amendement, op grond van het geen do minister heeft gezegd. De MINISTER, betoogt, dat dit ontwerp een nadero omschrijving geeft van hetgeen in artikel 183 der Grondwet staat. Het woord „ernstige" cischt juist een nadere aanduiding en die geeft de minister in ent ontwerp, zoodat de rechter weet, waaraan hij toe is. Spr. heeft al uiteengezet, waar om hij do opvatting van den heer Kleere- kopcr niet kan aanvaarden. Het amendement-Troclstra wordt verwor pen met 41 tegen 2-1 stemmen. De heer VAN ZADELHOFF (S.-D.) verdedigt een amendement, om te bepa len, dat in plaats van hen, die wegens ge wetensbezwaren worden vrijgesteld van mi litairen dienst, anderen niet zullen wor den opgeroepen. Hij acht oen uitdrukke lijke bepaling noodig, om verkeerden uit leg tegen to gaan. Do minister van Oorlog, de heer VAN DIJK zegt, dat bij alia vrijstellingen an dere personen in den dienst vallen. Voor deze vrijstelling kan de regeering geen uit zondering maken. Het amendement wordt verworpen meb 44 tegen 22 stemmen. Arb. 4. De heer DECKERS (R.-K.) verdedigt een amendement, dat een regeling treft voor hen, die al voorgcoefend zijn. Deze voorgcoefendcn zouden maar 9j maand dienst hebben, indien zij verder dienst weigeren en dat acht hij onbillijk. Spr. wenscht do voorgeoefende dienst weigeraars niet van dit voordeel te doen profiteeren. De MINISTER zegt, dat inderdaad hier een gelegenheid tot ontduiking bestaa*. Spr. laat de beslissing aan de Kamer. Het amendement wórdt z.h.s. goedge keurd. De heer VAN ZADELHOFF (S.-D.) ver dedigt een nieuw artikel 11, waarin wordt gezegd, dat de positie van dienstweige raars, die niet onder deze wet vallen, zal worden geregeld en waarin wordt gezegd, dat dezo dienstweigeraars niet zullen wor den opgenomen in de inrichtingen, waarin zij nu zijn geplaatst. De MINISTER zegt dit artikel niet fcs kunnen aanvaarden, omdat het niet in deze wet thuisbehoort. Het is natuurlijk onaannemelijk voor spr., want het brengt aan het slot van deze wet weer personen onder de wet, die er in art. l zijn uit ge weest. De heer KLEEREKOPER (S.-D.) vraagt den minister te willen verklaren, dat de dienstweigeraars anders zullen worden be handeld dan als misdadigers. De lieer DRESSELHUYS (V. B.) meent, dat dit artikel niet in deze wet thuisbe hoort en adviseert een motie in te dienen. De heer VAN ZADELHOFF (S.-D.) ver andert zijn artikel iji een motie', waarin het onderg'aan van de straf in een speciale inrichting wordb gevraagd. Dezo motie wordt later behandeld. Het wetsontwerp wordt aangenomen met 62 tegen 2 stemmen. Tegen de communis ten. vilie Hoofdstuk. v Aan de orde is het wetsontwerp tot wijziging en aanvulling van het VUIe Hoofdstuk der begrooting voor 1922. De beer VAN RAPPARD (V.-B.) vraagt inlichtingen over de behandeling der paar> den ©n bepleit bezuiniging op dc voeding. De heer K. TER LAAN (S.-D.) klaagt weer over onvoldoende toelichting der pos ten. Altijd weer komt de minister met voorstellen, die de begrooting verhoogoH en dio een overzicht onmogelijk maken* Ramingen zijn altijd verkeerd en spr. ge looft, dat dit opzet is óm de begrootingciï te kunnen overschrijden. Nogmaals proa testeert spr. daartegen. De heer DUYMAER VAN TWIST (A.R.) bespreekt één punt, nl. het afvoeren van 'den post van 40 mille voor aanschaffing en onderhoud van werktuigen, enz. Hij hoopt, dat de minister dit punt zal af-» voeren. De minister van Oorlog, de heer VAN DIJK zegt den heer van Rappard overwe- ging van de bezuiniging toe. Spr. verdep digt het indienen der begrooting. Het is onmogelijk alle ramingen juist te maken ëii 'deze suppletoire schrijft meest posten: over. De vergadering wordt verdaagd tot dei één uur. RECLAME. ,->V r Elke beweging veroorzaak! ondragelijke pijn. Genees! U direct met den beroemden S Klooster beJ.se rr\» 6452 (Duiten vorantwoordelijkheid der Redactie?, Copie van al of niet geplaatste stukken wordt niet teruggegeven. f Mijnheer de Redacteur I Ondergelcckende verzoekt beleefd opné- ming van het onderstaande stukje in U\£ Blad. Bij voorbaat dank. Ook onaangename dingen. Hedenavond het ingezonden stukje van J. N. Zandvliet gelezen hebbende, ben ik zoo" vrij dien bewusten bewoner dier buurt even op te merken, dat er niet één ondersteund werklooze is, die meent in die bewuste schuur te weinig te krijgen. Want niet één, die daar geld haalt, woont in de Pasteur- straat, maar veel vorstel ijker als U maar weet. dat dc minste er 60 gld. per week krijgt, dus wel een pensioen om er royaal van te kunnen leven. Ik kan den heer Zandvliet aanraden, eens zelf er op uit te trekken, om ook eens in aanmerking le mogen komen, om in die be-, wuste schuur ook pensioen le mogen'komen, halen. j U succes wenschend, verblijf ik. Uw Ed. dw. dnr., EEN WERKLOOZ& Leiden, 8 Mei 1923. Regeeringsjabilenm H. M. de Koningin, x Op voorstel van de sub-commissie voor de financiën heelt het Comité besloten, tot bestrijding der onkosten van het feest op £1 Augustus a.s. naast de 1.1. 5 Mei gehou-! den collecte een garantie-fonds in het leven le roepen, waartoe een beroep zal worden gedaan op dat deel der burgerij en die ver- eenigingen, waarvan men verwachten mag, dat zij het Comité in zijn werk gaarne zullen steunen. (Dij een eventueel voordeelig saldo zal dus procenlsgewijzc terugbetaling plaatst hebben.) Het Comité rekent op Uw aller medewer-. king elk bedrag, hoe klein ook, is welkom, en het hoopt en verwacht, dat door de bin nenkort aan le bieden inleekenlijslen een ffil het Engelsch van ADELINE SERGEANT. 83) Zij werd toen meegenomen, om in een warm bad gestopt te worden en nieuwe kleeren aan te krijgen, en Sydney mocht «ea kijkje nemen in andere kamers, in één waarvan een twaalftal vroolijke kleine meisjes thee dronken en waar, in andere, kleine bedjes met roode dekentjes op klei ne kleuters wachtten. Overal waren pla ten en speeègoed en bloemen. Het huis zag er uit als een thuis, niet als een officieel Weeshuis, volgens Sydney's opvatting. i.Ik wil graag terug komen," zei ze tofc Catherine, voordat zij afscheid nam. En Catherine antwoordde met een liefderij ken blik: ..Eief kind, kom zoo dikwijls als je lust hebt." Sydney moest mijnheer Ogilvies geleide aannemen tot waar haar tram voorbij kwam. En toen zij samen liepen, kon zij met laten to zeggen: >>Ik dacht niet, dat u mijn nicht zoo 6oed kende." Zij bemerkte, dat zijn geheele gezicht opklaarde, toen hij antwoordde. Voor de oersto maal viel het haar op, dat zijn ge acht ecnigsziiis geleek op dat van juf rouw Holdende lijnen van wang en kin, e mooie donkere oogen, zelfs de uitdruk- lnS er yan, waren merkwaardig gelijk. Maar Ogilvies haar was donker, en de ge lijkenis was zoo weinig, dat men misschien Sydney's kunstenaarsoog moest hebben, om ze te ontdekken. ,,Ik heb haar gekend sedert dat ik zeven jaar was", zei hij. ,,Ik heb alles aan haar te dankenalles wat ik in het leven waar deer." ,,Zoo?" ,,Ik was niet veel beter dan GErisje, toen zij m) voor het eerst zag, juffrouw Carl ton. Mijn bloedverwanten de menschen, bij wie ik in huis was hielden niet van me, en lieten me lange de straat loopen, zooveel ik maar- wilde. Zij waren uit den arbeidersstand." Sydney vond, dat hij er niet uitzag of sprak alsof hij tot den arbeidersstand be hoorde, maar zij durfde niets zeggen, en maakte maar een enkel geluid, dat haar sympathie moest uitdrukken en bedoelde, hem verder te laten spreken. Hij* gaf da delijk gevolg aan dezen vorm van aanmoe diging. Juffrouw Carlton, ik heb een gevoel, alsof ik u graag zou willen vertellen, hoe ik juffrouw Holden het eerst ontmoette, en toch misschien val ik u lastig." „Volstrekt niet, mijnbeer Ogilvie; ik wil het heel graag hooren." „Nu, het was juist op dezelfde manie*. Ik was een koppig kereltje, en ïiield van de straten, waartoe de zorgloosheid van die menschen me veroordeelde. Zoo jong als ik was, geraakte ik in slecht gezelschap Voordat ik acht .jaar oud was, stond ik voor de rechtbank, beschuldigd van dief stal aan een stalletje taiet een anderen jongen, die ouder was dan ik. Krijgt u daardoor een afkeer yan me? Ik verzekér u, dat ik onschuldig was; ofschoon ik, zonder juffrouw Holden, niet lang onschul dig zou geweest zijn. Maar u gelooft mo toch?" „Natuurlijk geloof ik u. En wat deed nicht Catherine?" „Zij was mijn voorspraak bij den rech ter. Zij zei, dat ik heel jong was en dat zij zeker wist, dat ik niet bepaald slecht was. Het was een bewijs van vertrouwen van haar kant, want ik weet zeker, dat ik er heel ondeugend uitzag." ,,0!" zei Sydney, verwijtend; toen lach te zij even, niet wetend, wat te zeggen. En Laurens lachte ook even, maar zenuw achtiger dan zij. „Nu ziet u, waarom ik er op gesteld was Chrisje naar jufrouw Holden to brengen, juffrouw Carlton. Ik heb het grootste me delijden met kinderen zooals zij zooals ik', zooals ik toen was.'2, „Juffrouw Holden nam mij weg van de menschen, die voor mij hadden moeten zorgen, en zond mij naar school. De heer Holden hielp mij ook. Ik heb aan hen bei den heel veel te danken. Maar ik ben bfij te kunnen zeggen, dat ik binnen enkele jaren een beurs op het gymnasium kreeg, waardoor de uitgaven voor mij minder wcr den, en dat ik mijn eigen kost verdiende, toen ik zestien jaar was. Toen gaf de heer Holden mij een plaats op do fabriek, en ik ben nu op zijn kantoor. Dat is mijn ge schiedenis, juffrouw Carlton, en u ziet er uit, dat ik reden heb juffrouw Holden dankbaar te zijn. Geen moeder kon meer voor mij gedaan hebben dan zij." De laatste woorden werden zachter gé? sproken. Sydney kwam zeer onder den in druk van de ernstige manlijkheid en ogem hartigheid van zijn woordenweinig jon ge menschen hadden zulk een verhaal van hun jeugd kunnen doen zonder te bluffen of er zich op te beroemen. Maar Laurens Ogilvie sprak met groot© kalmte, en er kenning, dat de Holdens aanspraak op zijn dankbaarheid hadden, hetgeen Sydney als iets merkwaardigs trof. „Ik ben u zeer dankbaar, dat u mij dit alles verteld heeft", zei ze eindelijk. „Ik begrijp mijn nicht er zooveel te beter door en en u ook", voegde zij er aarze lend bij Laurens keerde zich tot haar met een gezicht, dat als door een nieuwe vreugde verhelderd werd. „U heeft daar iets ge zegd, dat een groot verschil voor mij zal maken, juffrouw Carlton. Ik had mijzelf moeten beschuldigen van egoïsme, van ge brek aan inzicht, dat ik u van mijn jeugd vertelde, en wat goede vrienden voor mij gedaan hebbenmaar dat doe ik nu niet. Het is het heerlijkste in de wereld voor mij menschen te doen begrijpen, welk een hei lige zij is.2* Sydney rilde onwillekeurig even. Zij was er niet aan gewend, van heiligen to hooren. „Of wat een goede, ware, zachtmoedige vrouw zij is", zei Laurens, die cle rilling had opgemerkt, „als u die woorden beter naar den zin zijn. Juffrouw Carlton, ik was de meest echte, kleine heiden, die op aarde rondliep, toen zij mij voor de eerste maal hielp. Zij leerde mij, zij leidde mij, zij deed mij kennen wat liefdo is. Zij liet mij zes maanden bij haar blijven, voordat zij mij naar school zond, en later was ik in de yacanties altijd bij haart En zij was een engel van goedheid voor mij, toen* zooals zij het nu is." „Zij ziet er zoo zacht uit en alsof zij groot verdriet had gehad", zei Sydney zacht. „Ik geloof, dat zij groot verdriet heeft gehad. Ik weet niet, wat het was; ik wil het niet weten. Iets, dat haar gemaakt heeft tot wat zij nu is en misschien is geen leed een te grooten prijs daarvoor? Het heeft haar zoo lief, zoo sympathiek gemaakt. Juffrouw Carlton, zal u niet boos zijn, om wat ik nu ga zeggen?" „Zeker niet; wat is het?" ,,Het heeft mij zoo gespeten, dat dezo besmettelijke-ziekte-geschiedenis u van juf.» frouw Holden afgehouden heeft; omdat ik dacht, ik voelde, dat gij u hier in Fairford misschien eenzaam zoudb gevoelen, en dat zij u zou geholpen hebben. Als iemand m zorg of onrust, van welken aard ook, is, is zij degene, tot wie men gaat." „Dank u", zei Sydney, niet geheel ze-» ker, of zij dezen raad prettig vorid of niet, „maar ik ben niet bijzonder eenzaam. En ik heb geen verdriet. Behalve na-» tuurlijk En hier hield zij opzij praatte niet graag over haars vaders dood tegen Lau rens. Misschien was zij zich bewust, dat het voor haar niet het grootc verdriet ge weest was, dat het voor zooveel meisjes zou geweest zijnmaar was dat haat schuld „Natuurlijk, ik begrijp lieï. En u zal haar spoedig kc-nnoncn dan weten, dat et niemand zooals zij is." (Wordt vervolgdjj

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1923 | | pagina 5